Herhaling grammaire unité 1 – unité 7 De werkwoorden Je hebt regelmatige werkwoorden (die vervoeg je volgens de regel) Regelmatige werkwoorden op –ER Regel : je vindt de stam door de infinitief – er te doen. aimer aim J’ aime Tu aimes Il/ elle aime stam + e stam + es stam + e Nous aimons Vous aimez Ils/ elles aiment stam + ons stam + ez stam + ent en Je hebt onregelmatige werkwoorden (die leer je van buiten, daar is geen regel voor) Onregelmatige werkwoorden être avoir aller Je suis Tu es Il/ elle est J’ai Tu as Il / elle a Je vais Tu vas Il / elle va Nous sommes Vous êtes Ils/ elles sont Nous avons Vous avez Ils / elles ont Nous allons Vous allez Ils / elles vont ! speciale werkwoorden - als je echt iets wilt, begin je de zin met : je veux - om toelating te vragen voor iets, start je de zin met: je peux ……………………………………………………………………………………………………………. Sophies taalboetiek Synthese Frans 6de leerjaar Grammaire 1 Lidwoorden Onbepaald lidwoord mannelijk vrouwelijk un une meervoud des Bepaald lidwoord mannelijk vrouwelijk le la meervoud les Het weer Om het weer te beschrijven, gebruik je het werkwoord faire il fait Il fait beau. Il fait chaud Het is mooi weer. het is warm weer. Bijvoeglijke naamwoorden Bijvoeglijke naamwoorden hebben in het Frans een mannelijke, vrouwelijke en meervoudsvorm. Meestal komt er bij het vrouwelijk gewoon een ‘e’ bij. Vb. fort forte Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een moeilijke vrouwelijke vorm: beau nouveau bon blanc frais belle nouvelle bonne blanche fraîche Meestal komt er bij het meervoud gewoon een ‘s’ bij. Vb. fort forts Vb. forte fortes ! Soms komt er een - x bij in het meervoud ……………………………………………………………………………………………………………. Sophies taalboetiek Synthese Frans 6de leerjaar Grammaire 2 De ontkenning Om een zin ontkennend te maken gebruiken wij de woorden ‘niet’ of ‘geen’. In het Frans heb je twee woorden nodig: Vb. ne … pas ne … plus ne … jamais Regel : ‘ne’ komt voor het werkwoord, ‘pas’ achter het werkwoord. Vb: Je suis une fille je ne suis pas une fille ! ! ! Opgelet - we schrijven n’ als het werkwoord begint met een klinker of een ‘h’ vb. j’aime le CD je n’aime pas le CD - we schrijven bij de ontkenning nooit j’, maar altijd je (geen klinkerbotsing) - wanneer je een zin in de ontkenning zet, verandert un, une en des in ‘de’, behalve als de zin met het werkwoord être is. vb. Tu as une lettre Tu n’as pas de lettre. Tu es une fille Tu n’es pas une fille. Kastwoorden sur dans sous devant derrière à en chez à + plaatsnaam in Parijs op school (Vertaling : te, in, naar, aan) à Paris à l’école ! Bij sommige werkwoorden moet je à gebruiken : donner à, penser à , passer à, montrer à … donner à papa (Vertaling : aan, met, …) chez + persoonsnaam bij de slager chez le boucher naar een vriend chez un copain à met het bepaald lidwoord à + le = au à + la = à la à + l’ = à l’ à + les = aux J’ai mal au dos. Je vais à la gare. Je montre les chiens aux enfants. Je parle à l’oncle de Sophie. ……………………………………………………………………………………………………………. Sophies taalboetiek Synthese Frans 6de leerjaar Grammaire 3 vb. de met het bepaald lidwoord de + le = du de + la = de la de + l’ = de l’ de + les = des vb. Je veux du lait. Je viens de la gare. Je viens de l’ hôpital. Ce sont des livres des enfants. Aanwijzende voornaamwoorden Enkelvoud mannelijk ce Meervoud vrouwelijk cette mannelijk ces vrouwelijk ces !!! ce wordt cet voor een mannelijk woord dat met een klinker begint vb. un enfant cet enfant Vraagwoorden Leer de vraagwoorden van buiten : Où? Qui? Comment? Pourquoi? Quoi? Combien? Quand? Waar? Wie? Hoe? Waarom? Wat? Hoeveel? Wanneer? Quel: welk Enkelvoud mannelijk quel Meervoud vrouwelijk quelle mannelijk quels vrouwelijk quelles vrouwelijk ma ta sa meervoud mes tes ses Bezittelijke voornaamwoorden mijn jouw, je zijn, haar mannelijk mon ton son ……………………………………………………………………………………………………………. Sophies taalboetiek Synthese Frans 6de leerjaar Grammaire 4 Herhaling grammaire unité 8 – unité 11 De getallen van 21 tot 1000 21 22 23 24 25 26 27 28 29 70 71 72 79 80 81 82 89 vingt et un(e) vingt-deux vingt-trois vingt-quatre vingt-cinq vingt-six vingt-sept vingt-huit vingt-neuf septante septante et un(e) septante-deux …… septante-neuf quatre-vingts quatre-vingt-un(e) quatre-vingt-deux …… quatre-vingt-neuf 30 31 32 39 40 41 42 49 90 91 92 99 trente trente et un(e) trente-deux …… trente-neuf quarante quarante et un (e) quarante-deux …… quarante-neuf nonante nonante et un(e) nonante-deux …… nonante-neuf 50 51 52 cinquante cinquante et un(e) cinquante-deux …… 59 cinquante-neuf 60 soixante 61 soixante et un(e) 62 soixante-deux …… 69 soixante-neuf 100 cent 200 deux cents 300 trois cents 400 quatre cents 500 cinq cents 600 six cents 700 sept cents 800 huit cents 900 neuf cents 1000 mille Vb. 542 = cinq cent quarante-deux Let op ! 101 cent un soixante et un livres (het is un livre) In Frankrijk zeggen ze niet 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 soixante-dix soixante et onze soixante-douze soixante-treize soixante-quatorze soixante-quinze soixante-seize soixante-dix-sept soixante-dix-huit soixante-dix-neuf deux cent un soixante et une voitures (het is une voiture) septante, maar soixante-dix. nonante, maar quatre-vingt-dix. 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 quatre-vingt-dix quatre-vingt-onze quatre-vingt-douze quatre-vingt-treize quatre-vingt-quatorze quatre-vingt-quinze quatre-vingt-seize quatre-vingt-dix-sept quatre-vingt-dix-huit quatre-vingt-dix-neuf ……………………………………………………………………………………………………………. Sophies taalboetiek Synthese Frans 6de leerjaar Grammaire 5 Werkwoorden Je hebt onregelmatige werkwoorden (die leer je van buiten, daar is geen regel voor) en regelmatige werkwoorden (die vervoeg je volgens de regel) Onregelmatige werkwoorden faire Je fais Tu fais Il/ elle fait savoir Je sais Tu sais Il / elle sait aller Je vais Tu vas Il / elle va Nous faisons Vous faites Ils/ elles font Nous savons Vous savez Ils / elles savent Nous allons Vous allez Ils / elles vont ! speciale werkwoorden - als je iets zou willen, vraag je ‘je voudrais’ Om een nabije toekomst in het Frans uit te drukken, gebruiken we ‘aller’. Vb. je vais travailler: ik ga werken / ik ga weldra werken / ik ga binnenkort werken Werkwoorden op - RE Regel : je vindt de stam door de infinitief -re te doen. attendre attend J’ attends Tu attends Il/ elle attend stam + s stam + s stam Nous attendons Vous attendez Ils/ elles attendent stam + ons stam + ez stam + ent ……………………………………………………………………………………………………………. Sophies taalboetiek Synthese Frans 6de leerjaar Grammaire 6 Bevelen geven in het Frans Je kan bevelen geven aan één persoon (enkelvoud) of aan meerdere personen (meervoud: vous). Werkwoorden op -er -er fermer entrer regarder Andere werkwoorden écrire faire prendre !!! aller enkelvoud ferme entre regarde meervoud fermez entrez regardez écris (tu) fais (tu) prends (tu) !!! va écrivez faites prenez allez In de beleefdheidsvorm enkelvoud, gebruik je de ‘vous’-vorm Monsieur, entrez. Madame, asseyez-vous. Mademoiselle, fermez la porte. De ontkenning We kennen al : ne … pas ne … plus ne ... jamais niet niet meer nooit Nieuw zijn: ne … rien ne … personne niets niemand Herhaling Regel : ‘ne’ komt voor het werkwoord, ‘rien’ achter het werkwoord. Vb: J’ entends quelque chose. Je n’entends rien ! ! ! Opgelet - we schrijven n’ als het werkwoord begint met een klinker of een ‘h’ vb. j’aime le CD je n’aime pas le CD - wanneer je een zin in de ontkenning zet, verandert un, une en des in ‘de’, behalve als de zin met het werkwoord être is. vb. Tu as une lettre Tu n’as pas de lettre ……………………………………………………………………………………………………………. Sophies taalboetiek Synthese Frans 6de leerjaar Grammaire 7 Herhaling grammaire unité 12 – unité 16 Persoonlijke voornaamwoorden De persoonlijke voornaamwoorden je, tu, il, ils krijgen een andere vorm als ze geen onderwerp zijn. Elle, nous, vous en elles behouden hun vorm. Tu penses Je pense Elle pense Il pense à à à à Vous pensez Nous pensons Elles pensent Ils pensent à à à à moi. toi. lui. elle. (mij) (jou) (hem) (haar) nous. vous. eux. elles. (ons) (jullie, u) (hen : jongens) (hen : meisjes) Werkwoorden Je hebt onregelmatige werkwoorden (die leer je van buiten, daar is geen regel voor) en regelmatige werkwoorden (die vervoeg je volgens de regel) Onregelmatige werkwoorden venir Je viens Tu viens Il/ elle vient devoir Je dois Tu dois Il / elle doit Nous venons Vous venez Ils/ elles viennent Nous devons Vous devez Ils / elles doivent Om iets uit te drukken wat je net gedaan hebt, gebruik je venir + de + werkwoord in de infinitief Je viens de manger. Tu viens de nager. Il vient de téléphoner. Ik heb net gegeten. Jij hebt net gezwommen. Hij heeft net getelefoneerd. Nous venons de dormir. Wij hebben net geslapen. Vous venez de jouer. Jullie hebben net gespeeld. Elles viennent de travailler. Zij hebben net gewerkt. ……………………………………………………………………………………………………………. Sophies taalboetiek Synthese Frans 6de leerjaar Grammaire 8 Om uit te drukken wat er vroeger gebeurd is, gebruik je vormen van het werkwoord avoir + het voltooid deelwoord van het werkwoord Hoe maak je het voltooid deelwoord? 1. Werkwoorden op –er Je neemt de stam = infinitief – er EN schrijft er é in de plaats. fermer gagner envoyer danser rouler nager j’ai fermé j’ai gagné j’ai envoyé j’ai dansé j’ai roulé j’ai nagé 2. Andere werkwoorden: van buiten leren. prendre apprendre attendre recevoir faire dormir vendre servir j’ai pris j’ai appris j’ai attendu j’ai reçu j’ai fait j’ai dormi j’ai vendu j’ai servi Werkwoorden op -ir De werkwoorden op –ir, zoals partir, sortir en servir worden zo vervoegd: partir Je pars Tu pars Il/ elle part servir Je sers Tu sers Il / elle sert sortir Je sors Tu sors Il / elle sort Nous partons Vous partez Ils/ elles partent Nous servons Vous servez Ils / elles servent Nous sortons Vous sortez Ils / elles sortent ……………………………………………………………………………………………………………. Sophies taalboetiek Synthese Frans 6de leerjaar Grammaire 9 Herhaling grammaire unité 17 – unité 20 Bezittelijke voornaamwoorden Bezittelijke voornaamwoorden passen zich aan, aan het zelfstandig naamwoord dat erachter staat. mijn jouw, je zijn, haar ons, onze uw, jullie hun mannelijk mon ton son notre votre leur vrouwelijk ma ta sa notre votre leur meervoud mes tes ses nos vos leurs Werkwoorden Je hebt onregelmatige werkwoorden (die leer je van buiten, daar is geen regel voor) en regelmatige werkwoorden (die vervoeg je volgens de regel) Onregelmatige werkwoorden pouvoir Je peux Tu peux Il/ elle peut vouloir Je veux Tu veux Il / elle veut connaître Je connais Tu connais Il / elle connaît Nous pouvons Vous pouvez Ils/ elles peuvent Nous voulons Vous voulez Ils / elles veulent Nous connaissons Vous connaissez Ils / elles connaissent acheter J’ achète Tu achètes Il/elle achète payer Je paie Tu paies Il/elle paie Nous achetons Vous achetez Ils/elles achètent Nous payons Vous payez Ils/ elles paient ……………………………………………………………………………………………………………. Sophies taalboetiek Synthese Frans 6de leerjaar Grammaire 10 boire Je bois Tu bois Il/elle boit voir Je vois Tu vois Il/elle voit Nous buvons Vous buvez Ils/elles boivent Nous voyons Vous voyez Ils/ elles voient des, du, de la, de l’ Na een hoeveelheid Na woorden die een hoeveelheid uitdrukken (un kilo, beaucoup, un peu, … ) worden des, du, de la, de l’ de of d’ des pommes des poires du coca de la viande de l’eau Je voudrais un kilo Tu voudrais combien Je voudrais un peu Je voudrais beaucoup Je voudrais un verre de pommes. de poires ? de coca. de viande. d’ eau. (een kilo appels) (hoeveel peren ?) (een beetje cola) (veel vlees) (een glas water) ! de (d’) wordt in het Nederlands niet vertaald! Wordt soms in het Frans gebruikt waar je dat in het Nederlands niet nodig hebt. J’achète Tu prends Elle cherche de la du de l’ viande. pain. argent. Ik koop vlees. Jij neemt brood. Zij zoekt geld. Nous demandons Vous voulez Ils donnent de l’ du du eau. sucre. lait. Wij vragen water. Jullie willen suiker. Zij geven melk. ……………………………………………………………………………………………………………. Sophies taalboetiek Synthese Frans 6de leerjaar Grammaire 11