A l l e r g i e Doelmatigheid van diagnostische tests bij allergie voor β-lactam-antibiotica en insuline Trefwoorden Samenvatting - geneesmiddelenallergie De diagnose geneesmiddelenallergie is op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek niet altijd - diagnostische test gemakkelijk te stellen. Om laboratoriumbepalingen en andere diagnostische tests goed te kunnen - sensitiviteit - specificiteit interpreteren is kennis omtrent de specificiteit, de sensitiviteit en de voorspellende waarde van - voorspellende waarde de betreffende test noodzakelijk. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de beschikbare testkarakteristieken van diverse diagnostische tests voor allergie voor penicilline en insuline. (Ned Tijdschr Allergie 2004;1:10-14) Auteurs W.M.C. Mulder M.M.H.M. Meinardi 10 Inleiding Zoals eerder in dit tijdschrift beschreven, wordt de diagnose geneesmiddelenallergie gesteld op basis van een nauwkeurig uitgevoerde anamnese, lichamelijk onderzoek en eventueel laboratoriumonderzoek en huidtests.1 De ultieme test, een orale provocatie (rechallenge), wordt vaak niet uitgevoerd uit vrees voor een hernieuwde (ernstige) reactie. In vitro onderzoeken naar het vermogen van lymfocyten of basofiele granulocyten om te reageren op geneesmiddelen(derivaten) kunnen een bijdrage leveren aan een meer veilige diagnostiek van geneesmiddelenallergie. Voor iedere diagnostische test geldt dat de klinische betekenis van een positieve of negatieve testuitslag bepaald wordt door de testkarakteristieken sensitiviteit, specificiteit en de positief en negatief voorspellende waarde (zie tabel 1, op pagina 11). Deze testkarakteristieken kunnen echter alleen bepaald worden met behulp van een referentietest die de diagnose met vrijwel 100% zekerheid kan stellen, zoals de orale provocatie. In het hier beschreven onderzoek is in de medische literatuur gezocht naar gegevens over de doelmatigheid van verschillende diagnostische methoden voor de diagnose van een allergische reactie op diverse geneesmiddelen. De meeste gegevens betreffen de diagnostiek van allergie voor β-lactam-antibiotica en insuline, mogelijk verband houdend met de hogere prevalentie. Zij worden in dit artikel besproken. In een volgend artikel zullen diagnostische tests voor allergie voor o.a. locale anaesthetica en corticosteroïden besproken worden. β-lactam-antibiotica F E B R U A R I - M A A R T 2 0 0 4 - N R . 1 Bepaling van specifiek IgE: RAST en CAP Specifiek IgE is betrouwbaar in het bloed aan te tonen vanaf zes weken na het optreden van de (mogelijk) type I allergische reactie. IgE gericht tegen penicilloyl, amoxilloyl en ampicilloyl antigenen kan in het bloed worden aangetoond door middel van een RadioAllergoSorbent Test (RAST) of de ImmunoCAP techniek. De technieken verschillen voornamelijk in de methode van detectie: radioactiviteit (RAST) of fluorescerende kleurstoffen (CAP). Bij 60-95% van de patiënten die een positieve huidtest op het penicilloyl-poly-L-lysine (PPL) hebben is met behulp van de RAST op penicilloyl specifiek IgE aantoonbaar.2 Onderzoek met een orale provocatie als gouden standaard is niet gepubliceerd. De CAP voor benzylpenicilloyl en amoxicilloyl heeft een lage sensitiviteit en een hoge specificiteit bij patiënten met een bewezen type I allergische reactie op benzylpenicilline en/of amoxicilline (zie tabel 2, op pagina 12).3 Orale provocatie met het betreffende antibioticum diende als gouden standaard. De positief voorspellende waarde van specifiek IgE voor benzylpenicilloyl of amoxicilloyl in deze studie is 95%. De negatief voorspellende waarde is echter slechts 59%. Dat betekent dat 41% van de mensen waarbij geen specifiek IgE tegen benzylpenicilloyl of amoxicilloyl werd aangetoond, alsnog klachten krijgt bij orale provocatie. Voor de individuele antigenen wordt in bovengenoemd onderzoek alleen de sensitiviteit (32% voor benzylpenicilloyl en 43% voor amoxicilloyl) vermeld, waardoor de voorspellende waarde voor de individuele antigenen niet bepaald kan worden. A l l e r g i e Testkarakteristieken met betrekking tot de diagnose geneesmiddelenallergie Tabel 1. Testkarakteristieken met Definitie betrekking tot de diagnose Sensitiviteit De kans dat de test positief is bij iemand die allergisch is voor het geneesmiddel (het aantal terecht-positieve testuitslagen als percentage van het totaal aantal allergische mensen) Specificiteit De kans dat de test negatief is bij iemand die niet allergisch is voor het geneesmiddel (het aantal terecht-negatieve testuitslagen als percentage van het aantal niet-allergische mensen) Positief voorspellende waarde De kans dat iemand met een positieve testuitslag ook daadwerkelijk allergisch is voor het geneesmiddel (het aantal terecht-positieve testuitslagen als percentage van het totale aantal positieve testuitslagen) Negatief voorspellende waarde De kans dat iemand met een negatieve testuitslag ook daadwerkelijk niet allergisch is voor het geneesmiddel (het aantal terecht-negatieve testuitslagen als percentage van het totale aantal negatieve testuitslagen) Intracutane huidtests Voor de diagnose van een type I allergische reactie op een β-lactam antibioticum zijn commerciële huidtests met penicilloyl-poly-L-lysine (PPL) en het ‘minor determinant mixture’ (MDM) verkrijgbaar. MDM bevat degradatieproducten van penicilline, in elk geval penicilloaat en penilloaat, en mogelijk ook penicilloylamine, penicilloyl-n-propylamine en benzylpenicilline.4 De kans op een allergische reactie na een negatieve huidtest varieert van 1-15% (negatief voorspellende waarde: 85-99%), deze reacties zijn vrijwel altijd mild van aard.5-7 Dit kan veroorzaakt worden doordat een allergie voor een specifieke zijketen van een aminopenicilline gemist wordt wanneer alleen intracutane huidtests met PPL en MDM worden uitgevoerd.8 Vaak betreft dit een type IV allergie die met behulp van epicutane huidtests met het betreffende antibioticum wordt aangetoond. Van de mensen met een positieve huidtest op PPL en/of MDM zal ongeveer 30% (variërend in de verschillende onderzoeken van 1-70%) bij hernieuwde blootstelling geen allergische reactie vertonen (positief voorspellende waarde: 70%).5 Epicutane huidtests Een type IV allergische reactie kan worden gediagnostiseerd met behulp van epicutane of intracutane huidtests die na 48 en 72 uur worden afgelezen. Romano et al. hebben beide huidtests met ampicilline en amoxicilline uitgevoerd bij 144 patiënten met een late (minimaal 1 uur na blootstelling) overgevoeligheidsreactie op een aminopenicilline.9 Het betrof 111 patiënten met een maculopapuleus exantheem, 22 met urticaria en/of angioedeem en 11 geneesmiddelenallergie andere huidafwijkingen. Tweeënzestig patiënten hadden een positieve reactie op de intracutane en/of de epicutane huidtests. Zevenenvijftig van de 111 patiënten (51%) met een maculopapuleuze rash hadden een positieve reactie op beide huidtests, 4 patiënten (4%) reageerden alleen op de intracutane test. Van de 79 patiënten met negatieve uitslagen van alle allergologische onderzoeken ondergingen 64 een orale provocatie. Vierenveertig van hen hadden een maculopapuleuze rash. Geen van hen en slechts 1 van de overige patiënten (met een lineaire IgA bulleuze dermatose) kreeg opnieuw een huidreactie. Omdat een orale provocatie bij patiënten met een positieve reactie op de huidtests niet is uitgevoerd, kan geen uitspraak gedaan worden over de voorspellende waarde, de sensitiviteit en de specificiteit. Barbaud et al. hebben bij 17 patiënten met huidafwijkingen passend bij een allergische reactie op amoxicilline, epicutane en intracutane huidtests verricht met een standaard verdunningsreeks in verschillende vehicula, om optimale penetratie door de huid te verkrijgen.10 Zo mogelijk werd een orale provocatie met de betreffende geneesmiddelen verricht. Deze 17 patiënten hadden diverse huidafwijkingen (8 patiënten met maculopapuleuze rash, 5 patiënten met urticaria en 4 patiënten met andere afwijkingen) waardoor de aantallen te klein zijn om uitspraken over testkarakteristieken per aandoening te doen. In vitro functieonderzoek van lymfocyten In vitro functieonderzoek van lymfocyten heeft als voordeel dat een patiënt geen potentieel risicovol onderzoek hoeft te ondergaan. De meeste onderzoeken zijn nog experimenteel, maar testkarakte- N e d e r l a n d s T i j d s c h r i f t v o o r A l l e r g i e 11 A l l e r g i e ristieken zijn soms beter onderzocht. Macrofaaginhibitietest In de macrofaaginhibitietest worden lymfocyten van een patiënt met een vermoede geneesmiddelenreactie geïncubeerd met het geneesmiddel en met macrofagen. Wanneer de lymfocyten geactiveerd raken, produceren zij cytokines die de migratie van macrofagen remmen. In twee studies is de waarde van de macrofaaginhibitietest onderzocht bij patiënten die een mogelijke geneesmiddelreactie op een β-lactam antibioticum hebben doorgemaakt.11,12 In geen van de onderzoeken werd echter een orale provocatie of andere confirmatietest uitgevoerd zodat sensitiviteit en specificiteit niet vastgesteld kunnen worden. Mediatorensecretie door basofiele granulocyten: histamine en cysteinylleukotriënen Deze test meet de hoeveelheid histamine die geproduceerd wordt wanneer basofiele granulocyten van een mogelijk allergische patiënt geïncubeerd worden met een concentratiereeks van een geneesmiddel waarop een allergische reactie vermoed wordt. De test is positief wanneer meer histamine geproduceerd wordt dan door basofiele granulocyten van niet-allergische controlepersonen. Demoly et al. onderzochten de waarde van deze techniek in 35 patiënten met een, door middel van orale provocatie bewezen, geneesmiddelenallergie. Twintig van deze patiënten had een bewezen allergie voor β-lactam antibiotica. Als controlepersonen werden 73 nietallergische personen gebruikt.13 De negatief voorspellende waarde was vooral hoog wanneer deze test werd toegepast bij patiënten met allergische ver- Testkarakteristieken van diverse diagnostische tests voor b-lactam-allergie Tabel 2. PPV: positief voorspellende waarde, NPV: negatief voorspellende waarde Diagnostische test Ref Aantal patiënten Sens RAST penicilloyl 5 niet vermeld, huidtests met benzylpenicilloyl als gouden standaard 60-95% CAP benzylpenicilloyl + amoxicilloyl 3 Intracutane test PPL + MDM 4 6 Ref: Referentie Sens: sensitiviteit Spec: specifiteit *): niet te beoordelen doordat een orale provocatie niet bij alle patiënten werd uitgevoerd. 7 Epicutane test aminopenicillines 9 10 PPV NPV 74, type I reactie benzylpenicilline en/of amoxicilline 50% 24 patiënten met een niet-type I allergische reactie op benzylpenicilline en/of amoxicilline 30 niet-allergische controles 96% 95% 59% review *) 5063 opeenvolgende patiënten *) 776 met anamnestisch verdenking penicillineallergie 4287 zonder anamnestische verdenking penicillineallergie; alleen patiënten met negatieve huidtests ondergingen orale provocatie 726 patiënten met anamnestisch verdenking *) penicillineallergie (NB slechts 9 patiënten met een positieve huidtest ondergingen orale provocatie) *) *) 70% 96-99% 85-98% *) 22% (NB n=9) 99% 111 patiënten met maculopapuleuze rash na *) aminopenicilline 33 patiënten met andere huidreacties na aminopenicilline 17 patiënten met diverse allergische reacties op *) amoxicilline *) *) 100% *) *) *) patiënten met doorgemaakte reactie op ampicilline (n=170) of cloxacilline (n=40), niet-allergische controles (n=30). Geen gouden standaard *) *) *) *) 13 20 β-lactam-allergie, 45 niet-allergische controles 16 β-lactam-allergie, 37 niet-allergische controles 60% 69% 62% 62% 42% 45% 78% 95% Cysteinyl14 leukotriënenrelease 30 patiënten met bewezen type I allergie β-lactam antibioticum 33 controles 43% 79% 65% 60% MIF test Histaminerelease 12 Spec F E B R U A R I - M A A R T 2 0 0 4 - N R . 1 A l l e r g i e AANWIJZINGEN VOOR DE PRAKTIJK 1. Zelfs van de best gedocumenteerde diagnostische tests voor het vaststellen van een allergie voor een β-lactam-antibioticum, zijn maar beperkt gegevens voorhanden met betrekking tot de testkarakteristieken omdat een orale provocatie meestal achterwege gelaten wordt. 2. Testkarakteristieken van intracutane tests met diverse bestanddelen van insulinepreparaten ontbreken in de literatuur, daar deze test alleen wordt uitgevoerd om minder allergene insulinepreparaten te identificeren. 3. Voor het betrouwbaar vaststellen van de sensitiviteit, de specificiteit en de voorspellende waarde van een diagnostische test voor geneesmiddelenallergie is het wenselijk dat grotere series patiënten op eenzelfde, goed gedocumenteerde wijze onderzocht worden en dat zowel bij een positieve als een negatieve uitslag een orale provocatie wordt uitgevoerd. schijnselen binnen 72 uur na toediening (zie tabel 2, op pagina 12). Deze test kan dus waarde hebben om een allergie voor β-lactam-antibiotica uit te sluiten. Dezelfde onderzoeksgroep onderzocht de waarde van de in vitro productie van cysteinylleukotriënen na stimulatie met een relevant allergeen. De test werd gedaan in 30 patiënten met een bewezen type I allergische reactie op een β-lactam-antibioticum en 33 niet-allergische controlepersonen.14 De diagnose allergie werd gebaseerd op positieve huidtests met PPL, MDM of het betreffende antibioticum of positieve dubbelblinde placebo-gecontroleerde challenge. De testkarakteristieken staan vermeld in tabel 2. Voor het vaststellen van een allergie voor een β-lactam-antibioticum presteert deze in vitro test niet beter dan histaminerelease, RAST of huidtests. Proliferatietests: lymfocytentransformatietest en cytokineproductie door lymfocyten Gesensibiliseerde lymfocyten prolifereren wanneer ze opnieuw met het betreffende antigeen in aanraking komen. Een proliferatie-index groter dan twee wordt als aanwijzing voor specifiek geïnduceerde proliferatie beschouwd. Het is belangrijk dat geneesmiddelen in verschillende concentraties worden getest, aangezien sommige geneesmiddelen in hoge concentraties toxisch zijn voor lymfocyten.15 Specifieke lymfocytenproliferatie kan worden aangetoond bij een bewezen allergie voor een β-lactam antibiotium.16,17 Onderzoeken naar de karakteristieken van de lymfocytentransformatietest (LTT) als diagnostische test ontbreken echter. Als variatie op de LTT kan ook productie van cytokines worden gemeten. Productie van IFNγ en/of IL4 is beschreven in reactie op stimulatie met een geneesmiddel.16,18 Grotere series waaruit testkarakteristieken van dit LTT voor de diagnostiek van een aller- gie voor β-lactam antibiotica gedestilleerd kunnen worden zijn echter nog niet beschreven. Insuline Een allergie voor insuline kan zich uiten als een type I, III of IV reactie volgens de indeling van Gell en Coombs. Meestal gaat het om reacties op de plaats van de subcutane insulinetoediening. De prevalentie hiervan is echter door het toenemende gebruik van recombinant humane insulines afgenomen van 50% tot ongeveer 2%.19 Ook gegeneraliseerde IgE-gemediëerde reacties kunnen optreden. Lage titers insuline-specifiek IgE komen voor bij ongeveer een kwart van de patiënten die met humaaninsuline behandeld worden. De positief voorspellende waarde hiervan is dus laag.20 Bij patiënten met systemische reacties op runderinsuline zijn hogere titers insuline-specifiek IgE en IgG vastgesteld dan bij patiënten met alleen lokale reacties. Deze hadden weer hogere titers dan patiënten zonder klachten.21 Testkarakteristieken kunnen op deze data echter niet berekend worden. Een testset met verschillende insulines, conserveringsmiddelen en hulpstoffen is beschikbaar om intracutane huidtests te verrichten. Ook type III en type IV reacties kunnen met behulp van intracutane huidtests gediagnostiseerd worden. In de praktijk wordt de intracutane huidtest gebruikt om díe bestanddelen te identificeren waartegen geen allergische reactie bestaat.22 Onderzoeken waarin de testkarakteristieken van deze huidtests beschreven worden hebben wij noch in de literatuur, noch bij de firma, kunnen traceren. Conclusie Goede gegevens over de testkarakteristieken van diagnostische tests voor allergie voor β-lactam-antibiotica en insuline zijn schaars doordat orale provo- N e d e r l a n d s T i j d s c h r i f t v o o r A l l e r g i e 13 A l l e r g i e catie meestal niet wordt uitgevoerd. De voorspellende waarde van een positieve of negatieve testuitslag wordt bovendien mede bepaald door de prevalentie van de aandoening waarop getest wordt in de populatie waartoe de patiënt behoort. Aangezien de hierboven beschreven onderzoeken veelal zijn verricht in klinieken die zich gespecialiseerd hebben in de diagnostiek van geneesmiddelenallergie, zal de positief voorspellende waarde in de betreffende onderzoeken relatief hoog zijn. Het ontbreken van goede gegevens over testkarakteristieken van diagnostische tests voor een allergische reactie op β-lactam-antibiotica of insuline onderstreept het belang van een goede documentatie. Zowel de uitvoering van het diagnostisch onderzoek (concentraties van geneesmiddelen, vehiculae, testmedia, et cetera) als de uitkomsten van allergologisch onderzoek bij grotere series patiënten, gecombineerd met de uitkomst van een eventuele orale provocatie dient gedocumenteerd te worden. Referenties 1. Mulder WMC, Meinardi MMHM. Diagnostiek van geneesmiddelenallergie. Ned Tijdschr Allergie 2002;2:91-7. 2. Kraft D, Roth A, Mischer P, Pichler H, Ebner H. Specific and total serum IgE measurements in the diagnosis of penicilline allergy. A long-term follow-up study. Clin Allergy 1977;7:21-8. 3. Blanca M, Mayorga C, Torres MJ, Reche M, Moya MC, Rodriguez JL, et al. Clinical evaluation of Pharmacia CAP System™ RAST FEIA amoxicilloyl and benzylpenicilloyl in patients with penicillin allergy. Allergy 2001;56:862-70. 4. Van den Bemt PMLA, Roovers MHWM, Vreede RW. Anamnese belangrijk, niet beslissend. Penicilline-allergie: to be or not to be. Pharm Weekbl 1998;133:1183-92. 5. Weiss ME, Adkinson NF. Immediate hypersensitivity reactions to penicillin and related antibiotics. Clin Allergy 1988;18:515-40. 6. Gadde J, Spence M, Wheeler B, Adkinson jr NF. Clinical experience with penicillin skin testing in a large inner-city STD clinic. JAMA 1993;270:2456-63. 7. Sogn DD, Evans III R, Shepherd GM, Casale TB, Condemi J, Graanberger PA, et al. Results of the National Institute of Allergy and Infectious Diseases collaborative clinical trial to test the predictive value of skin testing with major and minor penicillin derivatives in hospitalized adults. Arch Inter Med 1992;152:1025-32. 8. Romano A, Quaratino D, Papa F, Di Fonso M, Venuti A. Aminopenicilline allergy. Arch Dis Childhood 1997;76:513-7. 9. Romano A, Quaratino D, Di Fonso M, Papa G, Venuti A, Gasbarrini G. A diagnostic protocol for evaluating nonimmediate reactions to aminopenicillins. J Allergy Clin Immunol 1999;103:1186-90. 10. Barbaud A, Reichert-Penetrat S, Tréchot P, Jacquin-Petit MA, Ehlinger A, Noierez V, et al. The use of skin testing in the investigation of cutaneous adverse drug reactions. Br J 14 F E B R U A R I - M A A R T 2 0 0 4 - N R . 1 Dermatol 1998;139:49-58. 11. Livni E, Halevy S, Stahl B, Joshua H. The appearance of macrophage migration-inhibition factor in drug reactions. J Allergy Clin Immunol 1987;80:843-9. 12. Halevy S, Grunwald MH, Sandbank M, Buimovice B, Joshua H, Livni E. Macrophage migration inhibition factor (MIF) in drug eruption. Arch Dermatol 1990;126:48-51. 13. Demoly P, Lebel B, Messaad D, Sahla H, Rongier M, Daurès JP, et al. Predictive capacity of histamine release for the diagnosis of drug allergy. Allergy 1999;54:500-6. 14. Lebel B, Messaad D, Kvedariene V, Rongier M, Bousquet J, Demoly P. Cysteinyl-leukotriene release test (CAST) in the diagnosis of immediate drug reactions. Allergy 2001;56:688-92. 15. Dobozy A, Hunyadi J, Kenderessy AS. Der LymphozytenTransformations-Test bei Arzneimittelallergien. Z. Hautkr. 1976;51:361-6. 16. Padovan E, von Greyerz S, Pichler WJ, Weltzien HU. Antigen-dependent and -independent IFN-γ modulation by penicillins. J Immunol 1999;162:1171-7. 17. Brander C, Mauri-Hellweg D, Bettens F, Rolli H, Goldman M, Pichler WJ. Heterogeneous T cell responses to β-lactammodified self-structures are observed in penicilline-allergic individuals. J Immunol 1995;155:2670-8. 18. Halevy S, Cohen A, Livni E. The diagnostic role of the in vitro drug-induced interferon-γ release test in StevensJohnson syndrome. Int J Dermatol 1999;38:835-40. 19. Fineberg SE, Anderson Jr, JH. Complications of insulin therapy. In: Alberti KGMM, Zimmet P, DeFronzo RA, Keen H Eds. International Textbook of Diabetes Mellitus. John Willey & Sons Ltd. 1997;955-63. 20. Velcovsky HG, Federlin K. Unverträglichkeitsreaktionen gegenüber Insulin, Humaninsulin, bei Diabetikern. Allergologie 1987;10:287-96. 21. DeShazo RD, Boehm TM, Kumar D, Galloway JA, Dvorak HF. Dermal hypersensitivity reactions to insulin: correlations of three patterns to their histopathology. J Allergy Clin Imunol 1982;69:229-37. 22. DeSwarte RD, Patterson R. Drug allergy. In: Patterson R, Carroll Grammer L, Greenberger PA eds. Allergic Diseases. Lippincott-Raven Publishers, Philadelphia 1997, p 317-412. .. Correspondentieadres auteurs: Mw. dr. W.M.C. Mulder, arts1 Dr. M.M.H.M. Meinardi, dermatoloog2 Academisch Medisch Centrum Postbus 22660 1100 DD Amsterdam Tel: 020-5667048 / Fax: 020-6965976 E-mail: [email protected] Belangenconflict: geen gemeld Financiële vergoeding: geen gemeld 1 2 afdeling Farmacologie & Farmacotherapie afdeling Dermatologie