Aftrek voor risicokapitaal: Compenserende maatregelen en een eerste uitvoeringsbesluit In een vorige bijdrage behandelden we de aftrek voor risicokapitaal, beter bekend als de “notionele intrestaftrek”. In dit artikel nemen we de compenserende maatregelen en een eerste uitvoeringsbesluit onder de loep. It’s a game of give … De Wet van 22 juni 2005 tot invoering van een belastingaftrek voor risicokapitaal brengt twee maal goed nieuws. 1) Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbelasting of aan de belasting van nietinwoners/vennootschappen kunnen vanaf aanslagjaar 2007 genieten van een aftrek voor risicokapitaal. Dit is een extra fiscale aftrek, berekend als een percentage op het gecorrigeerd eigen vermogen van de vennootschap. 2) In dezelfde wet wordt bovendien het tarief van het registratierecht op de inbrengen in een vennootschap van 0,5 % naar 0,0 % gebracht. Deze maatregel treedt in werking op 1 januari 2006. … and take! We zijn het intussen gewoon geraakt: fiscale geschenken moeten in België budgettair altijd geneutraliseerd worden. De Wet van 22 juni 2005 voorziet dan ook in vier compensatiemaatregelen: - het belastingkrediet voor vennootschappen wordt afgeschaft - de gewone investeringsaftrek voor vennootschappen wordt afgeschaft - de vrijstelling van belasting op verwezenlijkte meerwaarden (op aandelen) wordt beperkt tot de netto meerwaarde (na aftrek van kosten gekoppeld aan de realisatie) - een combinatie tussen investeringsreserve en aftrek voor risicokapitaal wordt onmogelijk gemaakt. We behandelen hierna één voor één deze compensatiemaatregelen. Afschaffing van het belastingkrediet voor vennootschappen Het belastingkrediet werd ingevoerd om de aangroei van het eigen vermogen van vennootschappen te stimuleren. Een belastingkrediet is een bedrag dat –net als voorafbetalingen en voorheffingen- kan verrekend worden met te betalen vennootschapsbelasting. Het bedraagt 7,5% van de aangroei van het in geld gestorte kapitaal (inclusief uitgiftepremies). De in aanmerking te nemen aangroei is gelijk aan het positieve verschil tussen: - het in geld gestort kapitaal op het einde van het belastbare tijdperk en - of het hoogste bedrag van het in geld gestort kapitaal op het einde van één van de drie voorgaande belastbare tijdperken - of het hoogste bedrag van het op het einde van enig belastbaar tijdperk in geld gestorte kapitaal dat vroeger werd weerhouden om het verlenen van het belastingkrediet te bepalen. Het maximale belastingkrediet bedraagt 19.850 EUR per jaar. Deze fiscale gunstmaatregel geldt enkel voor vennootschappen die in het jaar waarin het belastingkrediet kan worden verrekend, voldoen aan de voorwaarden die gelden om te genieten van het verlaagd opklimmend vennootschapsbelastingtarief. Is voor een aanslagjaar geen vennootschapsbelasting verschuldigd of is de vennootschapsbelasting ontoereikend, dan wordt het voor dat aanslagjaar niet verrekende belastingkrediet overgedragen op de belasting die voor de volgende drie aanslagjaren verschuldigd is. Het eventuele teveel kan dus niet worden terugbetaald. Het nog niet verrekend belastingkrediet is in principe niet overdraagbaar in geval van verwerving of wijziging van de controle van een vennootschap in de loop van het belastbare tijdperk. Deze uitzondering geldt niet –en het belastingkrediet blijft dus behouden- als de wijziging in de controle beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften. Over het al dan niet voldoen aan de voorwaarde van “rechtmatig” financiële of economische behoeften” kan aan de commissie voor voorafgaande schriftelijke akkoorden een advies (ruling) worden aangevraagd. Als aandeelhouders, bestuurders of zaakvoerders goederen overdragen aan hun vennootschap en nadien met de ontvangen prijs een kapitaalverhoging onderschrijven, dan wordt enkel het bedrag van het in geld gestorte kapitaal dat de overdrachtprijs overschrijdt in aanmerking genomen voor de berekening. Deze regel is van toepassing bij overdracht van: - goederen die voorheen werden aangewend voor hun beroepswerkzaamheid - aandelen die deel uitmaken van hun vermogen - goederen die hebben toebehoord aan een vennootschap waarvan zij aandeelhouders, bestuurders, zaakvoerders of vennoten zijn of geweest zijn. Deze beperking is ook van toepassing op de overdracht gedaan door een natuurlijk of rechtspersoon die in eigen naam maar voor rekening van een hiervoor vermelde persoon handelt. Het belastingkrediet geldt ook voor nieuw opgerichte vennootschappen. In dit geval wordt het in geld gestorte kapitaal dat op het einde van het eerste belastbaar tijdperk voorhanden is, volledig in aanmerking genomen voor de berekening van het belastingkrediet. Het belastingkrediet is niet verrekenbaar met de afzonderlijke aanslag op niet-verantwoorde kosten. Vanaf aanslagjaar 2007 werd het belastingkrediet voor vennootschappen afgeschaft. Afschaffing van de gewone intrestaftrek voor vennootschappen De overheid wil ondernemingen stimuleren om te investeren. Daarom genieten ondernemingen een extra fiscale aftrek –de investeringsaftrek- bovenop de normale fiscale afschrijvingen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de éénmalige investeringsaftrek en de gespreide investeringsaftrek. Voor vennootschappen zijn vier situaties mogelijk, afhankelijk van twee criteria: 1. het al dan niet een KMO-vennootschap zijn 2. meer of minder dan 20 werknemers tewerkstellen op de eerste dag van het belastbare tijdperk. Een KMO.-vennootschap is een binnenlandse vennootschap: - waarvan de aandelen voor meer dan de helft toebehoren aan één of meer natuurlijke personen die de meerderheid van het stemrecht vertegenwoordigen - en die geen deel uitmaakt van een groep waartoe een erkend coördinatiecentrum behoort. Vier situaties zijn dus mogelijk: 1. KMO’s die minder dan 20 personen tewerkstellen op de eerste dag van het belastbare tijdperk hebben de keuze tussen de éénmalige of de gespreide investeringsaftrek. 2. KMO’s die meer dan 20 personen tewerkstellen mogen enkel de éénmalige investeringsaftrek toepassen. 3. Vennootschappen die geen KMO zijn en die minder dan 20 werknemers hebben, kunnen enkel de gespreide investeringsaftrek toepassen. 4. Vennootschappen die geen KMO zijn en die meer dan 20 werknemers hebben, worden uitgesloten van de toepassing van de investeringsaftrek op gewone investeringen. De éénmalige investeringsaftrek bedraagt 3% voor KMO-vennootschappen Bij de gespreide investeringsaftrek wordt 10,5% berekend op de afschrijving van het boekjaar van de in aanmerking komende investeringen. Om te kunnen genieten van de investeringsaftrek moet aan volgende voorwaarden worden voldaan: 1) Het moet gaan om materiële en immateriële vaste activa 2) die in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht 3) tijdens het jaar of boekjaar 4) en die in België voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt. Komen niet in aanmerking: 1) Vaste activa die niet afschrijfbaar zijn. 2) Vaste activa met afschrijving over minder dan drie belastbare tijdperken 3) Personenauto’s en auto’s voor dubbel gebruik 4) Bij aankoopprijs komende kosten en onrechtstreekse productiekosten 5) Vaste activa waarvan het gebruik aan derden werd afgestaan 6) Vaste activa die zowel voor privé- als beroepsdoeleinden worden gebruikt. Indien een belastbaar tijdperk geen of onvoldoende winst of baten oplevert om de investeringsaftrek te kunnen verrichten, dan wordt de voor dat belastbare tijdperk niet verleende vrijstelling overgedragen op de winst of baten van de volgende belastbare tijdperken. De overdracht is echter beperkt tot 771.090 Euro (aanslagjaar 2006) of, wanneer het totale bedrag van de overgedragen vrijstelling op het einde van het vorig belastbaar tijdperk 3.084.380 Euro (aanslagjaar 2006) bedraagt, 25 % van dat totale bedrag. Bij een wijziging van de controle over een vennootschap is er geen overdracht van investeringsaftrek, tenzij de wijziging van de controle beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften. De gewone investeringsaftrek, zowel eenmalige als gespreide, wordt vanaf aanslagjaar 2007 afgeschaft. Voor bepaalde investeringen kan echter genoten worden van een verhoogde investeringsaftrek. Dit is het geval voor: - investering in octrooien - energiebesparende investeringen - milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling - investeringen voor de productie en de recyclage van herbruikbare verpakkingen van dranken en nijverheidsproducten - investeringen in veiligheid. Voor de investeringsaftrek voor de investeringen voor de productie en de recyclage van herbruikbare verpakkingen van dranken en nijverheidsproducten wordt een uniform percentage van 3 % toegepast. De normale percentages worden verhoogd tot 13,5 % in geval van energiebesparende investeringen, milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling en investeringen in octrooien. Voor milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling kan ook gekozen worden voor een gespreide investeringsaftrek van 20,5 %, zelfs als men meer dan 20 werknemers tewerk stelt. Vanaf aanslagjaar 2006 geldt een verhoging tot 20,5 % voor investeringen in beveiliging in beroepslokalen. Voor de verhoogde investeringsaftrek valt de hakbijl niet. Deze aftrek blijft ook in aanslagjaar 2007 behouden. Strengere regels betreffende vrijstelling van belasting op meerwaarden op aandelen Een meerwaarde op aandelen is vrijgesteld van belasting.Dit blijft ook vanaf aanslagjaar 2007 het geval.De manier waarop de meerwaarde wordt berekend verandert echter. Voortaan moeten de verkoopkosten die zijn gemaakt om de meerwaarde te realiseren worden afgetrokken van de verkoopwaarde of ontvangen vergoeding. Dus vroeger: Meerwaarde = + verkoopprijs of ontvangen vergoeding – (aanschaffingswaarde – geboekte afschrijvingen en waardeverminderingen) Voortaan: Meerwaarde = + verkoopprijs of ontvangen vergoeding - verkoopkosten – (aanschaffingswaarde – geboekte afschrijvingen en waardeverminderingen) Met andere woorden: vanaf aanslagjaar 2007 is de netto meerwaarde vrijgesteld, niet langer de bruto meerwaarde. Verbod op cumul tussen investeringsreserve en aftrek voor risicokapitaal KMO’s kunnen vanaf aanslagjaar 2004 onder bepaalde voorwaarden een deel van hun winst vrijstellen van vennootschapsbelasting mits reservering en herinvestering. De overheid wil met deze maatregel de investering met eigen middelen aanmoedigen. Voor deze gunstmaatregel komen alleen de KMO-vennootschappen in aanmerking. KMO-vennootschappen worden in dit kader gedefinieerd als vennootschappen die in het aanslagjaar dat verbonden is met het belastbare tijdperk waarin, bij het verstrijken ervan, de investeringsreserve is aangelegd, voldoen aan de voorwaarden om te genieten van het verlaagde tarief. De vrijgestelde investeringsreserve wordt –schematisch- als volgt berekend: + gereserveerde resultaat van het belastbare tijdperk vóór aanleg van de investeringsreserve - de vrijgestelde meerwaarden op aandelen - de vrijgestelde meerwaarde op personenwagens (25 % van de totale meerwaarde) - de eventuele verminderingen van het gestort kapitaal - de verhoging van de vorderingen van de vennootschap op aandeelhouders / bestuurders = saldo, maar beperkt tot maximaal 37.500 EUR X 50 % = van belasting vrijgestelde investeringsreserve Van de investeringsreserve kan maar worden genoten, indien cumulatief voldaan is aan volgende voorwaarden: a) De ontstane investeringsreserve moet (blijvend) voldoen aan de zogenoemde onaantastbaarheidvoorwaarde. Concreet betekent dit dat de investeringsreserve op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief moet geboekt zijn en blijven. Deze reserve mag wél in kapitaal worden ingelijfd. b) Een bedrag gelijk aan de investeringsreserve moet effectief worden geherinvesteerd in afschrijfbare materiële of immateriële vaste activa die in aanmerking komen voor de toepassing van de investeringsaftrek. c) De investeringsreserve wordt slechts vrijgesteld indien en in zoverre de belaste reserves, vóór aanleg van de investeringsreserve, op het einde van het belastbare tijdperk hoger zijn dan de belaste reserves ná aftrak van de investeringsreserve op het einde van het vorig belastbaar tijdperk waarin het laatst het voordeel van het aanleggen van een investeringsreserve werd genoten. d) De herinvestering moet gebeuren binnen een periode van drie jaar die begint te lopen vanaf de eerste dag van het belastbare tijdperk waarin de investeringsreserve is aangelegd en ten laatste bij de ontbinding van de vennootschap. e) De investeringen moeten ten minste drie jaar in de vennootschap belegd blijven. Als niet tijdig is voldaan aan de investeringsvoorwaarde, dan wordt de investeringsreserve aangemerkt als winst van het belastbare tijdperk waarin de investeringstermijn van drie jaar is verstreken. In dit geval is nalatigheidintrest verschuldigd op het gedeelte van de vennootschapsbelasting dat proportioneel verband houdt met de belastbaar geworden investeringsreserve. Deze intrest begint te lopen vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd waarvoor de vrijstelling werd toegestaan. Bovendien wordt de voorheen vrijgestelde investeringsreserve beschouwd als winst van het belastbare tijdperk waarin de investering wordt vervreemd, als die investering op het ogenblik van de vervreemding minder dan drie jaar in de vennootschap is belegd (dag op dag), en dit naar verhouding tot de nog niet aangenomen afschrijvingen op die investering. Deze sanctie is echter niet van toepassing bij gedwongen verwezenlijking, d.i. een schadegeval, een onteigening, een opeising in eigendom of een andere gelijkaardige gebeurtenis. Het gedeelte van de winst die het gevolg is van de niet-naleving van de investeringsvoorwaarde kan niet worden gecompenseerd met giften, investeringsaftrek, definitief belastbare inkomsten of verliezen. In de Wet van 20 juni 2005 werd de investeringsreserve niet afgeschaft. Er wordt wel een verbod tot cumul ingesteld met de aftrek voor risicokapitaal. Als een KMO-vennootschap er voor opteert om de investeringsreserve toe te passen, dan verliest zij voor dat jaar én voor de twee daaropvolgende jaren het recht om de notionele intrestaftrek toe te passen. Het omgekeerde geldt niet: als de vennootschap voor een bepaald jaar heeft geopteerd voor de notionele intrestaftrek, dan mag zij het daaropvolgende jaar onmiddellijk opteren voor de investeringsreserve. Volledigheidshalve merken we op dat de overdraagbare periode van zeven jaar voor de niet benutte notionele intrestaftrek verlengd wordt met het aantal volle jaren waarvoor men de notionele intrestaftrek niet heeft kunnen toepassen. De investeringsreserve heeft één heel groot voordeel: de onderneming betaalt minder vennootschapsbelasting. De investeringsreserve had één groot nadeel: het gaat niet om “afstel”, wel om “uitstel” van vennootschapsbelasting. De winst die nu wordt vrijgesteld van belasting door het aanleggen van de investeringsreserve, zal belast worden van zodra niet meer voldaan is aan de onaantastbaarheidvoorwaarde. Dus uiterlijk bij vereffening van de vennootschap. In die optiek hangt toch een “smet” op het voordeel en moet het gerelativeerd worden. Vanaf aanslagjaar 2007 komt er een tweede nadeel bij: de toepassing van de investeringsreserve sluit de toepassing van de notionele intrestaftrek voor drie jaar uit. Eerste uitvoeringsbesluit bij de Wet van 22 juni 2005 In het Belgisch Staatsblad van 3 oktober 2005 verscheen het KB van 17 september 2005 tot uitvoering van de Wet van 22 juni 2005 tot invoering van een belastingaftrek voor risicokapitaal. Dit KB bevat vijf bepalingen die relevant zijn voor de notionele intrestaftrek: 1) Notionele intrestaftrek in het eerste boekjaar Voor het eerste belastbare tijdperk van een vennootschap wordt "het in aanmerking te nemen risicokapitaal als beginwaarde van dit belastbare tijdperk bepaald met inachtneming van alle bestanddelen vermeld in artikel 205ter, § 1 tot 5 van het WIB 1992, bij de oprichting van deze vennootschap". Dus in plaats van rekening te houden met het gecorrigeerde eigen vermogen op het einde van het vorige belastbare tijdperk, gaat met berekenen op basis van het gecorrigeerde eigen vermogen bij de start van de vennootschap. Als bij de oprichting het kapitaal enkel uit speciën bestaat, dan zal ons inziens het in aanmerking te nemen risicokapitaal gelijk zijn aan het gestorte kapitaal. Als er een inbreng in natura zou zijn, dan moet worden nagegaan of er geen correctie moet worden gemaakt, rekening houdend met de ingebrachte activabestanddelen (bijvoorbeeld financiële vaste activa, overdreven activa, woning van de bestuurder, enz.). 2) Toepasselijke rentevoet voor boekjaren korter of langer dan 12 maanden Duurt het boekjaar langer of korter dan 12 maanden, dan wordt de toe te passen rentevoet vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het totale aantal dagen van het belastbare tijdperk en de noemer gelijk is aan 365. Deze bepaling is de logica zelf. 3) Schommelingen in de bestanddelen van een vaste inrichting Beschikt een vennootschap over een vaste inrichting in het buitenland, dan is de belastingaftrek niet toepasselijk op het eigen vermogen dat kan toegerekend worden aan die inrichting. Om wijzigingen in het eigen vermogen van de vaste inrichting te corrigeren, zal het bedrag van het risicokapitaal ofwel worden vermeerderd, ofwel worden verminderd met het bedrag van die wijzigingen, berekend als gewogen gemiddelde. De wijzigingen worden geacht te hebben plaatsgevonden de eerste dag van de kalendermaand die volgt op die waarin ze zich hebben voorgedaan. 4) Belgische inrichtingen van buitenlandse vennootschappen Belgische inrichtingen van buitenlandse vennootschappen kunnen van de belastingaftrek genieten als zij een jaarrekening opmaken en een boekhouding voeren volgens de Boekhoudwet. In dat geval wordt de aftrek voor risicokapitaal bepaald op basis van die jaarrekening en de boeken. Ook wanneer deze inrichtingen wettelijk niet verplicht zijn om een jaarrekening op te stellen en een boekhouding te voeren, maar ze er toch vrijwillig één houden die overeenstemt met de wettelijke boekhoudregels voor bijkantoren van buitenlandse vennootschappen kunnen zij van de belastingaftrek voor risicokapitaal genieten. 5) Fiscale berekening De aftrek voor risicokapitaal wordt in de fiscale berekening ingeschreven als een nieuwe bewerking, die plaatsvindt op het saldo van de winst nà de aftrek van de definitief belaste inkomsten en vóór de recuperatie van eerdere verliezen en de investeringsaftrek. Peter Verschelden 5 oktober 2005