Stappenplan werkwoordspelling Je krijgt de volgende werkwoordsvormen in groep 8; 1. 2. 3. 4. 5. Persoonsvorm TT en VT voltooid deelwoord voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt tegenwoordig deelwoord infinitief ************************************************************************************************* Is het onderstreepte woord goed of fout geschreven? 1. Je vertelt die mop niet goed. goed fout stap 1. bepaal of het onderstreepte woord een persoonsvorm is. - zet de zin in een andere tijd of in enkelvoud of meervoud. - Als het woord verandert, is het een persoonsvorm - Zo ja, bepaal of het tegenwoordige tijd of verleden tijd is. - Ja het is tegenwoordige tijd. - Volg dan de regels van de tegenwoordige tijd. - Schrijf de pv als ik-vorm / ik-vorm+t / of als hele werkwoord. Dat bepaalt het onderwerp. - In deze zin is je het onderwerp en iemand anders dus ik-vorm+t en dus goed geschreven. Is het onderstreepte woord goed of fout geschreven? 2. De minister weigerde de vraag van de journalist te beantwoorden goed fout stap 1. bepaal of het onderstreepte woord een persoonsvorm is. - zet de zin in een andere tijd of in enkelvoud of meervoud. - Als het woord verandert, is het een persoonsvorm - Zo ja, bepaal of het tegenwoordige tijd of verleden tijd is. - Nee, het is geen tegenwoordige tijd. - Volg dan de regels van de verleden tijd. - Schrijf de pv als ik-vorm+de / ik-vorm+den / ik-vorm+te / ik-vorm+ten. Dat bepaalt het onderwerp en ‘t kofschip. - Kijk eerst naar het onderwerp, is dat enkelvoud of meervoud. De minister is enkelvoud. Dan bepalen we of je de persoonsvorm schrijft als: ik-vorm+de / ikvorm+den / ik-vorm+te / ik-vorm+ten. Dat bepaalt ’t kofschip. De laatste letter van de ik-vorm bepaalt of je ik-vorm+ te(n) of ik-vorm+de(n) schrijft. Staat de laatste letter van de ik-vorm in ’t kofschip dan schrijf je de ik-vorm+te(n), staat de laatste letter van de ik-vorm niet in ’t kofschip dan schrijf je de ik-vorm+de(n). de ik-vorm is weiger. De r staat niet in t kofschip dus je schrijft ik-vorm+de(n) is het nu ikvorm+de of ik-vorm+den. Dat bepaalt het onderwerp. Het onderwerp is enkelvoud, dus schrijf je ik-vorm+de. Is het onderwerp meervoud dan schrijf je ikvorm+den. - In deze zin is de persoonsvorm dus goed geschreven. **************************************************************************************************** Is het onderstreepte woord goed of fout geschreven? 3. Pas op, alle deuren zijn geverft. goed fout stap 1. bepaal of het onderstreepte woord een persoonsvorm is. - zet de zin in een andere tijd of in enkelvoud of meervoud. - Als het woord verandert, is het een persoonsvorm - Nee, het is geen persoonsvorm want het woord verandert niet. - Ga door naar stap 2 Stap 2. bepaal of het woord een voltooid deelwoord is. - is de persoonsvorm een vorm van hebben, zijn of worden? Is er een voorvoegsel - gebruikt zoals bv ge- ver- be- her- etc bij de ik-vorm van het woord? zo ja, je hebt te maken met een voltooid deelwoord. Gebruik de regels van het voltooid deelwoord. - Hoe schrijf je een voltooid deelwoord? 1. Kijk naar de laatste letter van de ik-vorm. 2. Is de laatste letter van de ik-vorm een x, t, k, f, s, ch, p dan schrijf je het voltooid deelwoord met een t. bv ge-werk-t 3. Is de laatste letter van de ik-vorm NIET een x, t, k, f, s, ch, p dan schrijf je het voltooid deelwoord met een d. bv ge-open-d 4. ook zijn er voltooid deelwoorden die eindigen op -en. Voornamelijk zijn dat voltooid deelwoorden die afgeleid zijn van sterke werkwoorden. bv Jan is naar huis gelopen. 5. Is de laatste letter van de officiele ik-vorm NIET een x, t, k, f, s, ch, p dan schrijf je de ik-vorm met de of den (afhankelijk van het onderwerp) bv officiële ikvorm van het werkwoord verven is verv terwijl de ik-vorm verf is. - In deze zin is het voltooid deelwoord dus fout geschreven. Want je schrijft geverfd. **************************************************************************************************** Is het onderstreepte woord goed of fout geschreven? 4. Het gestrande schip werd waarschijnlijk gesloopt. goed fout stap 1. bepaal of het onderstreepte woord een persoonsvorm is. - zet de zin in een andere tijd of in enkelvoud of meervoud. - Als het woord verandert, is het een persoonsvorm - Nee, het is geen persoonsvorm want het woord verandert niet. - Ga door naar stap 2 Stap 2. bepaal of het woord een voltooid deelwoord is. - is de persoonsvorm een vorm van hebben, zijn of worden? Is er een voorvoegsel - gebruikt zoals bv ge- ver- be- her- etc bij de ik-vorm van het woord? zo nee, je hebt te maken met een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. Gebruik de regels van het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets (geeft extra informatie) over een zelfstandig naamwoord. bv: Het kleine meisje kreeg een heerlijke appel. kleine zegt iets over het meisje en heerlijke zegt iets over de appel. Vaak kan je ook voltooid deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord gebruiken. ze geven dan ook extra informatie over een zelfstandig naamwoord. Het gestrande schip moest worden gesloopt. gestrande is het bijvoeglijk naamwoord dat zegt iets over het schip. Namelijk dat het gestrand is. Gestrande komt van het werkwoord stranden. En het is als voltooid deelwoord geschreven als gestrand. De etalages zijn geverfd. in deze zin is geverfd het voltooid deelwoord. De geverfde etalages zagen er prachtig uit. In deze zin is geverfde het bijvoeglijk naamwoord. Hoe schrijven we dan een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord? 1. Eindigt een voltooid deelwoord op -en, dan verandert er niets. bv Het brood is gebakken. Het gebakken brood ruikt lekker. 2. Eindigt een voltooid deelwoord op een t of een d, dan schrijf je alleen een - e achter het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord. bv - De schepen zijn gestrand. - De bomen zijn geplant. - De deuren zijn geverfd. De gestrande schepen .... De geplante bomen........... De geverfde deuren.......... Let op: Ik noem dat de JOEHOE-woorden. Vergeet niet de spellingsafspraken, want na een korte klank schrijf je een medeklinker natuurlijk dubbel...en bij een dubbele oo schrijf je er 1 klinker minder... De uitgeputte mannen liggen in get gras. Het gewitte plafond ziet er weer keurig uit. De vergrote foto was gescheurd. De verbrede weg is een stuk veiliger geworden. ipv uitgepute ipv gewite ipv vergroote ipv verbreede **************************************************************************************************** Is het onderstreepte woord goed of fout geschreven? 6. Blaffend stonden de honden tegenover de spelende kinderen. 7. De honden stonden blaffend tegenover de kinderen. stap 1. bepaal of het onderstreepte woord een persoonsvorm is. - zet de zin in een andere tijd of in enkelvoud of meervoud. - Als het woord verandert, is het een persoonsvorm - Nee, het is geen persoonsvorm want het woord verandert niet. - Ga door naar stap 2 Stap 2. bepaal of het woord een voltooid deelwoord is. - is de persoonsvorm een vorm van hebben, zijn of worden? Is er een voorvoegsel - gebruikt zoals bv ge- ver- be- her- etc bij de ik-vorm van het woord? zo nee, het is geen voltooid deelwoord. Ga door naar stap 3 Stap 3. bepaal of het woord een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is. - zo nee, ga door naar stap 4. Stap 4. bepaal of het woord een tegenwoordig deelwoord is. - zo ja, gebruik de volgende regels. Tegenwoordig deelwoord De meest eenvoudige toepassing van een werkwoord is waarschijnlijk het tegenwoordig deelwoord. Het tegenwoordig deelwoord geeft extra informatie hoe het onderwerp iets doet. Het enige dat je hierbij hoeft te doen, is de letter 'd' achter het hele werkwoord (het infinitief) te zetten! Voorbeeld: Zwaaien Liften Liggen Lachen Huilen zwaaiend liftend liggend lachend huilend Zwaaiend keken wij onze buren na. Mijn broer is van plan liftend naar Spanje te reizen. Languit liggend in het gras zag ik de wolken voorbij trekken. Hij bekent luid lachend dat het een grap geweest was. Huilend kwam de kleuter bij zijn juf. Infinitief (hele werkwoord) Achter het woordje te schrijf je altijd het hele werkwoord. Vb Dat valt te verwachten.