faq website

advertisement
ONDERHOUDSPLICHT BIJ OPNAME RUSTHUIS :
EEN AANTAL VEEL GESTELDE VRAGEN EN POGING TOT
ANTWOORD
Nathalie Debast, 26 februari ’06
Waar vinden we de wettelijke regeling terug?
De basis voor de terugvordering op onderhoudsplichtigen door het OCMW vindt u in art. 98, §§ 2 en 3
van de Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn. In
uitvoering van artikel 100bis, §1 van dezelfde wet werd het KB van 9 mei 1984 genomen ((BS 24 mei
1984, Inforumnr 117246). Dit KB werd op een aantal punten gewijzigd, laatst bij KB van 3 september
2004 (BS 27 september 2004, Inforumnr 197103). Er verscheen ook een ministeriële omzendbrief dd. 4
november 2004 (Inforumnr 198000).
Moet het OCMW verplicht terugvorderen van onderhoudsplichtige kinderen?
Principe
Het principe blijft dat het OCMW verplicht terugvordert van onderhoudsplichtige kinderen in de eerste
graad, zodra zij over een bepaald minimuminkomen beschikken. In een verdere graad is terugvordering
niet verplicht.
Afwijking mogelijk
- In ieder geval afzonderlijk kan het OCMW van de verplichte terugvordering afwijken op grond van
billijkheid. De billijkheidsredenen staan nergens beschreven, dit dient geval per geval te worden bekeken
en dient in de beslissing uitdrukkelijk te worden gemotiveerd. Voorbeelden zijn een hoge schuldenlast,
hoge medische kosten, verwaarlozing van het kind door de opgenomen ouder,…
Het OCMW zal dan ook een sociaal onderzoek doen om na te gaan welke impact de terugvordering
heeft. Alleen wanneer uit het dossier van de bejaarde zelf blijkt dat er redenen van billijkheid zijn of dat
de kosten van terugvordering niet opwegen tegen het te verwachten resultaat, moet het OCMW geen
sociaal onderzoek doen.
- Het OCMW kan ook in het algemeen afzien van terugvordering van de kinderen van de steun gegeven
aan personen opgenomen in bejaardeninstellingen. Dit kan echter enkel met de goedkeuring van het
gemeentebestuur. Omwille van de financiële implicaties die zo’n algemene afwijking heeft, dient het
gemeentebestuur zijn fiat te geven. Wanneer het algemeen afzien van de terugvorderingplicht voor het
OCMW leidt tot een budgetwijziging, dient het punt ook op het overlegcomité te worden behandeld (art.
26bis, §1, 7° OCMW-wet), anders volstaat het akkoord van de gemeente en de beslissing van de
OCMW-raad.
Is het OCMW dat terugvordert verplicht de terugvorderingschaal toe te passen uit de
ministeriële omzendbrief van 4 november 2004 of kan het OCMW zijn eigen schaal blijven
toepassen als de bedragen onder de schaal van de minister liggen?
Doel van de uniforme terugvorderingschaal is inderdaad dat ze door alle OCMW’s op dezelfde manier
wordt toegepast. Enkel dan zullen gelijke situaties immers op gelijke wijze behandeld worden.
De wet stelt dan ook dat het OCMW deze schaal van tussenkomsten volgt. Het is dus NIET zo dat de
schaal enkel maximumbedragen bevat en dat het OCMW de eigen schaal kan blijven toepassen als de
bedragen daarin lager liggen dan de bedragen uit de nieuwe schaal van de minister.
317541901 - LABP - 20 januari 2005 - 1/5
Ook een algemene afwijking van de schaal is niet mogelijk. Net als vroeger laat de wet wel toe dat het
OCMW in een individueel geval afwijkt van het bedrag dat op basis van de schaal zou moeten worden
betaald (bijvoorbeeld omwille van schuldoverlast, hoge medische kosten…). Het OCMW moet dan een
individuele beslissing nemen en moet de redenen voor zo’n afwijking uitdrukkelijk in de beslissing
opnemen. Hoewel de omzendbrief stelt dat de schaal maximumbedragen vooropstelt, staat dit nergens
in de wet of het KB, zodat we durven stellen dat een afwijking zowel naar boven als naar beneden kan
zijn. Zoals gezegd is het wel de bedoeling dat afwijkingen minimaal blijven, doelstelling blijft immers
meer uniformiteit te bekomen.
Sowieso moet elke individuele beslissing tot het bepalen van de tussenkomst van een
onderhoudsplichtige goed gemotiveerd zijn en de elementen bevatten op grond waarvan het bedrag van
de terugvordering werd vastgesteld.
Hoewel juridisch mogelijk zou zo’n afwijking minimaal mogen plaatsvinden, dit om een zo groot mogelijke
uniformiteit te bereiken.
Hoeveel moet het inkomen van de kinderen bedragen om te kunnen terugvorderen?
Het jaarlijks netto-belastbaar inkomen van het kind moet minstens 18418, 59 € (basisbedrag16.681,99 €)
bedragen, verhoogd met 2578,60 €(basisbedrag 2335,48 €) voor elke persoon ten laste.
Wat moet worden verstaan onder netto-belastbaar inkomen?
Volgens de ministeriële omzendbrief is dit het bruto-inkomen, verminderd met de sociale
zekerheidsbijdragen en de bedrijfslasten. Bedrijfsvoorheffing zou volgens onze eerste contacten met de
POD Maatschappelijke Integratie geen onderdeel zijn van de bedrijfslasten. Omdat deze terminologie
voor de OCMW’s niet duidelijk is, wordt hierover verduidelijking gevraagd aan de POD Maatschappelijke
Integratie en het kabinet van minister Dupont. Zodra we die hebben, vindt u meer info hier.
Het OCMW baseert zich alleszins best op het aanslagbiljet van het voorlaatste kalenderjaar voorafgaand
aan het jaar waarin over de uitoefening wordt beslist (in 2004 beslissen betekent dus kijken naar
inkomsten 2002).
Een persoon ten laste is elk kind voor wie de onderhoudsplichtige wat betreft de kinderbijslag, de
hoedanigheid van bijslagtrekkende bezit, of iedere persoon die fiscaal ten laste is van de
onderhoudsplichtige. De POD Maatschappelijke Integratie meldt ons dat met "iedere persoon die fiscaal
ten laste is van de onderhoudsplichtige" die personen worden bedoeld die volgens de
belastingwetgeving ten laste zijn van de onderhoudsplichtige. Het gaat dus om die personen vermeld in
artikel 136 van het Wetboek van Inkomstenbelasting van 1992. De echtgenoot of de samenwonende
partner kunnen overeenkomstig dit wetsartikel niet als persoon ten laste worden beschouwd. Aangezien
wordt verwezen naar de fiscaliteit, dient het OCMW zich voor de bepaling van het aantal personen ten
laste te baseren op het aantal waarmee rekening werd gehouden voor de berekening van de
belastingen.
Op de website van de belastingen (http://fiscus.fgov.be/interfaoifnl/Vragen/ipp/ipp3.htm) vinden we
volgende uitleg terug:
Wie kan ten laste worden genomen en onder welke voorwaarden?
De volgende personen kunnen door de belastingplichtige ten laste worden genomen:
zijn kinderen, geadopteerde kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen;
de kinderen die hij volledig of hoofdzakelijk ten laste heeft;
Voorbeeld: kinderen van wie de ouders uit het ouderlijke gezag ontzet zijn
zijn ouders, grootouders, enz.;
zijn broers en zusters;
de personen die hem als kind volledig of hoofdzakelijk ten laste hebben gehad.
De echtgenoot of de samenwonende partner mogen nooit als persoon ten laste worden beschouwd.
317541901 - LABP - 20 januari 2005 - /5
2
Het bedrag dat wordt teruggevorderd mag nooit groter zijn dan het bedrag dat de inkomstengrens te
boven gaat.
Mogelijke correcties
- Stel: het OCMW stelt vast dat het huidige inkomen in erge mate verschilt (omhoog of omlaag) van wat
uit het aanslagbiljet blijkt, dan baseert het OCMW zich op de huidige inkomsten. Bedoeling is immers dat
de bijdrage wordt vastgesteld op basis van de draagkracht van de onderhoudsplichtige. Het OCMW
oordeelt autonoom wat het verstaat onder ‘in erge mate verschillen’.
- Stel dat blijkt dat het patrimonium van de begunstigde zonder enige aanvaardbare uitleg gedurende de
laatste vijf jaar vóór de aanvang van de dienstverlening in belangrijke mate is verminderd, kan het
OCMW een gedeelte van de kosten voor opname of huisvesting terugvorderen van de
onderhoudsplichtigen van de begunstigde die niet over bovenvermelde inkomsten beschikt. Het komt het
OCMW toe om te bepalen wat moet worden verstaan onder een belangrijke vermindering van het
patrimonium.
- Stel: de onderhoudsplichtigen beschikt niet over 18 418,59 €, maar heeft wel een of meerdere
onroerende goederen in volle eigendom of vruchtgebruik waarvan het globaal niet-geïndexeerde
kadastraal inkomen gelijk is aan of hoger is dan 2.000 EUR. Dan vermenigvuldigt het OCMW het globaal
KI met factor 3. Dit bedrag wordt bij het netto belastbaar inkomen gerekend en indien de inkomensgrens
van 18418,59 € wordt bereikt, kan het OCMW terugvorderen.
Let wel, het KI
- van onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen die voor eigen beroepsdoeleinden
worden aangewend mogen niet meegerekend worden.
- wordt wanneer het aantal personen ten laste drie of meer bedraagt, vooraf gedeeld door de coëfficiënt
1,1 verhoogd met 0,1 voor elke persoon ten laste boven de derde, doch met maximum 1,8.
- van de goederen waarvan de onderhoudsplichtige eigenaar of vruchtgebruiker in onverdeeldheid is,
wordt vermenigvuldigd met de breuk die de belangrijkheid uitdrukt van de rechten, in volle eigendom of
in vruchtgebruik, van de betrokkene op deze goederen, vooraleer de correctie wordt toegepast.
Mogen we nu altijd rekening houden met het KI van de onroerende goederen van de
kinderen?
Neen! Enkel wanneer de inkomensgrens voor terugvordering niet wordt bereikt, kan bovenstaande
correctie worden toegepast, in de andere gevallen baseert het OCMW zich in principe enkel op het netto
belastbaar inkomen.
De wet laat wel toe dat men in uitzonderlijke gevallen van het bedrag uit de schaal afwijkt. Stel dus dat
het OCMW te weten komt dat de onderhoudsplichtige toch over een groot patrimonium beschikt hoewel
de inkomsten relatief klein zijn, dan zou het OCMW het bedrag wel naar boven kunnen aanpassen (dit in
tegenstelling tot de vermelding in de ministeriële omzendbrief dd. 4 november dat het om
maximumbedragen zou gaan.). Het OCMW kan zo’n afwijking wel enkel nemen in een individueel geval
en moet dit uitdrukkelijk motiveren in de beslissing.
Geldt de regeling van het kindsdeel nog?
Ja, daaraan werd niets gewijzigd. Als er meerdere onderhoudsplichtige broers of zussen zijn, zal men
het terug te vorderen bedrag moeten delen door het aantal broers of zussen. Dit is het kindsdeel. Daar
moet dan wel nog de terugvorderingschaal op worden toegepast. Omdat de onderhoudsschuld een
persoonlijke schuld is, wordt voor de bepaling van het kindsdeel geen rekening gehouden met
vooroverleden kinderen.
Met welke inkomsten kunnen we rekening houden bij gehuwden en samenwonenden?
317541901 - LABP - 20 januari 2005 - /5
3
Gehuwden hebben een gezamenlijke belastingaangifte en een gezamenlijke belastingaanslag.
Echtgenoten zijn eveneens onderhoudsplichtig ten opzichte van de ouders van hun echtgenoot. Hier
baseert het OCMW zich dan ook best op de gezamenlijke inkomsten. Bedoeling is dat het te betalen
bedrag dat wordt vastgesteld de onderhoudsplicht voor dat gezin is. Stel dat zowel de vader van de man
als de moeder van de vrouw worden opgenomen in het rusthuis met tussenkomst van twee verschillende
OCMW’s, dan zal het op basis van de onderhoudsplicht te betalen bedrag verdeeld worden over de twee
OCMW’s.
Samenwonenden die een feitelijk gezin vormen, zijn juridisch niet onderhoudsplichtig ten aanzien
van de ouders van de partner. Ze worden ook apart belast. Juridisch kunnen ze enkel aangesproken
worden voor de kosten van de eigen ouders en dit op basis van de eigen inkomsten. Toch passen veel
OCMW’s de onderhoudsplicht bij hen op dezelfde manier toe als bij gehuwden. Dan neemt men wel de
globale inkomsten als basis, maar dit heeft als voordeel dat het bedrag in de schaal ook het maximum is
voor beiden samen. Een aparte aanrekening leidt er daarentegen toe dat het maximumbedrag voor elke
partner apart zou gelden.
Moet het OCMW elk dossier maandelijks bekijken en berekenen?
De wet spreekt zelf niet over een bepaalde termijn. Wel is het zo dat de rusthuisfactuur doorgaans
maandelijks wordt verstuurd en dat het OCMW dus ook maandelijks in die factuur tussenkomt. Strikt
gezien moet de onderhoudsplicht per tussenkomst worden berekend, en moet de onderhoudsplichtige
dan maandelijks een verzoek tot betaling krijgen van het OCMW. Om administratieve rompslomp te
vermijden menen wij dat het OCMW er ook voor mag opteren, zeker als de tussenkomst van het OCMW
per maand quasi hetzelfde bedrag is, om pragmatisch te zijn. Zo moet het mogelijk zijn dat men de
onderhoudsplicht bij het begin van de tussenkomst vaststelt, de onderhoudsplichtige een maandelijkse
bijdrage vraagt, en na een jaar een concrete afrekening maakt. Mocht de situatie van de
onderhoudsplichtige of van de bejaarde in de loop van het jaar wijzigen, dan herbekijkt het OCMW de
onderhoudsplicht eerder dan na verloop van een jaar. Uiteraard informeert het OCMW de
onderhoudsplichtige van de gekozen werkwijze.
Moeten we alle dossiers herzien en met ingang van welke datum?
Het OCMW zal alle hangende dossiers moeten herzien. Maar ook dossiers waarin vroeger geen
onderhoudsplicht kon worden gevorderd, moeten bekeken worden. Nu bestaat immers de mogelijkheid
de inkomsten te vermeerderen met het globaal KI van de onroerende goederen. Omdat de
inkomensgrens evenwel ook naar omhoog is gegaan, verwachten we in deze dossiers weinig
wijzigingen.
Dit moet met terugwerkende kracht, vanaf 7 oktober 2004. Indien het OCMW op basis van de schaal tot
een ander verschuldigd bedrag komt, zal het de oude regeling toepassen voor 6/31, de nieuwe voor
25/31. De som van beide vormt dan het bedrag voor oktober. Om pragmatisch redenen kan het OCMW
ervoor opteren om voor de ganse maand oktober het laagste bedrag te vragen in plaats van de pro rata
temporis regeling toe te passen.
Moet het OCMW zijn eigen schaal van vroeger expliciet opheffen?
Neen, dit is niet nodig met zoveel woorden. Het KB zelf is gewijzigd en heeft het artikel dat ocmw’s
oplegde een eigen schaal op te maken, vervangen door een artikel dat de uniforme schaal invoert voor
alle OCMW’s. Vanaf 7 oktober 2004 geldt dus de uniforme schaal en hebben de OCMW’s geen
wettelijke basis meer voor hun eigen schaal. Als individuele dossiers herzien worden, zal in de
motivering uiteraard wel verwezen moeten worden naar de gewijzigde schaal. Het is belangrijk dat de
OCMW’s naar de onderhoudsplichtigen goed communiceren waar de nieuwe bedragen vandaan
komen.
317541901 - LABP - 20 januari 2005 - /5
4
Wat als de onderhoudsplichtigen niet reageren op de brief van het OCMW?
In tegenstelling tot wat in de RMI-wet is bepaald, bevat de organieke wet geen procedurevoorschriften
voor het geval de onderhoudsplichtigen niet reageren. In ieder geval is het zo dat het initiatief om in te
vorderen bij het OCMW ligt. Het is dus niet zo dat de onderhoudsplichtige beroep moet aantekenen
tegen de terugvordering, wel integendeel. Het OCMW dat zijn rechten hard wilt maken, doet dit
krachtens een eigen recht, het OCMW oefent dan geen onderhoudsvordering uit. Bijgevolg zal de eis
naargelang van het op dat moment al verschuldigde bedrag aanhangig moeten worden gemaakt bij de
vrederechter (minder dan 1860 €) of bij de rechtbank van eerste aanleg (vanaf 1860 €).
317541901 - LABP - 20 januari 2005 - /5
5
Download