Relatiesysteem: “sferenrooster” In mijn relatiesysteem zal ik de overbevissing van tonijn uitvoerig onder de loep nemen. De overbevissing van deze vis is al jaren aan de gang. Uiteraard heeft dit ook zijn oorzaken en gevolgen. Deze oorzaken en gevolgen kunnen we plaatsen in een relatiesysteem: een systeem waarbij we relaties leggen tussen alle aspecten van dit thema. Uiteraard kunnen al deze aspecten verder en verder gelinkt worden, zodat uiteindelijk één groot ‘spinnenweb’ overblijft. Ik zal me hier beperken tot de compacte inhoud. De oorzaken en gevolgen kunnen we onderverdelen in verschillende ‘sferen’; op die manier kunnen we zien met welk deelthema dit verbonden is. De overbevissing van tonijn is het centrale thema. We vinden het terug in de biosfeer; deze handelt immers over al het levende op Aarde. De overbevissing (van niet alleen tonijn) heeft één grote oorzaak: de stijgende bevolking. Wanneer een maatschappij groter wordt, en dus ook zijn bevolking, stijgt ook de voedselconsumptie. Iedereen heeft immers nood aan eten. Ook ‘tonijnenvangers’ zien dit fenomeen voorkomen: ze weten dat de vraag groter zal worden als het aanbod, daardoor zullen zij het aanbod groter maken. Op die manier kunnen we de economie hier aan linken. Zij merken winstgevende praktijken op, iets waar ieder mens gevoelig aan is. Omdat niet alle visvangst gerechtvaardigd wordt, zal er ook illegale visvangst ontstaan. De visser wil immers telkens meer en meer geld. Hierdoor wordt ook de maatschappelijke organisatie, zeg maar de politiek ermee betrokken. Wetgevende machten leggen strengere voorwaarden (en eventuele sancties op) aan visvangers. Helaas zal hier dan ook een onevenwichtig idee ontstaan: niet alle wereldblokken handhaven dezelfde regels. In sommige gebieden heersen er strengere voorwaarden (de Europese Unie is zeer streng, terwijl bijvoorbeeld Japan zeer los is. Denk maar aan de walvisvangst). Dit brengt met zich mee dat de concurrentie verschuift en bovendien stevig toeneemt. Door het minder vlot vangen van tonijn, zal de prijs van deze laatste ook fors stijgen. We belanden weer bij de economie. Door deze winstgevende praktijken op te merken, zullen grote bedrijven zich hiermee beginnen moeien. Zij zullen op zoek gaan naar de meest gunstige plaatsen om te vissen. Helaas is dit vaak ten nadele van de lokale bevolking (denk maar aan West-Afrika). Lokale, kleine bedrijven worden weggeconcurreerd door grote bedrijven, die alsmaar meer op zoek zijn naar winst. Op die manier moet de lokale bevolking op zoek naar andere handelsmarkten (lees: werk). Dit heeft als grote oorzaak dat de lokale bevolking niet op kan tegen deze grootmachten, omdat hun verouderde technieken worden ingehaald door nieuwe, en soms illegale, technieken. Deze vernieuwde technieken hebben als enige doel om meer tonijn te kunnen vangen. Bij het gebruik van bijvoorbeeld enorme netten ontstaat er veel bijvangst. Bijvangst is ‘de rest’ die samen met het hoofddoel gevangen wordt. Ook wetenschappen staan hier dan in de schijnwerpers, want niet alle nieuwe technieken worden gerechtvaardigd. Op die manier kom ik aan bij een tweede groot luik van deze overbevissing: de natuur die aangetast wordt. Wanneer men vist op bepaalde diersoorten, ga je immers in zijn domein binnenvallen. Niet alleen wordt de tonijn gevangen (het eigenlijke doel), maar ook andere diersoorten (bijvangst). De biosfeer wordt enorm aangetast. Want wat moeten we doen met deze bijvangst? De grote handelsmachten hebben immers niet de uitrusting om alles te gaan sorteren en te verkopen. Ze lozen dus de bijvangst gewoon terug in het water. Deze bijvangst neemt soms een waarde aan van wel 60% van wat gevangen wordt. Dus wanneer men 2kg tonijn vangt, is hier 3k ander ‘materiaal’ bij dat gewoon terug geloosd wordt in zee. Meestal laten deze dieren hier het leven mee. De biosfeer wordt dus duidelijk aangetast. Wanneer deze bijvangst dan op de bodem ligt te bezinken, zal dit ook gevolgen hebben op de bodem zelf. De dieren laten hun lichaam achter op de bodem, zodat de bodemafzetting verandert. Er komt immers veem meer kalk in het water terecht. Deze veranderende bodemafzetting is niet slecht voor iedereen. Doordat de samenstelling van het water ietwat verandert (zuurstof etc.) ontstaan er veel algen. Deze kunnen dan groeien naar believen, zodat er meer zuurstof voor de mens ontstaan. Algen doen immers aan fotosynthese. Dit groeiende aantal algen is niet altijd goed: deze kan een zodanige omvang bereiken dat het water waarin de algen leven giftig raakt. Een nieuwe versterkende factor die de biosfeer aantast. Deze factor wordt immers nog eens versterkt doordat tonijn een grote invloed heeft op de schoonmaak van de oceaan. Zij nemen immers vuile deeltjes op in hun lichaam, waardoor er een kleinere hoeveelheid afval ontstaat. Ook deze opportuniteit wordt nu de kop ingedrukt. Ook kent de fauna en de flora op de bodem een aantasting. De netten die gebruikt worden om de tonijn te vangen, schrapen over de bodem. Hiermee neemt het alles met zich mee wat het tegenkomt. Uiteraard is dit niet goed voor het leven op de bodem. Veel planten gaan stuk en ook de dieren ontsnappen niet aan de netten (ontstaan bijvangst). De bijvangst die ontstaat heeft ook zo zijn voordelen. Door de afname van de vijanden van de prooivissen, zoals zeeschildpadden, dolfijnen en haaien, kunnen deze prooivissen ook weer enorm groeien. Het evenwicht wordt als het ware verstoord. Hierbij kennen we de floratie van één welgekende diersoort: de kwallen. Doordat er minder vissen zijn die jacht maken op deze prooi, kunnen zij van de gelegenheid gebruik maken om explosief te groeien. Dit heeft dan weer gevolgen voor het toerisme. Niemand wil immers een badplaats bezoeken die de favoriete bestemming is van een kwallenplaag. Uiteindelijk zullen dus de toeristische badplaatsen verschuiven aan de kusten. Deze toeristische centra nemen enorm veel volk met zich mee. Op die manier zullen dus de kleine steden uitgroeien tot de nieuwe toeristische centra. Een verschuiving van grote steden aan de kust is dus niet bepaald fictie. Doordat overheden hier lokaal al tegen optreden, zullen grote bedrijven op zoek moeten gaan naar nieuwe oorden. Omdat hun technieken het toelaten, kunnen zij gaan vangen op de oceaan. Daar is er immers veel ruimte en weinig concurrentie. Daarbij zullen ze meer gebruik maken van grote schepen, waardoor er nog meer bijvangst ontstaat. Dit alles heeft één groot gevolg. De mens groeit, en zo groeit ook zijn psychologisch denken. De mens weet dat hij niet goed bezig is, en door hen bewust te maken van deze gruwelen en scenario’s kan hij optreden. De mens kent als het ware een bewustwording van zijn handelen. Hierbij ontstaan en groeien er een hoop milieuorganisaties die de overbevissing van tonijn willen tegen gaan. Zij zullen ervoor zorgen dat de informatie bij de alledaagse mens raakt en proberen er dus voor te zorgen dat de vraag aan tonijn zal dalen. Op die manier zal ook het aanbod weer dalen, enz. Bovendien voeren deze organisaties veel druk uit op regeringen. Zo zien zij zichzelf weer verplicht om strengere maatregelen te treffen; opnieuw zakt het aanbod hierbij. Deze oorzaken en gevolgen kunnen opnieuw worden doorgetrokken naar de toekomst of andere gebieden. Het schema is dus feitelijk oneindig.