Een moment voor mondmicroben

advertisement
Bijzonder onderwerp
A.J. van Winkelhoff
Van Winkelhoff: Inaugurele rede
Een moment voor mondmicroben
Samenvatting van de inaugurele rede uitgesproken door A.J. van Winkelhoff bij het aanvaarden van
het ambt van hoogleraar in de Orale Microbiologie aan het Academisch Centrum Tandheelkunde
Amsterdam op vrijdag 12 maart 2004.
WINKELHOFF AJ VAN. Een moment voor mondmicroben. Ned Tijdschr Tandheelkd 2004; 104: 198.
Prof. dr. A.J. van Winkelhoff
198
De mond is het begin van het spijsverteringskanaal en de
luchtweg, het is de plaats waar zich het smaakzintuig
bevindt, we spreken ermee en last but not least we kussen
ermee. De tanden en kiezen gebruiken we om te bijten en
te kauwen, maar ze spelen ook een rol bij het spreken en
de vorming van het gelaat. Bij elkaar genomen genoeg
redenen om dit deel van het lichaam gezond te houden.
De orale microbiologie ontleent haar bestaansrecht
als vakgebied aan het feit dat een aanzienlijk deel van
de tandheelkundige handelingen zijn gericht op het
voorkomen en behandelen van bacteriële aandoeningen en het herstellen van de schade die deze aandoeningen hebben veroorzaakt. Door versleping van pathogene orale bacteriën kan een infectie elders in het
lichaam ontstaan. Kennis van de orale microbiologie
kan dan een welkome aanvulling zijn op die van de
medische microbiologie.
In de mond kunnen zich allerlei infecties voordoen.
Deze ontstaan als het evenwicht tussen het lichaam en de
bacteriën wordt verstoord of als bacteriën op plaatsen
terechtkomen waar ze niet thuishoren, bijvoorbeeld in
het binnenste van een gebitselement. Het onderzoek van
de vakgroep Orale Microbiologie heeft voor een belangrijk deel betrekking op de studie van orale micro-organismen vooral, maar niet uitsluitend, in relatie tot hun rol in
ziekmakende processen.
Parodontitis is in de meeste gevallen een chronische
aandoening en dit maakt wetenschappelijk onderzoek
van deze aandoening niet gemakkelijk. Tevens is het
een multifactoriële ziekte; dit houdt in dat meerdere
factoren een rol spelen en dat het ontstaan en verloop
niet zijn te verklaren door één factor alleen. Bij ongeveer 25% van de volwassenen ontstaat parodontitis, dit
treft dus enkele miljoenen Nederlanders.
Onderzoek naar de bacteriologische component van
parodontitis wordt verricht door bestudering van verdachte paropathogene bacteriën, door klinisch-microbiologisch onderzoek en door de bacteriologische samenstelling van de subgingivale plaque te bestuderen voor en na
een parodontale behandeling en de resultaten in verband
te brengen met de nog aanwezige bacteriën. Enorme vooruitgang werd geboekt toen bleek dat enkele bacteriesoorten zeer moeilijk met de conventionele behandelmethode kunnen worden verwijderd uit de parodontale pockets. Dit betreft onder andere de bacterie met de welluidende naam van Actinobacillus actinomycetemcomitans.
In samenwerking met diverse parodontologen werd
gezocht naar een effectieve antibioticumtherapie. De
oplossing werd gevonden in een combinatie van metronidazol en amoxicilline. Mede door het wetenschappelijk
onderzoek van Pavičić en Winkel werd een wetenschappelijke basis gelegd voor het gericht gebruik van systemische antimicrobiële middelen. Door de klinische microbiologie heeft ook het wetenschappelijk onderzoek op
het gebied van de parodontale microbiologie en het
gebruik van antibiotica binnen de vakgroep Orale Microbiologie een sterke stimulans gekregen. Zo lopen op de
laboratoria de wetenschap en de toepassing van de bevindingen hand in hand. Tegelijkertijd is er ook een snelle
terugkoppeling vanuit de praktijk naar het laboratorium.
Er werd verondersteld dat twee bacteriesoorten, A.
actinomycetemcomitans en Porphyromonas gingivalis,
mogelijk geen deel uitmaken van de microflora van een
gezond parodontium. Recent Amerikaans en Amsterdams onderzoek heeft aangetoond dat deze zienswijze
juist is. Wanneer eliminatie van beide pathogenen noodzakelijk is, is de conventionele werkwijze wellicht niet
voor alle patiënten de optimale behandeling. Bacteriën
zijn essentieel voor de ontwikkeling van parodontitis,
maar op zich zelf genomen zijn ze niet voldoende om de
aandoening te verklaren. Er valt niet aan te ontkomen om
de afweerfactoren van de gastheer te betrekken in het
model.
Dr. Laine van de afdeling Orale Microbiologie heeft
een associatie gevonden tussen bepaalde interleukine
1-genotypen en de samenstelling van de subgingivale
microflora bij ernstige parodontitis. Het lijkt er inderdaad op dat noch de microbiologische noch de gastheercomponent alleen de ziekte verklaart, maar dat het
ontstaan van parodontitis moet worden verklaard door
de interactie tussen microben en gastheer.
Fundamenteel onderzoek van orale bacteriën blijft
een aandachtspunt. Daarnaast zullen in de nabije toekomst ook virussen onderdeel gaan uitmaken van het
onderzoek van de afdeling. De groeiende samenwerking
met de universiteit van Groningen is zeer welkom en
hopelijk wordt het parodontologisch onderzoek onder
leiding van professor Abbas verder uitgebreid. Het streven is de microbiologische diagnostiek van orale infecties
verder te verbeteren en dit te blijven aanbieden aan de
tandheelkundige professie in Nederland. Met het voortdurend ontwikkelen van de tandheelkunde dient ook de
orale microbiologie mee te groeien. Een recent voorbeeld
hiervan is de orale implantologie. Bacteriële infecties
rond orale implantaten zijn relatief nieuw en de diagnostiek en de behandeling van deze aandoening vragen
wetenschappelijk onderzoek, zowel in het laboratorium
als in de praktijk. De afdeling zal zich ook hiervoor blijven inzetten.
Ned Tijdschr Tandheelkd 111 (2004) mei
Download