DE OPVANGWET TOEGELICHT VOOR OCMW’S Een eerste informatieve bespreking van de opvangwet voor asielzoekers en bepaalde andere categorieën vreemdelingen De wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en bepaalde andere categorieën vreemdelingen (hierna de opvangwet) werd op 7 mei 2007 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Een aantal bepalingen trad reeds op 7 mei 2007 in werking. Met ingang van 1 juni 2007 is de gehele wet in werking getreden. In de opvangwet wordt vaak verwezen naar uitvoeringsbesluiten die de regeling verder moeten uitwerken. Nog niet al deze uitvoeringsbesluiten zijn er. In afwachting daarvan, moet de opvangwet in de mate van het mogelijke toegepast worden. Is een uitvoeringsbesluit onontbeerlijk voor de toepassing van een bepaalde bepaling, dan kan zij in afwachting van dat besluit niet toegepast worden. In het andere geval kan de bepaling wel toegepast worden. Een aantal uitvoeringsbesluiten is al beschikbaar: - KB van 9 april 2007 in verband met de inwerkingtreding, BS 7 mei 2007 - KB van 9 april 2007 in verband met de medische begeleiding, BS 7 mei 2007 - KB van 9 april 2007 in verband met de centra voor observatie en oriëntatie van niet-begeleide minderjarigen(NBM), BS 7 mei 2007 - KB van 25 april 2007 in verband met de evaluatie van de individuele situatie en de toegewezen opvangstructuur, BS 10 mei 2007 Daarnaast is er nog het KB van 1 april 2007 (BS 18 april 2007) over de toekenning van het zakgeld aan bewoners van opvangstructuren. Het probleem met dit KB is dat het nog genomen werd op basis van één van de programmawetten die voor de komst van de opvangwet de materiële opvang regelden. Bij de publicatie van de opvangwet werden deze programmawetten echter opgeheven. Het KB heeft dus geen wettelijke basis meer wat in de regel betekent dat het ook niet langer van toepassing is. Om deze onduidelijkheid op te helderen wil Fedasil in een omzendbrief toelichten hoe de regeling in elkaar zit. De beste oplossing, een nieuw KB publiceren op basis van de opvangwet, kan immers pas gerealiseerd worden als er een nieuwe regering is. Ten slotte is er nog de omzendbrief van 1 juni 2007 in verband met de arbeidskaart C (BS 18 juni 2007) die bepaalt dat asielzoekers die op 1 juni 2007 al ontvankelijk verklaard waren, verder kunnen werken met hun arbeidskaart C en deze kunnen laten verlengen zolang de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV) de aanvraag niet heeft afgewezen. Voor meer informatie over de nieuwe asielprocedure en de andere wijzigingen aan het verblijfsrecht verwijzen we u naar een aantal andere teksten op onze website (zie de verwijzingen onderaan deze tekst). Opgelet! Er kunnen ook andere vreemdelingen dan asielzoekers in de OS verblijven. Sommige bepalingen in de opvangwet zijn alleen van toepassing op asielzoekers, andere op alle mogelijke bewoners of begunstigden van de opvang. In deze tekst wordt het begrip ‘asielzoekers’ dus strikt gehanteerd. I. De krachtlijnen van de opvangwet 317591876 - LABP - 4 juli 2007 - 1/14 Volgens de opvangwet (artikel 3) heeft elke asielzoeker recht op opvang die hem in staat moet stellen om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. De opvangwet heeft het hier enkel over asielzoekers. Nochtans verblijven er ook andere vreemdelingen in de opvangstructuren. We kunnen ons moeilijk voorstellen dat er in de praktijk een onderscheid gemaakt kan worden tussen verschillende groepen bewoners. We kunnen bijgevolg stellen dat wie in de materiële opvang verblijft, een leven kan leiden in overeenstemming met de menselijke waardigheid. Volgens de opvangwet heeft een asielzoeker recht op materiële opvang tijdens de hele duur van de asielprocedure dus vanaf het indienen van de aanvraag tot en met het afsluiten van de asielprocedure. De asielprocedure is afgesloten als er een beroepstermijn verstrijkt zonder dat er een beroep werd ingediend of, als er wel een beroep werd ingediend, ten allerlaatste met het arrest van de Raad van State waarbij het beroep tegen de beslissing van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV) wordt verworpen. Indien de Raad van State het beroep inwilligt, wordt de bestreden RVV-beslissing immers vernietigt en moet de RVV een nieuwe beslissing nemen waartegen dan eventueel opnieuw een beroep bij de Raad van State kan worden ingediend. In het nieuwe opvangsysteem is er tijdens de asielprocedure in principe geen overdracht meer aan een OCMW voor maatschappelijke dienstverlening (financiële steun). Om dit systeem van materiële opvang tijdens de hele duur van de asielprocedure in te voeren, stelde de federale overheid de voorwaarde dat de behandelingsduur van de asielprocedure sterk ingekort moest worden. De streeftermijn is 9 maanden à één jaar. Indien de asielprocedure langer duurt dan deze streeftermijn, is de federale overheid van oordeel dat een verdergezet verblijf in een opvangstructuur niet langer strookt met de menselijke waardigheid. De materiële opvang wordt in twee fasen toegekend. Eerst zal de asielzoeker 4 maanden in een collectieve opvangstructuur verblijven om vervolgens naar een individuele opvangstructuur over te stappen (hierna opvangstructuur = OS). Dit is een in de opvangwet voorziene mogelijkheid en geen verplichting. Er kan dus nog steeds een eerste toewijzing aan een individuele OS gebeuren. Het is evenwel de bedoeling om in zoveel mogelijk gevallen de asielzoeker eerst 4 maanden in een collectieve OS op te vangen en vervolgens in een individuele OS. Met deze opvang in twee fasen wil de federale overheid de zelfredzaamheid en de autonomie van de asielzoeker in de loop van de procedure verhogen. Deze zelfredzaamheid en autonomie is een belangrijk aspect van de opvang in het licht van de te waarborgen menselijke waardigheid. Voor het eerst zijn er in de wet bepaalde criteria opgenomen waarmee rekening moet worden gehouden bij het toewijzen van een OS aan een asielzoeker. Bovendien is er een systeem van evaluatie van de individuele situatie van de asielzoeker en de gedane toewijzing voorzien. De materiële opvang kan beperkt worden in een aantal in de opvangwet bepaalde situaties. Opvang in een noodopvangcentrum is mogelijk als er geen vrije plaats meer is in het opvangnetwerk (maximaal 10 dagen). In een noodopvangcentrum wordt er een beperkte vorm van materiële opvang geboden. Daarnaast kan ook een ordemaatregelen of een sanctie tot gevolg hebben dat een deel van de geboden materiële opvang aan de gesanctioneerde begunstigde van de opvang wordt ontzegd. De materiële opvang kan echter nooit opgeheven worden, zelfs niet tijdelijk. Ten slotte bepaalt de opvangwet dat het niet naleven door de asielzoeker van zijn verplichtingen in het kader van de asielprocedure geen impact heeft op zijn recht op materiële opvang. II. Wie heeft recht op materiële opvang (art. 6 en 7)? a) Volgens de opvangwet hebben asielzoekers tijdens de hele asielprocedure recht op materiële opvang. Met andere woorden vanaf het indienen van hun asielaanvraag, tijdens de behandeling van de asielaanvraag door de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ), het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) en de RVV tot en met het afwijzen van het ingediende beroep door de Raad van State met inbegrip van de beroepstermijnen om een beroep in te dienen bij de RVV of de Raad van State Daartoe wordt hem een OS toegewezen (code 207). Indien de asielzoeker niet in deze OS verblijft (de zogenaamde no show’s), behoudt 317591876 - LABP - 4 juli 2007 - 2/14 hij zijn recht op medische begeleiding ofwel via het LOI indien de toegewezen OS een LOI is ofwel via Fedasil. In bijzondere situaties kan er beslist worden om geen code 207 OS toe te kennen of om de reeds toegekende code 207 OS op te heffen. In die situaties heeft de asielzoeker recht op maatschappelijke dienstverlening (financiële steun) van het OCMW van zijn gewoonlijke verblijfplaats. b) Familieleden van een asielzoeker hebben ook recht op materiële opvang. De familie moet gesticht zijn in het land van herkomst en de familieleden moeten in België zijn omwille van de asielaanvraag. De in aanmerking komende familieleden zijn: 1) de echtgenoot of de niet gehuwde partner waarmee er een stabiele relatie is en 2) de minderjarige ongehuwde kinderen ten laste, ook adoptiekinderen, en zowel binnen het huwelijk als buiten het huwelijk geboren kinderen (art. 2, 5°). c) De opvangwet vermeld dat ook de minderjarige kinderen die samen met hun ouders illegaal in België verblijven, recht hebben op materiële opvang. Dit is een bevestiging van wat er in artikel 57, §2, 2° OCMW-wet staat. Aan deze regeling wijzigt niets. Alle bestaande formulieren blijven van toepassing. Asielzoekers hebben tijdens de hele duur van hun asielprocedure recht op materiële opvang en worden bijgevolg niet meer doorverwezen naar een OCMW aan de hand van het spreidingsplan met het oog op de toekenning van maatschappelijke dienstverlening (financiële steun) door het OCMW van de verplichte plaats van inschrijving (code 207 OCMW). Na 1 juni 2007 kunnen er trouwens geen asielzoekers meer ontvankelijk verklaard worden (zie II.). Opmerking: Voor asielzoekers die op 1 juni 2007 al ontvankelijk verklaard waren en al financiële steun van het OCMW van code 207 kregen, verandert alleen het vervolg van de asielprocedure. Zij behouden hun recht op financiële steun door het OCMW van de code 207, ten allerlaatste tot de Raad van State het ingediende beroep afwijst. Zij worden dus niet naar de materiële opvang gestuurd. Zij behouden ook hun recht op een arbeidskaart C en op ziekteverzekering zoals voordien. Daar wijzigt er niets. In een aantal situaties wordt het recht op materiële opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers die in een OS verblijven, verlengd: a) medische overmacht: de asielzoeker kan geen gevolg geven aan het hem betekende uitwijzingsbevel omwille van gestaafde medische redenen (medisch attest) op basis waarvan hij ook een aanvraag tot regularisatie van zijn verblijf heeft ingediend in toepassing van artikel 9ter van de verblijfswet; b) overmacht: de asielzoeker kan geen gevolg geven aan het hem betekende uitwijzingsbevel omwille van door de autoriteiten bevestigde overmacht; Volgens de memorie van toelichting bij de opvangwet worden bedoeld: 1) de asielzoeker die een verlengd uitwijzingsbevel heeft of deze verlenging heeft aangevraagd aan de DVZ en 2) de asielzoeker die niet kan terugkeren omdat de overheid van het herkomstland weigert de nodige papieren af te leveren. Niet elke overmacht komt dus in aanmerking. Deze situaties staan niet in de opvangwet zelf. Zij staan slechts in de memorie van toelichting. Het is dus niet uitgesloten dat ook andere situaties (op termijn) in aanmerking zouden komen. c) familie: de asielzoeker heeft nog een familielid of een persoon die over hem het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefent die wel nog recht heeft op materiële opvang; d) vrijwillige terugkeer: de asielzoeker die een verbintenis tot vrijwillige terugkeer ondertekend heeft, behoudt zijn recht tot zijn effectief vertrek tenzij het eventuele uitstel aan zijn eigen gedrag te wijten is. In dat geval zal hij de opvang moeten verlaten. Hiermee wordt de rechtspraak van het Arbitragehof en het Hof van Cassatie eindelijk opgenomen in wetgeving. Beide rechtscolleges hebben al geoordeeld dat de beperking van de maatschappelijke 317591876 - LABP - 4 juli 2007 - 3/14 dienstverlening tot dringende medische hulp in toepassing van artikel 57, §2 OCMW-wet (en bij uitbreiding het beëindigen van het recht op materiële opvang) niet kan wanneer de vreemdeling omwille van (medische) redenen buiten zijn wil niet kan terugkeren. Deze rechtspraak heeft geleid tot ontelbare veroordelingen door de arbeidsrechtbanken van het OCMW tot verdere steunverlening. Toch heeft de federale overheid deze situatie nooit in de wetgeving geregeld. Nu is dat dus gebeurd voor het recht op materiële opvang. Nog niet voor het recht op financiële steun (bijv. aan een afgewezen gezinshereniger in een overmachtsituatie kan nog geen door de POD Maatschappelijke Integratie ten laste genomen financiële steun toegekend worden tenzij na veroordeling door de arbeidrechter). III. Toewijzingen en spreidingsplan (artikelen 9 tot 13) de toewijzingen In de opvangwet vinden we twee mogelijkheden terug om een verplichte plaats van inschrijving (code 207) toe te kennen. Ten eerste zal Fedasil aan elke asielzoeker een code 207 OS toekennen. Dat kan een opvangcentrum zijn, een lokaal opvanginitiatief (LOI) of een opvangplaats georganiseerd door de NGO’s Vluchtelingenwerk Vlaanderen of CIRE. Ten tweede zal Fedasil aan elke vreemdeling die het statuut tijdelijke bescherming1 geniet, een code 207 OCMW toekennen. De twee bestaande mogelijkheden, opvangstructuur of OCMW, blijven dus behouden. De toewijzing moet de meest aan de individuele situatie van de asielzoeker aangepaste toewijzing zijn ofwel binnen de beschikbare opvangplaatsen in een OS ofwel binnen de beschikbare openstaande quota in het spreidingsplan. De te hanteren criteria zijn: de gezinssituatie, de gezondheidstoestand, de kennis van één van de landstalen, de proceduretaal en het behoren tot een kwetsbare groep (bijv. minderjarigen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders, ouderen, mensen met een handicap enz.). Dat zijn de criteria die de wet naar voor schuift. Daarnaast kan er ook met andere criteria rekening gehouden worden voor zover die criteria verband houden met het beoordelen van het al dan niet aangepast karakter van de toegewezen OS. Fedasil werkt nog aan een meer gedetailleerde instructie. Daarnaast voorziet de opvangwet de mogelijkheid om geen code 207 OS toe te kennen of de toegekende code 207 OS op te heffen in bijzondere omstandigheden. De opvangwet bepaalt niet welke bijzondere omstandigheden in aanmerking komen. Volgens de memorie van toelichting gaat het over het mogelijk maken van het samenleven in gezin, ernstige ziekte of een verzadiging van het opvangnetwerk. Indien een asielzoeker met een code 207 OS een gezin vormt met een leefloon- of steungerechtigde cliënt en met deze cliënt gaat samenwonen, dan kan er geen steun aan de asielzoeker worden toegekend (artikel 57ter OCMW-wet). Het leefloon of de steun van de OCMW-cliënt moet desgevallend bovendien herleid worden van alleenstaande naar samenwonende. Dat zou het effectief samenleven in gezinsverband de facto erg bemoeilijken, zelfs onmogelijk maken. Nochtans is het recht op een gezinsleven een mensenrecht. Vandaar dat de opvangwet voorziet dat de code 207 OS dan zal worden opgeheven. Aan de asielzoeker kan dan wel financiële steun toegekend worden door het OCMW van de gewoonlijke verblijfplaats. Wanneer een asielzoeker ernstig ziek is, kan het aangewezen zijn om hem de mogelijkheid te bieden zich te vestigen dichtbij een ziekenhuis waar hij terecht kan en/of daar waar hij beroep kan doen op een netwerk van personen die hem kunnen steunen en begeleiden. Als het opvangnetwerk verzadigd is, zal er aan nieuwe asielzoekers geen code 207 OS toegekend kunnen worden. Het statuut tijdelijke bescherming is een specifiek statuut om bescherming te bieden aan vreemdelingen die in oorlogssituaties en dergelijke hun land ontvluchten. Het toekennen van dit statuut wordt Europees geregeld in die zin dat er op Europees niveau beslist wordt dat de lidstaten het statuut tijdelijke bescherming effectief kunnen toekennen. Momenteel wordt er geen gebruik gemaakt van dit statuut. 317591876 - LABP - 4 juli 2007 - 4/14 1 Eventueel kunnen ook andere dan de in de memorie vermelde situaties in aanmerking komen. De opvangwet bepaalt dit immers niet nader. Het is afwachten hoe Fedasil deze wetsbepaling zal invullen. Die invulling kan bovendien wijzigen in de loop van de tijd. Is dit het einde van het spreidingsplan? Aangezien de opvangwet de mogelijkheid voorziet om aan vreemdelingen met het statuut tijdelijke bescherming een code 207 OCMW toe te kennen aan de hand van het spreidingsplan, kan de regelgeving over het spreidingsplan niet worden afgeschaft. Zodra er vreemdelingen met het statuut tijdelijke bescherming zijn, moeten die immers aan de hand van het spreidingsplan aan een OCMW kunnen worden toegewezen. Bovendien bevat de opvangwet een vangnetbepaling. Er komt een evaluatie van de behandelingstermijn van de asielprocedures. Indien uit die evaluatie blijkt dat een te hoog aantal asielprocedures niet binnen de op het moment van de evaluatie door de federale overheid te bepalen streeftermijn wordt behandeld (hoe hoog dat percentage moet zijn, zal de federale overheid ook op het moment van de evaluatie bepalen), kan er bij een in ministerraad overlegd koninklijk besluit een maximale verblijfsperiode in de materiële opvang in de opvangwet worden ingeschreven. De federale overheid zal op dat moment bepalen hoelang die termijn kan zijn. Indien de behandelingstermijn in een bepaalde asielprocedure dan deze maximale verblijfsperiode in de materiële opvang overschrijdt, zal de asielzoeker op dat moment een code 207 OCMW krijgen aan de hand van het spreidingsplan. Deze maximale termijn kan alleen een rol spelen bij het bepalen van het recht op materiële opvang en de overdracht naar financiële steun en kan geen gevolgen hebben voor de behandeling van de asielaanvraag zelf. Er werd niet bepaald wanneer die evaluatie van de behandelingstermijn van de asielprocedures zal plaatsvinden. In het aller-slechtste geval, wanneer bijvoorbeeld al na enkele maanden zou blijken dat het nieuwe systeem niet werkt – waarvoor er voorlopig trouwens geen indicaties zijn - kan de federale overheid vrij snel terug nood hebben aan een spreidingsplan. Vandaar dus ook dat het spreidingsplan (en de regelgeving erover) blijft bestaan. Het wordt alleen niet meer concreet toegepast. Met andere woorden, OCMW’s die nog een openstaand quotum hebben, behouden voorlopig dat quotum. Het kan opgevuld worden met vreemdelingen die het statuut tijdelijke bescherming hebben of, later, met asielzoekers waarvan de verblijfstermijn in de materiële opvang de maximale termijn overschreden heeft. Het spreidingsplan wordt dus niet afgeschaft maar verliest (voorlopig?) wel zijn impact voor de OCMW’s. Zolang het statuut tijdelijke bescherming niet toegepast wordt en zolang er geen maximale verblijfstermijn in de opvangwet is opgenomen, zullen er na 1 juni 2007 immers geen toewijzingen van ontvankelijk verklaarde asielzoekers meer zijn (opmerking: begin juni 2007 waren er nog toewijzingen maar dan ging het over beslissingen inzake ontvankelijkheid van voor 1 juni 2007). Enerzijds zijn er geen ontvankelijkheidsverklaringen meer en anderzijds is er het recht op materiële opvang tijdens de hele asielprocedure. Dit roept meteen vragen op. Wat betekent dit voor het door de federale overheid gevoerde spreidingsbeleid van asielzoekers over alle gemeenten en OCMW’s van het land? Komt er misschien een nieuw spreidingsplan voor opvangplaatsen in LOI? Zullen LOI’s dan verplicht worden? In eerste instantie komt er geen spreidingsplan voor LOI. De federale overheid wil het nieuwe systeem eerst in werking laten treden en voorziet een evaluatie na één jaar. Indien onverwacht veel LOI-plaatsen opgezegd zouden worden en er een tekort aan plaatsen ontstaat, dan zal de federale overheid misschien weinig andere keuze hebben dan een verplichting in te voeren. Voorlopig zijn er echter geen aanwijzingen dat OCMW’s massaal LOI-plaatsen zouden opzeggen. Er is ook een voldoende marge in het totaal aantal beschikbare opvangplaatsen. Er dreigt dus niet meteen een tekort. Er zullen wel meer individuele opvangplaatsen nodig zijn om de opvang in twee fasen te kunnen realiseren. De afbakening van collectieve versus individuele opvangplaatsen is nog in volle gang. Het is dus niet zo dat alle LOIplaatsen per definitie individuele plaatsen zijn en alle centrumplaatsen per definitie collectief. Om af te bakenen wordt gewerkt met een set van criteria waarbij de graad van autonomie van de asielzoeker doorslaggevend is. Toch zal een groot aantal LOI individueel zijn. Een nijpend tekort aan individuele 317591876 - LABP - 4 juli 2007 - 5/14 plaatsen kan dus eventueel leiden tot een verplicht spreidingsplan voor LOI-plaatsen. Zover zijn we echter nog niet. Als een verplichting niet nodig is om voldoende (individuele) opvangplaatsen te kunnen garanderen, blijft er uiteraard wel de politieke vraag naar de wenselijkheid om alle gemeenten en OCMW’s te betrekken bij de opvang van asielzoekers. Het is nog even afwachten wat het standpunt van de nieuwe federale regering zal zijn. OCMW’s die zich de vraag stellen of zij nu op zoek moeten naar een woning om een LOI in te organiseren of die zich afvragen of zij nu nog woningen beschikbaar moeten houden om huisvesting aan te bieden aan toegewezen asielzoekers of vreemdelingen met tijdelijke bescherming, blijven bijgevolg op hun honger zitten. Of er een spreidingsplan voor LOI-plaatsen komt, hangt af van allerlei factoren waarop we nu nog te weinig zicht hebben. Evenmin is het zeker dat er ooit een maximale verblijfstermijn in de materiële opvang in de opvangwet zal worden ingeschreven. het wijzigen van de toewijzing In een aantal situaties wordt de code 207 OS gewijzigd. Fedasil zal nog modelformulieren ter beschikking stellen waarmee de overplaatsing (dus de wijziging van de code 207) gevraagd kan worden. a) opvang in twee fasen Een asielzoeker die al 4 maanden in een collectieve OS verblijft, kan een overplaatsing (dus een wijziging van de code 207 OS) naar een individuele OS vragen. Dit is een mogelijkheid en geen afdwingbaar recht. Om in aanmerking te komen, mag de asielzoeker nog geen negatieve beslissing van de RVV ontvangen hebben op het moment van zijn aanvraag tot overplaatsing. Indien het bij de Raad van State ingediende beroep tegen deze RVV-beslissing door de Raad van State toelaatbaar werd verklaard, komt hij wel terug in aanmerking. Indien er geen vrije plaatsen in de individuele OS zijn, moet de asielzoeker verder in de collectieve OS blijven. Deze opvang in twee fasen zal de werking van de LOI beïnvloeden. LOI zullen immers in grote mate individuele OS zijn (zie IV.). In plaats van asielzoekers van begin tot einde te begeleiden, zullen de LOI hoofdzakelijk nog instaan voor de opvang van asielzoekers die hier al 4 maanden zijn. De LOI zullen ook meer dan voordien te maken hebben met het doen vertrekken van personen die geen recht op opvang meer hebben. De vraag kan gesteld worden of deze opvang in twee fasen beantwoordt aan het concept van de meest aangepaste toewijzing. In een individuele OS kan de asielzoeker bijvoorbeeld geen gemeenschapsdiensten (zie V. g)) doen. Dat strookt alvast niet met de bedoeling om de zelfredzaamheid en de autonomie te verhogen. Bovendien, heeft het zin om asielzoekers na 4 maanden te laten verhuizen wanneer de asielprocedure ongeveer één jaar duurt? Zeker als er schoolgaande kinderen bij betrokken zijn, is het niet zeker dat deze verhuis in het belang van de betrokkenen is. De VVSG heeft bij het tot stand komen van de opvangwet sterk geprotesteerd tegen deze opvang in twee fasen. Voor de federale overheid was en is dit echter cruciaal in het kader van het aanbieden van een kwaliteitsvolle materiële opvang die de menselijke waardigheid garandeert. Andere vraag is dan of het niet beter zou zijn om de duur van de opvang in een collectieve OS nog meer in te perken tot een maand à 6 weken. b) wijzigingen omwille van het niet aangepast karakter van de OS Zowel de OS als de asielzoeker kan vragen om een wijziging van de code 207 en dus een overplaatsing naar een andere OS wanneer de OS waarin de asielzoeker verblijft niet (meer) aangepast is aan zijn specifieke noden (zie verder de evaluatie van de toewijzing). Een wijziging is ook steeds mogelijk om medische redenen. Hiertoe is er een advies van de behandelende arts nodig (art. 28 opvangwet). c) wijziging na ordemaatregel of sanctie 317591876 - LABP - 4 juli 2007 - 6/14 De toepassing van een ordemaatregel of het opleggen van een sanctie kan ook de vorm aannemen van een overplaatsing (zie VII. en VIII.). de evaluatie van de toewijzing De evaluatie dient om na te gaan of de in de toegewezen OS geboden materiële opvang, meer bepaald de huisvesting en de begeleiding, beantwoorden aan de individuele medische, sociale en psychologische noden van de asielzoeker of een andere begunstigde van de opvang (bijv. een uitgeprocedeerde asielzoeker met verlengd opvangrecht). Bij de evaluatie moet er bovendien bijzondere aandacht zijn voor de specifieke noden van een bewoner die behoort tot één van de kwetsbare groepen. De eerste evaluatie moet gebeuren binnen de 30 dagen na de eerste toewijzing van een OS. Dit zal dus in de regel door de collectieve OS gebeuren (tenzij er toch een eerste toewijzing aan een individuele OS zou gebeuren – zoals gezegd, de opvangwet staat dat toe maar het is niet de bedoeling om dat nog te doen). Indien de toewijzing binnen deze termijn van 30 dagen wijzigt, begint een nieuwe termijn van 30 dagen te lopen vanaf de nieuwe toewijzing. Er wordt dus gegarandeerd dat er 30 dagen zijn om te evalueren. Bij de aankomst van de asielzoeker in de OS wordt hem of haar een maatschappelijke werker als referentiepersoon aangewezen. Deze maatschappelijk werker is het aanspreekpunt voor de asielzoeker. De evaluatie gebeurt bijgevolg ook door deze referentie maatschappelijk werker die daartoe minstens één gesprek met de asielzoeker moet hebben en het advies kan (niet moet) inroepen van zowel interne (bijv. collega’s, hoofd maatschappelijk werken enz.) als externe diensten en personen (arts, psycholoog enz.). De bevindingen moeten worden neergeschreven in een evaluatieverslag. Dit verslag moet gevalideerd worden door de verantwoordelijke van de sociale dienst van de OS of, bij diens afwezigheid, door de door de verantwoordelijke van de OS aangeduide persoon. Dat kan uiteraard niet de referentie maatschappelijk werker zijn. Deze validering moet een interne controle op de evaluatie mogelijk maken alsook het in de OS stroomlijnen van de wijze waarop er geëvalueerd wordt. Bovendien is het mogelijk dat er in het evaluatieverslag maatregelen voorgesteld worden die financiële gevolgen kunnen hebben voor de OS waarvoor dan ook de validatie nodig is. De minister zal nog een modelformulier bepalen. In afwachting kan de OS het door Fedasil aangeboden model gebruiken (www.vvsg.be<beleidsthema’s<welzijn<vreemdelingen<materiëleopvang). Dat is niet verplicht maar indien alle OS hetzelfde formulier gebruiken, zal dat de samenwerking zeker vergemakkelijken. Het evaluatieverslag maakt deel uit van het sociaal verslag. De asielzoeker heeft toegang tot zijn sociaal verslag en dus ook tot het evaluatieverslag. Op die manier beschikt hij over de nodige informatie om zelf eventueel een wijziging van de OS aan te vragen. Nadien moet er permanent geëvalueerd worden. Het evaluatieverslag moet worden aangevuld in functie van deze permanente evaluatie. Indien er bij deze een maatregel wordt voorgesteld, moet de aanvulling van het verslag ook gevalideerd worden. Om de aandacht voor deze permanente evaluatie te waarborgen, moet er minstens om de 6 maanden een balans van de situatie worden opgemaakt. Ook deze balans moet gevalideerd worden. Deze bepaling is in werking getreden op 7 mei 2007 en geldt voor alle opgevangen personen. Dat betekent dat er ten laatste op 7 november 2007 een balans van de situatie in het sociaal dossier van elke opgevangen persoon moet zitten. De evaluatie is gericht op het nagaan of de noden van de asielzoeker in de toegewezen OS beantwoord kunnen worden. Indien er een hiaat wordt vastgesteld, volstaat het niet om dit in het evaluatieverslag te noteren en eventueel een overplaatsing aan te vragen. Op dat moment moet er gezocht worden naar oplossingen binnen de toegewezen OS. Bijvoorbeeld: wanneer wordt vastgesteld dat de betrokkene psychische problemen heeft, moet er gezocht worden naar een behandeling die vanuit de OS gevolgd kan worden. Daar hangt meestal een prijskaartje aan. Vandaar het valideren van het evaluatieverslag. 317591876 - LABP - 4 juli 2007 - 7/14 Indien een LOI een overplaatsing vraagt omwille van het niet aangepast karakter van de geboden opvang aan de noden van de asielzoeker of andere bewoner, zal dit evaluatieverslag een rol spelen. Is het verslag niet in orde, dan zal de overplaatsing geweigerd worden. In situaties waarin uit de evaluatie blijkt dat er aan de noden van de betrokkene wordt tegemoet gekomen, is het bijgevolg niet nodig om een zeer uitgebreid verslag op te stellen. IV. De opvangstructuren Er zijn twee types: de collectieve en de individuele OS. De opvangwet bevat geen definitie van collectief of individueel. Volgens de memorie van toelichting zal Fedasil het karakter van elke OS bepalen waarbij de graad van autonomie van de bewoner doorslaggevend zal zijn. Fedasil heeft daartoe een werkgroep opgericht. Deze werkgroep heeft een hele reeks criteria bepaald. Indien deze lijst overlopen wordt voor een bepaalde OS, leidt dat tot een bepaald aantal punten op 140. Rest nu nog om de grens te bepalen vanaf hoeveel punten een OS individueel is. Aanvankelijk zal die lat niet te hoog gelegd kunnen worden omdat er dan te weinig individuele plaatsen zouden kunnen zijn om de opvang in twee fasen te laten slagen. Het is wel de bedoeling om het opvangnetwerk in de realiteit op middellange termijn aan te passen en de lat dus voldoende hoog te leggen. Deze kwalificatie is belangrijk want zij speelt niet alleen in het kader van de opvang in twee fasen een rol. Ook in heel wat andere bepalingen van de opvangwet worden de twee types OS anders behandeld. Het meest in het oog springend is daarbij zeker en vast het verbod op gemeenschapsdiensten. Worden nog verwacht: - een KB dat de kwaliteitsnormen en de controle daarop bepaalt - een KB dat het stelsel en de werkingsregels bepaalt - een MB dat een gemeenschappelijk basismodel van huishoudelijk reglement bepaalt V. De materiële hulp Voor het eerst bepaalt een wet wat materiële opvang is. Voordien waren er enkel een aantal informatieve en inspirerende brochures. a) Informatiebrochure (art. 14) De opvangwet bepaalt dat de asielzoeker op het moment van de toewijzing van de verplichte plaats van inschrijving (code 207) een informatiebrochure moet krijgen die zijn rechten en plichten in een voor hem begrijpelijke taal omschrijft. Fedasil voorziet deze informatiebrochure in 10 talen. Die 10 talen zijn: Nederlands, Frans, Engels, Arabisch, Perzisch (Farsi), Turks, Koerdisch (Kurmandji), Russisch, Servo-Kroatisch en Albanees. De Dispatching zal de asielzoeker op het moment van de toewijzing aan een OS een exemplaar van deze brochure overhandigen. De informatiebrochure die nu gebruikt wordt (u vindt deze brochure ook terug op www.vvsg.be<beleidsthema’s<welzijn<vreemdelingen<materiëleopvang), is een eerste versie. De brochure wordt niet voorgedrukt. Het gaat over elektronische bestanden die dus aangepast kunnen worden. Omwille van de vertalingen kan dat weliswaar niet doorlopend gebeuren. Indien u voorstellen tot aanvulling en/of verbetering heeft, bezorg ze dan aan Fedasil via uw regiomedewerkers. Met het louter overhandigen van een informatiebrochure is er geen garantie dat de asielzoeker werkelijk begrijpt wat zijn rechten en plichten zijn. Daarom bepaalt de opvangwet dat de asielzoeker bij aankomst in de hem toegewezen OS ook een kopie van het huishoudelijk reglement ontvangt. Uiteraard behoort 317591876 - LABP - 4 juli 2007 - 8/14 het tot de maatschappelijke begeleiding om in de mate van het mogelijke de informatie mondeling toe te lichten. b) Toegang tot sociale tolk- en vertaaldiensten (art. 15) De begunstigde van de opvang heeft recht op toegang tot een sociale tolk-en vertaaldienst in het kader van de uitoefening van zijn rechten en plichten zoals omschreven in de opvangwet. Om dit recht te realiseren kunnen er overeenkomsten gesloten worden met de desbetreffende dienstverleners. Dit is een inspanningsverbintenis. Geen resultaatsverbintenis. Momenteel heeft de VVSG geen weet van problemen in verband met het realiseren van deze toegang. In de opvangwet wordt in een aantal bepalingen verwezen naar de mogelijkheid om overeenkomsten te sluiten met dienstverleners. Soms bepaalt de opvangwet dat dit nog verder bij koninklijk besluit geregeld moet worden, soms niet. Hoe dit in de praktijk gaat gebeuren, zal de toekomst moeten uitwijzen. LOI die al samenwerkingen op poten gezet hebben met sociale tolk- en vertaaldiensten, al dan niet in een overeenkomst gegoten, kunnen deze dus gewoon voortzetten. c) Medische begeleiding (art. 23 tot 29) welke zorgen? De begunstigde van de opvang heeft recht op de medische begeleiding die noodzakelijk is om een leven te kunnen leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. Daar kunnen zowel medische verstrekkingen met een RIZIV-nomenclatuurnummer als medische verstrekkingen die tot het dagelijkse leven behoren onder vallen. De wetgever heeft de Koning de opdracht gegeven om dit concreter in te vullen. Meer bepaald moest er bepaald worden welke medische verstrekkingen met een RIZIV-nomenclatuurnummer uitgesloten worden van de medische begeleiding in de materiële opvang omdat zij niet noodzakelijk zijn om de menselijke waardigheid te waarborgen en welke verstrekkingen die tot het dagelijkse leven behoren wel tot die medische begeleiding gerekend kunnen worden ook al hebben ze geen RIZIVnomenclatuurnummer. Deze invulling vindt u in het KB van 9 april 2007 tot bepaling van de medische hulp en de medische zorgen die niet verzekerd worden aan de begunstigde van de opvang omdat zij manifest niet noodzakelijk blijken te zijn en tot de bepaling van de medische hulp en de medische zorgen die tot het dagelijkse leven behoren en verzekerd worden aan de begunstigde van de opvang. Zorgen die onder deze invulling vallen, worden door Fedasil ten laste genomen. Dit systeem is niet van toepassing op de LOI!!! De medische kosten van LOI-bewoners worden immers niet door Fedasil maar door de POD Maatschappelijke Integratie ten laste genomen. En de POD Maatschappelijke Integratie werkt enkel met de medische verstrekkingen die een (pseudo)RIZIVnomenclatuurnummer hebben (de mogelijkheid om een uitzondering aan te vragen wordt buiten beschouwing gelaten). Op het moment dat de federale overheid besloot om af te wijken van het bestaande systeem bij de POD Maatschappelijke Integratie, stond het vast dat er een ongelijke behandeling zou zijn. Ofwel tussen cliënten in financiële steun en deze die in een LOI verblijven. Ofwel tussen verschillende groepen begunstigden van materiële opvang. De vraag kan gesteld worden of deze ongelijke behandeling tussen verschillende groepen begunstigden van materiële opvang op basis van de toegewezen OS wenselijk is. In het licht van de bepalingen van de opvangwet wringt er toch een schoentje. De artikelen 23 en 24 van de opvangwet omschrijven het recht op medische begeleiding zonder daarbij een onderscheid te maken op basis van de OS. Met andere woorden, deze artikelen gelden dus ook voor de in de LOI geboden medische begeleiding. In artikel 25 van de opvangwet staat dat Fedasil bevoegd is om de medische begeleiding te verzekeren ongeacht de OS waarin de betrokkene verblijft maar met uitsluiting van de LOI. Met andere woorden, de LOI kunnen de medische kosten niet terugvorderen van Fedasil. Zij moeten dit verder bij de POD Maatschappelijke Integratie doen die echter geen rekening houdt met de 317591876 - LABP - 4 juli 2007 - 9/14 omschrijving van medische begeleiding in de artikelen 23 en 24 van de opvangwet. Dit is zeker een punt om bij de evaluatie van de opvangwet te verduidelijken. In het KB staat ten slotte nog dat de directeur van Fedasil in uitzonderlijke gevallen medische verstrekkingen kan toekennen aan een begunstigde van de opvang die niet onder de omschrijving zoals in het KB bepaald vallen. Dit gebeurt op voorstel van een arts. Voor de OS (niet de LOI) is dat logisch aangezien Fedasil ook de kosten ten laste neemt. Voor de LOI stelt zich de vraag of Fedasil in die gevallen dan ook de kosten zal dragen of niet. Deze beslissingen van de directeur zijn immers niet tegenwerpelijk aan de POD Maatschappelijke Integratie. organisatie van de medische begeleiding De medische begeleiding wordt verstrekt onder de verantwoordelijkheid van een arts die daarbij professioneel onafhankelijk van de OS tewerk gaat. Voor de LOI betekent dit in principe dat de huisarts van de betrokken LOI-bewoner de spil is in deze medische begeleiding. De arts beoordeelt uiteindelijk welke medische verstrekkingen concreet toegekend worden. Indien de arts van oordeel is dat de door de begunstigde van de opvang gevraagde medische verstrekkingen niet nodig zijn met het oog op het garanderen van zijn menselijke waardigheid, kan de betrokkene tegen deze beslissing in beroep gaan (zie XI.). In de collectieve OS wordt er een medisch dossier bijgehouden dat bij een overplaatsing aan de nieuwe OS moet worden overgemaakt. De opvangwet zegt uitdrukkelijk dat een verplicht medisch onderzoek mogelijk is om redenen van volksgezondheid. Om deze medische begeleiding te kunnen aanbieden, kunnen er overeenkomsten gesloten worden met instellingen voor gezondheidszorg. Dit moet nog verder uitgewerkt worden in een KB. Volgens de VVSG is het niet zinvol dat elk LOI apart op zoek gaat naar partners in de wereld van de gezondheidszorg om specifieke zorgen te kunnen garanderen. Uiteraard kan elk LOI wel afspraken maken met verstrekkers van eerstelijnszorg in de eigen gemeente of een naburige gemeente. We denken hier echter aan zorgen waarvoor het aanbod niet decentraal gegarandeerd is en/of waaraan niet in elk LOI op regelmatige basis nood is. Voor die situaties zou het volgens de VVSG zinvol zijn om na te gaan in welke mate Fedasil hier een rol kan opnemen voor de LOI of het hele netwerk om de toegang tot die specifieke zorgen voor de begunstigde van de opvang in het algemeen te waarborgen. De cel medische kosten binnen Fedasil zal het recht op medische begeleiding garanderen voor de asielzoekers die niet in de hen toegewezen OS verblijven (de no show’s). Indien echter deze toegewezen OS een LOI is, geldt dat niet. De LOI blijven zelf verantwoordelijk voor het afleveren van betalingsverbintenissen voor deze cliënten alsook voor het betalen van de kosten die zij dan eventueel van de POD Maatschappelijke Integratie kunnen terugvorderen. d) Psychologische begeleiding (art. 30) De noodzakelijke psychologische begeleiding wordt aan de begunstigde van de opvang verzekerd. Om deze psychologische begeleiding te kunnen aanbieden, kunnen er overeenkomsten gesloten worden met instellingen voor gezondheidszorg. Dit moet nog verder uitgewerkt worden in een KB. We verwijzen verder naar de bespreking onder punt c). e) Maatschappelijke begeleiding (art. 31 en 32) De begunstigde van de opvang heeft recht op geïndividualiseerde permanente maatschappelijke begeleiding. Dit betekent dat hij effectieve toegang tot een sociale dienst moet hebben en dat er een maatschappelijk werker als referentiepersoon moet worden aangeduid. De taak van deze maatschappelijke werker bestaat uit het informeren, begeleiden, raad geven, doorverwijzen en het evalueren het aangepast karakter van de toegewezen OS. 317591876 - LABP - 4 juli 2007 - 10/14 Voor elke begunstigde van de opvang moet er een sociaal dossier worden opgesteld en bijgehouden in de OS. De precieze inhoud moet nog omschreven worden maar het evaluatieverslag maakt er in ieder geval deel vanuit (zie III.). De betrokkene heeft toegang tot zijn eigen sociaal dossier. Op vraag moet hem een kopie gegeven worden. Bij een overplaatsing moet het aan de nieuwe OS worden overgemaakt. Bij KB zullen de kwalificaties van de maatschappelijk werkers bepaald worden. Dit KB is er nog niet. Naar verluid zou dit een minimale invulling krijgen. f) Juridische hulp (art. 33) De begunstigde van de opvang moet effectief toegang hebben tot eerste- en tweedelijns juridische bijstand. Om dit te realiseren, kunnen er overeenkomsten gesloten worden met verenigingen die het verdedigen van de rechten van vreemdelingen tot doel hebben of bureaus voor juridische bijstand. Wat dit in de praktijk zal betekenen, is nog onduidelijk. Wel staat vast dat het gezien de toenemende complexiteit van de asielprocedure nodig is om de samenwerking tussen de juridische en de maatschappelijke begeleiding te verbeteren. g) Zakgeld en gemeenschapsdiensten (art. 34) Elke begunstigde van de opvang heeft recht op een zakgeld per week en per persoon. Het toekennen van het zakgeld is verder geregeld in het KB van 1 april 2007 (BS 18 april 2007). We verwijzen naar de in de inleiding gemaakte opmerking. Fedasil zal nog verduidelijkende instructies bezorgen aan de OS. Gemeenschapsdiensten zijn klussen die de door de begunstigde van de opvang worden uitgevoerd in collectieve OS ten voordele van de daar verblijvende bewoners of in het kader van activiteiten gericht op het verbeteren van de integratie van de OS in de lokale omgeving. Dit gebeurt in ruil voor een verhoging van zijn zakgeld tot maximaal 125 EUR per maand. Gemeenschapsdiensten blijven uitgesloten in individuele OS. Dat strookt niet met de opvatting dat de overplaatsing naar een individuele OS de zelfredzaamheid en de graad van autonomie van de begunstigde van de opvang moet verhogen. Dit strookt ook niet met de bekommernis om de begunstigde van de opvang een zinvolle dagbesteding te geven. Dit betekent dat zelfs indien het verbod op vrijwilligerswerk wordt opgeheven en de klussen in het kader van individuele OS een wettelijke basis krijgt, dat deze klussen geen gemeenschapsdiensten zijn waaraan de opvangwet een verhoging van het zakgeld koppelt. De VVSG heeft de redenen voor deze uitsluiting van individuele OS nooit goed begrepen en vindt het jammer dat de bestaande regeling ongewijzigd in de opvangwet is overgenomen. Ook dit zal zeker terug aangekaart worden bij de evaluatie van de opvangwet. h) Cursussen en opleiding (art. 35) Met het oog op het aanbieden van een zinvolle dagbesteding, moeten de OS ofwel cursussen en opleidingen organiseren ofwel deze inkopen bij andere aanbieders (m.a.w. de kosten ten laste nemen). i) Kwetsbare groepen (art. 36 tot 42) algemeen De in de opvangwet gegeven voorbeelden zijn: alle minderjarigen, alleenstaande ouders, zwangere vrouwen, personen met een handicap, slachtoffers van mensenhandel of van geweld of foltering of ouderen. 317591876 - LABP - 4 juli 2007 - 11/14 Om aan de specifieke behoeften van kwetsbare groepen tegemoet te kunnen komen, kunnen er overeenkomsten gesloten worden met gespecialiseerde instellingen en verenigingen. Het is nog afwachten wat dit in de praktijk zal betekenen. minderjarigen Bij minderjarigen staat steeds het belang van het kind voorop. Zij moeten in een aantal situaties toegang hebben tot geestelijke gezondheidszorg en revalidatiediensten. Niet-begeleide minderjarigen (NBM) verblijven eerst maximaal 15 dagen (éénmaal verlengbaar) in een observatie- en oriëntatiecentrum. Hun werking is verder bepaald bij KB van 9 april 2007 (BS 7 mei 2007). Daarna gaan zij naar de meest geschikte opvangstructuur voor NBM. Voor NBM die geen toegang tot het grondgebied hebben, is er nu ook opvang in deze observatie- en oriëntatiecentra in plaats van de opvang in de gesloten centra. Dat is zeker en vast een stap vooruit. VI. Overdracht aan een OCMW (art. 43) Wanneer de begunstigde van de opvang erkend wordt, subsidiaire bescherming toegekend krijgt, geregulariseerd wordt enz., verwerft hij een verblijfsrecht dat hem recht geeft op ofwel maatschappelijke integratie (leefloon) ofwel op maatschappelijke dienstverlening (financiële steun). Wanneer de betrokkene de opvang moet verlaten zonder verblijfsrecht, is er nog recht op dringende medische hulp via een OCMW. Bij het einde van de materiële opvang moet bijgevolg steeds een overdracht gebeuren aan het bevoegde OCMW voor het realiseren van deze hulpverlening. De opvangwet zegt dat deze overdracht bij KB geregeld moet worden en dat de continuïteit van de opvang daarbij gewaarborgd moet worden. Dit KB is nog in ontwikkeling. Vanzelfsprekend is dit een belangrijk KB voor de OCMW’s. VII. Ordemaatregelen (art. 44) Ordemaatregelen kunnen genomen worden om de orde, de rust of de veiligheid in de OS te bewaren of te herstellen. Het verschil met een sanctie is dat er niemand gestraft wordt, dat er niemand geviseerd wordt. Ordemaatregelen kunnen opgelegd worden aan een persoon of aan een groep. Welke maatregelen ordemaatregelen kunnen zijn en hoe deze moeten worden opgelegd, moet nog bij KB bepaald worden. In afwachting daarvan kan elke OS zijn vroegere praktijk voortzetten tenzij die strijdig zou zijn met andere bepalingen van de opvangwet (bijv. iemand tijdelijk de toegang tot de OS ontzeggen wordt moeilijk als er geen alternatief geboden wordt want de materiële opvang kan nooit opgeheven worden). VIII. Sancties (art. 45) Bij een ernstige overtreding van de voorschriften en werkingsregels van een bepaalde OS, kan er een sanctie worden opgelegd. Bij het opleggen van een sanctie wordt rekening gehouden met de aard en de omvang van de overtreding alsook met de concrete omstandigheden waarin de overtreding plaatsvond. Niet om het even welke sanctie kan opgelegd worden. De opvangwet voorziet nog 6 mogelijke sancties: - de formele verwittiging vermeld in het sociaal dossier 317591876 - LABP - 4 juli 2007 - 12/14 - de tijdelijke uitsluiting van activiteiten - de tijdelijke uitsluiting van gemeenschapsdiensten - de beperking van de toegang tot bepaalde diensten (niet de medische diensten) - verplichte taken opleggen - de overplaatsing zonder verwijl De keuze is al bij al beperkt. Vanuit de praktijk komt de kritiek dat deze sancties weinig (directe) impact hebben op het gedrag van de begunstigde van de opvang. Daarom hebben de opvangpartners gevraagd om ook het inhouden van het zakgeld, eventueel een beperkt deel ervan en voor in de opvangwet beperkte periodes. De federale overheid heeft geen gevolg gegeven aan deze uitdrukkelijke vraag van de praktijk. Volgens de federale overheid is het inhouden van het zakgeld in het kader van materiële opvang niet te rijmen met het garanderen van de menselijke waardigheid omdat de betrokkenen dan zelfs dat luttele bedrag niet meer vrij kunnen besteden. De VVSG volgt deze redenering niet. Het voor een beperkte periode inhouden van het zakgeld is voor de VVSG verenigbaar met de menselijke waardigheid aangezien het toch gaat over ernstige overtredingen van de regels. Bovendien moet worden opgemerkt dat leefloon- en steuncliënten ook geen garantie hebben om een dergelijk beperkt bedrag vrij te kunnen besteden. Ook hier moet een KB één en ander verder uitwerken. De opvangwet bepaalt evenwel al dat de sanctie moet worden opgelegd door de verantwoordelijke van de OS of de centrumdirecteur. Elk LOI zal dus zo’n verantwoordelijke moeten aanduiden. De sanctie moet worden opgelegd aan de hand van een objectieve, onpartijdige en gemotiveerde beslissing die aan de betrokkene betekend moet worden. Het opheffen of verminderen van de opgelegde sanctie is mogelijk. Ook dat beslist de verantwoordelijke van de OS of de centrumdirecteur. IX. Klachten (art. 46) De begunstigde van de opvang kan een klacht indienen bij de verantwoordelijke van de OS of de centrumdirecteur wanneer de levensomstandigheden in de OS een probleem vormen of over de toepassing van het huishoudelijk reglement. Er is geen enkel formalisme gekoppeld aan het indienen van zo’n klacht. De klacht moet binnen de 7 dagen behandeld worden. Het is nog onduidelijk hoe deze termijn van 7 dagen opgevolgd kan worden. Eventueel kan elke klacht in een register ingeschreven worden en kan de betrokkene gevraagd worden om daarbij zijn handtekening te zetten. Tenzij dit strijdig zou worden bevonden met de regel dat er geen formalisme is voor het indienen van de klacht. Het is ook onduidelijk wanneer een klacht geacht wordt behandeld te zijn. Indien de klacht niet binnen de 7 dagen behandeld wordt, kan de betrokkene zijn klacht schriftelijk voorleggen aan de door de partner (de LOI) aangeduide en door Fedasil erkende persoon. Probleem is dat de memorie van toelichting bij de opvangwet zegt dat deze persoon geen personeelslid van de door de partner, het OCMW dus, georganiseerde OS kan zijn maar de partner volgens de statuten wel in rechte moet kunnen vertegenwoordigen. De vraag stelt zich wie aan deze voorwaarden voldoet in het kader van een LOI. De voorzitter? Een raadslid? De regiomedewerkers zullen hierover contact opnemen met de LOI. Deze persoon moet de klacht vervolgens binnen de 30 dagen behandelen. Een KB zal verder de procedureregels bepalen. X. Beroep (art. 47) De begunstigde van de opvang kan een beroep indienen tegen: - een beslissing waarbij hem een sanctie wordt opgelegd, meer bepaald de beperking van de toegang tot bepaalde diensten (niet de medische diensten), het opleggen van verplichte taken en de overplaatsing zonder verwijl - een beslissing van de arts om een bepaalde medische verstrekking niet toe te kennen omdat die niet nodig om de menselijke waardigheid te garanderen. 317591876 - LABP - 4 juli 2007 - 13/14 Dit beroep wordt, voor wat de LOI betreft, ingediend bij de OCMW-raad. Dit moet gebeuren binnen de 5 werkdagen na de betekening van de beslissing bij gewone past. De OS krijgt een kopie van het beroep. De OCMW-raad moet binnen de 30 dagen oordelen en kan de bestreden beslissing bevestigen, herzien of vernietigen. De bestreden beslissing kan opgeschort worden. De betrokkene kan gehoord worden indien de OCMW-raad dat nodig acht. De OCMW-raad moet zijn beslissing uiteraard motiveren. Tegen deze beslissing staat nog een beroep bij de arbeidsrechtbank open (beroepstermijn 3 maanden). XI. Personeel (art. 49 tot 51) Voor het personeel van de OS bepaalt de opvangwet dat zij gehouden zijn tot de geheimhoudingsplicht. De minister zal nog een deontologische code opstellen die deel zal uitmaken van het arbeidsreglement. Er komt een multidisciplinaire en doorlopende opleidingscyclus. Personeelsleden die met niet-begeleide minderjarigen werken, krijgen een specifieke opleiding. XII. Besluit Het is nog te vroeg om een grondig besluit te kunnen vormen. Er moet immers nog heel wat bij KB en MB bepaald worden. De LOI zullen hun werking aan de opvangwet moeten aanpassen. Zij zullen daarbij ondersteund worden door de regiomedewerkers van Fedasil. De opvang in twee fasen wijzigt de nood aan de te bieden begeleiding. Het evalueren van de toewijzing is een belangrijke nieuwe taak. Er moeten een aantal procedures worden ingevoerd. Het opleggen van sancties moet herbekeken worden. Er worden ook een aantal specifieke functies vastgelegd. Het aanduiden van een maatschappelijk werker als referentiepersoon stelt geen probleem. Daarnaast moet er ook een verantwoordelijke van de OS bepaald worden, een persoon die de evaluatieverslagen valideert (en dat kan wel de verantwoordelijke van de OS zijn maar niet de maatschappelijk werker van referentie) en een persoon die de niet behandelde klachten in ontvangst gaat nemen. Elk LOI, elk OCMW moet nagaan wie binnen de eigen lokale context deze functies kan opnemen. MEER WETEN: Voor meer informatie over de asielprocedure en de wijzigingen aan het verblijfsrecht (o.a. regularisatie, gezinshereniging,…): - www.vvsg.be<beleidsthema’s<welzijn<vreemdelingen - www.vreemdelingenrecht.be<wegwijs - www.vluchtelingenwerkvlaanderen.be Fabienne Crauwels 5 juli 2007 317591876 - LABP - 4 juli 2007 - 14/14