Economische Crisis VWO Economie ir. Douwe Jan Krol MSc Economische Crisis • H1 De Kredietcrisis ir. Douwe Jan Krol MSc H1 De Kredietcrisis • Begrip: Extern effect moet je weten voor CE ir. Douwe Jan Krol MSc Externe effecten - Zijn voor- of nadelen van activiteiten die niet zozeer slaan op de direct bij de activiteit betrokken persoon, maar op anderen - Zijn kosten die niet zijn mee genomen in de kostprijs, maar die de maatschappij moet betalen. Twee smaken ir. Douwe Jan Krol MSc Negatieve externe effecten • Treden op wanneer iemand nadeel heeft van een activiteit waarbij hij of zij niet direct is betrokken • Staalfabriek die naast staal een heleboel roet en rook produceert. Deze luchtvervuiling ademt iedereen in. Schadelijke gevolgen worden door de maatschappij betaald. ir. Douwe Jan Krol MSc Positieve externe effecten • Treden op wanneer iemand voordeel heeft van een activiteit waar hij niet direct is betrokken. • Imker houdt bijen om honing te verkopen. De bijen vliegen rond en bestuiven de planten van een boer waardoor deze een betere oogst heeft. • Krol geniet van koeien in de wei wanneer hij naar huis reist. Ik betaal daar niks voor ir. Douwe Jan Krol MSc Rendement • Nominale rendement? • Reële rendement? • Huis – Seerp van Galemawei – Mantgum 2004: 309.000 2013: 340.000 Inflatie 3% per jaar ir. Douwe Jan Krol MSc NIC PIC RIC 2004 100 100 100 2013 110.03 130,47 84,33 ir. Douwe Jan Krol MSc -15,67% Ruilen over de tijd • Inkomen => Consumer = vervullen van behoeftes • Inkomen => sparen = uitgestelde consumptie (ruilen over tijd) (rente opbrengsten) • Lenen = vervroegde consumptie ( ruilen over tijd) (rente kosten) • Keuze sparen of lenen hangen af van de opofferingskosten ir. Douwe Jan Krol MSc Opofferingskosten: waarde van het meest aantrekkelijke alternatief dat er voor wordt opgeofferd • Porsche €120.000 • Heb het geld er nu niet voor • Kan sparen : offer ik op het plezier van de Porsche • Kan lenen : offer ik op de rente die ik ontvang op de spaarrekening ir. Douwe Jan Krol MSc Vermogensmarkt Rente % Qa bevolking leveringsbereidheid 3% Qv Q ir. Douwe Jan Krol MSc bedrijven & overheid betalingsbereidheid • Consumptie huishoudens in juni weer lager • Bewerkt door: redactie − 22/08/13, 10:03 − bron: ANP • © ANP. Winkelend publiek in de Haagse binnenstad. • Nederlandse huishoudens hebben in juni 2,4 procent minder besteed aan goederen en diensten dan in dezelfde maand vorig jaar. De krimp is wat groter dan in mei (1,9 procent). In die relatief koude maand verbruikten huishoudens veel meer aardgas dan een jaar eerder, meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) donderdag. ir. Douwe Jan Krol MSc Consumptie daalt sparen stijgt Investeringen bedrijven daalt leningen daalt Qv daalt ir. Douwe Jan Krol MSc Qa stijgt vraag naar Vermogensmarkt Rente % Qa 3% 1% Qv Q ir. Douwe Jan Krol MSc • Hypotheekrente en spaarrente dalen in 2012 • AMSTERDAM • Rentes die banken rekenen aan huizenkopers zijn in de eerste maanden van 2012 flink gedaald. Klanten bedongen in mei gemiddeld een rente van 4,33 procent, een stuk minder dan de 4,54 procent begin dit jaar. ir. Douwe Jan Krol MSc Reële rente • 1,95%Nationale Nederlanden Internetsparen • Spaarrekening zonder beperkende voorwaarden die via internet beheerd kan worden. • Voor meer informatie klik hier... juli 2013 - juli 2012 3,10 % inflatie ir. Douwe Jan Krol MSc Concept Risico en Informatie Moral Hazard: moreel wangedrag. Je slechter gaan gedragen omdat je weet dat je verzekert bent. Asymmetrische informatie: We spreken van asymmetrische informatie als er bij een van de partijen op een markt sprake is van onvolledige informatie. De ene partij weet dus meer dan de ander. Zulke situaties bestaan bij ziektekostenverzekeringen, Bij het afsluiten van een tandverzekering weten zij niet dat ik de hele dag door Coca Cola drink ir. Douwe Jan Krol MSc H2 Economische Crisis • Klassieke visie • Keynes ir. Douwe Jan Krol MSc Crisis? • In de economie is een crisis een periode waarin de groei van de productie voor langere tijd wordt verstoord. • Financiële markten => goederen en diensten markt => arbeidsmarkt ir. Douwe Jan Krol MSc Hoog / laag conjunctuur • Hoog : vraag groter dan (normale bezetting van de) productiecapaciteit • Laag : vraag kleiner dan (normale bezetting van de)productiecapaciteit Normale bezetting productiecapaciteit Werkelijke Productie (BBP) = EV ir. Douwe Jan Krol MSc Klassieken ir. Douwe Jan Krol MSc Crisistheorie Klassieken • De klassieken 1. Marktmechanisme zorgt voor hoogste welvaart 2. Overheid moet zich alleen bemoeien met ‘law and order’ 3. Volgens de klassieken ontstaat crisis door verstoring van het marktmechanisme 4. Benaderen economie vanuit aanbodzijde en de vraag past zich aan. 5. Daarom is er in hun visie ook alleen maar structuur werkloosheid ir. Douwe Jan Krol MSc 1. Marktmechanisme zorgt voor hoogste welvaart P Consument en surplus Qa geaggregeerde aanbod Surplus= een maatstaf om de welvaart mee uit te drukken. Bij een perfect werkende markt zal in de evenwichtssituatie de som van producenten- en consumentensurplus maximaal zijn. Qv geaggregeerde vraag Producenten surplus Q We spreken van een Pareto-efficiënte uitkomst wanneer de som van consumenten- en producentensuplus maximaal is. Wanneer een uitkomst Pereto-optimaal is, wil dat zeggen dat niemand zijn positie kan ir. Douwe Jande Krolander. MSc verbeteren zonder dat dit ten koste gaat van 2.Bemoeienis van de overheid zorgt voor verstoring van de markt en daling welvaart P Consument en surplus Qa geaggregeerde aanbod Min. prijs Welvaarts verlies Qv geaggregeerde vraag Producenten surplus ir. Douwe Jan Krol MSc Q Werkloosheid door minimumloon op arbeidsmarkt Qa P Werkloosheid €26 €20 Qv Q ir. Douwe Jan Krol MSc 4. Benaderen economie vanuit aanbodzijde en de vraag past zich aan. • Wanneer bedrijven produceren ontvangen mensen een inkomen voor de geleverde productiefactoren • Een gedeelte wordt geconsumeerd en het gespaarde geld komt bij de bedrijven terecht via de banken • Bedrijven investeren in gebouwen en kapitaalgoederen • Hele inkomen gaat op aan consumptie en investeringen ir. Douwe Jan Krol MSc Keynes • Wat fout gaat volgens Keynes wanneer de klassieke theorie wordt toegepast bij bestrijding van crisis • Crisis => vraag daalt=> marktmechanisme zorgt ervoor dat aanbod daalt => ontstaat werkloosheid => marktmechanisme zorgt ervoor dat salaris daalt=> koopkracht daalt => consumptie daalt => vraag daalt => negatieve spiraal • Crisis => vraag daalt => marktmechanisme zorgt ervoor dat prijs daalt => mensen stellen consumptie uit (verwachten verdere daling prijzen) => vraag daalt • Volgens Keynes moet de overheid deze spiraal doorbreken. • Bij onderbesteding (ev < normale bezetting productiecapaciteit) moet de overheid de effectieve vraag weer op peil brengen • Bij overbesteding (ev > normale bezetting productiecapaciteit) moet de overheid de effectieve vraag verlagen. • Ideale situatie is wanneer de EV = normale bezetting productiecapaciteit (bestedingsevenwicht) ir. Douwe Jan Krol MSc Gevangenendilemma & Nash evenwicht groei en daling van BBP Nederland Rusland Protectie vrijhandel Protectie vrijhandel 1/1 -4 / 7 7 / -4 3/3 Dominante strategie: is de beste strategie die men kiest ongeacht de keuze van de ander => Protectie Gevangenen dilemma= Wanneer het keuze evenwicht (beide dominante strategie) niet de optimale(niet Pareto optimaal) situatie voor hun beide is spreekt men van een gevangenen dilemma Nash evenwicht = een evenwicht waarin het voor beide personen niet loont om eenzijdig af te wijken van het evenwicht ir Douwe Jan Krol MSc H3 Inkomen hoe verdien je dat ir. Douwe Jan Krol MSc Toegevoegde Waarde? Hoeveel waarde is er aan de grond en hulpstoffen toegevoegd? Omzet: €1,30 Grond & Hulp stoffen €0,60 W = €0,70 Toegevoegde waarde= omzet – grond & hulpstoffen €0,70 = €1,30 - €0,60 Waarde toevoegen €0,20 €0,30 Kapitaal = rente = 0,20 Arbeid = loon = 0,10 Natuur = pacht = 0,10 Ondernemerschap = winst = 0,30 €0,10 Y = €0,70 ir. Douwe Jan Krol MSc Toegevoegde waarde = som van de primaire inkomens , omdat de toegevoegde waarde wordt toegevoegd met de productiefactoren. En de beloning van de productie factoren zijn de primaire inkomens • Y=W • W (nationaal product) = alle toegevoegde waarde in een land bij elkaar opgeteld • Toegevoegde waarde = omzet – grond&hulpstoffen • Y (nationaal inkomen) = alle primaire inkomens bij elkaar optellen= Beloningen van KANO optellen. Kapitaal = rente & Huur Arbeid = loon Natuur = pacht Ondernemerschap = winst ir. Douwe Jan Krol MSc Het Nationaal Inkomen = Nationaal product KANO Y(nationaal inkomen) W( nationaal product) ir. Douwe Jan Krol MSc Buy SmartDraw!- purchased co document without a wate Visit www.smartdraw.com or call Welvaart • Welvaart = de mate waarin mensen in hun behoeften kun voorzien • Hoog inkomen = meer behoeftes worden bevredigd = hoge welvaart in enge zin • Nationaal inkomen = Nationaal product – Hoge productie => hoog inkomen => veel behoeftes worden bevredigd => Hoge Welvaart • Nationaal product => BBP ir. Douwe Jan Krol MSc Welvaart meten • BBP (bruto binnenlands product) De grootte van het bbp kan op drie manieren worden berekend: • De objectieve methode: optelling van de in een land gerealiseerde toegevoegde waarden. • De subjectieve methode: optelling van de in een land verdiende primaire inkomens (beloning KANO). • De bestedingsmethode: de bestedingen van alle gezinnen, de bedrijven en de overheid bij de binnenlandse ondernemingen ir. Douwe Jan Krol MSc Hoog / laag conjunctuur • Hoog : vraag groter dan (normale bezetting van de) productiecapaciteit • Laag : vraag kleiner dan (normale bezetting van de)productiecapaciteit Normale bezetting productiecapaciteit Werkelijke Productie (BBP) = EV ir. Douwe Jan Krol MSc Besteding • Feitelijke hoogte van het BBP hangt af van de bestedingen((ev (effectieve vraag)) – Zonder vraag naar producten gaat men niet produceren • Bezettingsgraad = productie / productiecapaciteit * 100% ir. Douwe Jan Krol MSc EV => Bestedingen => BBP vraag naar producten stijgt => bestedingen stijgen => productie stijgt => BBP stijgt Consumenten vertrouwen Rendement Y Rente C I Rente Economische groei Bezettingsgraad Effectieve vraag politieke besluitvorming O E M Y buitenland Prijs concurrend Voorkeur Y wisselkoers De vraag naar producten komt van: de consument, de producent, de overheid en het buitenland ir. Douwe Jan Krol MSc Inkomen stijgt => welvaart stijgt? • Wanneer ons inkomen stijgt, maar de inflatie stijgt procentueel harder => daalt de koopkracht => minder behoeftes worden bevredigd => welvaart daalt • Dus we moeten niet naar het nominale inkomen kijken, maar naar het reële inkomen – NIC PIC RIC ir. Douwe Jan Krol MSc Koopkracht Krol? • Salaris docent nullijn • Inflatie: Inflatie blijft in februari op hoge niveau van 3 procent door Peter Zantingh BINNENLANDECONOMIE De inflatie, die in januari steeg naar 3 procent en daarmee naar het hoogste niveau in vier jaar, blijft stabiel. Ook in februari waren de consumentenprijzen 3 procent hoger dan een jaar eerder. Dat heeft het CBS zojuist naar buiten gebracht. Nederland heeft een fors hogere inflatie dan het gemiddelde van de eurozone (1,8 procent in februari, een daling van 0,2 procentpunt) doordat de btw per 1 oktober 2012 verhoogd werd. Vliegtickets waren in februari 2013 maar liefst 18,5 procent duurder dan in februari 2012. Dat stuwde de inflatie op. Voedingsmiddelen waren 2,7 procent duurder dan een jaar terug – in januari was dat nog 3,8. ir. Douwe Jan Krol MSc Wij meten onze welvaart met behulp van het BBP. Wat is het gevaar? • BBP stijgt => productie stijgt => beloning KANO stijgt => inkomen bevolking stijgt => meer behoeftes worden bevredigd => welvaart stijgt? ir. Douwe Jan Krol MSc Welvaart daalt door negatieve externe effecten Externe effecten: zijn effecten bij de productie die niet meegenomen zijn door de prijs die een producent betaalt, maar wel door de maatschappij betaald worden. Een taxi kilometer kost €2,- Hierin zit verwerkt het salaris, afschrijving en brandstof, maar niet de de schadelijke stoffen die de taxi uitstoot. Elke km die de taxi meer rijd stijgt de productie => bbp stijgt => welvaart in enge zin stijgt, MAAR de mensen in de omgeving van de taxi ademen vieze lucht in, waardoor de welvaart voor deze groep daalt, MAAR dit zie je niet terug in het BBP file://localhost/Users/djkrol/Documents/ECONOMIE/HAVO/V ERDIENEN EN UITGEVEN/Krant/Vervuiling vrachtwagens kost gezondheidszorg 1,3 miljard euro - België - Nieuws Knack.be.webarchive ir. Douwe Jan Krol MSc Welvaart daalt door uitputting • Wanneer wij nu alle vis uit de Noordzee vangen => stijgt de productie => stijgt het BBP => stijgt de welvaart in enge zin. • MAAR dit betekent dat de toekomstige generatie geen vis meer kan vangen en eten, dus daling welvaart ir. Douwe Jan Krol MSc • Gemiddeld reële inkomen per hoofd zegt niks over de inkomensverdeling. Inkomensverdeling scheef is het geen goede maatstaf • Vrijwilligerswerk wordt niet geregistreerd, maar welvaart stijgt wel • Zwartwerk levert inkomen, dus welvaart op maar wordt niet meegeteld. ir. Douwe Jan Krol MSc Investering Wordt geleend bij de Bank Bruto-investeringen 1. Vervangingsinvesteringen (VA) (=afschrijving) Netto-investeringen 2. Uitbredingsinvesteringen (VA) Bedrijven financieren zelf (afschrijvings kosten) 3. Voorraadinvesteringen (VLA) • Voorraadinvestering: stijgt: consumptie< productie / daalt: consumptie> productie • Uitbreidingsinvesteringen stijgen wanneer men verwacht meer te kunnen produceren • Investeren = aanschaffen van kapitaalgoederen; om andere goederen te produceren of een inkomen te verwerven. ir. Douwe Jan Krol MSc Netto Binnenlands Product / Netto Binnenlands Inkomen • Alle toegevoegde waarde in een land bij elkaar opgeteld (netto toegevoegde waarde = bruto toegevoegde waarde – afschrijving) • Alle primaire inkomens bij elkaar opgeteld Bruto Binnenlands Product Bruto Binnenlands Inkomen • Alle toegevoegde waarde in een land bij elkaar opgeteld + afschrijvingen (bruto toegevoegde waarde) • Alle primaire inkomens bij elkaar opgeteld + afschrijvingen Consumptie Sparen Gezinnen Y= Ybedr + Yo Belasting Yo = Cop Financiële instellingen Tekort Overheid (O-B) (Overschot S-I) Ybedr Com + Io Bedrijven I (netto investering) Vervangings investering M import E-M (saldo lopende rekening) Export Buitenland W=Y Wb=Yb Y= C + S + B W = C + I + O + E-M Wb= C+I+Iv+O+E-M S = I + (O-B) + (E-M) S-I =Particulier spaarsaldo (S-I) + (B-O) = nationaal sparsaldo ir. Douwe Jan Krol MSc opgave Huur = 200 Rente = 50 Loon = 350 Pacht = 100 Winst = 300 C = 400 O-B = 30 B = 180 E = 210 E-M = 30 I uitbreiding = 10 I vervanging = 90 Ev ? Investering voorraad? Bruto investering? Nationaal product? Bruto nationaal product? ir. Douwe Jan Krol MSc Huur = 300 Rente = 50 Loon = 250 Pacht = 200 Winst = 350 C = 450 O-B = 40 B = 220 E = 230 E-M = 10 I uitbreiding = 20 I vervanging = 70 Ev ? Investering voorraad? Bruto investering? Nationaal product? Bruto nationaal product? ir. Douwe Jan Krol MSc Berekenen van het BBP op drie verschillende manieren ir. Douwe Jan Krol MSc Structuur en Conjunctuur H4 De structuur • Wat is welvaart? • Hoe meet je de welvaart in een land? ir. Douwe Jan Krol MSc Welvaart • Welvaart = de mate waarin mensen in hun behoeften kun voorzien • Hoog inkomen = meer behoeftes worden bevredigd = hoge welvaart in enge zin • Nationaal inkomen = Nationaal product – Hoge productie => hoog inkomen => veel behoeftes worden bevredigd => Hoge Welvaart • Nationaal product => BBP ir. Douwe Jan Krol MSc • Waar is de hoogte van het BBP (toegevoegde waarde = productie waarde) van afhankelijk? ir. Douwe Jan Krol MSc Hoogte BBP is afhankelijk van: 1. EV: geen vraag geen productie (conjuncturele kant) 2. Productiecapaciteit: bepaalt hoeveel er maximaal geproduceerd kan worden (structuur kant) Normale bezetting productiecapaciteit Werkelijke Productie (BBP) = EV 1. Vraag zijde = conjuncturele kant van de economie Normale bezetting productiecapaciteit Werkelijke Productie (BBP) = EV ir. Douwe Jan Krol MSc Besteding • Feitelijke hoogte van het BBP hangt af van de bestedingen((ev (effectieve vraag)) – Zonder vraag naar producten gaat men niet produceren ir. Douwe Jan Krol MSc EV vraag bestaat uit? ir. Douwe Jan Krol MSc EV => Bestedingen => BBP vraag naar producten stijgt => bestedingen stijgen => productie stijgt => BBP stijgt Consumenten vertrouwen Rendement Y Rente C I Rente Economische groei Bezettingsgraad Effectieve vraag politieke besluitvorming O E M Y buitenland Prijs concurrend Voorkeur Y wisselkoers De vraag naar producten komt van: de consument, de producent, de overheid en het buitenland ir. Douwe Jan Krol MSc • Wat is de productiecapaciteit? • Hoe kan die worden vergroot? Uitgebreid antwoord? ir. Douwe Jan Krol MSc 2. Productiecapaciteit: bepaalt hoeveel er maximaal geproduceerd kan worden (structuur kant) • Productiecapaciteit is hoeveel er geproduceerd (Toegevoegde waarde) kan worden met de productiefactoren (KANO) H4 Productiecapaciteit verhogen De categoriale inkomensverdeling= de verdeling van het inkomen over de vier productiefactoren • De vraag is welk deel van het nationale inkomen krijgt iedere productiefactor • aiq = loon + toegerekend loon zelfstandigen / toegevoegde waarde * 100% • oiq = (huur, pacht, rente, (winst-tlz)) / toegevoegde waarde * 100% Bereken de aiq en oiq Kosten 2012 Inkoopwaarde 20.000 grond & hulpst. Loon 10.000 Rente 5.000 Huur 10.000 Pacht 20.000 Saldo (Winst) 35.000 Opbrengsten omzet 100.000 100.000 100.000 Tlz = 10.000 ir. Douwe Jan Krol MSc cao onderhandelingen • Toegevoegde waarde stijgt met 1% • Lonen stijgen met 1,5% de aiq stijgt % harder dan de oiq Wat voor effect heeft dit op de werkgelegenheid Loon kosten groeien % sneller dan de toegevoegde waarde, dit gaat te koste van de winst • Hoge aiq => winsten van bedrijven dalen => investeringen dalen => EV daalt => productie daalt => werkgelegenheid daalt H5 Conjunctuurbeleid ir. Douwe Jan Krol MSc Waarom conjunctuurbeleid? Hoog conjunctuur=> vraag > aanbod = prijsinflatie - Tast koopkracht aan - Kans loon-prijs spiraal - Negatief effect op internationale concurrentie positie Normale bezetting productiecapaciteit Werkelijke Productie (BBP) Laag conjunctuur=> vraag naar arbeid daalt => ruime arbeidsmarkt => conjuncturele werkloosheid Kans op Deflatie Dus? • Afvlakken conjunctuur golf • Hoogconjunctuur => EV afremmen • Laagconjunctuur => EV stimuleren • Wie en Hoe? ir. Douwe Jan Krol MSc EV => Bestedingen => BBP vraag naar producten stijgt => bestedingen stijgen => productie stijgt => BBP stijgt Consumenten vertrouwen Rendement Y Rente C I Rente Economische groei Bezettingsgraad Effectieve vraag politieke besluitvorming O E M Y buitenland Prijs concurrend Voorkeur Y wisselkoers Anticyclisch conjunctuurbeleid • Stabiliserend beleid tegen de conjunctuurcyclus in Waarom? • Prijsstabiliteit en evenwichtige arbeidsmarkt Hoe? 1. Overheidsuitgaven verhogen 1. aanleggen van wegen => EV => BBP 2. Consumptie en investeringen stimuleren 1. Belastingen => koopkracht => C => BBP 2. Subsidie investeringen => I => BBP ir. Douwe Jan Krol MSc Multiplier ir. Douwe Jan Krol MSc Automatische stabilisatie • Progressief belastingstelsel – Laagconjunctuur => daling inkomen => daalt het netto inkomen procentueel minder hard => consumptie blijft op peil. – Hoogconjunctuur => inkomen stijgt => netto inkomen stijgt procentueel minder hard => EV afgeremd • WW – Laagconjunctuur => werkloos => ww inkomen => consumptie blijft op peil ir. Douwe Jan Krol MSc Inverdieneffecten Hogere overheidsbestedingen • Als de overheid haar bestedingen verhoogt, verdient ze een deel van deze extra bestedingen weer terug in de vorm van extra belastingopbrengst • Een vergelijkbaar effect treedt op bij verlaging van de autonome belasting. • Het overheidstekort stijgt dus minder sterk dan verwacht. Hogere effectieve vraag Hoger nationaal inkomen Hogere belastingopbrengst Daling Stijging Overheidstekort B = 1/3Y + 12 Multiplier 1,67 Inverdieneffecten Hogere overheidsbestedingen Δ40 • Als de overheid haar bestedingen verhoogt, verdient ze een deel van deze extra bestedingen weer terug in de vorm van extra belastingopbrengst • Een vergelijkbaar effect treedt op bij verlaging van de autonome belasting. • Het overheidstekort stijgt dus minder sterk dan verwacht. Hogere effectieve vraag Δ40 Hoger nationaal inkomen 40 * 1,67 = 66,67 Hogere belastingopbrengst 1/3 * Δ66,67= 22.22 Daling 22.22 B = 1/3Y + 12 Multiplier 1,67 Stijging 40 Overheidstekort 40 – 22,22 = 17,78 H6 Monetair beleid • De ECB heeft als hoofddoelstelling de inflatie stabiliseren op 2% – Controle van de geldhoeveelheid(maatschappelijke geldhoeveelheid) • Sterke groei geldhoeveelheid => bestedingen stijgen => vraag > aanbod => prijzen stijgen => bestedingsinflatie – Inflatie boven 2%: geldhoeveelheid afremmen (krapgeldbeleid) – Deflatie: groei geldhoeveelheid stimuleren (ruimgeldbeleid) – Hoe? ir. Douwe Jan Krol MSc Hoog conjunctuur=> vraag > aanbod = prijsinflatie - Tast koopkracht aan - Kans loon-prijs spiraal - Negatief effect op internationale concurrentie positie Normale bezetting productiecapaciteit Werkelijke Productie (BBP) Laag conjunctuur=> vraag naar arbeid daalt => ruime arbeidsmarkt => conjuncturele werkloosheid Kans op Deflatie 1. Rente tarief • ECB stuurt de groei van de geldhoeveelheid via de officiële rente. • Tegen dit tarief lenen banken bij de ECB, wat zij vervolgens weer doorbereken aan de klanten • Bestedingsinflatie => ECB Rente => opofferingskosten => sparen & lenen => geldhoeveelheid => bestedingen =>vraag => bestedingsinflatie ir. Douwe Jan Krol MSc 2. Openmarktpolitiek • ECB beinvloed de dekkingsmiddelen bij banken. • Veel dekkingsmiddelen kunnen banken veel gelduitlenen • Weinig dekkingsmiddelen kunnen banken weinig gelduitlenen Deflatie => ECB vindt dat banken meer krediet moeten verlenen => verstrekt Liquid middelen in ruil voor staatsobligaties/deviezen => dekkingsmiddelen => meer leningen verstrekken => geldhoeveelheid => bestedingen => inflatie ir. Douwe Jan Krol MSc Balans Balans Bank Bank activa Kas Deb Deviezen Balans passiva 3000 Rekening courranttegoed N 12000 F H 1000 Spaarrekening activa 1000 2000 12000 1000 Kas Deb Deviezen Balans Deb Deviezen passiva Rekening 3500 courranttegoed N 12000 F H 500 Spaarrekening 1000 2000 12000 1000 Bank activa Kas Bank passiva 3500 Rekening courranttegoed N 17000 F H 500 DJ Spaarrekening 1000 2000 12000 5000 1000 Liq% = Liq. Middelen / rek. Couranttegoed * 100% = 10% Geld wordt niet alleen als ruilmiddel en rekeneenheid gebruikt, maar geld is ook oppotmiddel. De zogenaamde actieve kas is het geld dat aangehouden wordt vanwege het transactiemotief. • Er is een positief verband tussen de hoogte van het nationaal inkomen en de omvang van de actieve kas. • Een lager inkomen leidt tot minder bestedingen. Voor minder transacties volstaat een kleinere actieve kas. • Een hoger inkomen leidt tot meer bestedingen. Voor meer transacties is een grotere actieve kas nodig. ir. Douwe Jan Krol MSc De zogenaamde inactieve kas is het geld dat aangehouden wordt vanwege het voorzorgmotief (om onverwachte gebeurtenissen op te vangen) en het speculatiemotief (om te beleggen). • Er is een negatief verband tussen de hoogte van de rentestand en de omvang van de inactieve kas. • Als de rente laag is, is het renteverlies klein als geld in de inactieve kas wordt gehouden. • Als de rente hoog is, is het renteverlies groot als geld in de inactieve kas wordt gehouden. ir. Douwe Jan Krol MSc Oppotting & ontpotting • Als er geld wordt overgeheveld van de actieve kas naar de inactieve kas spreekt men van oppotting. • Door oppotting gaat de omloopsnelheid*) van het geld omlaag. • Als er geld wordt overgeheveld van de inactieve kas naar de actieve kas spreekt men van ontpotting. • Door ontpotting gaat de omloopsnelheid*) van het geld omhoog. *) De omloopsnelheid van het geld geeft aan hoeveel keer een geldeenheid gemiddeld in een jaar wordt uitgegeven. ir. Douwe Jan Krol MSc M×V=P×T • M = Money (maatschappelijke geldhoeveelheid)(actieve + inactieve kas) • V = Velocity (omloopsnelheid)(daalt bij oppotting & stijgt bij ontpotting) • M × V = waarde van de geldstroom • P = Price (gemiddeld prijsniveau) • T = Trade (aantal transacties) • P × T = waarde van de goederenstroom ir. Douwe Jan Krol MSc gevolg van een verandering in de geldstroom voor de goederenstroom? • De geldhoeveelheid kan door geldschepping (M↑) of geldvernietiging (M↓) veranderen • De omloopsnelheid (V) kan door ontpotting (V↑) of oppotting (V↓) veranderen. ir. Douwe Jan Krol MSc Of door een verandering in de geldstroom (M × V) het gemiddeld prijsniveau (P) of het aantal transacties (T) verandert, hangt af van de conjuncturele situatie. Uitgangssituatie M×V = P×T A geldschepping (M omhoog) 1 bij onderbesteding 2 bij overbesteding B geldvernietiging (M omlaag) 3 bij onderbesteding 4 bij overbesteding C ontpotting (V omhoog) 5 bij onderbesteding 6 bij overbesteding D oppotting (V omlaag) 7 bij onderbesteding 8 bij overbesteding ir. Douwe Jan Krol MSc Of door een verandering in de geldstroom (M × V) het gemiddeld prijsniveau (P) of het aantal transacties (T) verandert, hangt af van de conjuncturele situatie. Uitgangssituatie M×V = P×T A geldschepping (M omhoog) 1 bij onderbesteding M↑ × V = P × T↑ Bestedingen↑ => EV↑ => T↑ => werkloosheid↓ 2 bij overbesteding M↑ × V = P↑ × T Bestedingen↑ => EV↑ =>Max. Productiecapaciteit => P↑ => inflatie B geldvernietiging (M omlaag) Bestedingen↓ => EV↓ => P↓ => bestedingsinflatie↓ 3 bij onderbesteding M↓ × V = P↓ × T Bestedingen↓ => EV↓ => T↓ => werkloosheid↑ 4 bij overbesteding M↓ × V = P × T↓ C ontpotting (V omhoog) 5 bij onderbesteding M × V↑ = P × T↑ 6 bij overbesteding M × V↑ = P↑ × T D oppotting (V omlaag) 7 bij onderbesteding 8 bij overbesteding M × V↓ = P↓ × T M × V↓ = P × T↓ ir. Douwe Jan Krol MSc Probeer onderstaande informatie uit te werken met behulp van M x V = P x T • • • • • • Concurrentiepositie De lage Europese inflatie is vooral lastig voor Zuid-Europese landen. Die hebben weliswaar zelf deflatie, maar het verschil met de rest van Europa is niet groot en dat maakt het voor hen lastiger om hun concurrentiepositie te verbeteren. Lage inflatie en deflatie zijn ook slecht voor de grote schulden bij overheden en bij particulieren en bedrijven. Overigens ligt de kerninflatie, gecorrigeerd voor de lage olieprijs in de eurozone op dit moment rond de 0,8 procent, aldus Knot. Hij zei dat er inmiddels wel sprake is van een keerpunt in de dalende kredietverlening aan bedrijven. Op korte termijn is er sprake van lichte kredietgroei. Risico's van deflatie De Kamer wil van Knot en van andere experts als CPB-directeur Laura van Geest horen wat de risico's van deflatie zijn, nu de inflatie in de eurolanden zo bijzonder laag is. Bij deflatie - het tegengestelde van inflatie - wordt geld meer waard. Dat kan risicovol zijn voor de economie omdat mensen hun uitgaven dan gaan uitstellen. Hoe langer je wacht, hoe meer je geld waard wordt. Maar ook de restschulden op hypotheken gaan zwaarder wegen, wat een risico is voor Nederlandse huizenbezitters. De Europese Centrale Bank probeert de inflatie in Europa altijd rond de 2 procent te houden. Inmiddels is die gezakt naar rond de 0,4 procent en dreigt deflatie. De ECB heeft onlangs maatregelen genomen die moeten leiden tot meer goedkopere kredieten voor bedrijven en daarmee een stijgende inflatie. ir. Douwe Jan Krol MSc Antwoord • Laag conjunctuur: vraag ligt onder de productiecapaciteit • Door deflatie stellen de consumenten hun aankopen uit • Oppotten: geld van actieve naar inactieve kas • Oppotten => omloopsnelheid van geld daalt • Geldstroom daalt => goederenstroom daalt • T daalt => BBP daalt ir. Douwe Jan Krol MSc Keynesianen • Keynesianen onderscheiden onderbesteding, bestedingsevenwicht en overbesteding. • Bij onderbesteding (de productiecapaciteit wordt niet volledig benut) zal geldschepping leiden tot een toename van de transacties: als M stijgt, zal T stijgen. • Dit zal alleen het geval zijn als de geldschepping (stijging van M) niet teniet wordt gedaan door oppotting (daling van V). • M↑1 × V = P × T↑2 ir. Douwe Jan Krol MSc Klassieken • Klassieken gaan uit van bestedingsevenwicht (de productiecapaciteit is volledig benut). • Ook veronderstellen ze dat de omloopsnelheid (V) constant is. • Dan zal geldschepping leiden tot (bestedings)inflatie: M↑ × V = P↑ × T • Daarom hanteren monetaristen de geldgroeiregel. De groei van de geldhoeveelheid moet overeenkomen met de reële groei van het nationale inkomen (het aantal transacties): als T stijgt, zal M mee moeten stijgen. • M↑2 × V = P × T↑1 ir. Douwe Jan Krol MSc