Het nieuwe Pensioenstelsel ( bijdrage Pensioencommissie VGSE) 1

advertisement
Het nieuwe Pensioenstelsel ( bijdrage Pensioencommissie VGSE)
1. Inleiding.
Het huidige pensioenstelsel ligt ( zwaar) onder vuur, waarbij de vele belanghebbenden een verschillende visie hebben wat er aan het huidige stelsel veranderd,
c.q. verbeterd moet worden, elk vanuit een eigen invalshoek of belang wat zij bij het
huidige stelsel hebben. De commentaren en verbetervoorstellen zijn legio en
deelnemers van een Pensioenfonds raken het spoor bijster. Hoewel het toekomstig
Pensioenstelsel nog volop in ontwikkeling is, wordt hierbij getracht een overzicht te
geven van de huidige stand van zaken.
2. Misvattingen.
Het huidige stelsel is een kapitaal gedekt stelsel ( een grote spaarpot) en geen
omslagstelsel, zoals de AOW. Dit betekent dat de toekomstige pensioenuitkering van
elke deelnemer gezekerd wordt door ingelegd geld ( premie), dat op naam staat van
die deelnemer en waarvoor op pensioendatum de pensioenuitkering wordt
aangekocht. Dat de gepensioneerden over een aantal jaren de “pot” hebben leeg
gegeten, klopt dus niet. Ook dat de deelnemer met beleggen het risico loopt om alles
te verliezen en er over enige jaren niets meer over is, klopt niet. Of dat men slechts
minder/evenveel pensioen krijgt als men aan premie heeft ingelegd, klopt niet. De
deelnemer krijgt in werkelijkheid veel meer terug dan aan premie is ingelegd.
3. Waarom een nieuw Pensioenstelsel?
Er heerst in de bevolking een laag vertrouwen in de pensioensector, ofschoon het
slechts voor een deel afhangt van de prestaties van het Pensioenfonds. De
maatschappij vertoont in het algemeen een laag vertrouwen in de politiek, financiële
instellingen, veranderingen wereldwijd, vluchtelingencrisis, veiligheid enz. Verder is
er vraag naar individualisering en een roep om meer keuzes te kunnen/willen maken.
Als we focussen op de pensioenwereld dan zijn er vijf belangrijke redenen om een
stelselwijziging in te voeren:
a. De internationale trend naar een DC regeling.
De werkgevers willen een vaste premie betalen en niet meer bijstorten bij
tekorten en de jongere werknemers willen geen “kruissubsidie” meer geven
aan de oudere werknemers ( doorsneepremie).
b. De economische houdbaarheid.
De 100% zekerheid is niet langer betaalbaar. De ambitie moet bereikbaar zijn
en de doorsneeproblematiek moet opgelost worden.
c. Het nieuwe Financiële Toetsingskader en de gevoeligheid voor de rente heeft
geleid tot een uniforme beleggingsmix met indexatieregels. Sturen op
dekkingsgraad en kortere hersteltermijnen. Generatie-effecten nog onduidelijk.
d. Veranderende arbeidsmarkt.
Geen loopbaan meer bij één werkgever, veelvuldiger wisselen van werkgever.
Waardeoverdracht bij wisseling van pensioenfonds. Pensioenregeling voor
ZZP-ers dringend gewenst. Omdat veel ZZP-ers geen pensioengeld afdragen
ontstaat er in de toekomst een grote groep die alleen recht hebben op AOW.
e. Veranderende consument ( deelnemer).
Toenemende diversiteit tgv arbeidsverleden ( deeltijden, verschillende
weekgevers, sabbatical, etc.). Er is behoefte aan maatwerk en eigen regie
d.m.v. keuzemogelijkheden.
4. Waar staan we?
De SER ( overlegorgaan Overheid, Werkgevers en Vakbonden) heeft een groot
aantal varianten van mogelijke pensioenstelsels uitgewerkt en getoetst op
haalbaarheid, plussen en minnen, het te verwachten pensioenresultaat,
evenwichtigheid voor alle deelnemersgroepen en bestendigheid tegen economische
schokken. Het kabinet heeft het rapport van de SER en de aanbevelingen
beoordeeld en heeft in juli 2016 een Perspectiefnota Toekomstig Pensioenstelsel
uitgebracht. Zij pleit voor fundamentele aanpassingen van het pensioenstelsel,
waarbij collectiviteit, solidariteit en verplichtstelling de fundamenten blijven, waarop
het stelsel moet worden gebouwd en dat dit belangrijke uitgangspunten zijn voor de
toekomst. Daarom ziet zij twee varianten van de velen als interessant om verder te
verkennen: het persoonlijk pensioenvermogen met uitgebreide risicodeling en de
ambitieovereenkomst met collectieve risicodeling waarin de aanspraken
verdisconteerd worden op basis van risicovrije rente.
5. Persoonlijk Pensioenvermogen met collectieve Risicodeling.
Bij dit contract gaat de leeftijdsonafhankelijke premie naar een persoonlijk
pensioenvermogen, dat volgens een life-cycle wordt belegd ( minder risicovol
naarmate men ouder wordt). De verschillende persoonlijke pensioenvermogens
worden gecombineerd met een collectieve buffer, bedoeld om aandelenschokken te
delen tussen generaties. Aandelenrendementen boven een vooraf bepaald maximum
worden aan de buffer toegevoegd; aandelenrendementen onder een vooraf bepaald
minimum worden vanuit de buffer aangevuld. De buffer mag niet negatief worden, als
de buffer leeg is, kan een tegenvallend rendement niet worden aangevuld. De buffer
is gemaximeerd, overschotten boven het maximum komen ten goede aan de
persoonlijke pensioenvermogens.
6. De Ambitieovereenkomst.
Bij dit contract bouwt de deelnemer jaarlijks een pensioenaanspraak op. Er is geen
wettelijke voorgeschreven zekerheidsmaat. Elk jaar wordt de dekkingsgraad bepaald,
waarna een correctie op de pensioenaanspraken wordt doorgevoerd. Deze correctie
bedraagt 0,1% van de afwijking van de dekkingsgraad ten opzichte van 100%.
( voorbeeld: bij een dekkingsgraad van 103% worden alle pensioenaanspraken met
0,3% verhoogd). De verplichtingen worden berekend op basis van de
rentetermijnstructuur van de DNB ( rts). Ze wordt uitgevoerd met een vaste premie.
De opbouw van de aanspraak fluctueert op basis van leeftijd ( degressief) en onder
meer de rente.
7. Hoe verder?
Het kabinet heeft alle partijen ( werkgevers, werknemers via vakbonden,
gepensioneerden, etc.) opgeroepen met een keuze te komen en een blauwdruk uit te
werken voor het nieuwe Pensioenstelsel. De Pensioenfondsen en hun
koepelorganisatie, de Pensioenfederatie, hebben hierin “slechts” een adviesfunctie,
de beslissing ligt bij de Sociale Partners. Als de partijen er niet in slagen zal het
kabinet zelf een keuze maken en deze uitwerken ( waarschijnlijk het volgende
kabinet, gezien de zittingstijd van het huidige kabinet). Daarnaast is het voorstel ook
om de keuze van deelnemers voor het bestaande stelsel te handhaven.
8. Positie VGSE.
De VGSE is vertegenwoordigd in het landelijke overlegorgaan van
Gepensioneerdenverenigingen ( NVOG), die de standpunten van de
gepensioneerden inbrengt in het SER-overleg en bij de afzonderlijke
Werkgeversorganisaties en vakbonden.
Duidelijk is dat het nieuwe stelsel een veel grotere impact heeft op de nog actieve
werknemers dan op de reeds gepensioneerden. Hoe de wijzigingen voor de
gepensioneerden zullen uitpakken is nog ( tamelijk) onduidelijk, mede omdat er nog
geen keuze is gemaakt. Hopelijk is dit eind 2017 wel het geval.
9. Epiloog
Naast alle kritiek op het huidige Pensioenstelsel is het goed om te beseffen dat:
-uw premie wordt goed beheerd door het Pensioenfonds en is een persoonlijke
aanspraak.
-uw Pensioenfonds heeft geen winstoogmerk, anders dan verzekeraars met een
verzekerde pensioenregeling.
-uw Pensioenfonds kent geen perverse prikkels, zoals bonussen etc.
-uw Pensioenfonds realiseert rendement door te beleggen, zodat u een zo goed
mogelijk pensioen krijgt.
-u krijgt zeker pensioen, alleen voor uw pensionering weet het pensioenfonds nog
niet hoeveel precies.
-u krijgt gemiddeld meer dan drie keer uw inleg terug.
- de risico’s worden door het pensioenfonds evenwichtig gedeeld, zodat er geen
pech- of geluksgeneraties zijn.
-uw Pensioenfonds staat onder meer toezicht dan bijvoorbeeld banken en
verzekeraars, zowel intern als extern.
-de beleggingskosten van uw pensioenfonds zijn lager dan bij individueel beleggen.
-pensioenfondsen zijn transparanter over kosten dan banken en verzekeraars.
10. Volgende informatie.
Tot zover de laatste stand van zaken; meer info tijdens de komende jaarvergadering
van de VGSE.
11.De huidige situatie bij SPF
Het wordt een spannend einde jaar 2016 voor een aantal pensioenfondsen. Korten of
niet en wat m.b.t. indexatie? Maatstaf is de beleidsdekkingsgraad per 31-12-2016.
Deze bedroeg voor SPF eind november 102,1%. De marktrente is in december licht
gestegen, dus wij verwachten dat de beleidsdekkingsgraad eind december rond dit
niveau zal uitkomen. Indien dit het geval is dan zal er ons inziens niet gekort hoeven
te worden, maar ook geen indexatie worden gegeven. Deze beslissing ligt echter bij
het bestuur van SPF. De berichtgeving hieromtrent zal waarschijnlijk eind januari
door het bestuur van SPF worden gepubliceerd op de website.
De Pensioencommissie van de VGSE.
Download