Belastingkrediet voor kinderlast Informatieve nota van 20 februari 2012 De VVSG krijgt regelmatig vragen van OCMW’s in verband met het belastingkrediet voor kinderlast. Een vaakgestelde vraag is of dit belastingkrediet voor kinderlast in aanmerking mag worden genomen bij de berekening van het leefloon of de financiële steun. Daarnaast roept de vaststelling dat ook gezinnen met kinderen die in een LOI worden opgevangen in aanmerking komen voor dit belastingkrediet, heel wat vragen op. 1) Toelichting belastingkrediet Achteraan deze nota vindt u als bijlage I de omzendbrief van de fiscus waarin het belastingkrediet wordt toegelicht. Kunnen aanspraak maken op het belastingkrediet: de aan de personenbelasting onderworpen belastingplichtige rijksinwoners die kinderen ten laste hebben en wiens gezamenlijk belastbaar inkomen lager is dan de belastingvrije som waarop zij recht hebben. a) Wie is een aan de personenbelasting onderworpen belastingplichtige rijksinwoner? Tot bewijs van het tegendeel wordt elke natuurlijke persoon die in het Rijksregister is ingeschreven verondersteld om in België zijn woonplaats of de zetel van zijn fortuin te hebben gevestigd. Ook leefloon- of steungerechtigde OCMW-cliënten die niet de Belgische nationaliteit hebben vallen daaronder voor zover ze ingeschreven zijn in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister. In het Rijksregister ingeschreven asielzoekers en zelfs uitgeprocedeerde asielzoekers waarvan de inschrijving nog niet geschrapt werd, moeten bijgevolg beschouwd worden als belastingplichtige rijksinwoners in de zin van artikel 2, §1, 1° van het WIB 1992 (wetboek inkomstenbelasting). In hun hoedanigheid van belastingplichtige rijksinwoner krijgen zij van de fiscus een aanslagbiljet toegestuurd op het adres waarop zij ingeschreven staan. De fiscus neemt daarvoor de gegevens over van het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister. Wie een aanslagbiljet ontvangt, moet zijn inkomsten aangeven. Elke rijksinwoner is er immers toe gehouden om zijn inkomsten aan de fiscus aan te geven. Wie geen aangifte doet, krijgt een geldboete tenzij de fiscus de redenen aanvaardt die ter verantwoording worden aangehaald. Wie per vergissing geen aanslagbiljet ontvangt, moet er in principe zelf één gaan vragen bij zijn belastingkantoor. Op een in 2006 gestelde parlementaire vraag heeft de bevoegde minister geantwoord dat: “Uit hetgeen voorafgaat (= uitleg van begrip ‘rijksinwoner’ zoals hierboven) volgt dat asielzoekers 1/26 meestal als Rijksinwoners kunnen worden aangemerkt. Overigens is er niets dat principieel belet dat zij aanspraak kunnen maken op het belastingkrediet voor kinderen ten laste via het indienen van een aangifte in de inkomstenbelastingen. […] Overigens dient iedere belastingplichtige, overeenkomstig artikel 308, §3 WIB 1992, indien hij geen aangifteformulier heeft ontvangen bij de aanslagdienst waaronder jij ressorteert uiterlijk op 1 juni van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd een aangifteformulier aan te vragen.” b) Het belastingkrediet voor kinderen ten laste Het belastingkrediet voor kinderen ten laste wordt geregeld door artikel 134 WIB 1992 en de circulaire nr. Ci.RH.331/556.891 (AOIF 9/2004) van 4 maart 2004 (bijlage I achteraan deze nota). Het werd ingevoerd omdat heel wat gezinnen niet volledig konden genieten van de verschillende belastingvrijstellingen en -verminderingen voor kinderen ten laste omdat het bedrag van hun inkomsten te laag was. Het bedrag dat niet kan worden afgetrokken, wordt daarom omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet. Het belastingkrediet bedraagt maximaal 250,00 euro per kind (te indexeren bedrag). Kinderen zijn ‘de afstammelingen van de belastingplichtige (kinderen of geadopteerde kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van de alleenstaande belastingplichtige, van beide echtgenoten of van één van hen), alsmede de kinderen die de belastingplichtige volledig of hoofdzakelijk ten laste heeft (bijvoorbeeld kinderen van wie de ouders uit het ouderlijk gezag zijn ontzet, andere kinderen dan eigen kinderen, zelfs indien zij niet ouderloos zijn)’. Verder staat er ook nog dat ‘inzake de personenbelasting de inkohiering van de aanslag verplicht is ongeacht of de betrokkenen belastingplichtige in zijn aangifte: - geen in de personenbelasting belastbare inkomsten heeft aangegeven omdat hij bijvoorbeeld uitsluitend vrijgestelde inkomsten heeft gekregen (zoals een leefloon van het OCMW, een integratietegemoetkoming als gehandicapte); - uitsluitend vrijgestelde buitenlandse inkomsten (met of zonder progressievoorbehoud) heeft aangegeven; - uitsluitend facultatief aan te geven inkomsten van roerende goederen en kapitalen heeft aangegeven’. 2) OCMW-dienstverlening en belastingkrediet a) Mag het belastingkrediet als bestaansmiddel in rekening gebracht worden bij leefloon of steun? Neen, dat mag niet. 2/26 Artikel 22, §1, o) RMI-KB stelt het belastingkrediet voor kinderen ten laste vrij. M.a.w. de wetgever heeft beslist dat dit een vrijgesteld inkomen moet zijn voor leefloongerechtigde cliënten. Voor steungerechtigde cliënten gelden in principe dezelfde regels inzake de bestaansmiddelen als voorzien in de RMI-wet en het RMI-KB. Met dien verstande dat de OCMW-wet zelf geen regels bevat. Volgens de OCMW-wet moet het OCMW zoveel steun geven als nodig om de menselijke waardigheid te waarborgen. Artikel 1 van het ministerieel besluit van 30 januari 1995 over de tenlasteneming van de toegekende financiële steun door de POD MI verwijst naar de RMI-wet en zijn uitvoeringsbesluiten om de bestaansmiddelen inzake steun te berekenen. M.a.w., indien het OCMW bij de steun op dezelfde manier berekent als bij het leefloon, dan houdt de POD MI daarmee rekening bij de terugbetaling aan het OCMW. b) Kunnen personen die geen belastingen betalen wel een teruggave ontvangen? Ja, dat kan. Door het systeem van het belastingkrediet te gebruiken, heeft de wetgever beslist dat iemand die geen belastingen betaalt, bepaalde fiscale voordelen toch volledig moet kunnen genieten door een terugbetaling te krijgen. c) Is het aanvaardbaar dat LOI-bewoners dit belastingkrediet ontvangen? LOI-bewoners genieten materiële opvang die hun menselijke waardigheid waarborgt. Veelgestelde vragen i.v.m. het belastingkrediet zijn: - Is er geen sprake van ongelijke behandeling t.o.v. leefloon- of steungerechtigde cliënten? Er is juridisch geen ongelijke behandeling t.o.v. leefloon- of steungerechtigde cliënten aangezien het belastingkrediet ook voor deze groep een vrijgesteld inkomen is. Maar in de praktijk, op de werkvloer wordt het toekennen van het belastingkrediet aan LOI-bewoners toch als problematisch ervaren. De redenering gaat als volgt. Leefloonof steungerechtigde cliënten moeten met hun leefloon of steun zelf al hun kosten betalen en houden daarvan niets over om zelfs maar kleine persoonlijke uitgaven te doen. Vaak is er een aanvullende steun van het OCMW nodig om enigszins rond te komen. Deze cliënten kunnen met het belastingkrediet aan de kinderlast gerelateerde kosten betalen en eventueel een klein sinterklaas- of verjaardagscadeautje kopen, hetgeen zonder dit belastingkrediet absoluut onmogelijk zou zijn tenzij het OCMW 3/26 daarvoor een aanvullende steun zou voorzien. LOI-bewoners daarentegen moeten geen huur, nutsvoorzieningen en andere kosten betalen. Het LOI betaalt de kosten en keert ook een beperkt in de Opvangwet voorzien zakgeld uit voor persoonlijke uitgaven. In de LOI-regeling worden bovendien heel wat meer kosten bijkomend ten laste genomen in vergelijking met de leefloon- of steungerechtigde cliënten. Dat hangt samen met de aard van materiële hulp waarbij een veel grotere afhankelijkheid verondersteld wordt. Het is moeilijk om in het algemeen uitspraken te doen aangezien de invulling die OCMW’s geven aan hun aanvullende steun voor leefloon- en steungerechtigde cliënten en aan de materiële opvang in een LOI sterk kan verschillen van OCMW tot OCMW. De OCMW’s hebben dit verschil ook zelf in de hand. Niets belet om als regel te hanteren dat bepaalde aan de aanwezigheid van kinderen gekoppelde extra’s in het LOI niet toegekend worden wanneer de bewoners het belastingkrediet ontvangen hebben. We zeggen met opzet ‘ontvangen hebben’ want het geld moet uitbetaald zijn alvorens de LOI-bewoners er werkelijk gebruik van kunnen maken. Het kan in de praktijk een probleem zijn en bijkomende opvolging vragen om vast te stellen wanneer het belastingkrediet effectief uitbetaald werd. - Zijn de kinderen ingeval van materiële opvang wel ten laste? Wanneer we naar de definitie van ‘kinderen’ kijken (zie hierboven onder 1), b)), zien we dat er alleen bij kinderen die geen afstammelingen zijn sprake is van het ten laste zijn. Bij afstammelingen wordt het ten laste zijn veronderstelt als tegenhanger van de onderhoudsplicht. We kunnen ons ook de vraag stellen waar het verschil zit tussen iemand die een leefloon of steun krijgt van het OCMW en die zelf zijn uitgaven doet en iemand die de materiële opvang krijgt en die zijn uitgaven niet zelf doet of in mindere mate (al naargelang de werking van het LOI) voor dit aspect. Uiteindelijk zijn beide groepen afhankelijk van de door de Staat gefinancierde hulp. Conclusie: Het verschil in aanvoelen tussen belastingkrediet voor leefloon- of steungerechtigde cliënten en LOI-bewoners is zeker te begrijpen. Maar juridisch is er geen basis te vinden om een verschil in behandeling te verantwoorden. 3) En hoe moet het nu verder met LOI-bewoners die een belastingkrediet ontvangen? Het probleem van de combinatie tussen materiële opvang die de menselijke waardigheid garandeert en andere inkomsten dan een loon is aan bod gekomen tijdens de discussie over een oplossing voor de combinatie van loon en materiële opvang. De VVSG heeft er toen voor gepleit om in dat kader ook regels uit te werken voor andere inkomsten dan loon zoals bijvoorbeeld het belastingkrediet. Dat voorstel werd toen niet weerhouden. 4/26 De wet van 19 januari 2012 tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot de opvang van asielzoekers (staatsblad 17 februari 2012) brengt ook niet meteen een oplossing. Deze wet voert een nieuw artikel 35/2 Opvangwet in: “De in artikel 6, § 1 bedoelde materiële hulp, met uitzondering van de medische begeleiding bedoeld in de artikelen 23 en 24, is niet verschuldigd indien de asielzoeker over voldoende financiële middelen beschikt om te voorzien in zijn basisbehoeften. Met voldoende middelen wordt bedoeld een inkomen dat gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bedoeld in artikel 14, § 1, 3° van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie. De asielzoeker dient het Agentschap schriftelijk op de hoogte te brengen van elk element dat verband houdt met zijn beroepssituatie, zijn inkomsten en met de evolutie van deze situatie. Het Agentschap beëindigt bij een met redenen omklede beslissing de materiële hulp, met uitzondering van de medische begeleiding bedoeld in de artikelen 23 en 24, indien de asielzoeker financiële middelen verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte aanspraak maakt op materiële hulp. Indien komt vast te staan dat de asielzoeker over voldoende middelen beschikte om in de basisbehoeften te voorzien toen de materiële hulp werd verstrekt, moet de asielzoeker het Agentschap vergoeden voor de verstrekte materiële hulp, met uitzondering van de medische begeleiding bedoeld in de artikelen 23 en 24. De Koning bepaald bij een besluit, vastgesteld na overleg in de ministerraad, de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel.” Asielzoekers die over voldoende inkomsten (= leefloonbedrag gezinslast) beschikken, zullen de opvangstructuur moeten verlaten en zullen enkel nog recht hebben op medische begeleiding door Fedasil. De asielzoeker moet Fedasil op de hoogte brengen van zijn inkomsten. Indien de asielzoeker informatie achterhoudt en ten onrechte opvang heeft gehad, zet Fedasil de opvang stop en moet de asielzoeker Fedasil vergoeden. Deze wijziging treedt in werking de 10e dag na publicatie in het staatsblad dus op 27 februari 2012. Er is echter nog een uitvoeringsbesluit nodig opdat de regeling werkelijk kan worden toegepast. Maar biedt dit nieuwe artikel 32/2 Opvangwet een oplossing voor het belastingkrediet? Het belastingkrediet is een éénmalig inkomen. Het kan bijgevolg niet dienen als basis voor een opheffing van de materiële opvang. Tijdelijke inkomsten mogen niet leiden tot een einde aan het recht op opvang omdat de legaal verblijvende en opnieuw behoeftig geworden asielzoeker kan een beroep kan doen op OCMW-dienstverlening. Rekening houdend met de voorbereidende werken in het kader van de invoering van artikel 35/2 in de Opvangwet, kan dit artikel ook niet dienen als wettelijke basis voor een door Fedasil gevraagde vergoeding voor de toegekende materiële opvang. Die mogelijkheid staat immers niet op zichtzelf maar hoort bij een stopzetting van de materiële opvang omwille van het verborgen houden van financiële inkomsten. Het blijft dus wachten op een wettelijke oplossing voor dit probleem. 5/26 Wat kan er intussen dan wel? Aangezien de Opvangwet geen rekening houdt met bestaansmiddelen of behoeftigheid, kan er strikt juridisch geen rekening mee worden gehouden. Een LOI kan bepaalde niet door de Opvangwet verplichte extra’s niet langer toekennen maar de door de Opvangwet voorziene dienstverlening moet verder toegekend worden. Er is geen juridische basis om het recht op materiële opvang te beperken. De VVSG raadt aan om de betrokkene gezinnen er zoveel als mogelijk van te overtuigen om deze bedragen voor een groot deel te sparen door ze op een geblokkeerde rekening te zetten. Zo hebben de mensen een bedrag om op terug te vallen indien ze het LOI moeten verlaten. Een deel van het geld kan voor consumptie gebruikt worden en dan denken we vooral aan kosten die te maken hebben met de kinderen: een verjaardagscadeautje, een boekentas, sportmateriaal, tekengerief en dergelijke meer. Vaak nemen de LOI dergelijke kosten ten laste wanneer de bewoners een gemotiveerde aanvraag indienen. Dat hoeft in deze situaties dan niet meer. Fabienne Crauwels 20 februari 2012 6/26 BIJLAGE I: 7/26 8/26 9/26 10/26 11/26 12/26 13/26 14/26 15/26 16/26 17/26 18/26 19/26 20/26 21/26 22/26 23/26 24/26 25/26 26/26