Samenvatting sociaal demografische onderzoek onder Joden in Nederland Inleiding In 1999 werd een groot sociaal-demografisch onderzoek uitgevoerd onder Joden in Nederland. Voor het eerst kon er, met medewerking van meer dan 1000 mondeling geïnterviewde respondenten, een min of meer representatief beeld gegeven worden van allerlei demografische kenmerken en vooral ook van de vorm en inhoud van hun Joodse binding. Een nieuw onderzoek in 2009 (waarbij gedeeltelijk dezelfde respondenten, ditmaal schriftelijk, werden geïnterviewd) bouwt daar op voort. In 2009 ging het vooral om ontwikkelingen die sinds 1999 in Joods Nederland vast te stellen zijn. Bij het bestuderen van deze ontwikkelingen (‘Wat is de toekomst voor Joods Nederland’) is uitgegaan van drie vergelijkingsrichtingen: 1) Welke ontwikkeling hebben de respondenten van 1999 doorgemaakt? 2) Zijn er in het algemeen verschillen vast te stellen tussen ouderen en jongeren? 3) Zijn er verschillen tussen de ouders en hun kinderen? Daarnaast is speciale aandacht geschonken aan het (mogelijk) gebruik van Joodse voorzieningen, w.o. internet en aan een zo nauwkeurig mogelijke berekening van het aantal Joden in Nederland anno 2010 en in de daarop volgende jaren. Bij de interpretatie van de resultaten passen twee algemene kanttekeningen: 1) Zoals gesteld is het onderzoek van 2009 vooral gericht op het signaleren van ontwikkelingen in Joods-Nederland sinds 1999. Het ging dus niet zozeer, zoals in 1999, om een representatief beeld. Waarschijnlijk waren juist de wat meer Joods-betrokken Joden eerder bereid aan het onderzoek deel te nemen. Daarom zal het eindplaatje ‘Joodser’ zijn dan de werkelijkheid. 2) Deze vertekening wordt tenminste gedeeltelijk ongedaan gemaakt door de ondervertegenwoordiging in het onderzoek van in Nederland wonende Israëli’s. Zij konden in het onderzoek niet worden meegenomen. De belangrijkste resultaten Het aantal Joden in Nederland. Een directe telling van het aantal Joden in Nederland is niet mogelijk. Hun aantal en de leeftijdsverdeling moeten worden geschat, maar daarbij kon dit onderzoek wel uitgaan van betrouwbare en vrij nauwkeurige gegevens. Uit de berekeningen bleek, dat het aantal Joden in 2010 vermoedelijk ruim 52.000 bedraagt, wat aanzienlijk meer is dan de 43.000, waarvan in 1999 werd uitgegaan. Het aantal is bovendien (licht) stijgend. Oorzaken: 1) Uit nieuw verkregen gegevens blijkt dat het aantal Joden in de jaren na de oorlog steeds was onderschat. 2) De toename van het gemengde huwelijk zorgt voor een groter aantal personen met een Joodse achtergrond (niet minder dan 55% heeft 1 Joodse ouder). 3) Het aantal Israëli’s in Nederland is sterk toegenomen (minimaal 9.000). Omdat Israëli’s over het algemeen jong zijn, heeft dit een toename van het aantal geboorten tot gevolg. Algemene demografische gegevens - - - - - De Joden in Nederland zijn meer vergrijsd dan de overige bevolking. Er zijn relatief veel ouderen en personen geboren tussen 1945 en 1959 (babyboomers) en relatief weinig jongeren. Het percentage personen met twee Joodse ouders bedraagt ca 45%. Ca. 25% heeft alleen een Joodse moeder en ca 30% alleen een Joodse vader. Minder dan 40% van de personen met een partner heeft een Joodse partner. Dit percentage is bovendien dalend: bij de ouders van de respondenten heeft 52% een Joodse partner; bij de respondenten zelf heeft 44% een Joodse partner; bij hun kinderen is dat 26% en bij hun kleinkinderen zal het percentage vermoedelijk uitkomen op ca 14%. Relatiepatronen zijn modern. In vergelijking met de, in dit opzicht toch al niet erg traditionele, Nederlandse bevolking begint men laat aan een vaste relatie, is er sprake van een hoog percentage echtscheidingen en krijgt men laat en weinig kinderen. Bijna de helft van de Joden in Nederland woont in de Amsterdamse agglomeratie. De overgrote meerderheid is hoog-opgeleid en heeft een hoog beroepsniveau. Net als in 1999 zijn de VVD en de PvdA de populairste politieke partijen, maar hun aandeel is wel flink teruggelopen; dat van D’66 is juist gestegen. Het aantal PVV-stemmers is gering. In vergelijking met de totale Nederlandse bevolking hechten de Joden meer aan postmoderne waarden als zelfontplooiing, democratisering en de bescherming van het milieu. In vergelijking met Nederland scoort men hoog op de eenzaamheidsschaal; dit geldt in het bijzonder voor de kinderen in de oorlog (geboren tussen 1925 en 1945). Joodse binding - - Joodse binding kan zich op meerdere terreinen uiten. In dit onderzoek werden de volgende terreinen onderscheiden: Joods-culturele belangstelling (bezoek aan Joods-culturele activiteiten etc., tijdschriften, radio, televisie, film, toneel). Binding aan de Joodse gemeenschap (Joodse vrienden, lidmaatschappen/abonnementen, gehechtheid aan de continuïteit van de gemeenschap, sociale motieven voor lidmaatschap). Verbondenheid met Israël (vormen van verbondenheid, gevoelens en meningen over Israël). Deelname aan religie, feesten en gebruiken (religieuze praktijk, lidmaatschap, kosjer eten, Joodse gebruiken, opvatting over gemengd-huwen). Binding via gevoeligheid voor antisemitisme (mening over antisemitisme in Nederland en eigen ervaringen, gevoelens over de eigen situatie). Binding via beleving van WO II (invloed van de oorlog, vroeger en nu). Daarnaast kon men aangeven, of men zichzelf als Jood beschouwde en zich ook Jood voelde en kon men een rapportcijfer geven voor de eigen Joodse betrokkenheid. Van alle respondenten beschouwt 3,5% zich niet als Jood. WO II en antisemitisme scoren beide zeer hoog Personen met twee Joodse ouders en een Joodse partner (dit hangt met elkaar samen) hebben een veel sterkere Joodse binding dan de overigen. Die van z.g. moeder-Joden is sterker dan die van Vaderjoden. - Toch blijkt 30% van de niet-Joodse partners de Joodse betrokkenheid van hun Joodse partner te stimuleren. De Joodse binding is het sterkst bij de babyboomers. Ontwikkelingen in binding, drie vergelijkingen 1. Ontwikkeling bij individuen tussen 1999 en 2009. In het algemeen blijkt de Joodse binding zeer stabiel en zijn er bij de personen zelf geen grote veranderingen te constateren. Op twee punten deden zich wel veranderingen voor: gemiddeld werd de binding met Israël sterker en gepolariseerder; ook nam de gevoeligheid voor antisemitisme toe. 2. Verschillen tussen ouderen en jongeren in het algemeen. Gemiddeld is de binding bij de babyboomers het sterkst. Op drie bindingsterreinen, Israël, WO II en zelfdefinitie, is de binding van jongeren duidelijk minder; op de overige bindingsterreinen is het beeld niet eenduidig. Dat de binding via WO II en Israël is verminderd, was te verwachten. De oorlog en de stichting van de staat zijn voor hen geen persoonlijke ervaring. 3. De overdracht van Joodse binding van ouders aan hun kinderen. In het algemeen gaat een sterke binding bij de ouders gepaard met een sterke binding bij de kinderen. Maar de binding bij de kinderen is gemiddeld wel zwakker; dit geldt in het bijzonder voor de verbondenheid met Israël. Kinderen uit een gezin met twee Joodse ouders hebben een veel grotere kans op een Joodse partner dan kinderen met slechts een Joodse ouder. Het gebruik van Joodse voorzieningen Bij Joodse voorzieningen gaat het om: JMW (Joods Maatschappelijk Werk), Beth Shalom (ouderenzorg in Amsterdam), Mr. Visserhuis (ouderenzorg in Den Haag), Sinai Centrum (landelijke geestelijke gezondheidszorg), Ziekenhuis Amstelland / CIZ, Joods Hospice Immanuel (Amsterdam), Studentenverenigingen (Ijar, Moos, Sjoeche). Er is –vanzelfsprekend- een vrij groot verschil tussen het potentiële gebruik van Joodse voorzieningen (vastgesteld met de vraag of men in de toekomst mogelijk gebruik van Joodse voorzieningen zal maken) en het werkelijk gebruik. Het potentiële gebruik ligt vrij hoog (vaak boven de 40%) en bij sociaal-culturele voorzieningen boven de 60%. Opvallend is, dat de potentiële vraag naar Joodse zorg niet het grootst is bij de ouderen, maar bij de babyboomgeneratie. Vrijwel allen, ook de ouderen, maken gebruik van internet. Het ‘Joodse internetgebruik’ richt zich vooral op nieuws en informatie. Alleen bij de jongeren speelt duidelijk de deelname aan Joodse internetcommunities en discussiefora een rol. De Joodse virtuele netwerken nemen niet de plaats in van het Joodse verenigingsleven: de Joods-actieven zijn ook de grootste gebruikers van virtuele netwerken. Opvallende uitkomsten - Het aantal Joden in Nederland (ruim 52.000) is groter dan gedacht (43.000) én het aantal is stijgend. - Het aantal babyboomers onder hen is relatief groot. - Gemengde relaties nemen toe: bij de ouders van de respondent had 52% een Joodse partner; bij de respondenten zelf heeft 44% een Joodse partner; bij hun kinderen is dat 26% en bij hun kleinkinderen zal het vermoedelijk ca 14% zijn. - Van alle respondenten voelt 5% zich nooit Joods. - 4% is orthodox-religieus. - 76% ziet Vaderjoden als Joods, mits deze zichzelf ook Joods voelen. - 73% voelt zich in het bijzonder Joods, als ze geconfronteerd worden met WOII; hetzelfde percentage geldt, als men geconfronteerd wordt met antisemitisme. - 87% denkt dat er in Nederland in meer of mindere mate sprake is van antisemitisme; 48% heeft (mogelijk) zelf antisemitisme ervaren en 50% voelt zich de laatste tijd kwetsbaarder geworden. - Van alle Joden (incl. Vaderjoden) is 16% lid van een Joodse gemeente. Van de halachische Joden is dat 22%. - De Joodse binding is het sterkst bij de babyboomers. Bij de jongeren is de binding wat minder. Dit komt o.m. omdat WO II en Israël voor hen verder weg zijn. - T.a.v. Israël heeft er de laatste 10 jaar een polarisatie plaatsgevonden: zowel de groep met een sterke verbondenheid met Israel is gegroeid, als de groep die geen (of een negatieve) band met Israel heeft. - Joden blijken in Nederland voorop te lopen als het gaat om de nieuwe demografische ontwikkelingen als: toenemende echtscheiding, daling van de vruchtbaarheid, uitstel van het krijgen van kinderen, afstel van het huwelijk, toename van het ongehuwd samenleven en een verdere beperking van het kindertal. - Op de Eenzaamheidsschaal scoren Joden (en dan vooral degenen geboren tussen 1925 en 1944) veel hoger dan het Nederlands gemiddelde. - In 1999 waren de drie grootste politieke partijen de VVD (29%), de PvdA (26%) en D’66 (10%). In 2009 ligt dat anders: VVD 22%, D’66 19% en de PvdA 17%. Het aantal PVV’ers was gering (2%); hun profiel: jonge mannen uit de georganiseerd-Joodse hoek met een middeninkomen. - Het gebruik van internet is vrijwel 100%; ook bij de 65+ ligt het nog boven de 75%.