Commissie Veiligheid, Stad en Milieu Inleiding Op 27 augustus jl is de programmabegroting 2010-2013 aangeboden aan de gemeenteraad. Op 29 oktober 2009 vindt de begrotingscommissiebehandeling plaats. Deze annotatie is bedoeld voor de commissie Veiligheid, Stad en Milieu. De inhoud is met name gericht op de leesbaarheid, consistentie (“SMART”-proof) en volledigheid van het begrotingshoofdstuk. Overige relevante documenten o.a. - Begrotingen relevante gemeenschappelijke regelingen (o.a. Avalex); - Meerjarenraming Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing 2009-2010 en volumebesluit MR-ISV 2010 (1022801, DDL week 41); - Notitie Delft als toeristische en zakelijke bestemming (1027137, DDL week 40) Programma Veiligheid (pp. 88 – 98) Casus meetbaarheid van de begroting Ten opzicht van de programmabegroting 2009-2012 is in deze begroting een indicator opgenomen voor de doelstelling “het versterken van de regierol”, waardoor het mogelijk wordt om de voortgang van deze doelstelling te volgen. Belangrijke partners zullen in 2010 bevraagd worden over de herkenbaarheid van de gemeente en de wijze waarop ze de regierol van de gemeente hebben ervaren. In de indicatorentabel wordt verwezen naar het programmaplan veiligheid 2007-2010 voor de criminaliteitscijfers van de nulmeting van 2002. Voor de leesbaarheid van de begroting is het aan te beleven om dit cijfer ook in de begroting (en jaarrekening) op te nemen. De monitoring van de doelstelling “25% minder criminaliteit in 2010 tov 2002” vindt plaats op basis van politiecijfers. Deze cijfers zijn nog niet opgenomen in de toelichting of indicatorentabel. Uit landelijke cijfers (Veiligheidsmonitor 2008 (TK 28684 nr. 209)) blijkt o.a. dat het aantal geweldsdelicten in 2010 nog met 5,5% moet afnemen om de landelijke 25%doelstelling te behalen. Mogelijk dat dergelijke cijfers ook beschikbaar zijn op gemeentelijk niveau. Landelijk is het streven om het aantal fietsendiefstallen in 2010 met 100.000 te verminderen t.o.v. van 2002 inmiddels behaald (bron: Veiligheidsmonitor 2008). In de programmabegroting wordt een toename van de fietsendiefstallen geconstateerd, evenals een toename van auto-inbraken en vernielingen. Landelijk zijn er diverse plannen en wetsvoorstellen in behandeling, die gevolgen hebben voor de bevoegdheden van de burgermeester en het gemeentelijk veiligheidsbeleid, zoals: - de wet Maatregelenbestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast, met onder meer de invoering van de mogelijkheid van een gebiedsverbod, meldingsplicht en een groepsverbod; - Het actieplan Overlast en verloedering met mogelijkheden voor uithuisplaatsing van overlastgevende gezinnen; - De wet Integraal veiligheidsplan, waarin de algemene regierol van gemeenten verankerd wordt. Deze ontwikkelingen leiden tot een verzwaring van de gemeentelijke veiligheidstaken en burgemeestersbevoegdheden. Wat deze ontwikkeling concreet inhoudt voor de omvang van het takenpakket van de gemeente wordt minder duidelijk uit de toelichting. Uit de begroting is wel op te maken dat voor de verdere uitbreiding van de burgemeestersbevoegdheden 1 fte. nodig is. Hiervoor is een voorlopig bedrag ingeboekt van € 82.000. Dit bedrag is niet structureel ingeboekt, terwijl de overheveling van de bevoegdheden van de burgemeester naar verwachting een structureel karakter heeft. Op landelijk niveau zijn op het gebied van veiligheid middelen voor gemeenten beschikbaar gesteld. Voor het terugdringen van de verloedering is in 2010 bijvoorbeeld € 89 miljoen extra beschikbaar gesteld. Met een veertigtal gemeenten worden hierover afspraken gemaakt. Mogelijk dat Delft meeprofiteert van de extra middelen op rijksniveau. Aan de GR Brandweer Delft – Rijswijk is een taakstelling van € 150.000 structureel opgelegd. Het bestuur van de GR is gevraagd om met voorstellen te komen. Gevraagd kan worden of er al meer bekend is over de invulling van de bezuinigingstaakstelling. Programma Wijkzaken en Beheer (pp. 99 – 124) Deelprogramma werken in de wijken (pp. 99 – 105) De indicatoren van het deelprogramma “Samenwerken in de wijken” bevatten prestatieindicatoren, zoals de opstelling van de tweejaarlijkse wijkprogramma’s. De vraag is in hoeverre beleidsproducten, zoals wijkprogramma’s, een goede indicator zijn voor het meten van prestaties. Door het ontbreken van een nulmeting bij de indicator “inzet bemiddeling en mediation” is daarnaast niet goed te beoordelen wat “meer dan in 2009” en “meer dan in 2008” inhoudt. De wijkbudgetten worden gefinancierd uit de wijkreserve. Daarbij wordt uitgegaan van een continuering van de ISV bijdrage aan de wijkreserve. Dit houdt een mogelijk risico in wanneer de nog te ontvangen ISV III middelen minder zijn dan voorzien. Op pagina 254 is een aparte risicoparagraaf over de ISV middelen opgenomen. In de onlangs aangeboden Meerjarenraming Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing 2009-2010 is onder meer opgenomen dat ten aanzien van de ISV III middelen uitgegaan moet worden van een verlaging van 15% (1022801, DDL week 41). Deelprogramma Beheer van de Stad (pp. 106 – 117) De indicatoren bij de doelstelling “de dienstverlening op het gebied van beheer en onderhoud van de openbare ruimte wordt verbeterd” zijn helder en concreet uitgewerkt. In het deelprogramma wordt gesproken over de Visie Openbare Ruimte Delft en de daarmee samenhangende actualisatie van de beheerplannen en het uitvoeringsplan, mede in het licht van de noodzakelijke bezuinigingen (pag. 110). Uit de voorgenomen bezuinigingen is op te maken dat het in ieder geval gaat om een vermindering van de technische kwaliteit van de wegen, het niet schilderen van de bruggen in 2010 en een ander maairegime. In de paragraaf “weerstandsvermogen en risicomanagement” is tevens een passage opgenomen over de ingecalculeerde risico’s van het beheer en onderhoud aan diverse bruggen in de stad (pag. 256 – 257). De reserve riolering is onvoldoende om de verwachte uitgaven in 2010 te dekken. In het nog te ontvangen gemeentelijk rioleringsplan (GRP 2011-2014) moeten daarom keuzes worden gemaakt. Het is niet duidelijk of deze keuzes ook effect hebben op het verwachte tekort in 2010 of ingaan vanaf het jaar 2011 e.v. De te behalen beeldkwaliteit in de stad zal als gevolg van de voorgenomen bezuinigingen iets teruglopen. Dit geldt in het bijzonder voor de gebieden waar een A-kwaliteit wordt nagestreefd, zoals de binnenstad. Uit het indicatorenoverzicht is niet duidelijk af te leiden of de beeldkwaliteit nu al behaald is of dat het om een streven naar een bepaalde beeldkwaliteit in de betreffende gebieden gaat. Met andere woorden of in de praktijk een achteruitgang van de beeldkwaliteit te verwachten is of een vertraging in de verbetering van de beeldkwaliteit in die gebieden. Deelprogramma Reiniging (pp. 118 – 124) Het bereiken van het gewenste serviceniveau wordt onder meer vertaald naar het stabiel houden van het aantal klachten. Een vergelijking met gelijksoortige gemeenten zou verder kunnen bijdragen aan het geven van inzicht in de vraag in hoeverre het aantal klachten in Delft relatief veel of weinig is. Er wordt ingezet op een stijging van de gescheiden afvalinzameling van 39% naar 43%. Mogelijk dat deze verwachte stijging het gevolg is van de verplichte invoering van een vorm van gescheiden inzameling van kunststof per 1 januari 2010. In 2009 wordt nog een methode gekozen voor de gescheiden inzameling van kunststofafval. Uit de begroting is niet af te leiden of deze gescheiden inzameling extra kosten met zich meebrengt en hoe deze kosten eventueel worden opgevangen. Programma Milieu en Duurzame ontwikkeling (pp. 126 – 139) Casus meetbaarheid van de begroting In de overige programma’s is een aparte tabel opgenomen met een overzicht van de indicatoren, zodat de voortgang van de diverse doelstellingen gevolgd kan worden. In het programma milieu en duurzame ontwikkeling wordt uitsluitend verwezen naar de doelenboom aan het begin van het programmahoofdstuk. De indicator “CO2 uitstoot” is daarin niet ingevuld. Hierdoor is de voortgang van de doelstellingen op het gebied van de vermindering van de CO2 uitstoot niet goed te volgen. Eén van de doelstelling is “het voldoen aan de doelstellingen van het Europese en landelijke klimaatbeleid”. Bij de actualisatie van het Klimaatplan is de doelstelling voor de reductie van CO2-emissies aangescherpt om beter aan te sluiten bij de ambities van het voorlopig ontwerp Regionaal Structuurplan Haaglanden. Dit hield een concrete aanscherping in van de reductiedoelstelling van 33,4 kton per jaar t.o.v. 1999 naar 90 kton CO2 per jaar t.o.v. 1990. De vraag is of dit verwerkt is in de doelstellingen van de programmabegroting. De extra onderzoekskosten die voortvloeien uit het opstellen van de meer complexe en milieugevoelige AUB- bestemmingsplannen (project actualiseren en uniformeren bestemmingsplannen) worden zo mogelijk via herprogrammering van werkzaamheden binnen het programma opgelost. Er is geen indicatie gegeven van de hoogte van extra kosten die in 2010 e.v. binnen het programma moeten worden opgevangen. Er is sprake van een mogelijk financieel risico als blijkt dat de extra kosten niet binnen het programma opgelost kunnen worden. Eén van de bezuinigingsmaatregelen betreft een structurele verlaging van de voeding van de reserve energiebesparende maatregelen (REM) met € 53.000. Door in te zetten op landelijke en Europese subsidies wordt ernaar gestreefd om de klimaatdoelstellingen te behalen. De vraag is in hoeverre dit streven haalbaar is, aangezien (Europese) subsidies veelal vragen om co-financiering en de financiële crisis ook noopt tot bezuinigingsmaatregelen bij de andere overheidslagen. Een uitgebreidere toelichting op de mutaties in de reserves boven 100.000 (pagina 137) had bijgedragen aan de informatiewaarde van de paragraaf. De herijking van het uitvoeringsprogramma van het waterplan leidt in de periode 2009-2015 tot meerkosten van ca. € 5,6 miljoen. Dit bedrag is exclusief de rioleringsgerelateerde maatregelen. Er is geen inschatting gegeven van de totale kosten inclusief deze maatregelen. Het bedrag van € 5,6 miljoen komt overeen met ongeveer € 1 miljoen op jaarbasis. In 2010 is in het investeringsplan een bedrag opgenomen van € 1.070.000. De raad is niet apart geïnformeerd over de omvang en reden van de financiële tegenvaller van het uitvoeringsprogramma. Gelet op de omvang van de meerkosten had dit wel gekund. Programma Binnenstad (pp. 174 – 179) De indicatoren van het programma zijn nog niet gekoppeld aan de doelstellingen, wat het monitoren van de voortgang van het programma bemoeilijkt. In 2010 is een onttrekking uit de reserve Investeringsplan voorzien van € 421.000. Waar de middelen voor worden ingezet (actieprogramma binnenstad, optimalisering autoluw, evenementenbeleid) is verder niet toegelicht.