PARCOURU! Jorn Dijkstra SECTION 7. LES PRONOMS PERSONNELS PERSONNEL de persoonlijke voornaamwoorden INTRODUCTION Alle persoonlijke voornaamwoorden vormen tezamen een groot en essentieel deel van de Franse taal en dan met name op het gebied van de correcte zinsopbouw. Het is dus van belang dat je weet wat een persoonlijk voornaamwoord is en, niet geheel onbelangrijk, welke functie deze in de zin kan hebben. De persoonlijke voornaamwoorden kunnen worden gebruikt als: a. onderwerp Je suis l’auteur de ce cahier; Elle habite à Haarlem. b. lijdend voorwerp Elle a une fleur orange Elle l’a. c. meewerkend voorwerp Il donne le journal à Maurice. Il lui donne le journal. d. voorzetselvoorwerp Qui a gagné le premier prix? Moi! e. de woorden Y en EN (in section 8) Il achète des livres. Il en achète. Elle pense à ses affaires. Elle y pense. Per onderdeel ‘klap ik hieronder de schema’s uit’ zodat je in één oogopslag ziet welke vorm je kunt gebruiken. COMME SUJET Het gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp van de zin is verreweg de meest gebruikte vorm. Je gebruikt deze groep persoonlijke voornaamwoorden vóór de vervoegde vorm van het werkwoord, ofwel de persoonsvorm. persoonlijk voornaamwoord voornaamwoo ik jij, je hij zij wij jullie, U zij (mannelijk meervoud) zij (vrouwelijk meervoud) …als onderwerp je (j’) tu Il elle nous (on) vous ils elles PARCOURU! Jorn Dijkstra QUELQUES EXEMPLES Hij woont in de buurt van Amsterdam. Zij zijn goede vriendinnen. De tafel is groot. Zij is groot. Jij vindt dat je gelijk hebt? In Frankrijk eet men brood. Il habite aux environs d’Amsterdam. Elles sont de bonnes amies. La table est grande. Elle est grande. Tu trouves que tu as raison? En France, on mange du pain. In het schema zag je dat zowel on als nous ‘wij’ betekenen. Hier moet bij opgemerkt worden dat on vooral in de spreektaal wordt gebruikt en nous in de schrijftaal of meer officiëlere gesproken taal. Het derde voorbeeld laat zien dat hij elle (of il) niet altijd zij (of hij)) als zijnde personen hoeft te betekenen. De persoonlijke voornaamwoorden il, ils, elle of elles kunnen ook zelfstandige naamwoorden vervangen als onderwerp van de zin. zin QUELQUES EXEMPLES De mur is groen. Hij (de muur) is groen. Le mur est vert. Il est vert. De auto rijdt snel. Zij rijdt snel. La voiture roule vite. Elle roule vite. De kamers zijn groot. Les chambres sont grandes. - Zij zijn groot. - Elles sont grandes. Is de tafel klein? La table est petite? - Ja, zij is klein. - Oui, elle est petite. TYPIQUEMENT FRANÇAIS? De Nederlandse werkwoorden vousvoyeren en tutoyeren komen niet voor niets uit het Frans. Maar hoe zit dat in de Franse taal? Franse gebruiken vooral tu als ze zich omgeven door bekenden of familieleden. In alle andere situaties wordt er gebruik gemaakt van vous. PARCOURU! Jorn Dijkstra COMME OBJET DIRECT Hoe gaat het dan met het persoonlijk voornaamwoord in de functie van het lijdend voorwerp?? Het persoonlijk voornaamwoord gebruik je om een lijdend voorwerp te vervangen. Laten we eerst het schema bestuderen. persoonlijk voornaamwoord mij jij, je hem, het haar, het ons jullie, U hen, ze …als lijdend voorwerp me, m’ te, t’ le, l’ la, l’ nous vous les Je ziet twee keer het woord het staan. Het slaat in dit geval terug op een voorwerp. Net als we zojuist zagen, hoeft een persoonlijk voornaamwoord niet altijd terug te slaan op een persoon. De plaats van het persoonlijk voornaamwoord is in dit geval voor het werkwoord waar het bij het hoort. QUELQUES EXEMPLES Ik zie je. Zij zoekt hen. Elle achète un livre. Je prends la soupe. Je connais les filles. J’écoute la radio. Pierre veut donner le journal à Jean. Je te vois. Elle les cherche. Elle l’achète. Je la prends. Je les connais. Je l’écoute. Pierre veut le donner à Jean. De avoir-regel zorgt voor veranderingen in de vorm van het voltooid deelwoord. Hier lees je meer over in section 29 van Parcouru! QUELQUES EXEMPLES J’ai lu le livre de Sartre. Sartre Elles ont vu les filles. J’ai pris la soupe. Elle a acheté les chaussures. chaussures Je l’ai lu. Elles les ont vues. Je l’ ai prise. Elle les a achetées.. PARCOURU! Jorn Dijkstra De combinatiewerkwoorden aimer, regarder, attendre, écouter brengen altijd een lijdend voorwerp met zich mee. QUELQUES EXEMPLES J’aime mon père. Je l’ aime. - Ik houd van mijn vader. Ik houd van hem. J’attends mon ami. Je l’attends. - Ik wacht op mijn vriend. Ik wacht op hem. CAS PARTICULIERS Het persoonlijk voornaamwoord komt bij het lijdend voorwerp in de gebiedende wijs juist achter de vorm van het werkwoord te staan. Overigens alleen in de bevestigende evestigende vorm. In de ontkennende vorm verandert er weinig. QUELQUES EXEMPLES Écrivez la lettre! Écoutez le programme! Écrivez-la! Écoutez-le! COMME OBJET INDIRECT Het meewerkend voorwerp staat voor het werkwoord waar het bij hoort. De vormen lijken op die van het lijdend voorwerp. Hieronder staan ze voor je op een rijtje. persoonlijk voornaamwoord (aan) mij (aan) jij, je (aan) hem (aan) haar (aan) ons (aan) jullie, U (aan) hun …als meewerkend voorwerp me, m’ te, t’ lui lui nous vous Leur Lui en leur vervangen een zelfstandig naamwoord dat een persoon aanduidt. Lui kan hierbij zowel aan hem als aan haar betekenen. Lui slaat altijd terug op een persoon. Voor leur geldt min of meer hetzelfde, alleen slaat dit woord terug op meerdere personen. Indien er in een zin bijvoorbeeld het voorzetsel à voor een dergelijk zelfstandig naamwoord gebruikt, gaat het om een meewerkend voorwerp en niet om een lijdend voorwerp. Hett meewerkend voorwerp wordt vaak gebruikt bij werkwoorden die een overdracht aanduiden (‘geven’ is hier een bekend voorbeeld van). PARCOURU! Jorn Dijkstra QUELQUES EXEMPLES Je donne une fleur à Mariëlle. Je donne les notes à mes élèves. Je lui donne une fleur. Je leur donne les notes. Merk op dat in de twee voorbeeldzinnen hierboven het meewerkend voorwerp cursief staat gedrukt. In de eerste zin is une fleur en in de tweede zin is les notes het lijdend voorwerp. Zou je alleen het lijdend voorwerp willen vervangen in deze twee zinnen, dan ziet dat er als volgt uit. Je donne une fleur à Mariëlle. Je donne les notes à mes élèves. Je la donne à Marielle. Je les donne à mes élèves. AUTRES OPTIONS persoonlijk voornaamwoord ik, mij jij, jou hem, hij zij, haar wij, ons jullie, u zij, hen (m.mv.) zij, hen (v.mv.) …losstaand / na voorzetsels moi toi lui elle nous vous eux elles In sommige zinnen staat geen werkwoord. Na voorzetsels kun je ook gebruik maken van het persoonlijk voornaamwoord. In beide gevallen maak je gebruik van bovenstaande persoonlijke voornaamwoorden. Ook na het voorzetsel à,, wanneer je het Nederlandse ‘aan’ niet uit de zin weg kan laten. QUELQUES EXEMPLES Qui a gagné le prix? Elle! C’est pour lui. Pour eux c’est toujours facile. - Wie heeft de prijs gewonnen? Zij! - Dat is voor hem. - Voor hen is dat altijd makkelijk. Je pense à lui. J’y vais avec elles. - Ik denk aan hem. - Ik ga er heen met hen. J’ai besoin de vous. Tu t’occupes de moi?? - Ik heb jullie nodig. - Zorg jij voor mij? PARCOURU! Jorn Dijkstra RÉSUMÉ De mogelijke vormen van het persoonlijk voornaamwoord in een uitgebreid schema. onderwerp ik jij hij zij wij jullie/u zij (m) zij (v) je tu il elle nous vous ils elles lijdend voorwerp mij jou hem haar ons jullie/u hen (m) hen (m) meewerkend voorwerp me / m’ te / t’ le / l’ la / l’ nous vous les les mij jou hem haar ons jullie/u hun (m) hun (m) me / m’ te / t’ lui lui nous vous leur leur losstaand / na voorzetsel moi toi lui elle nous vous eux elles mij, ik jou, jij hem, hij haar, zij ons, wij jullie/u hen/zij hen/zij Over de plaats kan het volgende gezegd worden: In feite komt het persoonlijk voornaamwoord voor de persoonsvorm van de zin, tenzij er een infinitief in de zin staat. In dat geval komt het persoonlijk voornaamwoord voor de infinitief. Je les vois. Je veux vous voir. - Ik zie hen. - Ik wil u zien. Let op! Bij de werkwoorden faire/laisser/entendre/voir entendre/voir + infinitief komt het persoonlijk voornaamwoord vóór de persoonsvorm! Ne la laisse pas tomber! Elle m’a entendu chanter! Nous t’avons fait venir. - Laat het niet vallen! - Zij heeft mij horen zingen. - Wij hebben je laten komen. Staan er meerdere persoonlijke voornaamwoorden in de zin, onthoud dan de onderstaande correcte volgorde. volgorde 1 me (m’) te (t’) se (s’) nous vous se (s’) 2 3 le (l’) la (l’) les lui leur 4 5 Y en