Economie Havo 5

advertisement
Markt & Overheid
Economie Havo
Presentatie H1 t/m H7
ir. Douwe Jan Krol MSc
Markt & Overheid
•
•
•
•
•
•
•
H1
H2
H3
H4
H5
H6
H7
ir. Douwe Jan Krol MSc
Markt & Overheid H1
• Volkomen concurrentie algemeen
• marktmechanisme
ir. Douwe Jan Krol MSc
Kenmerken Volkomen Concurrentie
• Veel aanbieders: Veel vragers
• Homogeenproduct: voor de consument zijn de producten
identiek
• Transparante markt: levert de laagste prijs
• Vrije toe- en uittreding
– Geen toetreding barrières
• macht individu klein
– Bij prijsverhoging gaat men naar de concurrent
– Strategie: hoeveelheid aanpassen aan maximale winst
– Hoeveelheid aanpassers
ir. Douwe Jan Krol MSc
Marktmechanisme: Markt van melk
P
Betalingsbereidheid
Qa =P-40
Producenten
Bereken evenwichtsprijs
Bereken evenwichtshoeveelheid
Bereken evenwichtsomzet
Leveringsbereidheid
Qv = -2P + 200
Q
ir. Douwe Jan Krol MSc
consumenten
Oplossing
Evenwichtsprijs: QV = QA
-2p+200 = p – 40
-3p+200 = -40
-3p
= -40 -200
-3p
= -240
p
= -240 / -3
P
= 80 cent
Evenwichtshoeveelheid = evenwichtsprijs invullen in QV of QA
Qa = 80 – 40 = 40 liter
Evenwichtsomzet = P * Q = 80 * 40 = 3200 cent
ir. Douwe Jan Krol MSc
Marktmechanisme: Markt van melk
P
Betalingsbereidheid
Qa =P-40
Producenten
Bereken evenwichtsprijs
Bereken evenwichtshoeveelheid
Bereken evenwichtsomzet
0,80
Leveringsbereidheid
Qv = -2P + 200
40 liter
Q
ir. Douwe Jan Krol MSc
consumenten
Hoe werkt het marktmechanisme?
Het Marktmechanisme zorgt er voor dat vraag
en aanbod gelijk zijn, waardoor er een
evenwichtsprijs en hoeveelheid ontstaan.
Schets een situatie met een melk prijs van 1
euro en 60 euro cent. Leg vervolgens met
behulp van het marktmechanisme uit dat er
weer een evenwicht ontstaat.
ir. Douwe Jan Krol MSc
Marktmechanisme: Markt van melk
Betalingsbereidheid
Leveringsbereidheid
P
Qa =P40
Uitleg Marktmechanisme:
1. Bij stijging van prijs 80 => 82
2. Bedrijven zijn bereid om meer melk te leveren: Qa
stijgt 42
3. Consument is minder bereid om melk te kopen: Qv
daalt 36
4. Qa > Qv = aanbodsoverschot 6 liter
5. Aanbieder wil van de melk af en laat prijs zakken
6. Bij lagere prijs stijgt de vraag en daalt het aanbod
7. Tot dat er weer een evenwicht ontstaat: QA = QV
82
80
Qv = -2P + 200
36
40
42
Q
Prijselasticiteit van de vraag
• Elasticiteit = om aan te geven hoe een
variabele wordt beïnvloed door
verandering in een andere variabele.
• Prijselasticiteit van de vraag = om aan te
geven hoe de gevraagde hoeveelheid
veranderd als de prijs veranderd
(wat is de invloed van de prijs op de vraag naar producten)
ir. Douwe Jan Krol MSc
Prijselasticiteit
De prijselasticiteit laat zien met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid
verandert als de prijs met 1% verandert.
Segmentelasticiteit
% verandering Q
EQv = % verandering P
p
nieuw - oud
% verandering =
oud
x 100%
ir. Douwe Jan Krol MSc
Welk Product is het meest elastisch (vraag reageert het sterkst op de prijs)?
Welk product heeft de meeste substituten?
P
Product A
Product B
Q
ir. Douwe Jan Krol MSc
Producenten en consumenten surplus
P
Consumenten
surplus
Qa =P-40
Producenten
Betalingsbereidheid
Qv = -2P + 200
Q
Producenten surplus
ir. Douwe Jan Krol MSc
consumenten
Toename surplus bij stijging vraag
P
Toename
Consumenten
surplus
Qa =P-40
Producenten
Toename
producenten
surplus
Toename Producenten
surplus en afname
consumenten surplus
Qv2
Qv = -2P + 200
Q
ir. Douwe Jan Krol MSc
consumenten
Hoe komt het dat bij volkomen
concurrentie de laagste prijs ontstaat?
ir. Douwe Jan Krol MSc
Bij winst stijgt het aanbod door
nieuwe toetreders
1.
P
Qa1
2.
Qa2
3.
4.
5.
6.
60
Qv
Q
ir. Douwe Jan Krol MSc
Bedrijven maken
winst
Komen nieuwe
bedrijven bij
(toetreders)
Aanbodlijn
verschuift
Prijs daalt
Winstmarge daalt
Aanbod stijgt zo
ver dat er nog
nauwelijks een
winstmarge is
Volkomen concurrentie: max. winst
ir. Douwe Jan Krol MSc
Nieuwe toetreders => prijs daalt =>
winst individu daalt
ir. Douwe Jan Krol MSc
Aanbod stijgt zover totdat de prijs
gelijk is aan de GTK => winst €0
ir. Douwe Jan Krol MSc
Inzomen op een bedrijf
• variabele kosten: kosten die afhangen van
de productie omvang (grondstofkosten)
• constante kosten: zijn kosten die niet
afhangen van de productieomvang
(afschrijvingskosten , ontwikkelingskosten)
Berekenen van de totale kosten (TK) van een
bedrijf:
TK = GVK*Q+TCK
Berekenen van de totale opbrengsten (TO) van
een bedrijf
TO = P*Q
ir. Douwe Jan Krol MSc
Breakevenafzet Boer Piet
• Bij hoeveel producten maakt het bedrijf geen
winst of verlies
• TO = TK
• P*Q=GVK*Q+TCK
• 60Q=40Q+50.000
• 20Q=50.000
• Q = 50.000/20
• Q = 2500 liter geen winst of verlies
ir. Douwe Jan Krol MSc
Piet wil maximale winst
• MO = marginale opbrengst = wat levert het
aan opbrengsten op wanneer ik 1 extra
verkoop
• MK = marginale kosten = wat kost het mij
wanneer ik 1 extra produceer
• MO>MK = extra produceren want dit levert
nog een toename aan winst op
• MO=MK => maximale winst
• MO<MK = op dit product maak je verlies
ir. Douwe Jan Krol MSc
Maximale winst voor Piet?
Melkquotum van 6000 liter (max. Productiecapaciteit)
MO = 60
MK = 40
TW = TO –TK
Voor Piet geldt MO is altijd groter dan MK, dus
zoveel mogelijk produceren, want elke liter extra
levert 20 extra winst op
ir. Douwe Jan Krol MSc
Volkomen concurrentie: max. winst
ir. Douwe Jan Krol MSc
Nieuwe toetreders => prijs daalt =>
winst individu daalt
ir. Douwe Jan Krol MSc
Aanbod stijgt zover totdat de prijs gelijk is
aan het laagste punt van de GTK => winst
€0
ir. Douwe Jan Krol MSc
Kennen & Kunnen
• H1
– Surplus kunnen aangegeven + toenamen en
afname
– Evenwicht prijs + hoeveelheid kunnen berekenen
– Maximale winst: mo = mk
– Kenmerken volkomen concurrentie
– Zijn hoeveelheids aanpassers
– Altijd laagste prijs tot stand
ir. Douwe Jan Krol MSc
Oefenopgave Volkomen Concurrentie
De collectieve aanbod- en
vraagfuncties luiden als volgt:
Qa = 60P – 120
Qv = -70P + 405
P in euro's per kg. (1 ton = 1.000
kg).
Qa en Qv in 1.000 ton roomboter.
Arceer maximale winst bij het
individuele bedrijf
ir. Douwe Jan Krol MSc
Een producent bij volkomen concurrentie
Een markt van volkomen concurrentie kan in de uitgangssituatie met de volgende
vraag- en aanbodvergelijkingen worden beschreven:
Qv = -25P + 500
Qa = 40P – 100
1
Teken de vraag- en aanbodvergelijking in onderstaande figuur.
De overheid gaat over tot een minimum prijs van €12,50
2 Arceer in de figuur het totale welvaartsverlies dat door min. Prijs €12.50
Een producent op deze markt, die streeft naar maximale winst, heeft een
productiecapaciteit van 16.000 stuks en de volgende kostenfunctie: TK = 0,4Q2 +
1.750 (waarbij Q in 1.000 stuks)
MK = 0,8Q
3 Bereken bij welke productie-omvang deze producent zijn maximale totale
winst zal behalen.
4 Bereken de maximale winst
ir. Douwe Jan Krol MSc
• Nog invoegen
ir. Douwe Jan Krol MSc
H2 Monopolie
• Theorie
– Kenmerken monopolie
– Maximale winst?
ir. Douwe Jan Krol MSc
Monopolie: 1 aanbieder
Monopolie: Hoe slecht zou jij je gedragen als je
geen concurrentie had?
Winstmaximalisatie door productie verlagen en
prijzen te verhogen
- Monopolie produceert minder dan bedrijven
in een volkomen markt
- Monopolie vraagt hogere prijzen dan
bedrijven in een volkomen markt
- Monopolie produceert minder efficiënt en
tegen hogere kosten dan in een volkomen
markt
ir. Douwe Jan Krol MSc
Maximale winst?
• Hoeveel moeten wij produceren
• De vraag lijn van het product is tevens de prijsafzet lijn (bij volkomen concurrentie liep de
prijsafzet lijn horizontaal)
P
Qv
Wanneer een monopolist meer aanbied
ontvangt hij lagere prijs voor het product
q
ir. Douwe Jan Krol MSc
Maximale winst = MO=MK
Mo = wat levert 1 extra product op
Mk = wat kost 1 extra product
ir. Douwe Jan Krol MSc
Qv naar MO
ir. Douwe Jan Krol MSc
MO= ΔTO / ΔQ
ir. Douwe Jan Krol MSc
Max. Winst monopolist
ir. Douwe Jan Krol MSc
Oefenopgave Monopolie
Qv = -4p + 100
q = aantal reizigerskilometers
(rkm) in miljarden
P = prijs in centen
GTK = 10 + 120/q
GTK = gemiddelde totale
kosten in centen
1. Hoeveel producten biedt dit bedrijf aan
wanneer het streeft naar break even en
zoveel mogelijk reizigers te vervoeren.
2. Bereken bij welke prijs dit bedrijf maximale
omzet heeft
3. Bereken de maximale winst
4. Arceer de maximale winst
5. Arceer het consumenten surplus
ir. Douwe Jan Krol MSc
H3 Oligopolie en Monopolistische
concurrentie
ir. Douwe Jan Krol MSc
Marktvorm
Volkomen
concurrentie
Monopolistisch Oligopolie
e concurrentie
monopolie
Aanbieders
Veel
Veel
Weinig
1
Product
Homogeen
heterogeen
Homogeen &
heterogeen
transparantie
Goed
Slecht
Slecht
Goed
Toetreding
gemakkelijk
Gemakkelijk
Moeilijk
Moeilijk
Invloed
individu
Geen
Beperkt
Redelijk veel
veel
Strategie
Hoeveelheid
aanpassen
Samenwerken
of concurreren
op prijs
Doorzichtige markt (transparante markt) De markt is doorzichtig (transparant) als de
deelnemers aan het economisch proces volledig op de hoogte zijn van de marktsituatie, dat
wil zeggen dat de kopers en verkopers weten welke producten en kwaliteiten er aangeboden
worden, waar en tegen welke prijzen, wie wat wil kopen en verkopen et cetera.
ir. Douwe Jan Krol MSc
Oligopolie: toetreding barrières
• Hoge aanvangsinvesteringen
• Verzonken kosten: zijn kosten die nooit meer
kunnen worden terugverdiend als de activiteit
waarvoor de kosten zijn gemaakt niet
doorgaat.
• Octrooien
ir. Douwe Jan Krol MSc
Strategische situatie
1. samenwerken: beide productie verlagen om
zo de prijs op te drijven en hun winst te
verbeteren (beter voor producent)
2. Concurrentie: beide bedrijven hun productie
opvoeren in een poging goedkoper te
produceren dan concurrent en zo meer
klanten te trekken ( beter voor consument)
ir. Douwe Jan Krol MSc
Samenwerken / kartelvorming
• Bedrijven die samenwerken worden een kartel
genoemd.
• Gedragen zich als een monopolie
– Gezamenlijke productie op niveau voor maximale
winst
ir. Douwe Jan Krol MSc
4 bedrijven produceren cola
• Ze kiezen voorsamenwerking
• Aanbieders zijn allemaal even groot
• Mk is voor alle aanbieders gelijk
ir. Douwe Jan Krol MSc
Hoeveel liter wordt er aangeboden in
Kartel?
Max. Winst: MO=MK
Gezamenlijke aanbod: 5
miljard liter
Individueel wordt er
5 miljard / 4 = 1,25 miljard
liter aangeboden
ir. Douwe Jan Krol MSc
Tegen welke prijs wordt het
aangeboden bij Max. Winst in een
Kartel
Voor de maximale winst
geld: mo=mk
Productie: 5 mld
Voor de prijs kijk naar de
Collectieve vraaglijn (Go)
Prijs: 140 cent
ir. Douwe Jan Krol MSc
Consumenten en producenten surplus
Consumenten surplus:
Verschil tussen
betalingsbereidheid en prijs
0,5*lengte*hoogte=
0,5* 5 * 100 = 250
ir. Douwe Jan Krol MSc
Producenten surplus
Producenten surplus =
verschil tussen
leveringsbereidheid(mk)
en prijs
Lengte * breedte =
5 * 100 = 500
ir. Douwe Jan Krol MSc
Hoeveel liter wordt er aangeboden
wanneer met gaat concurreren op
prijs?
Bij een oligopolie zal
bij concurrentie op
basis van de prijs het
aanbod 10 mld. liter
worden.
De prijs die de
consument moet
betalen voor een liter
is dan: 40 cent
ir. Douwe Jan Krol MSc
Consumenten en producenten surplus
bij concurrentie op basis van de prijs
Consumenten surplus =
verschil tussen
betalingsbereidheid en prijs
0,5 * Lengte * breedte
0,5 * 10 * 200 = 1000
Producenten surplus =
verschil tussen
leveringsbereidheid(mk) en
prijs
Geen producenten surplus
ir. Douwe Jan Krol MSc
Gevangenendilemma en Strategie Oligopolie
Samenwerken of concurrentie
Toenamen winst
Pepsi
Coca Cola
concurrentie
Samenwerken
concurrentie
Samenwerken
1/1
-4 / 7
7 / -4
3/3
Dominante strategie: is de beste strategie die men kiest ongeacht de keuze van de
ander => concurrentie
Gevangenen dilemma= Wanneer het keuze evenwicht (beide dominante strategie)
niet de optimale(niet Pareto optimaal) situatie voor hun beide is spreekt men van een
gevangenen dilemma
ir Douwe Jan Krol MSc
Oefenopgave Oligopolie
Qv = -4p + 100
MO = -2p+50
q = aantal reizigerskilometers
(rkm) in miljarden
P = prijs in centen
GTK = 10 + 120/q
GTK = gemiddelde totale
kosten in centen
1. Hoeveel producten biedt dit bedrijf aan
wanneer het streeft naar break even en
zoveel mogelijk reizigers te vervoeren.
2. Bereken bij welke prijs dit bedrijf maximale
omzet heeft
3. Bereken de maximale winst
4. Arceer de maximale winst
5. Arceer het consumenten surplus
ir. Douwe Jan Krol MSc
H4 De markt levert niet altijd de juiste
prijs
• Markt falen
– Geen evenwicht bij vraag en aanbod(monopolie,
kartel bij oligopolie)
• Overheid
– Maximumprijzen => vraag tekort (bescherming
consument)
– Minimumprijzen => aanbodsoverschot
(bescherming producent)
ir. Douwe Jan Krol MSc
Bemoeienis van de Overheid
P
Betalingsbereidheid
Qa =P-40
Producenten
evenwichtsprijs: 80
evenwichtshoeveelheid: 40liter
80
Qv = -2P + 200
Leveringsbereidheid
40
Q
consumenten
Overheid vindt dat de boeren meer moeten verdienen en stelt
een min. prijs in van 90 cent.
P
Qa =P-40
Aanbod
overschot
Producenten
Qa = 50 aanbodsoverschot van 30 liter
Qv = 20 overheid moet dit opkopen
voor 90 cent * 30 liter = 2700 cent
80
Qv = -2P + 200
20
40
50
Q
consumenten
Overschot arceren.
P
Qa =P-40
Aanbods
overschot
Producenten
Qa = 50 aanbodsoverschot van 30 liter
Qv = 20 overheid moet dit opkopen
voor 90 cent * 30 liter = 2700 cent
80
Qv = -2P + 200
20
40
50
Q
consumenten
Markt van rekenmachines
Qa = 0,2p-2
Qv = -0,2p+8
ir. Douwe Jan Krol MSc
Qa = 0,2p-2
Qv = -0,2p+8
ir. Douwe Jan Krol MSc
Qa = 0,2p-2
Qv = -0,2p+8
ir. Douwe Jan Krol MSc
Qa = 0,2p-2
Qv = -0,2p+8
ir. Douwe Jan Krol MSc
H5 De overheid bemoeit zich
ermee
Waar bemoeit de overheid zich mee?
ir. Douwe Jan Krol MSc
Waar bemoeit de overheid zich mee
1. Toezicht op de markt
– Waarom?
2. Octrooi of Patent
– Wat is de functie hiervan
3. Overheid produceert ook goederen
– Wat voor producten?
– Waarom produceert de markt niet die producten
ir. Douwe Jan Krol MSc
Waar bemoeit de overheid zich mee
1. Toezicht op de markt
–
Waarom?
• Voedsel en warenautoriteit
• Verstoring van vrijemarkt
– NMA
– Opta
2. Octrooi of Patent
–
Wat is de functie hiervan
• Terugverdienen van ontwikkelingskosten
• Op dat moment ben je monopolist
3. Overheid produceert ook goederen
–
Wat voor producten?
• Collectieve goederen
• Quasi Collectieve goederen
–
Waarom produceert de markt niet die producten
ir. Douwe Jan Krol MSc
1. Toezichthouden op verstoringen
vrije markt
– Door fusies en overnames van bedrijven ontstaan
bedrijven met te veel marktmacht
– Wat betekent dit voor het consumentensurplus
(welvaart van de consument)?
Hoeveel liter wordt er aangeboden
wanneer met gaat concurreren op
prijs?
Bij een oligopolie zal
bij concurrentie op
basis van de prijs het
aanbod 10 mld. liter
worden. (Qa = Qv)
De prijs die de
consument moet
betalen voor een liter
is dan: 40 cent
Consumenten en producenten surplus
bij concurrentie op basis van de prijs
Consumenten surplus =
verschil tussen
betalingsbereidheid en prijs
0,5 * Lengte * breedte
0,5 * 10 * 200 = 1000
Producenten surplus =
verschil tussen
leveringsbereidheid en prijs
Geen producenten surplus
Hoeveel liter wordt er aangeboden in een
markt met aanbieders met veel macht?
Max. Winst: MO=MK
Gezamenlijke aanbod: 5
miljard liter
Individueel wordt er
5 miljard / 4 = 1,25 miljard
liter aangeboden
Tegen welke prijs wordt het
aangeboden bij Max. Winst in een
Kartel
Voor de maximale winst
geld: mo=mk
Productie: 5 mld
Voor de prijs kijk naar de
Collectieve vraaglijn (Go)
Prijs: 140 cent
Consumenten en producenten surplus
Consumenten surplus:
Verschil tussen
betalingsbereidheid en prijs
0,5*lengte*hoogte=
0,5* 5 * 100 = 250
Producenten surplus
Producenten surplus =
verschil tussen
leveringsbereidheid en
prijs
Lengte * breedte =
5 * 100 = 500
Wat betekent dit voor het consumentensurplus (welvaart van de consument)?
• Consumenten surplus neemt af
• Producenten surplus neemt toe
• Dit probeert de overheid te voorkomen
3. Waarom moet de overheid produceren?
• Wanneer iedereen in Nederland €10 betaald
kunnen de dijken worden verhoogd.
• Daardoor is iedereen beschermt tegen
overstromingen, waardoor de
verzekeringspremie voor iedereen daalt met
€40
• Beredeneer aan de hand van een door je zelf
gemaakt gevangenen dilemma of dit product
verkocht kan worden door een bedrijf?
3. Waarom moet de overheid produceren?
• Wanneer iedereen in Nederland €10 betaald
kunnen de dijken worden verhoogd.
• Daardoor is iedereen beschermt tegen
overstromingen, waardoor de verzekeringspremie
voor iedereen daalt met €40
Iedereen
betaalt
Krol
wel
niet
wel
€30
€-10
Niet
€40
€0
Meelifter
Dominante strategie = de strategie
die ben kiest ongeacht wat een
ander doet. Dus niet mee betalen
Wanneer de dominante strategie niet optimaal is (meeliften).
Wat kan daar aan gedaan worden?
1. Zelfbinding
2. Normbesef
3. Collectieve dwang
ir. Douwe Jan Krol MSc
Collectieve goederen
• Hoe belangrijk mensen een nieuwe dijk vinden hij komt er
niet, omdat iedereen wil meeliften.
• Een particulier bedrijf gaat de dijk niet bouwen, omdat
niemand(freerider) is uit te sluiten.
– Uitsluitbaargoed
• Overheid moet deze goederen voorzien (collectieve
goederen)
– Niet-uitsluit baar
– Niet-rivaliserend (rivaliserend = wanneer ik het product koop
kan iemand anders het niet meer kopen bv een Ipad)
• Bedenk voor je zelf nog een collectief goed en geef ook de
beredenering aan de hand van de bovenstaande
kenmerken.
Quasi collectieve goederen
• Individuele goederen die door de overheid
worden geleverd
• Rivaliserend
• Waarom?
– Voor iedereen toegankelijk: onderwijs
– Product stimuleren: bibliotheek
Individuele goederen
• Mensen zijn uit te sluiten (wanneer je niet
betaald krijg je het ook niet)
• Rivaliserend
• Geleverd door bedrijven
Externe effecten
• Wat is welvaart en hoe wordt dat gemeten?
• Wat zijn positieve externe effecten?
– Welk effect heeft dit op de welvaart?
• Wat zijn negatieve externe effecten
– Welk effect heeft dit op de welvaart?
ir. Douwe Jan Krol MSc
Externe effecten
Zijn voor- of nadelen van activiteiten die niet
zozeer slaan op de direct bij de activiteit
betrokken persoon, maar op anderen
- Zijn kosten die niet zijn mee genomen in de
kostprijs, maar die de maatschappij moet
betalen.
Twee smaken
Positieve externe effecten
• Treden op wanneer iemand voordeel heeft
van een activiteit waar hij niet direct is
betrokken.
• Imker houdt bijen om honing te verkopen. De
bijen vliegen rond en bestuiven de planten
van een boer waardoor deze een betere oogst
heeft
Negatieve externe effecten
• Treden op wanneer iemand nadeel heeft van
een activiteit waarbij hij of zij niet direct is
betrokken
• Staalfabriek die naast staal een heleboel roet
en rook produceert. Deze luchtvervuiling
ademt iedereen in
Opgave
Een taxi kilometer kost €2,- Hierin zit verwerkt het salaris, afschrijving en brandstof,
maar niet de de schadelijke stoffen die de taxi uitstoot. Wanneer je deze schadelijke
stoffen uitdrukt in een prijs kom je uit op 5 cent per gereden km.
1. Met hoeveel stijgt de welvaart per jaar in enge zin wanneer die taxi 1000 km per
week rijd, 50 weken per jaar
2. Met hoeveel stijgt de welvaart in ruime zin per jaar bij dezelfde aantal kilometers.
3. Waarom kiest de taxi chauffeur niet voor een elektrische taxi die geen negatieve
externe effecten heeft, maar wel 2 euro en 4 cent per km kost?
file://localhost/Users/djkrol/Documents/ECONOMIE/HAVO/VERDIENEN EN
UITGEVEN/Krant/Vervuiling vrachtwagens kost gezondheidszorg 1,3 miljard euro België - Nieuws - Knack.be.webarchive
ir. Douwe Jan Krol MSc
Uitwerkingen opgave
1. Welvaart enge zin = BBP = alle toegevoegde
waarden
€2 * 1000km * 50 weken = €100.000,-
2. Welvaart in ruime zin = €100.000,- - (€0,05 *
50.000km) = €100.000 - €2500 = €97.500,3. Daalt zijn winst, want hij hoeft die externe
kosten(5cent) toch niet te betalen.
ir. Douwe Jan Krol MSc
Een taxi kilometer kost €2,- Hierin zit verwerkt het salaris, afschrijving en
brandstof, maar niet de de schadelijke stoffen die de taxi uitstoot. Wanneer je
deze schadelijke stoffen uitdrukt in een prijs kom je uit op 5 cent per gereden
km.
Elke km die de taxi meer rijd stijgt de productie (€2) => bbp stijgt (€2) =>
welvaart in enge zin stijgt,
MAAR de mensen in de omgeving van de taxi ademen vieze lucht in,
waardoor de welvaart voor deze groep daalt, per gereden km met 5cent
Welvaart in ruime zin Per Km = Welvaart enge zin (€2) + positieve externe
effecten(€0) –negatieve externe effecten(€0,05) = (€1,95)
file://localhost/Users/djkrol/Documents/ECONOMIE/HAVO/VERDIENEN EN
UITGEVEN/Krant/Vervuiling vrachtwagens kost gezondheidszorg 1,3 miljard
euro - België - Nieuws - Knack.be.webarchive
ir. Douwe Jan Krol MSc
Gevolgen van negatieve externe
effecten
• Leiden tot overproductie
• Omdat bij het bepalen van de
productieomvang geen rekening wordt
gehouden met deze effecten en de daarmee
hangende kosten.
• De MK zijn lager dan ze in werkelijkheid zijn.
Staalproducent en zijn kosten
• Grondstof kosten & kosten van de
productiefactoren: interne kosten
• Men hoeft niet te betalen voor het vervuilen van
de lucht, want de lucht is van niemand (geen
eigendomsrecht): externe kosten
• Zou de lucht van de omwonenden zijn zou hij
moeten betalen voor de vervuiling van de lucht
van die mensen => Kosten stijgen
• Maatschappelijke kosten: interne kosten +
externe kosten
Individuele aanbodcurve = MK curve
Mkpri = MK zonder
externe effecten
MKx = externe kosten
Mkopt =
maatschappelijke kosten
Zonder externe kosten wordt er te veel geproduceerd voor een te lage prijs, wat ten
kosten gaat van een ander zijn welvaart (schone lucht om in te ademen
Oplossing van de negatieve externe
effecten
• Overheid moet vervuilde productie verbieden
– Gebruik van asbest
• Heffing op de productie (externe kosten) =>
producten duurder => consumptie daalt =>
welvaart stijgt door minder vervuiling
– Accijns op benzine => daling autogebruik => daling
vervuiling => stijging welvaart
– Accijns op tabak => daling rokers => daling
ziekenhuiskosten => stijging welvaart
H6 Maatschappelijk verantwoord
ondernemen
• Wanneer een bedrijf maatschappelijk
verantwoord onderneemt houdt hij rekening
met de volgende de drie aspecten
1. .
2. .
3. .
Geef een voorbeeld per item
ir. Douwe Jan Krol MSc
Maatschappelijk verantwoord
ondernemen
• Bedrijven houden rekening met de drie p’s
• People: mensen binnen en buiten de onderneming:
– Man vrouw verhouding / kinderarbeid / minder validen /
medezeggenschap
• Planet: de gevolgen voor het milieu
– Milieuvriendelijke productie / duurzame technologische
ontwikkeling / recyclen
• Profit: de economische effecten op goederen en
diensten
– Hoe wordt de winst behaald en wat wordt er mee gedaan
voorbeelden
• https://www.youtube.com/watch?v=g_aguo7
V0Q4
• http://www.patagonia.com/eu/enNL/product/
mens-merino-wool-baselayer-3-midweightbaselayer-crew?p=37110-0-097
• http://brooksrunning.nl/396574/664/nl/BioM
oGo.html
Duurzaam produceren
• Productie van nu niet ten koste gaat van de
productiemogelijkheden in de toekomst
• Kappen van regenwoud levert nu veel geld op,
maar in de toekomst betekent dat opwarming
van de aarde door stijging CO2 gehalte.
• Welvaart in enge zin stijgt: hout winning =>
productie stijgt => inkomens stijgt => welvaart
stijgt
• Maar de negatieve externe effecten zijn mogelijk
groter dan de extra inkomsten waardoor welvaart
in ruime zin kan dalen
oefenopgaven
ir. Douwe Jan Krol MSc
1. Wat is prijselasticiteit
2. Welk Product is het meest elastisch (vraag reageert het sterkst op de prijs)
3. Leg uit welk product de meeste substituten heeft, combineer dit met de
prijselasticiteit.
P
Product A Qv = -0,5P +100
35
27
Product B
Q
ir. Douwe Jan Krol MSc
Antwoord
1. In welke mate de prijs van invloed is op de
gevraagde hoeveelheid.
2. Product B, hoe horizontaler de vraag lijn, hoe
sterker de vraag reageert op een prijs verandering
3. Wanneer een product sterk reageert op een prijs
verandering betekent dat dat er veel substituten
zijn. Bij een prijs stijging stapt men over op een
vervangend product, met als gevolg een sterke
verandering in de vraag
4. Eqv = -0,16
ir. Douwe Jan Krol MSc
Oefenopgave Volkomen Concurrentie
De collectieve aanbod- en
vraagfuncties luiden als volgt:
Qa = 60P – 120
Qv = -70P + 405
ir. Douwe Jan Krol MSc
P in euro's per kg. (1 ton = 1.000
kg).
Qa en Qv in 1.000 ton roomboter.
1. Arceer maximale winst bij het
individuele bedrijf
2. Welke prijs ontstaat er op de
markt (bedrijfstak evenwicht).
3. Hoeveel producten worden er
verkocht op de markt bij het
bedrijfstakevenwicht.
4. Leg uit hoe dit evenwicht ontstaat
en gebruik hierbij de kenmerken
van volkomen concurrentie
Antwoord:
1. Markt bepaalt de prijs en prijsafzet lijn loop horizontaal. Qa = Qv => Prijs = 4
prijs afzetlijn = MO
Max. Winst = MO=MK , dus bij 90.000 KG
2/4. Bij winst stijgt het aantal aanbieders (geen toetreding barrières) en zakt dus de marktprijs. Marktprijs zakt
zover totdat hij het laagste punt van de GTK heeft bereikt => €3,- . Bij 3 euro is er geen overwinst en komen er
geen nieuwe aanbieders bij, dus bedrijfstak evenwicht.
3. Qv = -70 * 3 + 405 = 195
De collectieve aanbod- en
vraagfuncties luiden als volgt:
Qa = 60P – 120
Qv = -70P + 405
ir. Douwe Jan Krol MSc
P in euro's per kg. (1 ton = 1.000
kg).
Qa en Qv in 1.000 ton roomboter.
1. Arceer maximale winst bij het
individuele bedrijf
2. Welke prijs ontstaat er op de
markt (bedrijfstak evenwicht).
3. Hoeveel producten worden er
verkocht op de markt bij het
bedrijfstakevenwicht.
4. Leg uit hoe dit evenwicht ontstaat
en gebruik hierbij de kenmerken
van volkomen concurrentie
Oefenopgave Monopolie
Qv = -4p + 100
q = aantal reizigerskilometers
(rkm) in miljarden
P = prijs in centen
GTK = 10 + 120/q
GTK = gemiddelde totale
kosten in centen
1. Hoeveel producten biedt dit bedrijf aan
wanneer het streeft naar break even en
zoveel mogelijk reizigers te vervoeren.
2. Bereken bij welke prijs dit bedrijf maximale
omzet heeft
3. Bereken de maximale winst
4. Arceer de maximale winst
5. Arceer het consumenten surplus
ir. Douwe Jan Krol MSc
Antwoorden.
1. Go=Gtk => bij 10 en bij 50 miljard => 50 miljard
2. MO = 0 => 50 miljard km => Qv = -4p + 100 => -4p+100 = 50 => p=12,5 cent
3. Mo =Mk => 30 miljard km => Prijs 17,5 cent => GTK = 10 + 120/30 = 14cent
=> winst = €0,175 - €0,14 * 30 miljard km = €1,05 miljard
Qv = -4p + 100
q = aantal reizigerskilometers
(rkm) in miljarden
P = prijs in centen
GTK = 10 + 120/q
GTK = gemiddelde totale
kosten in centen
1. Hoeveel producten biedt dit bedrijf aan
wanneer het streeft naar break even en
zoveel mogelijk reizigers te vervoeren.
2. Bereken bij welke prijs dit bedrijf maximale
omzet heeft
3. Bereken de maximale winst
4. Arceer de maximale winst
5. Arceer het consumenten surplus
ir. Douwe Jan Krol MSc
Markt van rekenmachines
Qa = 0,2p-2
Qv = -0,2p+8
ir. Douwe Jan Krol MSc
Markt van rekenmachines
Qa = 0,2p-2
Qv = -0,2p+8
ir. Douwe Jan Krol MSc
Antwoorden:
1. Qa = 0,2p*30-2 = 4
Qv = -0,2*30+8 = 2
Overschot = 2 mln
rekenmachines * €30 =
60mln euro
Qa = 0,2p-2
Qv = -0,2p+8
ir. Douwe Jan Krol MSc
Download