Catacomben Catacomben zijn onderaardse christelijke begraafplaatsen. Het woord catacombe komt uit het Grieks (uitholling) en slaat op het laaggelegen terrein bij de Via Appia, waar de bekendste Calixtuscatacombe lag. In het keizerlijke Rome werden doden gecremeerd, maar christenen wilden zich na hun dood laten begraven. Dat kon in catacomben (die de Etrusken en Latijnen al kenden) en zo werden catacomben bij uitstek christelijke begraafplaatsen. Volgens de Romeinen waren begrafenisbijeenkomsten geoorloofd en daar maakten de christenen gebruik van. Christenen hebben in die tijd van vervolgingen nooit hun toevlucht gezocht in de catacomben en hebben er geen diensten gehouden, hoogstens begrafenisdiensten. In heuvelachtig land werden grotten in de heuvels als catacomben gebruikt, maar in vlak land hebben de zg. veldcatacomben een ongeveer 6m diepe schacht, die naar een netwerk van gangen (galerijen) leidt. In hard gesteente konden grafkamers (cubicula) worden uitgehouwen; in zachte bodem konden slechts smalle gangetjes worden aangelegd. Luchtschachten zorgden voor luchtverversing en licht. Graven werden in de muur uitgehouwen of in de bodem gemaakt. Er zijn verschillende wandgraven: 1. Het vakgraf (loculus): een rechthoekige nis, waar een dode net, parallel aan de galerijrichting, in gelegd kon worden. 2. Het gewelftroggraf (arcosolium): in een in de wand uitgehouwen boogvormige nis was het graf, waarin een sarcofaag gelegd kon worden, verzonken. Voor het arcosolium stond ook nog een hekje. 3. Schuifgraf, waar de dode ingeschoven kon worden. De graven werden met een marmeren of lemen plaat afgesloten. Op de plaat stonden inscripties. Als een galerij vol was, werd de bodem verlaagd en de aldus verkregen nieuwe wand ook gebruikt, of men zocht 5 meter dieper en maakte een nieuwe verdieping galerijen. Bij Rome zijn voornamelijk veldcatacomben met galerijbouw. Er zijn daar meer dan 50 catacomben, met een gezamenlijke galerijenlengte van 900 tot 1200 km. In de Romeinse catacomben zijn 5 tot 6 miljoen doden begraven. In de antieke tijd werden doden zorgvuldig behandeld, daarom verbood keizer Valerius in 258 het betreden van catacomben. In 308 sloot en conserveerde keizer Diocletianus de catacomben. Een veelvuldig gebruikt symbool in de catacomben is de vis. In het Grieks: ΙΧΘΥΣ (ιχθυσ). Deze beginletters staan voor Iesous CHristos THeou Uios Soter. En dat betekent: Jezus Christus, Zoon van God, Redder.