Markt & Overheid Economie Havo Presentatie H1 t/m H7 ir. Douwe Jan Krol MSc Markt & Overheid • • • • • • • H1 H2 H3 H4 H5 H6 H7 ir. Douwe Jan Krol MSc Markt & Overheid H1 • Volkomen concurrentie algemeen • marktmechanisme ir. Douwe Jan Krol MSc Kenmerken Volkomen Concurrentie • Veel aanbieders: Veel vragers • Homogeenproduct: voor de consument zijn de producten identiek • Transparante markt: levert de laagste prijs • Vrije toe- en uittreding – Geen toetreding barrières • macht individu klein – Bij prijsverhoging gaat men naar de concurrent – Strategie: hoeveelheid aanpassen aan maximale winst – Hoeveelheid aanpassers ir. Douwe Jan Krol MSc Marktmechanisme: Markt van melk P Betalingsbereidheid Qa =P-40 Producenten Bereken evenwichtsprijs Bereken evenwichtshoeveelheid Bereken evenwichtsomzet Leveringsbereidheid Qv = -2P + 200 Q ir. Douwe Jan Krol MSc consumenten Oplossing Evenwichtsprijs: QV = QA -2p+200 = p – 40 -3p+200 = -40 -3p = -40 -200 -3p = -240 p = -240 / -3 P = 80 cent Evenwichtshoeveelheid = evenwichtsprijs invullen in QV of QA Qa = 80 – 40 = 40 liter Evenwichtsomzet = P * Q = 80 * 40 = 3200 cent ir. Douwe Jan Krol MSc Marktmechanisme: Markt van melk P Betalingsbereidheid Qa =P-40 Producenten Bereken evenwichtsprijs Bereken evenwichtshoeveelheid Bereken evenwichtsomzet 0,80 Leveringsbereidheid Qv = -2P + 200 40 liter Q ir. Douwe Jan Krol MSc consumenten Hoe werkt het marktmechanisme? Het Marktmechanisme zorgt er voor dat vraag en aanbod gelijk zijn, waardoor er een evenwichtsprijs en hoeveelheid ontstaan. Schets een situatie met een melk prijs van 1 euro en 60 euro cent. Leg vervolgens met behulp van het marktmechanisme uit dat er weer een evenwicht ontstaat. ir. Douwe Jan Krol MSc Marktmechanisme: Markt van melk Betalingsbereidheid Leveringsbereidheid P Qa =P40 Uitleg Marktmechanisme: 1. Bij stijging van prijs 80 => 82 2. Bedrijven zijn bereid om meer melk te leveren: Qa stijgt 42 3. Consument is minder bereid om melk te kopen: Qv daalt 36 4. Qa > Qv = aanbodsoverschot 6 liter 5. Aanbieder wil van de melk af en laat prijs zakken 6. Bij lagere prijs stijgt de vraag en daalt het aanbod 7. Tot dat er weer een evenwicht ontstaat: QA = QV 82 80 Qv = -2P + 200 36 40 42 Q Prijselasticiteit van de vraag • Elasticiteit = om aan te geven hoe een variabele wordt beïnvloed door verandering in een andere variabele. • Prijselasticiteit van de vraag = om aan te geven hoe de gevraagde hoeveelheid veranderd als de prijs veranderd (wat is de invloed van de prijs op de vraag naar producten) ir. Douwe Jan Krol MSc Prijselasticiteit De prijselasticiteit laat zien met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid verandert als de prijs met 1% verandert. Segmentelasticiteit % verandering Q EQv = % verandering P p nieuw - oud % verandering = oud x 100% ir. Douwe Jan Krol MSc Welk Product is het meest elastisch (vraag reageert het sterkst op de prijs)? Welk product heeft de meeste substituten? P Product A Product B Q ir. Douwe Jan Krol MSc Producenten en consumenten surplus P Consumenten surplus Qa =P-40 Producenten Betalingsbereidheid Qv = -2P + 200 Q Producenten surplus ir. Douwe Jan Krol MSc consumenten Toename surplus bij stijging vraag P Toename Consumenten surplus Qa =P-40 Producenten Toename producenten surplus Toename Producenten surplus en afname consumenten surplus Qv2 Qv = -2P + 200 Q ir. Douwe Jan Krol MSc consumenten Hoe komt het dat bij volkomen concurrentie de laagste prijs ontstaat? ir. Douwe Jan Krol MSc Bij winst stijgt het aanbod door nieuwe toetreders 1. P Qa1 2. Qa2 3. 4. 5. 6. 60 Qv Q ir. Douwe Jan Krol MSc Bedrijven maken winst Komen nieuwe bedrijven bij (toetreders) Aanbodlijn verschuift Prijs daalt Winstmarge daalt Aanbod stijgt zo ver dat er nog nauwelijks een winstmarge is Volkomen concurrentie: max. winst ir. Douwe Jan Krol MSc Nieuwe toetreders => prijs daalt => winst individu daalt ir. Douwe Jan Krol MSc Aanbod stijgt zover totdat de prijs gelijk is aan de GTK => winst €0 ir. Douwe Jan Krol MSc Inzomen op een bedrijf • variabele kosten: kosten die afhangen van de productie omvang (grondstofkosten) • constante kosten: zijn kosten die niet afhangen van de productieomvang (afschrijvingskosten , ontwikkelingskosten) Berekenen van de totale kosten (TK) van een bedrijf: TK = GVK*Q+TCK Berekenen van de totale opbrengsten (TO) van een bedrijf TO = P*Q ir. Douwe Jan Krol MSc Breakevenafzet Boer Piet • Bij hoeveel producten maakt het bedrijf geen winst of verlies • TO = TK • P*Q=GVK*Q+TCK • 60Q=40Q+50.000 • 20Q=50.000 • Q = 50.000/20 • Q = 2500 liter geen winst of verlies ir. Douwe Jan Krol MSc Piet wil maximale winst • MO = marginale opbrengst = wat levert het aan opbrengsten op wanneer ik 1 extra verkoop • MK = marginale kosten = wat kost het mij wanneer ik 1 extra produceer • MO>MK = extra produceren want dit levert nog een toename aan winst op • MO=MK => maximale winst • MO<MK = op dit product maak je verlies ir. Douwe Jan Krol MSc Maximale winst voor Piet? Melkquotum van 6000 liter (max. Productiecapaciteit) MO = 60 MK = 40 TW = TO –TK Voor Piet geldt MO is altijd groter dan MK, dus zoveel mogelijk produceren, want elke liter extra levert 20 extra winst op ir. Douwe Jan Krol MSc Volkomen concurrentie: max. winst ir. Douwe Jan Krol MSc Nieuwe toetreders => prijs daalt => winst individu daalt ir. Douwe Jan Krol MSc Aanbod stijgt zover totdat de prijs gelijk is aan het laagste punt van de GTK => winst €0 ir. Douwe Jan Krol MSc Kennen & Kunnen • H1 – Surplus kunnen aangegeven + toenamen en afname – Evenwicht prijs + hoeveelheid kunnen berekenen – Maximale winst: mo = mk – Kenmerken volkomen concurrentie – Zijn hoeveelheids aanpassers – Altijd laagste prijs tot stand ir. Douwe Jan Krol MSc Oefenopgave Volkomen Concurrentie De collectieve aanbod- en vraagfuncties luiden als volgt: Qa = 60P – 120 Qv = -70P + 405 P in euro's per kg. (1 ton = 1.000 kg). Qa en Qv in 1.000 ton roomboter. Arceer maximale winst bij het individuele bedrijf ir. Douwe Jan Krol MSc Een producent bij volkomen concurrentie Een markt van volkomen concurrentie kan in de uitgangssituatie met de volgende vraag- en aanbodvergelijkingen worden beschreven: Qv = -25P + 500 Qa = 40P – 100 1 Teken de vraag- en aanbodvergelijking in onderstaande figuur. De overheid gaat over tot een minimum prijs van €12,50 2 Arceer in de figuur het totale welvaartsverlies dat door min. Prijs €12.50 Een producent op deze markt, die streeft naar maximale winst, heeft een productiecapaciteit van 16.000 stuks en de volgende kostenfunctie: TK = 0,4Q2 + 1.750 (waarbij Q in 1.000 stuks) MK = 0,8Q 3 Bereken bij welke productie-omvang deze producent zijn maximale totale winst zal behalen. 4 Bereken de maximale winst ir. Douwe Jan Krol MSc • Nog invoegen ir. Douwe Jan Krol MSc H2 Monopolie • Theorie – Kenmerken monopolie – Maximale winst? ir. Douwe Jan Krol MSc Monopolie: 1 aanbieder Monopolie: Hoe slecht zou jij je gedragen als je geen concurrentie had? Winstmaximalisatie door productie verlagen en prijzen te verhogen - Monopolie produceert minder dan bedrijven in een volkomen markt - Monopolie vraagt hogere prijzen dan bedrijven in een volkomen markt - Monopolie produceert minder efficiënt en tegen hogere kosten dan in een volkomen markt ir. Douwe Jan Krol MSc Maximale winst? • Hoeveel moeten wij produceren • De vraag lijn van het product is tevens de prijsafzet lijn (bij volkomen concurrentie liep de prijsafzet lijn horizontaal) P Qv Wanneer een monopolist meer aanbied ontvangt hij lagere prijs voor het product q ir. Douwe Jan Krol MSc Maximale winst = MO=MK Mo = wat levert 1 extra product op Mk = wat kost 1 extra product ir. Douwe Jan Krol MSc Qv naar MO ir. Douwe Jan Krol MSc MO= ΔTO / ΔQ ir. Douwe Jan Krol MSc Max. Winst monopolist ir. Douwe Jan Krol MSc Oefenopgave Monopolie Qv = -4p + 100 q = aantal reizigerskilometers (rkm) in miljarden P = prijs in centen GTK = 10 + 120/q GTK = gemiddelde totale kosten in centen 1. Hoeveel producten biedt dit bedrijf aan wanneer het streeft naar break even en zoveel mogelijk reizigers te vervoeren. 2. Bereken bij welke prijs dit bedrijf maximale omzet heeft 3. Bereken de maximale winst 4. Arceer de maximale winst 5. Arceer het consumenten surplus ir. Douwe Jan Krol MSc H3 Oligopolie en Monopolistische concurrentie ir. Douwe Jan Krol MSc Marktvorm Volkomen concurrentie Monopolistisch Oligopolie e concurrentie monopolie Aanbieders Veel Veel Weinig 1 Product Homogeen heterogeen Homogeen & heterogeen transparantie Goed Slecht Slecht Goed Toetreding gemakkelijk Gemakkelijk Moeilijk Moeilijk Invloed individu Geen Beperkt Redelijk veel veel Strategie Hoeveelheid aanpassen Samenwerken of concurreren op prijs Doorzichtige markt (transparante markt) De markt is doorzichtig (transparant) als de deelnemers aan het economisch proces volledig op de hoogte zijn van de marktsituatie, dat wil zeggen dat de kopers en verkopers weten welke producten en kwaliteiten er aangeboden worden, waar en tegen welke prijzen, wie wat wil kopen en verkopen et cetera. ir. Douwe Jan Krol MSc Oligopolie: toetreding barrières • Hoge aanvangsinvesteringen • Verzonken kosten: zijn kosten die nooit meer kunnen worden terugverdiend als de activiteit waarvoor de kosten zijn gemaakt niet doorgaat. • Octrooien ir. Douwe Jan Krol MSc Strategische situatie 1. samenwerken: beide productie verlagen om zo de prijs op te drijven en hun winst te verbeteren (beter voor producent) 2. Concurrentie: beide bedrijven hun productie opvoeren in een poging goedkoper te produceren dan concurrent en zo meer klanten te trekken ( beter voor consument) ir. Douwe Jan Krol MSc Samenwerken / kartelvorming • Bedrijven die samenwerken worden een kartel genoemd. • Gedragen zich als een monopolie – Gezamenlijke productie op niveau voor maximale winst ir. Douwe Jan Krol MSc 4 bedrijven produceren cola • Ze kiezen voorsamenwerking • Aanbieders zijn allemaal even groot • Mk is voor alle aanbieders gelijk ir. Douwe Jan Krol MSc Hoeveel liter wordt er aangeboden in Kartel? Max. Winst: MO=MK Gezamenlijke aanbod: 5 miljard liter Individueel wordt er 5 miljard / 4 = 1,25 miljard liter aangeboden ir. Douwe Jan Krol MSc Tegen welke prijs wordt het aangeboden bij Max. Winst in een Kartel Voor de maximale winst geld: mo=mk Productie: 5 mld Voor de prijs kijk naar de Collectieve vraaglijn (Go) Prijs: 140 cent ir. Douwe Jan Krol MSc Consumenten en producenten surplus Consumenten surplus: Verschil tussen betalingsbereidheid en prijs 0,5*lengte*hoogte= 0,5* 5 * 100 = 250 ir. Douwe Jan Krol MSc Producenten surplus Producenten surplus = verschil tussen leveringsbereidheid(mk) en prijs Lengte * breedte = 5 * 100 = 500 ir. Douwe Jan Krol MSc Hoeveel liter wordt er aangeboden wanneer met gaat concurreren op prijs? Bij een oligopolie zal bij concurrentie op basis van de prijs het aanbod 10 mld. liter worden. De prijs die de consument moet betalen voor een liter is dan: 40 cent ir. Douwe Jan Krol MSc Consumenten en producenten surplus bij concurrentie op basis van de prijs Consumenten surplus = verschil tussen betalingsbereidheid en prijs 0,5 * Lengte * breedte 0,5 * 10 * 200 = 1000 Producenten surplus = verschil tussen leveringsbereidheid(mk) en prijs Geen producenten surplus ir. Douwe Jan Krol MSc Gevangenendilemma en Strategie Oligopolie Samenwerken of concurrentie Toenamen winst Pepsi Coca Cola concurrentie Samenwerken concurrentie Samenwerken 1/1 -4 / 7 7 / -4 3/3 Dominante strategie: is de beste strategie die men kiest ongeacht de keuze van de ander => concurrentie Gevangenen dilemma= Wanneer het keuze evenwicht (beide dominante strategie) niet de optimale(niet Pareto optimaal) situatie voor hun beide is spreekt men van een gevangenen dilemma ir Douwe Jan Krol MSc Oefenopgave Oligopolie Qv = -4p + 100 MO = -2p+50 q = aantal reizigerskilometers (rkm) in miljarden P = prijs in centen GTK = 10 + 120/q GTK = gemiddelde totale kosten in centen 1. Hoeveel producten biedt dit bedrijf aan wanneer het streeft naar break even en zoveel mogelijk reizigers te vervoeren. 2. Bereken bij welke prijs dit bedrijf maximale omzet heeft 3. Bereken de maximale winst 4. Arceer de maximale winst 5. Arceer het consumenten surplus ir. Douwe Jan Krol MSc H4 De markt levert niet altijd de juiste prijs • Markt falen – Geen evenwicht bij vraag en aanbod(monopolie, kartel bij oligopolie) • Overheid – Maximumprijzen => vraag tekort (bescherming consument) – Minimumprijzen => aanbodsoverschot (bescherming producent) ir. Douwe Jan Krol MSc Bemoeienis van de Overheid P Betalingsbereidheid Qa =P-40 Producenten evenwichtsprijs: 80 evenwichtshoeveelheid: 40liter 80 Qv = -2P + 200 Leveringsbereidheid 40 Q consumenten Overheid vindt dat de boeren meer moeten verdienen en stelt een min. prijs in van 90 cent. P Qa =P-40 Aanbod overschot Producenten Qa = 50 aanbodsoverschot van 30 liter Qv = 20 overheid moet dit opkopen voor 90 cent * 30 liter = 2700 cent 80 Qv = -2P + 200 20 40 50 Q consumenten Overschot arceren. P Qa =P-40 Aanbods overschot Producenten Qa = 50 aanbodsoverschot van 30 liter Qv = 20 overheid moet dit opkopen voor 90 cent * 30 liter = 2700 cent 80 Qv = -2P + 200 20 40 50 Q consumenten Markt van rekenmachines Qa = 0,2p-2 Qv = -0,2p+8 ir. Douwe Jan Krol MSc Qa = 0,2p-2 Qv = -0,2p+8 ir. Douwe Jan Krol MSc Qa = 0,2p-2 Qv = -0,2p+8 ir. Douwe Jan Krol MSc Qa = 0,2p-2 Qv = -0,2p+8 ir. Douwe Jan Krol MSc H5 De overheid bemoeit zich ermee Waar bemoeit de overheid zich mee? ir. Douwe Jan Krol MSc Waar bemoeit de overheid zich mee 1. Toezicht op de markt – Waarom? 2. Octrooi of Patent – Wat is de functie hiervan 3. Overheid produceert ook goederen – Wat voor producten? – Waarom produceert de markt niet die producten ir. Douwe Jan Krol MSc Waar bemoeit de overheid zich mee 1. Toezicht op de markt – Waarom? • Voedsel en warenautoriteit • Verstoring van vrijemarkt – NMA – Opta 2. Octrooi of Patent – Wat is de functie hiervan • Terugverdienen van ontwikkelingskosten • Op dat moment ben je monopolist 3. Overheid produceert ook goederen – Wat voor producten? • Collectieve goederen • Quasi Collectieve goederen – Waarom produceert de markt niet die producten ir. Douwe Jan Krol MSc 1. Toezichthouden op verstoringen vrije markt – Door fusies en overnames van bedrijven ontstaan bedrijven met te veel marktmacht – Wat betekent dit voor het consumentensurplus (welvaart van de consument)? Hoeveel liter wordt er aangeboden wanneer met gaat concurreren op prijs? Bij een oligopolie zal bij concurrentie op basis van de prijs het aanbod 10 mld. liter worden. (Qa = Qv) De prijs die de consument moet betalen voor een liter is dan: 40 cent Consumenten en producenten surplus bij concurrentie op basis van de prijs Consumenten surplus = verschil tussen betalingsbereidheid en prijs 0,5 * Lengte * breedte 0,5 * 10 * 200 = 1000 Producenten surplus = verschil tussen leveringsbereidheid en prijs Geen producenten surplus Hoeveel liter wordt er aangeboden in een markt met aanbieders met veel macht? Max. Winst: MO=MK Gezamenlijke aanbod: 5 miljard liter Individueel wordt er 5 miljard / 4 = 1,25 miljard liter aangeboden Tegen welke prijs wordt het aangeboden bij Max. Winst in een Kartel Voor de maximale winst geld: mo=mk Productie: 5 mld Voor de prijs kijk naar de Collectieve vraaglijn (Go) Prijs: 140 cent Consumenten en producenten surplus Consumenten surplus: Verschil tussen betalingsbereidheid en prijs 0,5*lengte*hoogte= 0,5* 5 * 100 = 250 Producenten surplus Producenten surplus = verschil tussen leveringsbereidheid en prijs Lengte * breedte = 5 * 100 = 500 Wat betekent dit voor het consumentensurplus (welvaart van de consument)? • Consumenten surplus neemt af • Producenten surplus neemt toe • Dit probeert de overheid te voorkomen 3. Waarom moet de overheid produceren? • Wanneer iedereen in Nederland €10 betaald kunnen de dijken worden verhoogd. • Daardoor is iedereen beschermt tegen overstromingen, waardoor de verzekeringspremie voor iedereen daalt met €40 • Beredeneer aan de hand van een door je zelf gemaakt gevangenen dilemma of dit product verkocht kan worden door een bedrijf? 3. Waarom moet de overheid produceren? • Wanneer iedereen in Nederland €10 betaald kunnen de dijken worden verhoogd. • Daardoor is iedereen beschermt tegen overstromingen, waardoor de verzekeringspremie voor iedereen daalt met €40 Iedereen betaalt Krol wel niet wel €30 €-10 Niet €40 €0 Meelifter Dominante strategie = de strategie die ben kiest ongeacht wat een ander doet. Dus niet mee betalen Wanneer de dominante strategie niet optimaal is (meeliften). Wat kan daar aan gedaan worden? 1. Zelfbinding 2. Normbesef 3. Collectieve dwang ir. Douwe Jan Krol MSc Collectieve goederen • Hoe belangrijk mensen een nieuwe dijk vinden hij komt er niet, omdat iedereen wil meeliften. • Een particulier bedrijf gaat de dijk niet bouwen, omdat niemand(freerider) is uit te sluiten. – Uitsluitbaargoed • Overheid moet deze goederen voorzien (collectieve goederen) – Niet-uitsluit baar – Niet-rivaliserend (rivaliserend = wanneer ik het product koop kan iemand anders het niet meer kopen bv een Ipad) • Bedenk voor je zelf nog een collectief goed en geef ook de beredenering aan de hand van de bovenstaande kenmerken. Quasi collectieve goederen • Individuele goederen die door de overheid worden geleverd • Rivaliserend • Waarom? – Voor iedereen toegankelijk: onderwijs – Product stimuleren: bibliotheek Individuele goederen • Mensen zijn uit te sluiten (wanneer je niet betaald krijg je het ook niet) • Rivaliserend • Geleverd door bedrijven Externe effecten • Wat is welvaart en hoe wordt dat gemeten? • Wat zijn positieve externe effecten? – Welk effect heeft dit op de welvaart? • Wat zijn negatieve externe effecten – Welk effect heeft dit op de welvaart? ir. Douwe Jan Krol MSc Externe effecten Zijn voor- of nadelen van activiteiten die niet zozeer slaan op de direct bij de activiteit betrokken persoon, maar op anderen - Zijn kosten die niet zijn mee genomen in de kostprijs, maar die de maatschappij moet betalen. Twee smaken Positieve externe effecten • Treden op wanneer iemand voordeel heeft van een activiteit waar hij niet direct is betrokken. • Imker houdt bijen om honing te verkopen. De bijen vliegen rond en bestuiven de planten van een boer waardoor deze een betere oogst heeft Negatieve externe effecten • Treden op wanneer iemand nadeel heeft van een activiteit waarbij hij of zij niet direct is betrokken • Staalfabriek die naast staal een heleboel roet en rook produceert. Deze luchtvervuiling ademt iedereen in Opgave Een taxi kilometer kost €2,- Hierin zit verwerkt het salaris, afschrijving en brandstof, maar niet de de schadelijke stoffen die de taxi uitstoot. Wanneer je deze schadelijke stoffen uitdrukt in een prijs kom je uit op 5 cent per gereden km. 1. Met hoeveel stijgt de welvaart per jaar in enge zin wanneer die taxi 1000 km per week rijd, 50 weken per jaar 2. Met hoeveel stijgt de welvaart in ruime zin per jaar bij dezelfde aantal kilometers. 3. Waarom kiest de taxi chauffeur niet voor een elektrische taxi die geen negatieve externe effecten heeft, maar wel 2 euro en 4 cent per km kost? file://localhost/Users/djkrol/Documents/ECONOMIE/HAVO/VERDIENEN EN UITGEVEN/Krant/Vervuiling vrachtwagens kost gezondheidszorg 1,3 miljard euro België - Nieuws - Knack.be.webarchive ir. Douwe Jan Krol MSc Uitwerkingen opgave 1. Welvaart enge zin = BBP = alle toegevoegde waarden €2 * 1000km * 50 weken = €100.000,- 2. Welvaart in ruime zin = €100.000,- - (€0,05 * 50.000km) = €100.000 - €2500 = €97.500,3. Daalt zijn winst, want hij hoeft die externe kosten(5cent) toch niet te betalen. ir. Douwe Jan Krol MSc Een taxi kilometer kost €2,- Hierin zit verwerkt het salaris, afschrijving en brandstof, maar niet de de schadelijke stoffen die de taxi uitstoot. Wanneer je deze schadelijke stoffen uitdrukt in een prijs kom je uit op 5 cent per gereden km. Elke km die de taxi meer rijd stijgt de productie (€2) => bbp stijgt (€2) => welvaart in enge zin stijgt, MAAR de mensen in de omgeving van de taxi ademen vieze lucht in, waardoor de welvaart voor deze groep daalt, per gereden km met 5cent Welvaart in ruime zin Per Km = Welvaart enge zin (€2) + positieve externe effecten(€0) –negatieve externe effecten(€0,05) = (€1,95) file://localhost/Users/djkrol/Documents/ECONOMIE/HAVO/VERDIENEN EN UITGEVEN/Krant/Vervuiling vrachtwagens kost gezondheidszorg 1,3 miljard euro - België - Nieuws - Knack.be.webarchive ir. Douwe Jan Krol MSc Gevolgen van negatieve externe effecten • Leiden tot overproductie • Omdat bij het bepalen van de productieomvang geen rekening wordt gehouden met deze effecten en de daarmee hangende kosten. • De MK zijn lager dan ze in werkelijkheid zijn. Staalproducent en zijn kosten • Grondstof kosten & kosten van de productiefactoren: interne kosten • Men hoeft niet te betalen voor het vervuilen van de lucht, want de lucht is van niemand (geen eigendomsrecht): externe kosten • Zou de lucht van de omwonenden zijn zou hij moeten betalen voor de vervuiling van de lucht van die mensen => Kosten stijgen • Maatschappelijke kosten: interne kosten + externe kosten Individuele aanbodcurve = MK curve Mkpri = MK zonder externe effecten MKx = externe kosten Mkopt = maatschappelijke kosten Zonder externe kosten wordt er te veel geproduceerd voor een te lage prijs, wat ten kosten gaat van een ander zijn welvaart (schone lucht om in te ademen Oplossing van de negatieve externe effecten • Overheid moet vervuilde productie verbieden – Gebruik van asbest • Heffing op de productie (externe kosten) => producten duurder => consumptie daalt => welvaart stijgt door minder vervuiling – Accijns op benzine => daling autogebruik => daling vervuiling => stijging welvaart – Accijns op tabak => daling rokers => daling ziekenhuiskosten => stijging welvaart H6 Maatschappelijk verantwoord ondernemen • Wanneer een bedrijf maatschappelijk verantwoord onderneemt houdt hij rekening met de volgende de drie aspecten 1. . 2. . 3. . Geef een voorbeeld per item ir. Douwe Jan Krol MSc Maatschappelijk verantwoord ondernemen • Bedrijven houden rekening met de drie p’s • People: mensen binnen en buiten de onderneming: – Man vrouw verhouding / kinderarbeid / minder validen / medezeggenschap • Planet: de gevolgen voor het milieu – Milieuvriendelijke productie / duurzame technologische ontwikkeling / recyclen • Profit: de economische effecten op goederen en diensten – Hoe wordt de winst behaald en wat wordt er mee gedaan voorbeelden • https://www.youtube.com/watch?v=g_aguo7 V0Q4 • http://www.patagonia.com/eu/enNL/product/ mens-merino-wool-baselayer-3-midweightbaselayer-crew?p=37110-0-097 • http://brooksrunning.nl/396574/664/nl/BioM oGo.html Duurzaam produceren • Productie van nu niet ten koste gaat van de productiemogelijkheden in de toekomst • Kappen van regenwoud levert nu veel geld op, maar in de toekomst betekent dat opwarming van de aarde door stijging CO2 gehalte. • Welvaart in enge zin stijgt: hout winning => productie stijgt => inkomens stijgt => welvaart stijgt • Maar de negatieve externe effecten zijn mogelijk groter dan de extra inkomsten waardoor welvaart in ruime zin kan dalen oefenopgaven ir. Douwe Jan Krol MSc 1. Wat is prijselasticiteit 2. Welk Product is het meest elastisch (vraag reageert het sterkst op de prijs) 3. Leg uit welk product de meeste substituten heeft, combineer dit met de prijselasticiteit. P Product A Qv = -0,5P +100 35 27 Product B Q ir. Douwe Jan Krol MSc Antwoord 1. In welke mate de prijs van invloed is op de gevraagde hoeveelheid. 2. Product B, hoe horizontaler de vraag lijn, hoe sterker de vraag reageert op een prijs verandering 3. Wanneer een product sterk reageert op een prijs verandering betekent dat dat er veel substituten zijn. Bij een prijs stijging stapt men over op een vervangend product, met als gevolg een sterke verandering in de vraag 4. Eqv = -0,16 ir. Douwe Jan Krol MSc Oefenopgave Volkomen Concurrentie De collectieve aanbod- en vraagfuncties luiden als volgt: Qa = 60P – 120 Qv = -70P + 405 ir. Douwe Jan Krol MSc P in euro's per kg. (1 ton = 1.000 kg). Qa en Qv in 1.000 ton roomboter. 1. Arceer maximale winst bij het individuele bedrijf 2. Welke prijs ontstaat er op de markt (bedrijfstak evenwicht). 3. Hoeveel producten worden er verkocht op de markt bij het bedrijfstakevenwicht. 4. Leg uit hoe dit evenwicht ontstaat en gebruik hierbij de kenmerken van volkomen concurrentie Antwoord: 1. Markt bepaalt de prijs en prijsafzet lijn loop horizontaal. Qa = Qv => Prijs = 4 prijs afzetlijn = MO Max. Winst = MO=MK , dus bij 90.000 KG 2/4. Bij winst stijgt het aantal aanbieders (geen toetreding barrières) en zakt dus de marktprijs. Marktprijs zakt zover totdat hij het laagste punt van de GTK heeft bereikt => €3,- . Bij 3 euro is er geen overwinst en komen er geen nieuwe aanbieders bij, dus bedrijfstak evenwicht. 3. Qv = -70 * 3 + 405 = 195 De collectieve aanbod- en vraagfuncties luiden als volgt: Qa = 60P – 120 Qv = -70P + 405 ir. Douwe Jan Krol MSc P in euro's per kg. (1 ton = 1.000 kg). Qa en Qv in 1.000 ton roomboter. 1. Arceer maximale winst bij het individuele bedrijf 2. Welke prijs ontstaat er op de markt (bedrijfstak evenwicht). 3. Hoeveel producten worden er verkocht op de markt bij het bedrijfstakevenwicht. 4. Leg uit hoe dit evenwicht ontstaat en gebruik hierbij de kenmerken van volkomen concurrentie Oefenopgave Monopolie Qv = -4p + 100 q = aantal reizigerskilometers (rkm) in miljarden P = prijs in centen GTK = 10 + 120/q GTK = gemiddelde totale kosten in centen 1. Hoeveel producten biedt dit bedrijf aan wanneer het streeft naar break even en zoveel mogelijk reizigers te vervoeren. 2. Bereken bij welke prijs dit bedrijf maximale omzet heeft 3. Bereken de maximale winst 4. Arceer de maximale winst 5. Arceer het consumenten surplus ir. Douwe Jan Krol MSc Antwoorden. 1. Go=Gtk => bij 10 en bij 50 miljard => 50 miljard 2. MO = 0 => 50 miljard km => Qv = -4p + 100 => -4p+100 = 50 => p=12,5 cent 3. Mo =Mk => 30 miljard km => Prijs 17,5 cent => GTK = 10 + 120/30 = 14cent => winst = €0,175 - €0,14 * 30 miljard km = €1,05 miljard Qv = -4p + 100 q = aantal reizigerskilometers (rkm) in miljarden P = prijs in centen GTK = 10 + 120/q GTK = gemiddelde totale kosten in centen 1. Hoeveel producten biedt dit bedrijf aan wanneer het streeft naar break even en zoveel mogelijk reizigers te vervoeren. 2. Bereken bij welke prijs dit bedrijf maximale omzet heeft 3. Bereken de maximale winst 4. Arceer de maximale winst 5. Arceer het consumenten surplus ir. Douwe Jan Krol MSc Markt van rekenmachines Qa = 0,2p-2 Qv = -0,2p+8 ir. Douwe Jan Krol MSc Markt van rekenmachines Qa = 0,2p-2 Qv = -0,2p+8 ir. Douwe Jan Krol MSc Antwoorden: 1. Qa = 0,2p*30-2 = 4 Qv = -0,2*30+8 = 2 Overschot = 2 mln rekenmachines * €30 = 60mln euro Qa = 0,2p-2 Qv = -0,2p+8 ir. Douwe Jan Krol MSc