Opdracht 1: Over de dood 1 2 Opdracht 1: Graven en begraven 3 4 Opdracht 2: Grafstemming 5 6 Opdracht 3: In het dodenrijk 7 8 (Kunst)beschouwing tl3 Opdrachten bij: Als de dood voor de dood? Opdracht 1 Een begrafenis is een verdrietige aangelegenheid. Toch worden er over de dood ook grappen gemaakt. Dat kan een manier zijn om verdriet te verwerken. Cartoon 1 en 2 zijn daar voorbeelden van. > Leg de grap van allebei de cartoons uit. En maak er daarna zelf twee. Eentje in zwart-wit zonder tekst en een met tekst in kleur. Op A5-formaat en leg de grappen uit. Een begrafenis is graven en begraven. Op plaatje 3 en 4 wordt dat anders beleefd. > Wat is het verschil in (be)graven tussen het ene en het andere plaatje? Noem drie aspecten van de voorstelling (wat je ziet) die tussen de plaatjes verschillend zijn. Opdracht 2 Als iemand net dood is, voelt de wereld anders. Er is sprake van een grafstemming. Op plaatje 5 en 6 zie je kerkhoven. > Verander het enge kerkhof in een vredig kerkhof. Doe dat bij het vredige kerkhof andersom. Verander dus de negatieve sfeer in positief en andersom. Doe dat beide keren op A5-formaat. In kleur (+) en in zwart-wit (-). In materialen naar keuze. > Leg je veranderingen in woorden uit. Vertel wat je aan de voorstelling (wat) en de vormgeving (hoe) hebt veranderd. Opdracht 3 Lang geleden werden machthebbers in China en Egypte niet alleen begraven. Voor in het dodenrijk ging er vaak een leger mee. Eerst van doodgemaakte mensen, later kunstig met de hand nagemaakt. Op plaatje 7 en 8 zie je delen van zulke legers. > Aan wat is te zien welk leger Chinees en Egyptisch is? Noem per leger twee dingen. Maak één van onderstaande opdrachten: > Geef op twee A4-kantjes informatie over het graf van de Chinese keizer Qin Shi Huangdi. Maak daarbij drie tekeningen van het terracottaleger. > Geef op twee A4-kantjes informatie over het graf van de Egyptische farao Toetanchamon. Teken daarbij Toet als mummie, zijn sarcofaag en dodenmasker. Als je je werk inlevert heb je jezelf al beoordeeld. Een cijfer voor ... 1. Uitbeelden van onderwerpen, opdracht 1, 2, 3. 2. Inbeelden van voorbeelden, opdracht 1, 2, 3. 3. Creatief denken in woord en met beeld, opdracht 1, 2, 3. Gedeeld door 3 heb je dan een voorlopig eindcijfer. Dat wordt definitief als ik hetzelfde heb gedaan.