VWO Economie Wereldeconomie VWO Wereldeconomie H2 Waarom is er internationale handel? • Bepaalde producten kunnen wij niet maken of hebben wij niet: olie, diamanten • Sommige producten kunnen wij wel maken, maar toch importeren wij ze: sinaasappelen, sportschoenen – Onze prijs/kwaliteitsverhouding is te laag – Onze internationale concurrentie positie op dit gebied is te laag en daarom importeren wij deze producten ir Douwe Jan Krol MSc Internationale concurrentie positie • Concurrentie tussen landen • Prijs kwaliteitsverhouding – Natuurlijke omstandigheden: • Klimaat: wijn komst uit Frankrijk=> omstandigheden beter => druiven groeien daar beter • Aanwezigheid grondstoffen: olie komt uit Noorwegen=> Nederland moet wel olie importeren – Afhankelijk van de productiefactoren (KANO) • Loonkosten per product ir Douwe Jan Krol MSc Loonkosten per product • Loonkosten per arbeider • Arbeidsproductiviteit (hoeveel een werknemer produceert in een periode) • Indexcijfer L.K.P.P = indexcijfer L.K.P.A * 100 indexcijfer Arbeidspr. ir Douwe Jan Krol MSc Internationale concurrentiepositie? Cao lonen Nederland stijgen met 4% en arbeidsproductiviteit Nederland stijgt met 2% Cao lonen Buitenland stijgen met 5% en arbeidsproductiviteit Buitenland stijgt met 3% ir Douwe Jan Krol MSc Internationale concurrentiepositie? Cao lonen Nederland stijgen met 4% en arbeidsproductiviteit Nederland stijgt met 2% Cao lonen Buitenland stijgen met 5% en arbeidsproductiviteit Buitenland stijgt met 3% Ned: Indexcijfer L.K.P.P. = 104 / 102 * 100 = 101,96 => Kostprijs 1,96% gestegen Buitenland : Indexcijfer L.K.P.P. = 105 / 103 * 100 = 101,94 => Kostprijs 1,94% gestegen Internationale concurrentie van Nederland is gedaald ir Douwe Jan Krol MSc Loonkosten per product 1. Loonkosten per arbeider dalen 2. Arbeidsproductiviteit stijgen – Innovatie (investeren in betere en modernere Kapitaalgoederen) – Diepte investering 1000 producten 1000 / 2 = 500 1000 producten 1000 / 1 = 1000 ir Douwe Jan Krol MSc Internationale concurrentie positie • Prijs/kwaliteitsverhouding – Loonkosten per product • Infrastructuur: betere infrastructuur leidt tot lagere productiekosten. • Stabiliteit: landen met veel stakingen en maatschappelijke onrust zijn onaantrekkelijk om te vestigen voor bedrijven. Stakingen leiden tot productie verlies ir Douwe Jan Krol MSc Wie maakt wat Engeland Portugal Kleding 50 uren 40 uren Wijn 25 uren 10 uren Kleding Wijn ir Douwe Jan Krol MSc De comparatieve-kostentheorie • Wat ik ga maken als land hangt af van de opofferingskosten(waarde van het meest aantrekkelijke alternatie dat er voor wordt opgeofferd) Engeland Portugal Kleding 50 uren 40 uren Wijn 25 uren 10 uren Kleding 2 wijn 4 wijn Wijn 0,5 kleding 0,25 kleding Opofferingskosten Volgens de theorie moet een land zich specialiseren in producten waar het een comparatief (relatief) kostenvoordeel heeft. De opofferingskosten moeten lager zijn dan in het andere land. ir Douwe Jan Krol MSc Engeland Portugal Kleding 50 uren 40 uren Wijn 25 uren 10 uren Kleding 2 wijn 4 wijn Wijn 0,5 kleding 0,25 kleding Opofferingskosten • Portugal heeft een absoluut kostenvoordeel bij beide producten • Eng. heeft een comparatief voordeel bij kleding 2wijn < 4wijn • Portugal heeft een comparatief voordeel bij wijn 0,25kleding < 0,5kleding ir Douwe Jan Krol MSc Engeland Portugal Kleding 50 uren 40 uren Wijn 25 uren 10 uren Kleding 2 wijn 4 wijn Wijn 0,5 kleding 0,25 kleding Opofferingskosten • Portugal kan beter kleding kopen in Engeland voor minder dan 4 wijnen • En Engeland kan zijn kleding beter afzetten in Italië voor meer dan 2 wijnen • Omgekeerd geld natuurlijk ook ir Douwe Jan Krol MSc Autarkie (geen internationale handel) • Engeland beschikt over 2000 arbeidsuur • Portugal beschikt over 1000 arbeidsuur Engeland Portugal Engeland Portugal totaal Kleding 50 uren 40 uren 20 stuks 12,5 stuks 32,5 stuks Wijn 25 uren 10 uren 40 stuks 50 stuks 90 stuks Kleding 2 wijn 4 wijn Wijn 0,5 kleding 0,25 kleding ir Douwe Jan Krol MSc Opofferingsko sten Specialisatie • Engeland beschikt over 2000 arbeidsuur • Portugal beschikt over 1000 arbeidsuur Engeland Portugal Engeland Portugal totaal Kleding 50 uren 40 uren 40 stuks 0 stuks 40 Wijn 25 uren 10 uren 0 stuks 100 stuks 100 Ruil: 1 kleding = 3 wijn Kleding 23,3 stuks 16,7 stuks Wijn 50 wijn 50 wijn Portugal wil van de 100 wijn zelf 50 stuks voor de binnenlandsconsumptie behouden ir Douwe Jan Krol MSc Autarkie Engeland Portugal Engeland Portugal totaal Kleding 50 uren 40 uren 20 stuks 12,5 stuks 32,5 stuks Wijn 25 uren 10 uren 40 stuks 50 stuks 90 stuks Engeland Portugal totaal Kleding 23,3 stuks 16,7 stuks 40 stuks Wijn 50 wijn 50 wijn 100 stuks Internationale Handel en specialisatie Engeland Portugal Conclusie: Portugal in kleding 33,6% gegroeid Engeland in kleding 16,5% gegroeid en in wijn 25% gegroeid ir Douwe Jan Krol MSc Protectie • Maatregelen ter bevordering van de export en belemmering van de import – Tarifaire maatregelen: via de prijs • Invoerheffing op importproducent • Subsidie op exportproducten – Non tarifaire maatregelen: via eisen en regels • Import quotums ir Douwe Jan Krol MSc Effect van Internationale Handel op het surplus. P €0,90 Consumenten surplus Binnenlandsaanbod Autarkie Melkmarkt Betalingsbereidheid Binnenlandse vraag 10.000 liter Q Producenten surplus ir. Douwe Jan Krol MSc Internationale Handel: Wereldprijs Melk €0,70 Consumenten surplus P Binnenlandsaanbod 1: toename totale surplus 2: producenten => consumenten surplus €0,90 2 Binnenlandse vraag : 12.000 liter Binnenlandse aanbod: 8.000 liter Import : 4.000 liter 1 €0,70 Binnenlandse vraag 8.000 Producenten surplus 12.000 ir. Douwe Jan Krol MSc Q Effect van Internationale Handel op het surplus. • Toename totale surplus = stijging welvaart • Toename consumenten surplus • Afname producenten surplus ir Douwe Jan Krol MSc Protectie: tarifaire maatregel invoerheffing €0,10 Consumenten surplus P €0,90 €0,80 €0,70 Binnenlandsaanbod 1: Afname Surplus 2: Afname consumenten surplus => ontvangsten overheid 3: Afname Surplus 4: Consumenten surplus => producenten surplus 4 1 2 3 Binnenlandse vraag : 11.000 liter Binnenlandse aanbod: 9.000 liter Import : 2.000 liter Ontvangsten Overheid: 2000 * 0,1 Binnenlandse vraag 8.000 Producenten surplus 12.000 ir. Douwe Jan Krol MSc Q Handelspolitiek • • • • Wel of geen vrijehandel? Dominante strategie Gevangenen dilemma Nash evenwicht ir Douwe Jan Krol MSc Gevangenendilemma & Nash evenwicht groei en daling van BBP Nederland Rusland Protectie vrijhandel Protectie vrijhandel 1/1 -4 / 7 7 / -4 3/3 Dominante strategie: is de beste strategie die men kieste ongeacht de keuze van de ander => Protectie Gevangenen dilemma= Wanneer het keuze evenwicht (beide dominante strategie) niet de optimale(niet Pareto optimaal) situatie voor hun beide is spreekt men van een gevangenen dilemma Nash evenwicht = een evenwicht waarin het voor beide personen niet loont om eenzijdig af te wijken van het evenwicht ir Douwe Jan Krol MSc Internationale verkeer van productiefactoren (KANO) • Kapitaal – Buitenlandse Beleggingen – Inkomen (rente dividend) verdienen of vermogen vergroten (koerswinst) => zonder zeggenschap – Directe buitenlandse Beleggingen – Aandelen, doel zeggenschap buitenlandse ondernemingen – Investeringen onroerend goed – Onderlinge leningen binnen een concern • Outsourcing: taken uitbesteed aan buitenlandsbedrijf (niet je zelf) • Offshoring: wordt het productieproces verplaatst naar het buitenland (bedrijf blijft van je zelf) ir Douwe Jan Krol MSc Internationale verkeer van productiefactoren (KANO) • Arbeid: internationale migratie – Motieven: oorlog – Economische motieven Effect van immigratie op het surplus ir Douwe Jan Krol MSc Werkgevers en werknemers surplus P werkgevers surplus = (verschil tussen betalingsbereidheid (arbeidsproductiviteit) en evenwichtsprijs) = Kapitaal inkomen Qa Aanbod van personeel geeft de leveringsbereidheid van de beroepsbevolking weer (opofferingskosten vrijetijd) Vraag naar personeel geeft de betalingsbereidheid van de bedrijven en overheid weer. Betalingsbereidheid =gelijk aan de arbeidsproductiviteit Qv Werknemers surplus = verschil tussen evenwichtsprijs en leveringsbereidheid Q Werkgevers en werknemers surplus P Qa Qv Q Immigratie => herverdeling van arbeidsinkomen en kapitaalinkomen Qa P Werkgever surplus / Kapitaal inkomen : A + B + C Autochtone surplus / inkomen: D Immigranten surplus / inkomen: E A L0 B L1 D Qa immigratie C E Qv Q Verzonken kosten & Berovingsprobleem • Verzonken kosten: zijn investeringen die bij beëindigen van de activiteit niet meer terug verdient kunnen worden. – Mevrouw van de Stouwe investeert in een opleiding voor mij. Op het moment dat ze mij ontslaat of wanneer ik ontslag neem zijn deze kosten niet meer terug te verdienen – Dit geeft mij veel macht (berovingsprobleem) ik kan dreigen dat ik vertrek met als gevolg dat zei de investering kwijt raakt(verzonken kosten) ir Douwe Jan Krol MSc Berovingsprobleem Het berovingsprobleem ontstaat als in een relatie de ene partij meer investeert in de samenwerking dan de andere partij waardoor de machtsverhouding verandert. ir Douwe Jan Krol MSc VWO Wereldeconomie H3 Europese integratie 1Externe effecten Zijn voor- of nadelen van activiteiten die niet zozeer slaan op de direct bij de activiteit betrokken persoon, maar op anderen Zijn kosten die niet zijn mee genomen in de kostprijs, maar die de maatschappij moet betalen. Twee smaken 1.1Negatieve externe effecten • Treden op wanneer iemand nadeel heeft van een activiteit waarbij hij of zij niet direct is betrokken • Staalfabriek in het Roergebied (Duitsland) naast staal een heleboel roet en rook produceert. Deze luchtvervuiling ademt iedereen in Nederland in. Wij als Nederlanders hebben niks met die Duitse productie te maken maar hebben wel het nadeel en de kosten er van. Ziekenhuis kosten 1.2Positieve externe effecten • Treden op wanneer iemand voordeel heeft van een activiteit waar hij niet direct is betrokken. – Uitdiepen Westerschelde zorgt voor een betere aanvoer route voor de haven van Antwerpen. De kosten zijn voor Nederland, maar België heeft de voordelen. ir Douwe Jan Krol MSc Effect van Intern maken van Negatieve externe effecten • Waarom doet China niet mee? • De Lucht is van niemand dus die mag jij zo vies maken als je wil zonder dat dit iets kost. • Kies je voor duurzame productie(minder CO2 en giftige stoffen) => stijgen de kosten => daalt je Internationale concurrentie positie => Export daalt => Productie daalt = BBP daalt => Daling welvaart in enge zin ir Douwe Jan Krol MSc 2. Gevangenendilemma i.c.m. Externe effecten Pay –off matrix Simultaan Duitsland Nederland Wel milieu beleid Geen milieu beleid Wel milieu beleid 1/1 -7 / 8 Geen milieu beleid 8 / -7 0/0 Door een milieu beleid stijgen de kosten, maar de positieve externe effecten stijgen ook Kosten voor Nederland: 20 positieve externe effecten Nederland 13 Duitsland 8 Kosten voor Duitsland: 20 positieve externe effecten Duitsland13 Nederland 8 Dominante strategie: is de beste strategie die men kieste ongeacht de keuze van de ander Helaas geeft dit niet altijd het gewenste resultaat (geen milieubeleid) = gevangenen dilemma Gevangenen dilemma= Wanneer het keuze evenwicht (beide dominante strategie) niet de optimale(niet Pareto optimaal) situatie voor hun beide is spreekt men van een gevangenen dilemma Nash evenwicht = een evenwicht waarin het voor beide personen niet loont om eenzijdig af te wijken van het evenwicht Collectieve dwang => meelifterirmoet bestraft Douwe Jan Krol MSc worden => hoe hoog moet de boete worden? Dominante strategie: tolweg ir Douwe Jan Krol MSc VWO Wereldeconomie Betalingsbalans & Wisselkoers H4 • Wisselkoers • Betalingsbalans • Betalingsbalans wisselkoers ir Douwe Jan Krol MSc Gebeurtenissen in de economie hebben invloed op de wisselkoers: • economische groei laat de import toenemen; Wij bieden € aan om om te ruilen tegen dollars => QA ↑ = wisselkoers daalt (depreciatie) • een verbeterde concurrentiepositie zorgt voor meer export; Qv↑ = wisselkoers stijgt (appreciatie) • wisselkoers € (in $) Valutamarkt: flexibele wisselkoersen 2,50 Qv 2 1,50 Qa 1 0,50 enz, enz…. 10 20 30 40 50 Hoeveelheid € × mln Concurrentiepositie EU ↑ export ↑ Vraag € op de valutamarkt ↑ ir Douwe Jan Krol MSc Wisselkoers ↑ Wisselkoersen & Betalingsbalans De externe waarde van de munt Betalingsbalans Overzicht van alle ontvangsten en uitgaven van een land Op de goederenrekening financiële worden met het buitenland Op de dede inkomensrekening worden Materieel saldo rekeningwordt Op de dienstenrekening wordt de import bijgehouden: import enen export van (stoffelijke) betaalde ontvangen primaire en exportbijgehouden. van (niet-stoffelijke) goederen o Internationale kredietverlening goederen inkomens aan/uit het buitenland> en Bij een overschot (ontvangsten (diensten) bijgehouden. aflossingen (lening aan Nederland exporteert kaas naar China genoteerd. Het gaat dus omspanje) de import en uitgaven) zal de deviezenvoorraad van=> Toerisme valt hier ook onder. o Directe investeringen Nederland ontvangt geld in hetKrol geeft export van productiefactoren. het land groeien. Chinezen komen naar de wadden buitenland (Philips opent vesteging in les in Zwitserland => Export van Arbeid Een tekort (ontvangsten < uitgaven) leidt eilanden => Nederland ontvangt geld Mexico) => Loon => Ontvangsten totBeloning het kleiner worden van de o Internationale beleggingen (Aandelen €20.000 deviezenvoorraad bij de centrale bank. Apple) Deviezenvoorraad = valutareserve = internationaalbetaalmiddelen Lopende Rekening • Goederenrekening • Dienstenrekening • Inkomensrekening Kapitaalrekening • Financiële rekening Materieel saldo Saldo lopende + kapitaalrekening ir Douwe Jan Krol MSc Betalingsbalans bewerkte cijfers DNB 2011 in mln. euro’s Lopende Rekening • Goederenrekening • Dienstenrekening • Inkomensrekening • Inkomensoverdrachtenrekening saldo Kapitaalrekening • Vermogensoverdrachtenrekening • Financiële rekening saldo Salderingsrekening verandering officiële reserves Ontvangsten 396.380 76.874 85.315 13.954 +55.103 Betalingen 354.238 67.303 72.111 23.769 2.236 591.555 3.746 638.023 -47.978 7.125 (toename) ir Douwe Jan Krol MSc - Wat is het effect van een negatie saldo kapitaalrekening op de lopende rekening? - Negatief saldo Kapitaalrekening = meer geld uitgeleend aan het buitenland dan geleend => rente ontvangsten stijgen - Rente uit het buitenland wordt bijgeschreven op de lopende rekening => inkomensrekening => ontvangsten -Dit leidt tot een positief saldo lopende rekening Lopende Rekening • Goederenrekening • Dienstenrekening • Inkomensrekening Ontvangsten 396.380 76.874 85.315 saldo Betalingen 354.238 67.303 72.111 +55.103 Kapitaalrekening • Financiële rekening 591.555 saldo Salderingsrekening verandering officiële reserves 638.023 -47.978 7.125 (toename) ir Douwe Jan Krol MSc Opgave: 1. Maak betalingsbalans 2. Bereken het materieel saldo 3. Beredeneer wat er met de valuta reserves gebeurt 4. Teken de valuta markt en schets de situatie 5. Wat gebeurt er met de waarde van de Euro en welk effect heeft dit op de Internationale concurrentie positie • • • • • • • • • • • • Export kaas 200 Export koeien 50 Loon uit België 10 Rente uit Griekenland 8 Investering in bedrijf in Brazilië 5 Chinese toeristen geven hier 15 uit Import Ipad 175 Loon naar Polen 12 Winst naar Amerika 4 Winst van China naar ons 6 Lening aan Frankrijk 20 Aandelen Apple 5 ir Douwe Jan Krol MSc Betalingsbalans bewerkte cijfers DNB 2011 in mln. euro’s Lopende Rekening • Goederenrekening • Dienstenrekening • Inkomensrekening Ontvangsten 250 15 24 Betalingen 175 0 16 saldo 98 Kapitaalrekening • Financiële rekening 0 30 saldo Salderingsrekening verandering officiële reserves -30 +68 ir Douwe Jan Krol MSc Betalingsbalans en wisselkoers Ontvangsten Betalingsbalans Betalingen Wanneer wij geld ontvangen uit het buitenland (bijv. vanwege export van producten), willen we graag euro’s ontvangen. Buitenlanders moeten dus hun eigen munt omruilen voor euro’s: Wanneer wij geld moeten betalen aan het buitenland (bijv. vanwege import van producten), willen die bedrijven graag hun eigen valuta ontvangen. Wij moeten dus onze euro omruilen voor die andere valuta: zij vragen euro’s op de valutamarkt dit is dus aanbod van euro’s op de valutamarkt Overschot BB ontvangsten > betalingen op de betalingsbalans vraag€ > aanbod€ valutamarkt Wisselkoers ↑ Tekort BB vraag€ < aanbod€ ontvangsten < betalingen op de betalingsbalans ir Douwe Jan Krol MSc valutamarkt Wisselkoers ↓ Gebeurtenissen in de economie hebben via de betalingsbalans invloed op de wisselkoers: • • • • • economische groei laat de import toenemen; een verbeterde concurrentiepositie zorgt voor meer export; economische groei trekt buitenlandse beleggers en investeerders; een stijging van de (geldmarkt)rente trekt buitenlandse beleggers; enz, enz…. wisselkoers € (in $) Valutamarkt: flexibele wisselkoersen 2,50 Qv 2 1,50 Qa 1 0,50 10 20 30 40 50 Hoeveelheid € × mln Concurrentiepositie EU ↑ export ↑, waardoor de Vraag € op de ontvangsten op de valutamarkt ↑ betalingsbalansir Douwe ↑ Jan Krol MSc Wisselkoers ↑ Wanneer de EU haar rente verlaagt om de binnenlandse bestedingen te stimuleren, heeft dat ook gevolgen voor de koers van de EURO (een vereenvoudiging, want er treden méér effecten op!) wisselkoers € (in $) Valutamarkt: flexibele wisselkoersen 2,50 Qv 2 1,50 Qa 1 0,50 10 20 30 40 50 hoeveelheid € × mln Rente EU ↓ Beleggen in de EU wordt Vraag € op de minder aantrekkelijk: valutamarkt ↓ ontvangsten BBir Douwe ↓ Jan Krol MSc Wisselkoers ↓ Flexibele wisselkoersen • Voordeel: nooit langdurig overschot / tekort op de BB bij een BB-tekort zal de wisselkoers dalen waardoor de export goedkoper en de import duurder wordt de export zal stijgen / de import zal dalen het tekort op de BB zal verdwijnen bij een BB-overschot zal de wisselkoers stijgen waardoor de export duurder en de import goedkoper wordt de export zal dalen / de import zal stijgen het overschot op de BB zal verdwijnen • Nadeel: wisselkoersrisico (onzekerheid) remt internationale handel en internationale kapitaalstromen ir Douwe Jan Krol MSc Inflatie beïnvloed wisselkoers Inflatie EU↓ Internationale Concurrentie positie↑ Export↑ Vraag € op de Valutamarkt↑ Wisselkoers ↑ Inflatie EU↑ Internationale Concurrentie positie↓ Export↓ Vraag € op de Valutamarkt↓ Wisselkoers↓ ir Douwe Jan Krol MSc Wisselkoers beïnvloed inflatie Wisselkoers ↓ Prijs import Producten ↑ Inflatie Wisselkoers↑ Prijs import Producten ↓ deflatie ir Douwe Jan Krol MSc Wisselkoers=> internationale handel => werkgelegenheid Export↑ Wisselkoers ↓ Int. Nationale Concurrentie positie↑ Productie↑ Import↓ ir Douwe Jan Krol MSc Werkgelegenheid↑ ECB en rentebeleid Europese Centrale Bank – Toezicht op banken(kunnen hier geld lenen) – Doel: Handhaven prijsstabiliteit (inflatie) • Te hoge inflatie => koopkracht daling & daling concurrentie positie • Maar hoe doen ze dat? • Hoe ontstaat inflatie? ir Douwe Jan Krol MSc Inflatie = stijging van het algemeen prijspeil Oorzaken • Grondstofkosten stijgen => prijzen producten stijgen • Wisselkoers daalt => import duurder => inflatie • Bestedingsinflatie => vraag naar producten > dan aanbod => prijzen stijgen ir Douwe Jan Krol MSc Bestedingsinflatie door dat de vraag groter is dan het aanbod • Hoog : vraag naar producten groter dan (normale bezetting van de) productiecapaciteit => Bestedingsinflatie • Laag : vraag kleiner dan (normale bezetting van de)productiecapaciteit Normale bezetting productiecapaciteit Werkelijke Productie (BBP) = EV ir Douwe Jan Krol MSc Rente beleid is het middel van de ECB om iets aan de inflatie te doen Laagconjunctuur Vraag naar producten < aanbod Werkloosheid ↓ Hoogconjunctuur Vraag naar producten > aanbod ECB rente↓ Sparen↓ Lenen↑ Productie ↑ Vraag naar producten↑ ECB rente ↑ Sparen↑ Lenen↓ Bestedingsinflatie↓ ir Douwe Jan Krol MSc Vraag naar producten↓ Wanneer de EU haar rente verlaagt om de binnenlandse bestedingen te stimuleren, heeft dat ook gevolgen voor de koers van de EURO (een vereenvoudiging, want er treden méér effecten op!) wisselkoers € (in $) Invloed van rente op wisselkoers 2,50 Qv 2 1,50 Qa 1 0,50 10 20 30 40 50 hoeveelheid € × mln Rente EU ↓ Beleggen in de EU wordt Vraag € op de minder aantrekkelijk: valutamarkt ↓ ontvangsten BBir Douwe ↓ Jan Krol MSc Wisselkoers ↓ Valutaoorlog • 2010: VS en China beschuldigen elkaar van oneerlijke concurrentie door wisselkoersmanipulatie Wisselkoers-manipulatie Door extra dollars aan te bieden (en er euro’s mee te kopen) Daalt de koers van de dollar wisselkoers $ (in €) Naar aanleiding van de video: 2,50 Qv 2 1,50 Qa 1 Daardoor worden producten uit de VS voor buitenlanders goedkoper Hetgeen de concurrentiepositie van VS verbetert Q’a 0,50 10 20 30 40 50 hoeveelheid $ × mln Vaste wisselkoersen – de zgn. fluctuatiemarge – geeft de interventiegrenzen aan – die de bandbreedte aangeven (2x fluc.m) Binnen de bandbreedte mag de wisselkoers vrij bewegen, buiten de interventie-grenzen moet de CB ingrijpen (interveniëren) Deense Kronen t.o.v. Euro wisselkoers DKK (in €-centen) Vaste wisselkoerssystemen kennen: • een (gewenste) spilkoers • een toegestane afwijking van die spilkoers: 15 14 interventie grens + 5% (fluctuatiemarge) spilkoers 13 - 5% (fluctuatiemarge) interventie grens 12 11 10 20 30 40 50 hoeveelheid DKK × mln Vaste wisselkoersen De koers is te laag (buiten bandbreedte) - interventie is nodig Door zélf op de valutamarkt DKK te kopen (met €) kan de centrale bank de koers weer binnen de bandbreedte brengen. Wanneer CB zélf kopen/ verkopen op de valutamarkt = directe interventie Deense Kronen t.o.v. Euro wisselkoers DKK (in €-centen) Wanneer we op een moment naar vraag en aanbod op de valutamarkt kijken, kan zich de volgende situatie voor doen. 15 Q’v Qv 14 interventie grens 13 spilkoers Qa 12 interventie grens 11 10 20 30 40 50 hoeveelheid DKK × mln Vaste wisselkoersen Bij een te lage koers, kan de CB de rente verhogen, zodat beleggen in Denemarken aantrekkelijker wordt nu vragen de internationale beleggers meer DKK zodat de koers weer binnen de bandbreedte komt. Deense Kronen t.o.v. Euro wisselkoers DKK (in €-centen) De CB kan ook indirect interveniëren; met de geldmarktrente. 15 Q’v Qv 14 interventie grens 13 spilkoers Qa 12 interventie grens 11 10 20 30 40 50 hoeveelheid DKK × mln Vaste wisselkoersen • Maken het valutarisico lager. Dat – bevordert internationale handel (bedrijven zijn -ook bij langere contracten- zekerder over hun kosten/opbrengsten) – zorgt dat geld zijn meest productieve aanwending vindt (beleggers en investeerders durven hun geld nu ook in het buitenland te gebruiken als dat meer oplevert) • Maar: er kunnen structurele betalingsbalansonevenwichtigheden ontstaan (Griekenland!) VWO Wereldeconomie Hoofdstuk 5 Stabiliteits- en groeipact H5 1. Stabiliteits- en groeipact 2. UIBAF 3. Waarom stabiliteits- en groeipact ir Douwe Jan Krol MSc 1. Stabiliteits- en groeipact • Afspraken binnen de EMU Stabiliteitspact – Staatsschuldquote = Staatsschuld / BBP * 100% = maximaal 60% – Overheidstekort / BBP * 100% = max. 3% Uitgaven Overheid 50 Inkomsten Overheid – 20 Begrotingstekort 30 Aflossing staatsschuld – 5 Financieringstekort 25 • Staatsschuld nieuw = staatsschuld oud + financieringstekort Begrotingstekort 30 Overheid Aflossing 5 ir Douwe Jan Krol MSc Kapitaal markt Toename schuld 25 2. UIBAF 2012 • • • • Uitgaven overheid €200 inclusief €20 aflossing Inkomsten €120 Productie €2068 Staatsschuld 2011 €1200 • Stabiliteitspact? ir Douwe Jan Krol MSc 3. Waarom stabiliteits- en groeipact Gevaren van te grote financieringstekort 1. Inflatie: bestedingsinflatie vraag naar producten is groter dan aanbod ir Douwe Jan Krol MSc Bestedingsinflatie door hoge overheidsuitgaven • Hoog : vraag naar producten groter dan (normale bezetting van de) productiecapaciteit => Bestedingsinflatie • Laag : vraag kleiner dan (normale bezetting van de)productiecapaciteit Normale bezetting productiecapaciteit Werkelijke Productie (BBP) = EV ir Douwe Jan Krol MSc werkelijke productie is afhankelijk van de vraag naar producten (EV) Consument Producent Effectieve vraag Export Overheid Wanneer overheid veel uitgeeft (financieringstekort) => stijgt de EV => Vraag naar producten > dan aanbod van producten => stijging prijs = inflatie P Q ir Douwe Jan Krol MSc Gevaren van een te groot financieringstekort 1. Inflatie: bestedingsinflatie vraag naar producten is groter dan aanbod 2. Rente stijgt: vraag naar leningen stijgt => rente stijgt ir Douwe Jan Krol MSc Rente stijging door hoge overheidsuitgaven • Prijs van kapitaal is rente • Stijging van de vraag naar kapitaal zorgt voor een stijging van de rente Qa P (rente%) 6% 5% Qv 2 Qv 1 ir Douwe Jan Krol MSc Q Marktmechanisme - Aanbod = vraag: rente 5% - Vraag stijgt (qv2) - Bij een rente van 5% is vraag > aanbod (vraagoverschot) - Prijs stijgt tot nieuw evenwicht qv2 = qa - Rente 6% Gevaren van te groot financieringstekort 1. Inflatie: bestedingsinflatie vraag naar producten is groter dan aanbod 2. Rente stijgt: vraag naar leningen stijgt => rente stijgt 3. Overheidstaken komen in gevaar Hoge overheidsschuld => veel rente betalen => minder geld voor andere uitgaven zoals politie, onderwijs, infrastructuur enz. ir Douwe Jan Krol MSc