Falanx versus Legioen

advertisement
Legioen versus Falanx
Evolutie en Devolutie
De slag bij Pydna
Luke Hendriks, 3337723
Maurice de Vlaminckstraat 11, Rotterdam
[email protected]
Bachelorscriptie Heilige Plaatsen
31-03-2011
Inhoudsopgave
Inleiding ................................................................................................. 3
1. Griekse en Romeinse oorlogvoering ................................................. 5
1.1 De Griekse falanx ..................................................................................... 6
1.1.1. De klassieke Griekse falanx ................................................................................. 6
1.1.2. Toepassing van de klassieke falanx...................................................................... 7
1.1.3. Wie voerde de falanx aan? ................................................................................... 9
1.1.4. Huurlingen in de klassieke oudheid ................................................................... 10
1.2 Het Romeinse legioen .............................................................................11
1.2.1. De geboorte van het Romeinse legioen .............................................................. 11
1.2.2. Romeinse soldaten en de financiering van de legioenen .................................... 13
1.2.3. De Romeinse gevechtslinie ................................................................................ 15
1.2.4. Romeinse oorlogvoering .................................................................................... 17
1.2.5. Romeinse legerleiding ........................................................................................ 17
1.2.6. Romeinse geallieerde troepen ............................................................................ 18
1.3 De balans .................................................................................................20
2. De Pyrrhische Oorlogen ................................................................... 21
2.1 Heraclea ...................................................................................................21
2.2 Ausculum .................................................................................................25
2.3 Maleventum .............................................................................................27
2.4 Eindbalans ...............................................................................................28
3. Rome in oorlog met Macedonië ....................................................... 30
3.1 Cynoscephalae .........................................................................................30
3.2 ‘Interbellum’ ............................................................................................34
3.3 Pydna .......................................................................................................35
3.4 Eindbalans ...............................................................................................38
4. Evolutie en devolutie ........................................................................ 40
4.1 Romeinse evolutie ...................................................................................41
4.1.1. Romeinse legioenen tijdens de Pyrrhische Oorlog ............................................ 41
4.1.2 De Punische Oorlogen ......................................................................................... 43
4.1.3. De incorporatie van de gladius Hispanicus........................................................ 44
4.2 Devolutie van de falanx ...........................................................................46
4.2.1 De Macedonische falanx ..................................................................................... 46
4.2.2. Zwaktes van de Macedonische falanx ................................................................ 48
4.2.3. Macedonische legerleiding ................................................................................. 52
Conclusie .............................................................................................. 53
Bibliografie ........................................................................................... 56
Gebruikte illustraties ............................................................................. 58
2
Inleiding
De geschiedenis van de mens wordt gekenmerkt door geweld. De drang naar
geld, grond en vooral macht is altijd groot genoeg geweest om rationeel
denken uit te schakelen en naar de wapens te grijpen. Wetenschappers
koesteren zelfs het idee dat de evolutie van de mens voornamelijk kon
plaatshebben door het gebruik van wapens om sterkere tegenstanders de
baas te zijn. In de loop van de tijd evolueerden individuele gevechten zich tot
veldslagen met tienduizenden combattanten. De strijdende partijen waren
ditmaal niet alleen gebaat bij superieure wapens, maar ook bij superieure
tactieken. Het volk dat de beste combinatie van bewapening en leiderschap
bezat, zou dus in theorie de hun bekende wereld kunnen veroveren. Dit is in
zekere zin ook het geval geweest als we kijken naar het expansionisme van
het Romeinse Rijk. De vijanden van Rome werden één voor één verslagen en
zo nodig over de kling gejaagd. Min of meer ongewild raakten de Romeinen
steeds weer betrokken bij conflicten buiten het Italische schiereiland en
zagen zij zich genoodzaakt om in te grijpen. Maar waarom waren de
Romeinen dan de superieure militairen van hun tijd, waar lag hun kracht?
Veel grootmachten uit de klassieke oudheid hebben getracht om de
Romeinse legioenen na te bootsen in hun eigen legers. Qua bewapening,
training en discipline waren deze kopieën vrijwel gelijk aan hun Romeinse
voorbeelden. Toch overwon Rome elke vijand tegen wie zij zich keerde. Soms
ging dit met grote moeite en verloor Rome eerst verscheidene veldslagen,
zoals in de Tweede Punische Oorlog en de Pyrrhische Oorlogen. Voordat
Rome onbetwist de leiding over het Mediterrane gebied in handen had
moesten er verschillende sterke vijanden worden verslagen. De hellenistische
koninkrijken van Macedonië en Epirus gingen de directe confrontatie met
Rome aan. De Epiroten onder bevel van koning Pyrrhus van Epirus vielen
Italië binnen en brachten de Romeinen verschillende nederlagen toe (280-275
v.C.). Toen Pyrrhus in 275 v.C. naar Epirus moest terugkeren uit geldnood en
3
tekorten aan manschappen hadden de Romeinen de oorlog feitelijk
gewonnen. De Macedoniërs, veroveraars van de bekende wereld onder
Alexander de Grote, werden meerdere malen vernietigend verslagen door de
Romeinen tijdens de Macedonische Oorlogen (214-168 v.C.). In de periode
tussen de Pyrrhische Oorlogen en de Macedonische Oorlogen vonden er
drastische veranderingen plaats in het Romeinse leger. Ook hellenistische
legers veranderden sterk gedurende de derde en tweede eeuw voor Christus.
De Macedonische falanx die drie oorlogen uitvocht met de Romeinse
legioenen was fundamenteel anders dan de falanxen die koning Pyrrhus
opstelde tegen de Romeinen tijdens zijn invasie van Italië. Een eenzijdige
ontwikkeling van wapens en tactieken was dus niet het geval, zowel het
legioen als de falanx paste zich aan met de tijd. Maar hoe was het dan
mogelijk dat de Romeinen door Pyrrhus nog werden verslagen en zeventig
jaar later de Macedonische legers vrij eenvoudig vernietigden? Kortom, welke
verschillen traden er op bij zowel het legioen als de falanx, van de Pyrrhische
Oorlog tot aan de Macedonische Oorlogen? Welke verklaring kan gegeven
worden voor de moeite waarmee de Romeinen Pyrrhus tegenhielden en het
gemak waarmee ze de Macedoniërs versloegen?
Hieronder zal ik uiteenzetten hoe de Romeinse legioenen en de hellenistische
falanxen ontstonden en hoe zij zich ontwikkelden door de eeuwen heen. De
botsingen tussen Rome en Pyrrhus van Epirus in de derde eeuw en de
Macedonische Oorlogen van de tweede eeuw voor Christus dienen hierbij als
voorbeelden van directe confrontaties tussen legioenen en falanxen.
Vervolgens zal ik nader toelichten welke veranderingen er nu precies
plaatsvonden bij hellenistische en Romeinse legers in de periode tussen deze
oorlogen in. In het slot zal ik kort samenvatten wat er in voorgaande
hoofdstukken beschreven is en concluderen welke factoren de grote militaire
macht van Rome en de kracht van de legioenen kunnen verklaren. Ook zal ik
de vernieuwingen bij de falanx kort samenvatten en evalueren op sterke en
zwakke punten. Al staat voor mij wel vast dat Rome voorbestemd was om de
Mediterrane wereld te veroveren. De Romeinen waren eenvoudigweg precies
op het juiste moment hun imperialistische dromen aan het verwezenlijken.
4
1. Griekse en Romeinse oorlogvoering
De klassieke oudheid kende een veelvoud aan krijgszuchtige volkeren die
elkaar op alle mogelijke manieren bevochten. Van Gallische hordes tot
bereden boogschutters van de oostelijke steppes, van lichtbewapende
stenengooiers van de Balearen tot zwaarbewapende ruiterij in dienst van het
Seleucidenrijk. De klassieke wereld was een experimenteel speelveld voor
militaire tactici en strategen. Er waren slechts weinig volken die erin slaagden
om een succesvolle formule voor oorlogvoering uit te werken, de meeste
rijken gingen na verloop van tijd ten onder aan het militaire succes van een
buurland dat innovatief te werk ging. Toch waren er twee militaire doctrines
die de tand des tijds wisten te doorstaan, en met succes. Zowel de Grieken
als de Romeinen ontwikkelden een strijdwijze die uniek was voor de
klassieke
wereld. Ver na de
val van Rome en de
verovering
van
Constantinopel zou de discipline van het legioen en de falanx nog een rol
spelen in het militaire vak over heel de wereld.
Onderstaande afbeelding beeldt een groep hoplieten uit die ten strijde trekken.
5
1.1 De Griekse falanx
Ondanks het feit dat Rome en de Griekse eilanden relatief gezien slechts een
korte afstand van elkaar af liggen zijn de militaire disciplines in beide sferen
vrijwel compleet onafhankelijk van elkaar ontwikkeld. Allereerst waren de
Grieken al eeuwen voor de officiële stichting van Rome bezig met de
ontwikkeling van hun unieke militaire systeem.
1.1.1. De klassieke Griekse falanx
Een klassieke falanx
De eerste versie van
de Griekse slagorde,
de falanx, ontwikkelde
zich
in
de
zevende
eeuw voor Christus.
1
Deze formatie, zoals
die hiernaast te zien is,
bestond
geheel
uit
hoplieten,
bronsbepantserde
infanteristen die met
grote ronde schilden en lange pieken een ondoordringbare muur vormden.
Het zware schild, de hoplon, een lans en een volledige bepantsering van
brons en leer waren nodig voor de uitrusting van één hopliet. De schilden van
de hoplieten waren groot genoeg om elkaar te overlappen en boden daarom
ultieme bescherming tegen vijandelijke projectielen, lansen of zwaarden. De
manschappen
die
benodigd
waren
voor
de
falanx
kwamen
uit
de
landbebouwende klasse van de Griekse steden of poleis. 2 Het waren geen
simpele boeren maar grondbezitters die landbouwers en slaven in dienst
hadden op hun grond. Deze landbouwers waren in staat om hun eigen
bewapening aan te schaffen en zetten de rijke elite en de arme onderklasse
buitenspel in de oorlogvoering. In het begin althans.
1 Paul Erdkamp, A Companion to the Roman army (Oxford 2011) 27.
2 Ibidem, 27.
6
Aangezien hoplieten veel bewapening nodig hadden, het om effectief deel te
kunnen zijn van de falanxformatie was het voor het armere deel van de
bevolking onmogelijk om deel uit te maken van de falanx. De inzet van deze
armere Grieken als lichte troepen zoals speerwerpers, slingeraars en
boogschutters kwam niet voor bij de Griekse manier van oorlogvoeren. De
slag werd uitgevochten tussen twee falanxen, dit werd als eervol ervaren.
Vijanden verwonden of zelfs doden van veraf werd als oneervol beschouwd
en moest ten allen tijden vermeden worden. Ook het bezetten van
strategische punten als bergpassen en forten was ongewoon voor vroege
Griekse legers. De enige manier van oorlogvoeren die voldeed aan de eisen
van het Griekse eergevoel was de gewapende botsing tussen twee falanxen. 3
Falanx oorlogvoering was niet ontworpen voor grote slachtingen en
langslepende conflicten, het was slechts één manier van de landbouwende
klasse om hun belangen te beschermen tegen andere landbouwers.4
1.1.2. Toepassing van de klassieke falanx
De falanx was in Griekenland een algemeen geaccepteerde en toegepaste
formatie. Zonder uitzondering vochten de stadstaten hun geschillen uit door
in falanxformatie tegen elkaar aan te treden op het slagveld. Een groot
nadeel van de falanx was echter de totale inflexibiliteit van de slagorde
waarin de hoplieten opgesteld waren. Er kon slechts naar één kant worden
opgerukt en de vijand kon slechts naar één kant toe worden bevochten. De
kracht van de falanx lag dan ook in het voorwaarts oprukken van de
hoplieten, de tegenstander werd door de samengebalde kracht van de falanx
achteruitgedreven en kon door de lengte van de speren niet dichtbij genoeg
komen om de hoplieten te verwonden. Als er twee falanxen tegenover elkaar
stonden kwam het erop aan welke van de twee de meeste stuwende kracht
wist te creëren, de zwakste partij werd als het ware van het slagveld
geschoven en zag zich gedwongen om de formatie te verbreken. Als de
voorste rij schilden van een falanx eenmaal gebroken was kon de vijandelijke
falanx door de gaten in de slagorde binnendringen. De rijen hoplieten die nu
3
4
F.E. Adcock, The Greek and Macedonian Art of War (Berkeley 1957) 15.
Ibidem, 14.
7
onbeschermd waren tegen de vijandelijke speerpunten weken terug en
vergrootten de openingen in de linie nog verder. Dit had vrijwel altijd tot
gevolg dat de uiteengeslagen falanx de vlucht nam. De overwinnaars van het
gevecht achtervolgden de verliezers slechts zelden.5
Het succesvol functioneren van een falanx was dan ook van twee factoren
afhankelijk. Ten eerste het terrein waarop de slag werd bevochten en ten
tweede de discipline van de hoplieten in linie. Falanxen waren zo
geïntegreerd in Griekse oorlogvoering dat de strijdende partijen als het ware
gezamenlijk een vlak stuk grond uitzochten waar slag geleverd zou worden.
Gezanten of bevelvoerende generaals kwamen overeen op welke dag en waar
de veldslag zou plaatshebben en die afspraken werden nageleefd. Er was
vrijwel nooit sprake van tactiek, strategie of manoeuvres bij klassieke Griekse
oorlogvoering tot in de 5e eeuw voor Christus. Er vond een botsing plaats
tussen twee falanxen en de best getrainde groep won over het algemeen de
slag. Het feit dat het slagveld en de dag van de botsing door beide partijen
waren goedgekeurd, maakte dat de Grieken, winnaars of verliezers, het
resultaat van de slag zonder meer accepteerden. De winnaars mochten een
monument oprichten als zij dat wensten en de verliezers trokken zich terug
naar hun respectievelijke stad van herkomst.6 Langgerekte oorlogen tussen
Griekse poleis kwamen tot de Peloponnesische oorlog niet voor in
Griekenland. Het vernietigen van de vijandelijke strijdkrachten was dan ook
niet het doel van een veldslag tussen falanxen. Het oplossen van een geschil
door middel van een korte veldslag waarbij relatief gezien weinig doden
vielen was de klassieke Griekse manier van oorlogvoeren. De discipline van
een falanx was de grootste kracht van de formatie, en als de hoplieten
gedisciplineerd genoeg waren om in positie te blijven was de falanx een bijna
onverslaanbaar blok. Aangezien de hoplieten geen beroepssoldaten waren,
maar landbouwers met een wapenrusting, was in veel gevallen de discipline
ver te zoeken. De hoplieten van Sparta waren juist wel professionele soldaten
en zij stonden dan ook bekend om hun ijzersterke discipline en orde op het
5
6
Adcock, The Greek and Macedonian, 15.
Ibidem, 14.
8
slagveld. De meeste andere poleis trainden hun hoplieten slechts sporadisch.
Door het feit dat het overgrote deel van de hoplieten een leven als
landbouwer had hield in dat er geen tijd over was voor intensieve training en
oefening van de falanx.
1.1.3. Wie voerde de falanx aan?
Bij hellenistische legers lag het zwaartepunt van de infanterie meestal bij de
falanx, deze bestond uit verschillende grote eenheden, maar opereerde in
principe altijd als één geheel. Het simpele feit dat de voornaamste sterkte
van de falanx lag in de ononderbroken linie van speren en schilden,
betekende dat er geen mogelijkheid was voor een kleinere eenheid om
onafhankelijk van het geheel te manoeuvreren op het slagveld.7 De leiding
van een falanx lag over het algemeen in handen van een daartoe aangewezen
generaal. Deze generaal was benoemd door het bestuur van de poleis of de
koning van de staat. Een andere mogelijkheid was dat de koning zelf de
controle over het leger overnam en het direct aanstuurde. Hellenistische
generaals en koningen vochten over het algemeen met hun troepen in de
voorste linies. De allereerste falanxgeneraals stonden in de eerste rang bij de
botsing met de tegenpartij en moesten zich dan ook duchtig weren. Latere
generaals leidden het leger te paard, omringd door hun persoonlijke garde.
Het was echter nog steeds gewoonte voor een legeraanvoerder van een
hellenistisch leger om zich in het strijdgewoel te mengen.8 Persoonlijke moed
en kracht werden door Grieken zeer gewaardeerd op het slagveld en een
generaal moest uitblinken in beide. Het ideale beeld van generaal en strijder
wordt belichaamd door de Homerische Achilles, die heroïsme combineerde
met kracht en wijsheid. Een nadeel dat de Griekse legerleiders ondervonden
was dat zij het overzicht kwijtraakten over het slagveld. Door zich middenin
de strijd te werpen was het vrijwel onmogelijk om het gehele leger effectief
te commanderen. Griekse generaals wisten hun troepen vaak tot het uiterste
te inspireren door hun manmoedige optreden op het slagveld. Deze martiale
7
8
Victor Davis Hanson, Hoplites, the classical Greek battle experience (London 1993) 179.
Ibidem, 130.
9
traditie werd dan ook tot aan de verovering van de hellenistische
koninkrijken door Rome behouden.
1.1.4. Huurlingen in de klassieke oudheid
De invloed van huurlingen in de Hellenistische wereld was enorm. Vooral
Griekse huurlingen die gewend waren om in falanxformatie te vechten waren
populair bij oorlogvoerende Hellenistische legerleiders. Aangezien Griekse
poleis niet konden beschikken over een professioneel leger werd er vaak voor
een
oorlog
een
leger
huurlingen
aangeworven,
soms
inclusief
een
aanvoerende generaal. Succesvolle Griekse generaals boden hun diensten
aan door heel de Mediterrane wereld. Zowel Pyrrhus als Philip V en Perseus
gebruikten huurlingen in hun legers. Pyrrhus was van hen drieën het meest
afhankelijk van huurlingen, hij opereerde immers niet in de buurt van zijn
eigen koninkrijk. Tijdens de Pyrrhische Oorlogen moest Pyrrhus vooral
huurlingen uit Italië en de Griekse steden aldaar aantrekken om zijn leger op
gevechtssterkte te houden. De kosten voor het werven van deze eenheden
waren enorm hoog en Pyrrhus kon zich dus niet veroorloven om veel
soldaten te verliezen bij veldslagen tegen Rome. Philip V en Perseus hoefden
veel minder te steunen op huurlingen aangezien zij zelf konden beschikken
over het Macedonische leger. Dit leger bestond uit Macedoniërs, waarvan de
lagere klassen werden opgeleid om te dienen in de Macedonische falanx.
Toch beschikten zowel Philip als Perseus over verschillende contingenten
huurlingen. Dit waren meestal gespecialiseerde infanteristen, zoals de
befaamde boogschutters van Kreta of de stenengooiers van de Balearen. De
Macedonische
vorsten
beschikten
over
voldoende
rijkdom
om
deze
huurlingen het hele jaar door te kunnen inzetten. Pyrrhus moest echter
zuinig omspringen met zijn manschappen. Het grote nadeel aan huurlingen
was en is dat zij geen loyaliteit hebben. Huurlingen worden voor een
bepaalde termijn aangenomen en er wordt een bedrag overeengekomen
tussen aanbieder en vrager. Uiteraard word hierbij ook overeengekomen dat
de huurling tot zijn laatste snik zal strijden in naam van zijn werkgever, dit is
in de praktijk echter vrijwel nooit het geval. Zodra een leger in moeilijkheden
10
verkeerd en de nederlaag onafwendbaar lijkt is de vlucht al snel een logische
optie voor de gemiddelde huurling. Om te voorkomen dat huurlingen
massaal deserteerden bij een veldslag eisten veel Hellenistische legerleiders
dat alle huurlingen een eed van trouw zworen. Dit was in principe een
normale maatregel aangezien alle soldaten in Hellenistische legers een eed
van trouw moesten zweren aan hun aanvoerder.
1.2 Het Romeinse legioen
Opstelling van een Romeins legioen
Op het Italische schiereiland
werden vele Griekse kolonies
gesticht,
vóór
en
nadat
Rome gesticht was. Er is
hierdoor
wel
een
zekere
Griekse invloed te ontwaren
in
de
vroege
Romeinse
legioenen. Een legioen is een legereenheid bestaande uit vierduizend tot
zesduizend man. De allereerste versies van het Romeinse legioen bestonden
voor het overgrote deel uit speerdragers. Deze speerdragers waren vrijwel
hetzelfde bewapend als de Griekse hoplieten en konden in falanxformatie
opereren op het slagveld. Rome zou na de vierde eeuw voor Christus echter
drastische veranderingen aanbrengen in haar legers. Zodoende ontstonden
de ons zo bekende Romeinse legioenen.
1.2.1. De geboorte van het Romeinse legioen
Toen Rome in botsing kwam met de Samnieten en andere Italische volken in
de vierde eeuw voor Christus bleek dat deze falanx slecht functioneerde op
ruig terrein. De Romeinen verloren verschillende veldslagen tegen hun
vijanden en besloten zich aan te passen aan de vereisten van oorlogvoering
in heuvelachtig gebied. 9 De Romeinen creëerden hiertoe een flexibelere
versie van hun legioen. In plaats van te vechten in één grote massa deelden
de Romeinen hun soldaten nu in kleinere formaties in. Een Romeins legioen
9
Erdkamp, A Companion, 69.
11
kwam nu te bestaan uit manipuli van ongeveer honderdtwintig soldaten die
werden aangevoerd door twee centurions en twee optiones. Manipuli is direct
te vertalen met ‘handvol’ maar hier zullen we verder de term manipel
gebruiken. Manipels bestonden dus uit
honderdtwintig soldaten.
De
centurions voerden het bevel en volgden orders op die van hogerhand
binnenkwamen en de optiones functioneerden als onderofficieren. De
manipels werden nog verder opgesplitst in twee centuriae. Deze werden
direct geleid door de twee centurions en bestonden beide uit zestig man. De
centuriae stonden achter elkaar opgesteld tijdens veldslagen om diepte te
scheppen in de linies. 10 Elk manipel kon onafhankelijk opereren op het
slagveld en de centurions konden waar nodig het bevel van een andere
manipel overnemen als de leidinggevende centurion daar gedood was. 11
In plaats van als een solide massa te botsen met hun vijanden verspreiden de
Romeinen
hun
manipels
over
drie
afzonderlijke
linies
waarvan
de
samenstelling straks besproken zal worden. Tussen de manipels in dezelfde
linie was ook ruimte overgehouden, de Romeinse frontlijn was dus geen
onafgebroken linie zoals bij andere legers het geval was.12 De opstelling van
de Romeinse legers word vaak vergeleken met de vorm van een dambord.13
Deze losse formatie had verschillende voordelen voor Romeinse legers als ze
tegenover vijandelijke legers stonden. Ten eerste konden de Romeinen veel
makkelijker delen van hun leger over het slagveld manoeuvreren. Een
manipel was eenvoudig te besturen omdat er verschillende officieren bij
aanwezig waren die in staat waren om orders van hogerhand uit te voeren.
Deze orders werden door koeriers overgebracht van de opperbevelhebber
naar de centurions in het veld. Verder konden de Romeinen met minder
soldaten de frontlijn behouden dan hun vijanden. De gaten die tussen de
verschillende manipels zaten werden niet bezet door Romeinse soldaten, de
Erdkamp, A Companion, 69.
Ibidem, 55.
12
Ibidem, 56.;
Polybius, Historiën, 18.32.,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A1999.01.0234%3Abook%
3D18%3Achapter%3D32.
13
Philip Sabin, Hans van Wees & Michael Whitly, The Cambridge history of Greek and Roman
Warfare Volume I (Cambridge 2007) 429.
10
11
12
vrijgekomen soldaten konden nu ergens anders worden ingezet in de
slagorde van de Romeinen. Vijandelijke legers die in onafgebroken linies
vochten moesten elk gat vullen met manschappen om eventuele doorbraken
van vijandelijke troepen te voorkomen. De Romeinen hadden achter hun
eerste linie nog een secundaire en een tertiaire linie, zodat het gevaar van
een vijandelijke doorbraak geminimaliseerd was.
In plaats van afhankelijk te zijn van de aristocratie voor het leveren van
ruiters bewapenden en trainden de Romeinen per legioen driehonderd
cavaleristen uit de burgerij. Dezen werden weer onderverdeeld in tien turmae
van dertig man. 14 De Romeinse ruiterij werd gebruikelijk op de flanken
gestationeerd om de hoofdmacht van het leger te beschermen tegen
vijandelijke aanvallen van die kant. 15 De aristocratie lijkt niet veel invloed
meer te hebben gehad in Romeinse legers na de vierde eeuw voor Christus.
1.2.2. Romeinse soldaten en de financiering van de legioenen
De Romeinse legers bestonden in zijn geheel uit Romeinse staatsburgers.
Deze burgers moesten over voldoende geld beschikken om zelf hun
wapenrusting te bekostigen, anders konden zij geen deel uitmaken van het
leger.16 Niet-Romeinen mochten ook geen deel nemen aan het leger, alleen in
uitzonderlijke noodgevallen werden zij onder de wapens geroepen.17 Elk jaar
dat de Romeinen in oorlog waren, riepen zij een bepaald aantal burgers op
voor militaire dienst. Dezen werden getraind en ingedeeld in manipels.
Tijdens de oorlog tegen de Samnieten was het gebruikelijk dat de legers van
Rome na een korte militaire campagne in de zomer weer naar huis werden
gestuurd.18 Het jaar daarop werden weer nieuwe eenheden opgeroepen. Pas
na de Samnitische oorlog konden de Romeinen ertoe overgaan om een leger
een vol jaar lang in dienst te houden. Rome kon zich vanaf die tijd een
staand leger veroorloven omdat ze genoeg geld had vergaard. Het was echter
14
15
16
17
18
Erdkamp, A Companion, 57.
Sabin, Greek and Roman warfare Volume I, 405.
Erdkamp, A Companion, 81.
Yvon Carlan, War in the ancient world, a social history (London 1975) 106.
Erdkamp, A Companion, 49.
13
niet gebruikelijk om dit te doen aangezien het meestal niet nodig was om
troepen een heel jaar door aan te houden. Deze rijkdom kwam voornamelijk
voort uit oorlogsbuit die de Romeinen opeisten van hun tegenstanders. 19
Toch was het nog steeds niet gebruikelijk om legers langer dan één zomer
aan te houden. Het leger van Publius Laevinus, dat door Pyrrhus was
verslagen bij Heraclea, moest op bevel van de Senaat op het platteland
overwinteren. Dit werd gezien als straf, niet als gewoonte.20
Vlnr. Een Principes, Hastati en een Triarii
De vroege versie van het legioen bestond uit
vier
verschillende
soorten
infanteristen,
hastati, principes, triarii en ferentarii. De
hastati waren de jongste onder de soldaten,
de pas gerekruteerden. Zij vormden de
eerste linie van het leger op het slagveld.
Principes waren oudere, ervaren soldaten
die meestal ook het vermogen bezaten om
hun eigen wapenrusting te bekostigen, zij
vormden de ruggengraat van het legioen. Zij
vormden de tweede gevechtslinie achter de
hastati. De triarii waren de oudste soldaten
uit het legioen en het zwaarst bewapend, zij functioneerden als een laatste
linie die de oprukkende tegenstander moest tegenhouden. 21 Meestal waren
de triarii niet direct betrokken bij veldslagen zelf maar stonden of zaten zij
op een afstand het resultaat van de strijd af te wachten. Als de triarii
eenmaal ingezet werden dan was het voor de Romeinen alles of niets op het
slagveld, er was geen reserve meer die in de strijd kon worden geworpen.
Hastati waren bewapend met korte zwaarden en grote ovalen schilden.22 Het
korte Romeinse zwaard, de gladius, had een lemmet dat aan twee kanten
sneed en een korte handgreep. Het zwaard werd voornamelijk gebruikt om te
19
20
21
22
Erdkamp, A Companion, 67.
Ibidem, 49.
Ibidem, 70.
Ibidem, 69.
14
steken en te snijden. Het was niet geschikt om mee op vijanden in te slaan,
hier was het te licht en te kort voor. Principes droegen naast hun korte
zwaarden ook nog speren met zich mee om de vijand mee te bevechten.
Principes verdedigden zichzelf met dezelfde grote, ovale schilden als de
hastati. De Romeinen hadden in de vierde eeuw voor Christus de overstap
gemaakt naar ovalen schilden toen zij in conflict waren gekomen met Galliërs
uit noordelijk Italië die deze schilden droegen. De Romeinse naam voor deze
schilden is Scuti, of scutum in het enkelvoud. 23 Triarii vochten met lange
speren en hoge rechthoekige schilden, met deze bewapening konden zij in
beperkte mate de bescherming van de falanx nabootsen en vijanden op
afstand houden. Uit verslagen uit de vierde eeuw v.C. blijkt dat groepen
triarii ook daadwerkelijk in falanxformatie opereerden op het slagveld. 24
1.2.3. De Romeinse gevechtslinie
De eerste linie van het legioen bestond gebruikelijk uit hastati. In de
illustratie hiernaast is de middelste figuur uitgerust als een hastati. Zij
moesten de vijandelijke troepen vertragen en uitputten. De voorste linies van
de Romeinen werden waar mogelijk afgewisseld zodat de voorste man altijd
minder vermoeid was dan zijn tegenstander voor hem. De linie achter de
hastati bestond in zijn geheel uit principes. Deze veteranen moesten
eventuele vijandelijke doorbraken de kop indrukken en waar mogelijk met de
hastati door de vijandelijke linies heen breken. Zowel de hastati als de
principes waren onderverdeeld in tien onafhankelijk opererende manipels.
Mocht de tegenstander er in slagen om door zowel de hastati als de
principes te geraken dan kwam daar de rij van dodelijke speerpunten van de
triarii tegenover te staan. Deze geharde soldaten vormden dan een
beschermende linie waarachter de hastati en principes zich konden
hergroeperen om opnieuw tot de aanval over te gaan. De triarii waren net als
de hastati en de principes opgedeeld in tien manipels, deze bestonden
slechts uit zestig man in plaats van de gebruikelijke honderdtwintig. Het
moge duidelijk zijn dat dit een uitzonderlijk efficiënte manier van
23
24
Erdkamp, A Companion, 54, 58.
Ibidem, 54-55.
15
oorlogvoeren was die grote overwinningen als die bij Pydna en Zama
mogelijk maakte. Naast deze drie groepen infanteristen waren er nog lichte
troepen aangesloten bij het legioen, de ferentarii. Dit waren voornamelijk
boogschutters en speerwerpers die voor de linies uitgingen om het
vijandelijke leger te bestoken met projectielen. De ferentarii werden bemand
door de armere bevolkingsklasse van Rome. Deze mannen konden de
wapenrusting van de zware infanteristen niet betalen en zagen zich
genoodzaakt om als lichte infanterie dienst te doen. Volgens Polybius
bestond meer dan een kwart van de manschappen van een legioen uit deze
lichtbewapende troepen.25 Zij trokken zich na het verschieten van hun speren,
pijlen en stenen terug. De lichte troepen dienden als bewaking voor het
legerkamp of als eventuele lichte infanterie op de flanken van het Romeinse
legioen. Het was niet uitgesloten dat zij opnieuw munitie verzamelden na het
eerste treffen om de vijand tijdens de slag te belagen vanaf de flanken. Als
de munitie eenmaal verschoten was stelden de lichte troepen zich vaak op bij
de triarii. Zij konden in noodgevallen nog worden ingezet als lichte infanterie
maar meestal dienden zij geen functie meer na het eerste treffen.
De functie van de cavalerie in een Romeins legioen was zeer beperkt.
Aangezien de Romeinse cavalerie bestond uit burgers te paard was er geen
drang naar roem en glorie die zo vaak gezien word bij elitaire groepen
cavaleristen in andere legers. Er waren wel rijkere ruiters bij, de zogenaamde
equites. Dezen waren logischerwijs rijker en beter bewapend dan de ruiters
uit de burgerij. Zij vormden echter geen aparte eenheid en werden vrijwel
altijd met de normale ruiterij op de flanken gestationeerd. In de vroegste
eeuwen van Rome vormden de equites de enige cavalerie maar vanaf de 5e
eeuw werden er ook normale burgers getraind als cavaleristen. De taak van
Romeinse cavalerie was om vijandelijke lichte troepen in de flanken aan te
vallen en vluchtende vijanden te achtervolgen. In enkele geschriften van
Livius gaat de Romeinse cavalerie frontaal in de aanval tegen de vijandelijke
hoofdmacht. Deze tactiek leek in sommige gevallen goed te werken, in
25
Erdkamp, A Companion, 56.
16
andere gevallen
was het
een compleet
fiasco voor de
aanvallende
cavaleristen.26
1.2.4. Romeinse oorlogvoering
De doelen die gesteld werden door Romeinse legerleiders verschilden
hemelsbreed met die van de vroege falanxen. Allereerst bezetten de
Romeinen wel strategische punten, bergpassen en forten als dit hen een
voordeel opleverde. Daarnaast was het winnen van de slag lang niet genoeg
voor de Romeinen. Het vijandelijke leger moest gebroken worden, vernietigd
en ontwapend voor zover dat ging. Als een vijandelijk leger eenmaal op de
vlucht sloeg of zich terugtrok gingen de Romeinen over tot de achtervolging.
Het plunderen van het vijandelijke legerkamp was voor de Romeinen ook een
belangrijk doel, hierdoor beroofden zij hun tegenstanders immers van
voedsel, wapens en een rustplaats. Oorlogsbuit die vergaard werd bij de
plundering van vijandelijke legerkampen werd zeer gedetailleerd opgetekend
en opgeteld en verdeeld onder de aanwezige Romeinse en geallieerde
soldaten.27
1.2.5. Romeinse legerleiding
De aanvoerder van een Romeins leger was vanaf de derde eeuw v.C. altijd een
consul. Deze behoorde tot de rijkste klasse van Rome en werd door de senaat
gekozen voor één jaar. Eventuele herverkiezingen waren mogelijk als een
consul populair was bij de senaat of bijzonder succesvol in de uitvoering van
zijn functie. In tijden van crises wilde de senaat nog wel eens een militaire
dictator aanstellen om de gehele Republiek met een onbeperkt mandaat te
besturen. Dit is bijvoorbeeld het geval tijdens de Tweede Punische Oorlog
toen Hannibal vlakbij Rome zelf kwam met zijn leger. Romeinse legerleiders
waren even ambitieus als Hellenistische vorsten uit die tijd. Zij dorstten naar
glorie en roem, voornamelijk door militaire overwinningen en de verovering
van land voor Rome. De onderlinge concurrentie tussen adellijke Romeinen
26
27
Erdkamp, A Companion, 57.
Ibidem, 67.
17
kwam vaak tot uiting in een competitie voor militair succes. De drang naar
verovering en overwinningen dreef de Romeinen dan ook steeds verder weg
van Rome op zoek naar nieuwe landen.
Romeinse consuls vochten echter niet in de voorste linies met hun
manschappen zoals Hellenistische vorsten. 28 In plaats hiervan voerde de
Romeinse bevelhebber het bevel over zijn leger van achter de linies. De
legioenen en hun ondersteunende eenheden hadden geen behoefte aan een
bevelhebber die zij aan zij vocht met zijn soldaten. Romeinse legers waren
gebaat bij een strakke controle van de bewegingen van de verschillende
legereenheden. Een van de sterkste punten van een Romeins legioen was de
flexibiliteit die werd verzekerd door de losse formatie en de meerdere linies.
Het was aan de consul om deze tactische flexibiliteit te gebruiken op het
slagveld, daarom was overzicht van het allerhoogste belang voor elke
Romeinse bevelhebber. Te paard of te voet overzag de consul het slagveld,
zonder zelf deel te nemen aan de slag.29
1.2.6. Romeinse geallieerde troepen
Rome had zonder twijfel grote hoeveelheden huurlingen kunnen inhuren om
de belangen van het Romeinse volk te verdedigen. Zij deed dit echter niet, de
Romeinse legers bestonden in zijn geheel uit Romeinse burgers die door de
Romeinse staat werden getraind en betaald. Het feit dat de Romeinen vrijwel
altijd over genoeg mankracht konden beschikken om hun legers te vullen
verklaart waarom zij nooit huurlingen hebben ingezet in hun oorlogen. 30
Naast de normale Romeinse soldaten konden de Romeinen ook beschikken
over de troepen van geallieerde steden. Door een verbond met Rome
moesten de steden van Latium troepen beschikbaar stellen aan Rome als
daarom gevraagd werd. De Romeinen sloten tal van dit soort allianties om
hun veroveringen te consolideren en extra mankracht te verkrijgen. Tijdens
de Pyrrhische Oorlogen was heel centraal Italië geallieerd met Rome.
28
29
30
Sabin, Greek and Roman warfare Volume I, 374.
Ibidem, 373.
Erdkamp, A Companion, 74.
18
Hierdoor konden de Romeinen beschikken over een overvloed aan mankracht.
Aangezien de geallieerde steden hun eigen troepen moesten bewapenen en
betalen konden de Romeinen de geallieerde troepen naar believen inzetten
tijdens hun oorlogen. De geallieerde steden vreesden de kracht van het
Romeinse leger en bogen zich daarom voor de eisen die de senaat opstelde.31
De geallieerde troepen werden niet geformeerd in legioenen zoals normale
Romeinse soldaten maar vormden een apart onderdeel van het leger.
Ondanks het feit dat de geallieerde troepen als minderwaardig werden
beschouwd door de Romeinen werden ze niet ingezet als spreekwoordelijk
‘kanonnenvlees’. Veldslagen werden vrijwel altijd beslist door de inzet en de
slagkracht van de legioenen en de geallieerde troepen vervulden niet veel
meer dan een ondersteunende rol. Ook was de bewapening van de
geallieerden lang niet zo goed als die van de Romeinen, de training en de
discipline was vaak ook een stuk slechter.
Tijdens de Macedonische Oorlogen konden de Romeinen niet beschikken
over geallieerde troepen uit Italië zelf. Door verbonden te sluiten met Griekse
poleis konden de Romeinen grote hoeveelheden Griekse soldaten toe te
voegen aan hun leger in Griekenland. Deze soldaten waren evenwel geen
huurlingen, zij vochten onder het bevel van de Romeinen maar zij vervulden
in principe dezelfde rol als de Italische bondgenoten die Rome normaal
gesproken inzette. Ook was Rome niet verantwoordelijk voor de betaling van
deze Griekse troepen, de poleis moesten zelf in alles voorzien. Ook hier gold
dat de Romeinen hun bondgenoten niet gebruikten om de hete kastanjes
voor hen uit het vuur te halen. Voor het zwaarste vechten werd vertrouwd op
de legioenen uit Rome. Wellicht was dit ook het geval omdat de Romeinen
niet geloofden in de standvastigheid van hun bondgenoten. Aangezien de
geallieerde troepen ook geen trouw gezworen hadden aan Rome zelf was dit
een realistische manier van denken. Romeinse soldaten moesten wel een eed
van trouw afleggen, het sacramentum.32 Hiermee zworen zij trouw aan hun
bevelhebber en aan Rome. Naast het sacramentum legden de Romeinse
31
32
Erdkamp, A Companion, 70.
Ibidem, 51.
19
soldaten nog een eed af, deze was niet van hogerhand opgelegd en was meer
een verbond tussen de soldaten onderling. Deze tweede eed heette de
coniuratio, hiermee beloofden Romeinse soldaten aan elkaar dat zij de linie
niet zullen verlaten en dat zij niet zullen vluchten. In 216 v.C. werd deze eed
officieel samengevoegd met het sacramentum en werd hij verplicht voor alle
Romeinse soldaten.33
1.3 De balans
In het kort kunnen we stellen dat zowel de Grieken als de Romeinen konden
beschikken over een goed functionerend militair apparaat. De Griekse falanx
was eeuwen ouder dan de Romeinse legioenen en had al talloze malen zijn
waarde bewezen op het slagveld. Wat meer was, vrijwel alle ontwikkelde
volken rond de Middellandse zee hadden falanxen in hun legers rond de tijd
van Pyrrhus van Epirus (+/- 280 v.C.). De Romeinen besloten echter om een
andere, meer gecompliceerde manier van oorlogvoeren in te voeren. De tijd
was gekomen voor het legioen om te bewijzen dat het tegenover een falanx
kon staan. De uitdaging aan het adres van Rome kwam van de avontuurlijke
koning Pyrrhus van Epirus toen hij Italië binnenviel in het eerste kwart van de
3e eeuw voor Christus.
33
Erdkamp, A Companion, 51.
20
2. De Pyrrhische Oorlogen
In het eerste kwart van de 3e eeuw voor Christus kwam het tot een botsing
tussen de Romeinen en de hellenistische koning Pyrrhus van Epirus. De
Italische stad Tarentum voelde zich bedreigd door de groeiende invloed en
macht van de Romeinen op het Italische schiereiland en riep de hulp in van
koning Pyrrhus. Deze stond bekend als een capabele legerleider en strateeg
en had al verschillende oorlogen gevoerd ter meerdere eer en glorie van zijn
eigen persoon.34 Dit zou de eerste botsing tussen de falanx en het legioen
worden in de geschiedenis. Ik zal hieronder de drie veldslagen tussen Rome
en Pyrrhus beschrijven die tijdens de Pyrrhische Oorlog werden uitgevochten.
2.1 Heraclea
Het verslaan van de ‘barbaarse’ Romeinen zou Pyrrhus nog meer glorie en
status brengen. Het veroveren van een rijk in Zuid-Italië was voor Pyrrhus ook
van belang aangezien hij meerdere erfgenamen had om zijn land over te
verdelen. Toen de roep om hulp vanuit Tarentum eenmaal arriveerde bij
Pyrrhus haastte hij zich dan ook om een leger bijeen te krijgen voor de
invasie van Italië. De campagne tegen de Romeinen werd in de Griekse
wereld als een strijd tegen een barbaarse vijand gepropageerd. Verschillende
hellenistische koningen stuurden legereenheden naar Pyrrhus om hem te
ondersteunen in zijn oorlog in Italië. Dit deden ze ook om maar vooral van
Pyrrhus af te zijn. Zijn ambitie en drang naar glorie zouden hem anders
waarschijnlijk hun kant op drijven.35 In 280 v.C. was Pyrrhus’ leger gereed en
landden zijn troepen nabij Tarentum.36 Met versterkingen vanuit de Griekse
wereld en de troepen van Tarentum zelf kon Pyrrhus beschikken over
Peter Green, Alexander to Actium, The Hellenistic Age (London 1990) 228.;
Ioannis A. Vartsos, 'Pyrrhus in Italy: His Goals and Action’, American historical review 74
(1969) 1595.
35
Green, Alexander to Actium, 230.
36
F.W. Walbank, A.E. Astin, The Cambridge ancient history Volume VII, The Rise of Rome to
220 B.C., part two (second edition) (Cambridge 1989) 466.
34
21
ongeveer vijfentwintigduizend soldaten. Het zwaartepunt van zijn leger
waren de zwaarbewapende hoplieten die in falanxformatie slag zouden
leveren. Daarnaast beschikte Pyrrhus over zware cavalerie, lichte troepen
bewapend met bogen en speren en ook nog een groep van twintig
oorlogsolifanten. Voordat hij overging tot een directe opmars richting Rome
met zijn leger stuurde Pyrrhus gezanten om tot een diplomatieke oplossing
te komen met de Romeinen.
37
Dit was een traditie bij hellenistische
oorlogvoering en Pyrrhus zou het liefst zonder bloedvergieten een koninkrijk
voor zichzelf veroveren in Italië door het schiereiland te delen met de
Romeinen. Hij zou het zuiden krijgen en de Romeinen het noorden.38
De onderhandelingen mislukten jammerlijk omdat de Romeinen geen enkele
eis van Pyrrhus wilden inwilligen.39 De Senaat was zeker van de sterkte van de
Romeinse legioenen en was niet van plan om zonder slag of stoot concessies
te doen aan de Griekse invaller. De Romeinen waren intussen goed op de
hoogte van de bedreiging die het leger van Pyrrhus vormde en zij stuurden
een leger naar het zuiden. 40 Dit werd aangevoerd door de consuls van dat
jaar,
Coruncanius
en
Valerius
opperbevelhebber.
De
Romeinen
Laevinus.
41
beschikten
Deze
over
laatste
ruim
diende
als
dertigduizend
soldaten waarvan het grootste deel bestond uit zware infanterie. Cavalerie
was in beperkte mate aanwezig. Ondersteunende troepen in de vorm van
speerwerpers en stenengooiers vormden slechts een klein deel van dit
leger.42
Nadat de onderhandelingen mislukt waren rukten beide legers op en nabij
Heraclea kwam het tot een botsing.43 Pyrrhus kwam als eerste aan en zag dat
de Romeinen de rivier de Siris moesten oversteken voor ze zijn leger konden
Walbank, The Cambridge ancient history Volume VII, 467.
Mary R. Lefkowitz, ‘Pyrrhus’ negotiations with the Romans, 280-278 B.C.’, Harvard Studies
in Classical Philology 64 (1959) 148-149.
39
Walbank, The Cambridge ancient history Volume VII, 467.
40
Plutarchus, Pyrrhus, 16.4.,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A2008.01.0060%3Achapt
er%3D16%3Asection%3D4.
41
Walbank, The Cambridge ancient history Volume VII, 470.
42
Ibidem, 467.
43
Ibidem, 468.
37
38
22
bereiken. Hij plaatste lichte infanterie aan de rivier om de Romeinen te
bestoken als ze deze overstaken. Verder ontplooide hij zijn Macedonische
falanx in één lange linie met zijn zware cavalerie en olifanten in reserve.
Laevinus ontplooide zijn legioenen naast elkaar in een langgerekt front, op
beide flanken stationeerde hij de helft van zijn lichte cavalerie. Toen de
Romeinen arriveerden bij de Siris begonnen zij onmiddellijk met de oversteek
naar de overkant van de rivier. De Romeinse bereden eenheden staken de
rivier over en verjoegen de lichte infanteristen van Pyrrhus. Deze zag zich nu
gedwongen om zijn ruiterij in te zetten tegen de Romeinse cavalerie. De
Romeinen wisten zich echter te verdedigen tegen de zware cavalerie van de
Epiroten en Pyrrhus zond zijn gehele bereden eenheid de strijd in. Intussen
waren de legioenen reeds aan de overkant van de rivier gekomen en
begonnen zij zich op te stellen in linie. De falanx van Pyrrhus kreeg toen
orders om de Romeinse hoofdmacht aan te vallen. Zij zette de Romeinen
klem tegen de rivier. Aangezien de Romeinen slechts over een smalle breedte
de rivier konden oversteken konden zij geen breder front vormen dan de
falanx toeliet. De ervaren hoplieten van Pyrrhus waren zich ervan bewust dat
de flanken van de falanx zeer kwetsbaar waren voor vijandelijke aanvallen.
Om te voorkomen dat de Romeinen de flanken konden bereiken sloten zij het
Romeinse front geheel in. De Romeinen konden geen omtrekkende beweging
maken om de falanx in de rug aan te vallen, aangezien zij slechts vooruit
konden, recht op de falanx in.
Intussen was de strijd tussen de bereden afdelingen nog steeds in volle
kracht aan de gang, Pyrrhus zag zich genoodzaakt om zich met zijn
persoonlijke lijfwachten in de strijd te werpen.44 Hierbij werd hij zelf van zijn
paard geworpen en licht verwond. Om minder opvallend aanwezig te zijn
verwisselde hij van wapenrusting met Megacles, één van zijn bevelhebbers.
Hierna keerde Pyrrhus terug naar de strijd tussen beide hoofdmachten.
Megacles werd echter gedood door een Romeinse officier en in triomf werd
de wapenrusting van Pyrrhus naar Laevinus gebracht. De Romeinse infanterie
44
Sabin, Greek and Roman warfare Volume I, 408.
23
ontving het nieuws van Pyrrhus’ dood met gejuich en hernieuwde energie
waarna zij een nieuwe aanval inzetten tegen de falanx. De hoplieten van
Pyrrhus’ falanx, gedemoraliseerd als ze waren door het nieuws van de dood
van hun leider, weken terug en de Romeinen leken de overhand te krijgen
over het slagveld. Pyrrhus keerde het tij door met ontbloot hoofd door de
voorste gelederen te gaan en zijn mannen te tonen dat hij nog in leven was.
De falanx herstelde zich en bood de Romeinen een ononderbroken muur van
speren waar ze niet doorheen kwamen.
Aan de kant van de Romeinen was de situatie intussen kritiek, de eerste
golven hastati waren er niet in geslaagd om door de falanx heen te breken
en de cavalerie was teruggeslagen door de vijandelijke ruiterij. De zwaarder
bewapende principes stonden nu tegenover de falanx maar ook zij kwamen
er niet doorheen. Door de lengte van de lansen en de grote aantallen die
hiervan vooruit staken vanuit de falanx was het vrijwel onmogelijk voor de
zwaarddragende principes en hastati om in de buurt van de tegenstander te
komen. Pogingen om onder de lanspunten door te rollen of ze af te hakken
mislukten vaker dan dat ze slaagden. Na zeven opeenvolgende aanvallen
tegen de onwankelbare falanx was voor de Romeinen duidelijk dat het
onmogelijk was om op deze manier de overwinning te behalen.
45
De
aanvallende eenheden leden zware verliezen en moesten zich gehaast
terugtrekken, zij werden na elke aanval vervangen door verse manipels die
de rivier overgestoken waren. Er was echter alleen hoop op een overwinning
als de falanx opengebroken kon worden. Als een deel van de falanx de
achtervolging zou inzetten van een groep verslagen Romeinen zou de hele
falanxformatie bijzonder kwetsbaar worden en konden de Romeinen hun
kans grijpen om toe te slaan. Pyrrhus’ soldaten waren zich bewust van de
ondoordringbaarheid
van
hun
muur
van
speren.
Zij
waren
echter
gedisciplineerd genoeg om in formatie te blijven. De Romeinen zagen de
wanhoop van de situatie in en sloegen, op een ordelijke manier, op de vlucht.
Pyrrhus zag eindelijk de kans om zijn oorlogsolifanten in te zetten en hij
Plutarchus, Pyrrhus, 17.1.,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A2008.01.0060%3Achapt
er%3D17%3Asection%3D1.
45
24
achtervolgde de Romeinen met zijn voltallige leger. 46 Het liep echter niet
zoals hij voorzien had. De eerste olifant die de vluchtende Romeinen bereikte
werd verwond door een enkele soldaat en hij keerde om. In plaats van de
Romeinen te vermorzelen draafde de olifant door de rangen van Pyrrhus’
leger waardoor de achtervolging gestaakt moest worden.
Meer dan zevenduizend Romeinen werden gedood in de slag, een zware
aderlating voor de slagkracht van Rome. Aan de andere kant verloor Pyrrhus
ruim vierduizend soldaten. Een zwaar verlies dat hij, in tegenstelling tot
Rome, niet zo eenvoudig teniet kon doen door nieuwe soldaten aan te
trekken. Na deze overwinning besloot Pyrrhus om op zoek te gaan naar
versterkingen in Italië zelf, ook werden en legereenheden vanuit Epirus
verscheept naar zijn basis in Tarentum om de oorlog te kunnen voortzetten.
De Romeinen waren vastbesloten om de oorlog succesvol af te sluiten en zij
riepen nieuwe lichtingen rekruten op voor militaire dienst. Nabij Ausculum
zouden de twee tegenstanders elkaar weer treffen op het slagveld.
2.2 Ausculum
In het begin van 279 v.C. beschikten zowel Rome als Pyrrhus over ongeveer
veertigduizend
soldaten.
De
Romeinen hadden twee
nieuwe
consuls
aangesteld voor het jaar, Decius Mus en Sulpicius Saverrio. 47 Het Romeinse
leger splitste zich in tweeën voor de opmars naar het zuiden, beide helften
aangevoerd door een consul.48 Pyrrhus had zijn leger ook weer slagvaardig
gemaakt en trad zijn vijanden tegemoet vanuit Tarentum. Bij het kleine
dorpje Ausculum raakten de beide legers slaags. De Romeinen waren
intussen weer verenigd in één leger, aangevoerd door consul Decius Mus.
Vier legioenen met ondersteunende eenheden lichte infanterie en cavalerie
stonden
tot
zijn
beschikking.
Ook
hadden
de
Romeinen
dit
keer
voorzorgsmaatregelen genomen tegen eventuele olifanten bij de oppositie.
Ongeveer tweehonderd strijdwagens bewapend met lange lansen moesten de
46
47
48
Adcock, The Greek and Macedonian, 56.
Walbank, The Cambridge ancient history Volume VII, 472.
Ibidem, 469.
25
bedreiging van de oorlogsolifanten teniet doen. Pyrrhus had verschillende
versterkingen gekregen vanuit Epirus en hij kon wederom beschikken over
een groep oorlogsolifanten, zware cavalerie en een solide falanx. Zijn falanx
had hij nu gemengd met lichte Italische infanteristen zodat er meer
flexibiliteit ontstond.
De
slag
werd
uitgevochten
in
twee
afzonderlijke
delen
op
twee
opeenvolgende dagen. Op de eerste dag konden de olifanten en de ruiterij
van beide kampen niet opereren door het terrein waarop gevochten werd.
Beboste hellingen en heuvels verwisselden in de loop van de dag meerdere
malen van bezetter en aan het einde van de dag trokken beide partijen zich
terug in hun kamp. Op de tweede dag stelden beide legers zich tegenover
elkaar op. Het terrein was nu vlak en open zodat alle legeronderdelen naar
vol vermogen konden participeren in de slag. De losse formatie van het
legioen botste wederom met de strakke linie van de falanx. Terwijl de beide
hoofdmachten elkaar bevochten wierp Pyrrhus zijn olifanten in de strijd. De
strijdwagens van de Romeinen boden echter genoeg weerstand om de aanval
tot staan te brengen. Toen Pyrrhus boogschutters en speerwerpers inzette
tegen deze strijdwagens was het pleit echter al snel beslecht. De olifanten
hadden nu vrij spel en overweldigden de Romeinse infanterielinies. Het
resultaat was wederom een terugtocht voor de Romeinen. Ditmaal hadden zij
zesduizend man verloren. Pyrrhus verloor ruim drieënhalf duizend soldaten,
waaronder veel van zijn beste ruiters en hoplieten. Dit verlies aan ervaren en
betrouwbare soldaten kon hij onmogelijk opvangen met verse rekruten en
deze overwinning was volgens hem dan ook weinig minder dan een
catastrofe.49
Na deze veldslag zag Pyrrhus zich genoodzaakt om de campagne in Italië
zelf uit te stellen tot een later tijdstip en bracht hij zijn leger over naar Sicilië
om dat eiland voor zich te veroveren. Van 278-275 v.C. bevocht Pyrrhus op
Plutarchus, Pyrrhus, 21.10.,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A2008.01.0060%3Achapt
er%3D21%3Asection%3D10.
49
26
Sicilië de Carthaagse legers.50 Dit deed hij voornamelijk om land te veroveren
en roem en rijkdom te vergaren. Hij kreeg echter maar weinig steun van de
Griekse steden op Sicilië. Na drie jaar keerde hij terug naar Italië nadat de
Carthagers hem van Sicilië verdreven hadden. De Romeinen hadden in de
tussentijd zijn bondgenoten in zuidelijk Italië aangevallen en vernietigend
verslagen. Pyrrhus stond er vrijwel alleen voor dit keer. In plaats van zich
terug te trekken naar zijn koninkrijk Epirus en de Romeinen de vrije hand te
laten in Italië besloot Pyrrhus om te blijven en de strijd aan te gaan. De
Romeinen waren echter niet van plan om Pyrrhus nog een overwinning te
gunnen en zij hadden een aanzienlijk leger samengetrokken ten zuiden van
Rome. De laatste slag van de Pyrrhische Oorlog zou worden uitgevochten bij
Maleventum.
2.3 Maleventum
Met ruim drieëntwintigduizend man trok Pyrrhus vanaf Tarentum op naar
Rome om de macht van de Romeinen andermaal uit te dagen. 51 Dit keer
waren de Romeinen echter goed voorbereid. Achttienduizend man onder het
bevel van de consuls Lentulus en Curius stonden al gereed om Pyrrhus’ leger
tegemoet te treden. 52 Ditmaal waren er geen strijdwagens aanwezig bij de
Romeinen om de dreiging van oorlogsolifanten te weerstaan. De Romeinen
sloegen hun kamp op voor de nacht met de bedoeling om de volgende dag
slag te leveren tegen Pyrrhus. De confrontatie zou in de buurt van het stadje
Maleventum plaatsvinden. De betekenis van de naam van deze stad betekend
letterlijk ‘slechte gebeurtenis’ en werd dus gezien als een slecht voorteken.
Pyrrhus zag dat de Romeinen hun kamp voor de nacht opsloegen en zag zijn
kans schoon, hij lanceerde een nachtelijke verrassingsaanval tegen het
Romeinse kamp. De Romeinen waren echter allerminst verrast door de aanval
want zij konden de troepen van Pyrrhus al van geruime afstand zien
oprukken. 53 De aanval mislukte dan ook jammerlijk. Door de defensieve
kracht van de Romeinse scorpiones, grote kruisbogen waarmee speren tot
50
51
52
53
Green, Alexander to Actium, 230.
Ibidem, 231.
Walbank, The Cambridge ancient history Volume VII, 482.
Sabin, Greek and Roman warfare Volume I, 403.
27
vierhonderd meter konden worden afgeschoten, verloor Pyrrhus de helft van
zijn olifanten en een groot aantal soldaten.
De volgende dag traden de Romeinen uit hun kamp en leverden zij slag
tegen Pyrrhus. De nog levende olifanten werden door vuurpijlen en
ontvlambare varkens in wilde paniek gebracht. 54 Deze laatste waren een
noviteit van de Romeinen. De varkens werden vol gesmeerd met olie en
ander licht ontvlambaar materiaal en op het moment dat ze richting de
vijandelijke olifanten werden gedreven stak men ze aan. De schreeuwende,
vlammende varkens moeten de olifanten grote schrik hebben aangejaagd.
Pyrrhus’ falanx werd door zijn eigen olifanten onder de voet gelopen en
vluchtte in grote haast van het slagveld, de slag was verloren. Met de
overgebleven resten van zijn leger trok Pyrrhus zich terug naar Tarentum en
overzag daar zijn situatie. Die was geenszins positief te noemen. De
Romeinen konden elk moment vanuit het noorden oprukken en wellicht zelfs
de vloot van Pyrrhus de toegang tot Italië ontzeggen. Vanuit Tarentum en de
andere geallieerde steden in Italië kon Pyrrhus geen versterkingen meer
verwachten en zijn financiën stelden hem ook niet in staat om grote aantallen
huurlingen op de been te brengen. Pyrrhus was niet langer in staat om de
oorlog voort te zetten tegen de Romeinen en met het restant van zijn leger
scheepte hij zich in met als eindbestemming Epirus.
Pyrrhus stierf in het jaar 272 voor Christus toen hij door een dakpan op zijn
hoofd werd geraakt bij een straatgevecht in Argos.55 Een weinig roemrijk lot
voor een koning met zulke grote ambities.
2.4 Eindbalans
Als herinnering aan hun overwinning op Pyrrhus hernoemden de Romeinen
Maleventum naar Beneventum, ‘goede gebeurtenis’. 56 Minder dan drie jaar
later hadden de Romeinen heel Italië in hun macht. Het verslaan van Pyrrhus
54
55
56
Walbank, The Cambridge ancient history Volume VII, 483.
Green, Alexander to Actium, 231.
Ibidem, 231.
28
werd door de Romeinen als een grote triomf ervaren. De Griekse wereld was
geschokt door het succes dat deze ‘barbaren’ hadden gehad tegen één van
de beste Griekse strategen van die tijd. Toch dreef deze Romeinse
overwinning de hellenistische rijken niet tot een herziening van hun militaire
systemen. De falanx bleef oppermachtig in hellenistische legers en zou dit
tot aan het einde toe blijven. Dit einde zou komen met de verovering van de
hellenistische wereld door de Romeinen. Het was slechts een kwestie van tijd
voor de Romeinen de kans kregen om in Griekenland zelf militair actief te
zijn.
29
3. Rome in oorlog met Macedonië
De Romeinen waren na de Pyrrhische Oorlogen niet meer direct betrokken bij
Griekse conflicten tot ze in 217 v.C. door Griekse steden werden uitgenodigd
om de Macedonische overheerser te verdrijven van de Griekse poleis. Het
Macedonië van koning Philip V was een sterke natie met een geoefend en
ervaren leger. De Griekse poleis werden al sinds de tijd van Alexander de
Grote door Macedonië overheerst, direct dan wel indirect. De Romeinen leken
de perfecte buitenstaander voor de Grieken om hun geschil met Philip uit te
vechten. Voor de Romeinen was het verslaan van Philip van groot belang
omdat zij geen sterke natie op hun rechterflank wilden. Een verenigd
Griekenland onder de Macedonische troon zou een grote bedreiging kunnen
vormen
voor
Rome
en
moest
dus
voorkomen
worden.
De
Eerste
Macedonische oorlog werd meer met woorden en dreigingen uitgevochten
dan met werkelijke veldslagen. De Romeinen hadden het te druk met het
bevechten van de Carthagers op Sicilië en Philip V was niet in staat om zijn
leger over de Adriatische Zee te verschepen naar Italië. Pas bij de Tweede
Macedonische oorlog kwam het tot een treffen tussen de Romeinse legioenen
en de Macedonische falanxen van Philip V. In dit hoofdstuk zal ik de twee
belangrijkste veldslagen van de Macedonische Oorlogen beschrijven en nader
toelichten waarom deze zo anders afliepen dan de slagen tijdens de
Pyrrhische Oorlog.
3.1 Cynoscephalae
In het jaar 200 v.C. landden de Romeinen met twee legioenen in Griekenland
en begonnen zij hun opmars naar Macedonië. 57 Het doel was om het
Macedonische binnenland te bereiken en daar alles wat los en vast zat te
plunderen. 58 Philip begreep de impact die dit zou hebben op zijn eigen
bevolking maar vooral op de Griekse poleis. Als de koning van Macedonië
Graham Shipley, The Greek world after Alexander, 323-30 B.C. (London 2000) 374.;
Green, Alexander to Actium, 308.
58
F.W. Walbank, Philip V of Macedon (Cambridge 1967) 138.
57
30
vernederd werd door de Romeinen zouden de onderdanige Grieken wellicht
verleid worden tot een algehele opstand tegen de overheerser en dat zou de
macht van Philip enorm verzwakken. Philip verzamelde dus zijn leger en
trachtte de Romeinse opmars een halt toe te roepen. De voorhoedes van
beide legers ontmoeten elkaar en verschillende schermutselingen werden
uitgevochten. Tot een beslissende slag kwam het echter niet. Toen het weer
verslechterde en er geen kans meer was om een beslissing te forceren
trokken beide partijen zich terug in hun winterkwartieren. Philip gebruikte de
tijd die hij had om zijn troepen uitvoerig te trainen. De Romeinse consul,
Flamininus, zat echter ook niet stil. Hij wist met diplomatie en pure
overreding de Griekse poleis voor zich te winnen. 59 Nu dat deze zich onder de
vlag van Rome geschaard hadden voegden meer dan achtduizend Grieken
zich bij het Romeinse leger. In totaal kon Flamininus nu beschikken over
zesentwintigduizend soldaten in zijn leger.60 Philip had de winter gebruikt om
garnizoenen en versterkingen over te brengen naar zijn leger. Dit was
hierdoor op een sterkte van ruim drieëntwintigduizend man gebracht. 61 In
plaats van een nieuw offensief van de Romeinen af te wachten besloot Philip
om zelf tot de aanval over te gaan, zijn voornaamste doel was om de
Romeinen buiten Macedonië zelf te houden en de oorlog te voeren op
Griekse bodem.
Flamininus was echter geenszins van plan om de Macedoniërs toe te staan
tot in Griekenland door te dringen en marcheerde zijn leger naar het noorden
om Philip’s leger tot staan te brengen. Op heuvelig terrein nabij Pherae
ontmoetten de legers elkaar voor het eerst en kwam het tot een treffen
tussen lichte eenheden en bereden troepen.62 Omdat dit terrein volstrekt niet
geschikt was voor de ontplooiing van zijn falanx besloot Philip om richting
het westen te trekken in de hoop daar geschikter terrein te vinden voor de
beslissende slag. Flamininus doorzag de plannen van Philip en marcheerde
Green, Alexander to Actium, 310.
Walbank, Philip V, 167.
61
Ibidem, 168.;
Green, Alexander to Actium, 310.
62
Walbank, Philip V, 168.
59
60
31
eveneens naar het westen. Hij hoopte om vóór Philip te arriveren zodat hij de
voedselvoorraden bij Scotussa kon vernietigen voor Philip er gebruik van kon
maken.63 Door de bergruggen die tussen de beide legers lagen waren beide
troepenmachten zich niet bewust van de bewegingen van hun tegenstanders.
Toen op de derde dag een dikke mist verdere voortgang verhinderde sloeg
Philip zijn kamp op in afwachting van beter weer.64 Hij stuurde een afdeling
lichte troepen naar de toppen van de bergen om die te bezetten.65 Wat hij
niet wist was dat Flamininus intussen op vrijwel dezelfde hoogte aan de
zuidelijke kant van de bergen zijn kamp had opgeslagen. De Romeinse
consul stuurde evenals Philip een eenheid naar de bergtoppen om deze in
zijn bezit te nemen. De Romeinen en de Macedoniërs stuitten op elkaar nabij
de toppen van de berg en zware schermutselingen braken uit. Beide zijden
riepen direct de hulp van versterkingen in. Verschillende duizenden soldaten,
waaronder de volledige cavalerie van Philip, waren nu verwikkeld in de strijd
om de bergtop.66 De legerleiders beseften dat het niet bij een schermutseling
zou blijven en zij stelden hun troepen in slagorde op.67 Aan de kant van de
Romeinen zou de slagorde bestaan uit de gebruikelijke combinatie van de
zware infanterie en lichte ondersteunende troepen van het legioen. Deze
werden ondersteund door meer dan tienduizend lichte troepen en Griekse
bondgenoten. Ook beschikte Flamininus over een eenheid olifanten.
De Macedonische opstelling was zoals gebruikelijk opgedeeld in twee flanken,
waarbij de rechter het offensief zou aanvoeren. 68 Het zwaartepunt van het
Macedonische leger lag bij de falanx die bestond uit zestienduizend
hoplieten. Philip beschikte hiernaast over ruim vijfduizend lichte troepen die
bewapend met werpsperen, slingers en bogen de Romeinen zouden belagen
met projectielen. Over olifanten beschikte de Macedonische vorst niet. Philip
was juist gereed met het opstellen van deze rechterflank toen hij nieuws
Walbank, Philip V , 169.
Sabin, Greek and Roman warfare Volume I, 403.
65
Walbank, Philip V , 170.
66
Sabin, Greek and Roman warfare Volume I, 403.
67
Polybius, Historiën, 18.22.,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A1999.01.0234%3Abook%
3D18%3Achapter%3D22.
68
Walbank, Philip V , 171.
63
64
32
kreeg dat zijn troepen op de bergtop terug weken. Zonder te wachten op de
linkerflank, die nog in slagorde moest geraken, marcheerde Philip zijn deel
van de falanx de berg op om de Romeinen terug te drijven. 69 Intussen waren
de Romeinen volledig opgesteld en begonnen aan hun opmars over de
bergtop. Ook de Romeinen hadden hun leger opgedeeld in twee flanken,
waarbij de linkervleugel het offensief zou voeren. De rechtervleugel hield stil
met de olifanten voor de linies. Zo kwam het dat de beide aanvallende
flanken elkaar met volle kracht troffen. De Macedonische falanx had echter
een duidelijk overwicht en de Romeinse linies moesten wijken voor de
oprukkende hoplieten.70 Flamininus overzag het slagveld en merkte op dat de
linkerflank van de Macedoniërs nog steeds niet volledig slagvaardig stond
opgesteld. Onmiddellijk liet hij zijn eigen aanvallende linkerflank halt houden
en gaf het bevel aan de rechterflank om tot de aanval over te gaan.71 Met de
oorlogsolifanten voorop bestormden de Romeinen de Macedonische soldaten
op de linkerflank en overrompelde hen volledig.72 De falanx draaide om en
sloeg op de vlucht, achtervolgd door Romeinse troepen. De rechtervleugel
van Philip’s leger was echter nog steeds in de aanval en dreef de Romeinse
linkervleugel met succes terug. Een onbekende Romeinse tribuun besloot
echter om initiatief te tonen, en met grote gevolgen. Deze onbekende officier
leidde tweeduizend soldaten van de Romeinse rechtervleugel weg van de
achtervolging van de verslagen Macedoniërs en keerde om naar het slagveld.
Met zijn aanzienlijke eenheid viel hij de Macedonische rechtervleugel in de
rug aan. 73 De Macedoniërs waren niet in staat om zich om te draaien en
verweer te bieden aan de nieuwe aanvallers en sloegen massaal op de vlucht.
Als teken van hun overgave richten ze hun lansen recht omhoog, de
Walbank, Philip V , 171.;
Polybius, Historiën, 18.24.,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A1999.01.0234%3Abook%
3D18%3Achapter%3D24.
70
Sabin, Greek and Roman warfare Volume I, 410.
71
Polybius, Historiën, 18.25.,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A1999.01.0234%3Abook%
3D18%3Achapter%3D25.
72
Green, Alexander to Actium, 310.
73
Walbank, Philip V, 171-172.;
Erdkamp, A Companion, 75.;
Sabin, Greek and Roman warfare Volume I, 408.
69
33
Romeinen hadden hier echter geen boodschap aan en slachtten duizenden
van hen af tijdens de achtervolging. Philip accepteerde de nederlaag en
vluchtte met zijn overgebleven troepen van het slagveld. 74
3.2 ‘Interbellum’
Toen Philip na de slag bij Cynoscephalae om vrede verzocht stemden de
Romeinen hierin toe. Zij waren er niet op uit om het koninkrijk Macedonië te
vernietigen of om grond in Griekenland te veroveren voor Rome. Het enige
doel van de Romeinen was om de Grieken en de landen ten oosten en
noorden van Griekenland verdeeld te houden zodat er geen sterke vijand van
Rome zou kunnen verrijzen uit deze landen. Met het verslaan van Philip V
waren de Romeinen bijzonder goed geslaagd in deze opzet, nu wensten zij
een behoud van de status quo. Philip moest herstelbetalingen doen en
steden en landstreken teruggeven aan geschade Griekse poleis maar meer
dan dat werd hem niet aangedaan.75 In plaats van zich af te zonderen van de
Griekse wereld en de Romeinen omarmde Philip nu een bondgenootschap
met Rome en de Griekse steden om eventuele verdere verzwakking van zijn
Macedonië te voorkomen. De Romeinen hadden intussen alweer een nieuwe
tegenstander gevonden om te verslaan in de persoon van Antiochus, de
koning van het rijk der Seleuciden. Deze probeerde zijn macht uit te breiden
door de Griekse steden van Klein-Azië te veroveren.
De Romeinen zagen in zijn veroveringsdrang hetzelfde probleem als ze
zagen in Philip voor zijn nederlaag bij Cynoscephalae. Na veel politiek en
diplomatiek getouwtrek kwam het tot een veldslag tussen de Romeinen en
hun geallieerde Griekse bondgenoten en Antiochus. Deze laatste werd
vernietigend verslagen en moest de vlucht nemen uit Griekenland. De
oostelijke flank van Rome was weer veiliggesteld. Intussen bleef Philip Rome
steunen met het bewaren van de vrede in Griekenland en omstreken.
74
75
Walbank, Philip V, 172.;
Adcock, The Greek and Macedonian, 96.
Green, Alexander to Actium, 311.
34
Toen Philip II stierf in 179 v.C. nam zijn zoon Perseus de troon over. De
vriendschappelijke banden met Rome werden hierna zeer op de proef gesteld
door de agressieve politiek die Perseus voerde.76 Meer en meer breidde deze
zijn politieke en militaire macht uit in de Griekse wereld. 77 Toen het punt
kwam dat de Romeinen hem zagen als een werkelijke bedreiging voor de
vrede in Griekenland stuurden zij een leger naar Griekenland om een
eventuele aanval van hem in die richting te stoppen. Perseus zag deze
openlijke bedreiging van de Rome als een uitdaging aan zijn adres en ging de
confrontatie aan. In 171 v.C. begon de Derde Macedonische oorlog.78 Perseus
kon beschikken over een enorm leger aangezien zijn vader Philip V de jaren
van vrede had gebruikt om de militaire macht van Macedonië te versterken.
De Romeinen konden niet meteen een leger op de been brengen en in
Griekenland ontplooien en zij stonden dus machteloos tegen Perseus, die
zijn leger al had gemobiliseerd. De Macedonische vorst werd echter verleid
door een voorstel tot onderhandelen van de kant van Rome. De tijd die de
Romeinen wonnen met deze onderhandelingen was genoeg om een leger te
verschepen naar Griekenland. Perseus had zijn eerste kaart al verspeeld voor
er een slag gevallen was.79
3.3 Pydna
De Romeinen begonnen meteen met het verzamelen van hun Griekse
bondgenoten en marcheerden naar het noorden om Perseus te confronteren.
Deze laatste was echter niet van plan om zijn leger samen te trekken en een
beslissende veldslag aan te gaan tegen Rome. In plaats hiervan probeerde hij
met kleine legertjes de Romeinen op te splitsen en uit te putten. Deze vorm
van guerrilla oorlogvoering deed hem geen goed, de Romeinen splitsten zich
niet op. In plaats hiervan vernietigden zij de kleine, verspreide legers van
Perseus met de volle kracht van hun leger. Toch bleek Perseus in staat om de
Polybius, Historiën, 25.3,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A1999.01.0234%3Abook%
3D25%3Achapter%3D3.
77
Shipley, The Greek world after Alexander, 380.
78
Ibidem, 380.
79
Ibidem, 380.
76
35
Romeinen te ontwijken en af te remmen, na ruim twee jaar oorlog was er nog
geen serieuze veldslag uitgevochten. De Romeinse Senaat wilde resultaten
zien vanuit Griekenland en verving in 168 v.C. de bevelvoerende consul in
Griekenland door Aemilius Paulus, een ervaren aanvoerder die meer
actiegericht te werk ging dan zijn voorganger.80 Na verschillende agressieve
manoeuvres wist Paulus de Macedoniërs te confronteren op het vlakke veld
van Pydna. Het Romeinse leger telde een groot aantal soldaten van de
Griekse bondgenoten en bestond uit ongeveer negenentwintigduizend man.
Vijftienduizend hiervan waren zwaarbewapende Romeinse infanteristen, de
hastati, principes en triarii. Voor de rest kon Paulus beschikken over
vierduizend cavaleristen en een duizendtal lichte troepen. Ook waren er
tweeëntwintig
olifanten
toegevoegd
aan
de
Romeinse
linies.
Het
Macedonische leger was numeriek veel sterker dan dat van Rome en telde
vierenveertigduizend man.
81
Eenentwintigduizend hoplieten vormden de
Macedonische falanx en de cavalerie was vrijwel gelijk aan de Romeinse
bereden troepen qua getalsterkte. Perseus had geen olifanten tot zijn
beschikking.
Er zijn meerdere beschrijvingen voor het begin van de slag, sommige
bronnen vertellen dat Paulus wachtte met oprukken tot zijn soldaten de zon
niet meer in hun ogen hadden. Andere bronnen beschrijven een losgeraakt
paard dat tussen beide legers terecht kwam. 82 Zowel de Romeinen als de
Macedoniërs zouden het paard hebben willen vangen en een aanvankelijke
schermutseling zou zijn uitgelopen op een volledige veldslag. Een derde
beschrijving van de aanvang van de slag bij Pydna is ons ook bekend. Deze
beweert dat vooruitgestuurde verkenners van het Macedonische leger slaags
raakten met Romeinse voedselverzamelaars. Deze schermutseling liep uit de
hand toen beide partijen, net als bij Cynoscephalae versterkingen stuurden
F.W. Walbank & A.E. Astin, The Cambridge ancient history Volume VIII, Rome and the
Mediterranean to 133 B.C. (second edition) (Cambridge 1989) 315.;
Green, Alexander to Actium, 430.
81
N.G.L. Hammond, ‘The Battle of Pydna’, The Journal of Hellenistic Studies 104 (1984) 38-39.
82
Plutarchus, Aemilius Paulus, 18.1.,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A2008.01.0003%3Achapt
er%3D18%3Asection%3D1.
80
36
naar het gevecht. Toen Perseus inzag dat zijn soldaten zich goed weerden
besloot hij om met zijn volledige sterkte tegen de Romeinen in het veld te
treden. Welke van deze theorieën geheel overeenkomt met de ware toedracht
van de geschiedenis is onmogelijk na te trekken, een combinatie van alle drie
is waarschijnlijk het beste om voor waarheid aan te nemen. Feit is dat de slag
bij Pydna op de 22ste juni van 168 v.C. werd uitgevochten.83
De Macedonische falanx vormde het centrum van Perseus’ leger terwijl zijn
cavalerie de beide flanken beschermde. In plaats van de gewoonlijke lichte
cavalerie van Macedonische legers beschikte Perseus over duizenden zware
cavaleristen. Zijn tactiek rustte dan ook zwaar op de slagkracht van zijn
cavalerie en minder op de offensieve kracht van zijn falanx. De belangrijkste
functie van de falanx was het binden van vijandelijke troepen en het achteruit
drijven van het vijandelijke leger. Zodra de vijandelijke formaties in gevecht
waren en niet meer konden manoeuvreren zou de zware ruiterij van Perseus
de vijand in de flank of de rug aanvallen en daarmee de genadeklap uitdelen.
De Romeinen hadden zoals gewoonlijk hun zware infanterie in het centrum
van hun linie opgesteld, aan de flanken gedekt door lichte troepen van de
Griekse bondgenoten en bereden troepen. De Romeinse cavalerie was niet
opgewassen tegen de Macedonische ruiters bij een directe confrontatie en
werd door Paulus daarom dus ook niet opgesteld als offensieve eenheid. De
legioenen zouden slag leveren zoals zij altijd deden, gedisciplineerd en
ordelijk. De eerste linies zouden de klap op moeten vangen van de
Macedonische falanx waarna een uitputtingsstrijd begon om de tegenstander
te vermoeien. De Romeinse soldaten in de voorste linies werden constant
naar achter door gerouleerd zodat zij niet uitgeput raakten. Voor hoplieten in
falanxformatie was dit echter onmogelijk en de Macedonische soldaten in de
eerste linies zouden dus als snel vermoeider zijn dan hun tegenstanders.
De slag begon met successen voor Perseus, zijn falanx dreef de Romeinse
legioenen
met
succes
terug
en
leek
onverslaanbaar.
Net
als
bij
Cynoscephalae lukte het de Romeinse soldaten niet om de lange speren van
83
Walbank, The Cambridge ancient history Volume VIII, 315.
37
de falanx te overwinnen. Zonder de kans om de vijand schade te berokkenen
en geconfronteerd met een muur van speerpunten weken de Romeinen
achteruit. Paulus zag echter zijn voordeel in deze terugwijkende beweging en
gaf het bevel tot een gecoördineerde terugtrekking van de hele linie. De
Romeinse linies begonnen zich ordelijk en rustig naar achter te bewegen, op
de huid gezeten door de Macedonische falanx.
Perseus was aan het begin van de slag gewond geraakt door een projectiel en
werd door zijn naasten naar Pydna gebracht om verzorgd te worden. 84 De
vervangende bevelhebber van de Macedoniërs, als die er al was, in ons
onbekend.
Het gevaar dat lag in het oprukken van de falanx werd blijkbaar niet
onderkend door de Macedonische legerleiding en de opmars ging door. De
Romeinen waren intussen tot op zeer ongelijk en ruw terrein teruggetrokken
en de falanx achtervolgde hen nog steeds. Toen het terrein de Macedoniërs
dwong om de strakke falanxformatie te verbreken om hun opmars voort te
kunnen zetten zag Paulus zijn kans schoon. De Romeinen rukten op naar de
Macedonische linies en drongen in de openingen die ontstaan waren in de
falanx.85 Zonder de strakke cohesie van de falanx waren de hoplieten extreem
kwetsbaar voor de Romeinse zwaarden en zij sloegen dan ook op de vlucht.86
De zware Macedonische cavalerie was tot dusver niet ingezet en sloeg nu met
de rest van het leger op de vlucht.
3.4 Eindbalans
De Romeinen zetten met inzet van al hun krachten de achtervolging in een
slachtten tienduizenden tegenstanders af. Volgens Polybius verloren de
Polybius, Historiën, 29.17.,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A1999.01.0234%3Abook%
3D29%3Achapter%3D17.
85
Green, Alexander to Actium, 430.;
Plutarchus, Aemilius Paulus, 20.4.,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A2008.01.0003%3Achapt
er%3D20%3Asection%3D4.
86
Erdkamp, A Companion, 75.
84
38
Romeinen bij deze slag slechts honderd man terwijl de Macedonische
verliezen rond de twintigduizend lagen. Deze cijfers moeten zeker in twijfel
worden getrokken aangezien de Romeinen vrijwel zeker meer dan honderd
doden
achterlieten
op
het
slagveld.
87
De
zware
verliezen
aan
de
Macedonische kant zijn echter vrij accuraat. Na de slag werden er nog
elfduizend gevangen genomen door de achtervolgende Romeinen.88 Het was
een totale overwinning voor Rome en een beschamende nederlaag voor
Macedonië.89 Perseus werd gevangengenomen bij zijn overgave aan Aemilius
Paulus en in triomf door de straten van Rome gevoerd bij diens
overwinningsparade
later
dat
jaar.
Het
koninkrijk
Macedonië
was
overgeleverd aan de genade van de Romeinen. Het land werd opgedeeld in
vier aparte republieken die niet met elkaar of met andere Griekse machten
mochten handelen of onderhandelen. Met het verslaan van Macedonië
vestigde Rome zichzelf definitief als de overheersende macht van het
noordelijke mediterrane gebied. In het zuiden en het oosten wachtten Egypte
en het Seleucidische Rijk nog op een beslissende confrontatie met Rome.
In de afgelopen hoofdstukken heb ik de botsingen tussen het legioen en de
falanx beschreven. In de volgende hoofdstukken zal ik ingaan op de
veranderingen die plaatshadden bij het legioen en de falanx tussen de
Pyrrhische Oorlog en de Macedonische Oorlogen.
87
88
89
Sabin, Greek and Roman warfare Volume I, 416.
Ibidem, 415.
Walbank, The Cambridge ancient history Volume VIII, 316.
39
4. Evolutie en devolutie
De conflicten tussen Rome en haar vijanden zijn in te delen in twee
verschillende categorieën. De eerste soort is te beschrijven als een korte,
hevige oorlog waarbij Rome haar tegenstanders vernietigend versloeg en de
oorlog
beëindigd
werd
met
verovering
en assimilatie
van diezelfde
tegenstanders. De Romeinen stonden toe dat de veroverde gebieden hun
eigen godsdiensten behielden maar het bestuur kwam in handen van
Romeinse magistraten en alle openbare functies werden nu bezet na een
Romeinse aanwijzing. Het tweede soort conflict dat Rome uitvocht waren
langgerekte oorlogen waarbij Romeinse legers werden verslagen door geniale
strategen aan de zijde van de tegenstander. Het feit dat Rome altijd in staat
was om nieuwe legers op de been te brengen maakte het echter onmogelijk
voor de tegenstander om een definitieve overwinning te verkrijgen.
Uiteindelijk won Rome deze langgerekte oorlogen ook nog omdat zij meer
uithoudingsvermogen had dan haar tegenstanders. Er is echter een zekere
trend waar te nemen in de geschiedenis van Rome en haar conflicten.
Tijdens de Punische Oorlogen en de Pyrrhische Oorlogen botsten de
Romeinen met goed getrainde legers onder het bevel van briljante generaals
als Hannibal en Pyrrhus. Vele tienduizenden Romeinen verloren het leven bij
veldslagen tegen deze formidabele vijanden. Met grote moeite wisten de
Romeinen deze oorlogen te winnen door de vijand uit te putten van
mankracht en reserves. Toen Rome in de tweede eeuw voor Christus
intervenieerde in Griekenland tegen de Macedoniërs verliep het conflict
geheel anders. Zodra het tot een beslissende veldslag kwam tussen
Romeinen en Macedoniërs werden die laatste simpel verslagen. Ondanks het
feit dat de Macedonische falanx onder Alexander de Grote het grootste rijk in
de geschiedenis had veroverd slaagden de Macedoniërs er niet in om de
Romeinse legioenen te verslaan. Wat was hier de reden voor? En is er een
40
reden waarom de Romeinen vóór de tweede eeuw voor Christus nog zoveel
moeite hadden om hun tegenstanders te verslaan?
Voor het antwoord hierop moeten we kijken naar de ontwikkelingen die zich
voordeden in het Romeinse en het Macedonische leger. Voor de Romeinen
start onze beschouwing bij de Pyrrhische Oorlogen tussen Pyrrhus van Epirus
en Rome. Bij de Macedoniërs beginnen wij bij de dood van Alexander de
Grote in 323 voor Christus.
4.1 Romeinse evolutie
4.1.1. Romeinse legioenen tijdens de Pyrrhische Oorlog
Tijdens de Pyrrhische Oorlogen waren de Romeinse legers al georganiseerd
in legioenen, manipels en centuries. De eenheden waaruit een legioen
bestond waren in drie linies verdeeld en hadden allen specifieke taken op het
slagveld. Officieren waren aanwezig in hun manipels en centuries zodat
bevelen
snel
en
efficiënt
konden
worden
uitgevoerd.
De
Romeinse
aanvoerder, vrijwel altijd een consul of een militaire tribuun, voerde het bevel
van achter de hoofdlinie. Een enkel daadkrachtig individu kon zichzelf wel
eens aan het hoofd van de cavalerie stellen en een charge uitvoeren maar
over het algemeen bleef de Romeinse bevelhebber achter de linies om
overzicht te houden over het slagveld. Persoonlijke moed en kracht waren
voor
een
Romeinse
generaal
dus
niet
zo
belangrijk
als
voor
zijn
tegenhangers in Hellenistische legers. 90 De bewapening van de Romeinse
soldaten tijdens de Pyrrhische Oorlogen was uniform. De soldaten moesten
zelf voor hun uitrusting zorgen maar er waren bepaalde standaarden
waaraan een legioen moest voldoen qua uitrusting.91
De hastati van Pyrrhus’ tijd waren bewapend met korte zwaarden voor het
neersteken van vijanden die te dicht in de buurt kwamen. Daarnaast hadden
90
91
Sabin, Greek and Roman warfare Volume I, 373-374.
Erdkamp, A Companion, 49.
41
sommige eenheden hastati ook twee pila, werpsperen. Deze werden voor een
charge tegen een vijand of tegen een vijandelijke charge weggeworpen. De
zware pila waren vaak verantwoordelijk voor een grote verwarring onder de
vijandelijke linies door de vele doden die vielen door dit wapen. De
werpsperen waren echter niet geschikt om als wapen te gebruiken in een
man tegen man gevecht. Door de zwakte van de speer onder de speerpunt
was het in principe een wapen voor eenmalig gebruik. Ook droegen hastati
een groot ovaal schild waarmee zij zich konden verdedigen tegen vijandelijke
zwaarden, speren en projectielen. De helm van een hastati bedekte de
bovenkant van het hoofd en twee losse wangbeschermers beschermden de
zijkant van het gezicht. Als lichaamsbescherming droegen de Romeinse
hastati een klein rond pantser dat de borst bedekte en enige bescherming
bood tegen aanvallen gericht op het bovenlichaam. Achter de hastati stonden
de principes opgesteld. Deze oudere soldaten hadden in eerdere jaren van
hun militaire dienst gestreden als hastati en waren geharde veteranen door
deze ervaring. Hun wapenrusting was kostbaarder dan die van de hastati
omdat principes over het algemeen meer geld te besteden hadden aan hun
bewapening.
Tijdens de Pyrrhische Oorlogen was het gewoonlijk zo dat principes
gewapend waren met zowel speren als zwaarden, dit in tegenstelling tot de
voorste linie van hastati. 92 De wapenrusting van principes bedekte het
lichaam van de nek tot net boven de benen. Sommige principes waren nog
verder beschermd met bepantsering op hun benen. De helmen van principes
waren vaak versierd met pluimen om hun distinctie van hastati te
verduidelijken. Naast de lange speer en het korte zwaard droegen principes
in principe ook altijd twee pila met zich mee om naar de vijand te werpen.
Weer
achter
de
principes
bevond
zich
de
linie
triarii.
Dit
waren
gedisciplineerde veteranen die met grote rechthoekige schilden en lange
speren de vijand op een afstand hielden. De triarii functioneerden in theorie
als een soort staande reserve die kon worden ingezet als het de Romeinen te
92
Erdkamp, A Companion, 70.
42
benauwd werd tijdens een veldslag.93 Hun inzet was dan ook vaak een laatste
redmiddel voor een Romeinse commandant als de kracht van de hastati en
de principes niet genoeg bleek te zijn om de vijand te verslaan. Dit was het
legioen, en zo zou het blijven functioneren tot in de tijd van Marius en Sulla
in de eerste eeuw voor Christus. Romeinse burgers die vochten voor de zaak
van Rome, gedisciplineerd, goed bewapend en uitstekend getraind. Maar
blijkbaar niet onverslaanbaar in de oorlogen van de derde eeuw voor Christus.
In de bloedige oorlogen tegen Carthago zou Rome zich echter bewijzen als
de machtigste staat aan de Middellandse Zee.
4.1.2 De Punische Oorlogen
De Eerste Punische Oorlog werd voornamelijk op zee uitgevochten en er
vonden slechts enkele onbelangrijke veldslagen plaats waarbij de Romeinen
en de Carthagers elkaar troffen. Daarom kijken wij naar de Tweede Punische
Oorlog die in 218 v.C. begon toen Rome de uitlevering van Hannibal eiste
van de Carthagers. Toen deze eis niet werd ingewilligd verklaarde Rome de
oorlog aan Carthago. Hannibal was intussen met zijn leger vanuit het
Iberische schiereiland onderweg naar Italië. Het Carthaagse leger bestond
voor het grootste deel uit huurlingen, een klein deel werd gevormd door
getrainde burgers uit Carthago zelf. Aangezien Carthago als handelsstad
enorme rijkdommen had verzameld kon het zich veroorloven om grote
aantallen huurlingen aan te trekken. Van het Iberische schiereiland haalde
Hannibal een groot deel van zijn huurlingen, ook Galliërs waren bij
duizenden tegelijk ingelijfd bij zijn leger. Eenmaal in Italië versloeg Hannibal
op geniale wijze verschillende Romeinse legers die altijd numeriek superieur
waren aan zijn eigen troepen. Door een invasie van Afrika en Spanje door de
Romeinen werd Hannibal gedwongen om zich terug te trekken voor de
verdediging van Carthago. In Noord-Afrika werd hij uiteindelijk door de
troepen van Scipio verslagen bij Zama in 202 v.C. en kwam de Tweede
Punische Oorlog tot een einde.
93
Sabin, Greek and Roman warfare Volume I, 406.
43
De Derde Punische Oorlog besloeg weinig meer dan de belegering van de
stad Carthago door de Romeinen. Echte tegenstand werd niet geboden en na
een langdurig beleg werd de stad veroverd, vernietigd en compleet van de
aardbodem geveegd. De legioenen van Rome die uiteindelijk de overwinning
behaalden op de legers van Carthago waren ook in deze tijd al uiterst
gedisciplineerd en goedgetraind. De Punische Oorlogen markeren een
keerpunt in de Romeinse oorlogvoering. Niet zozeer in de tactieken die
Romeinse generaals tentoonspreiden of in de slagorde waarin Romeinen het
slagveld betraden maar in hun bewapening.
Met de invasie van Italië door Hannibal maakten de Romeinen kennis met de
gevechtskracht van zijn Iberische huurlingen. Deze Iberiërs waren bewapend
met langere zwaarden dan de Romeinen gewend waren, de zogenoemde
gladius Hispanicus. Dit zwaard was door de lengte van het lemmet zwaarder
dan de korte zwaarden waarmee de Romeinen vochten. Het gewicht van het
zwaard stond dan ook toe dat vijanden ermee konden worden gestoken maar
ook geslagen. Er kon met kracht worden ingehakt op tegenstanders met de
gladius Hispanicus. Tot dan toe waren de Romeinen gewend om over hun
schilden heen hun vijanden neer te steken met hun korte zwaarden. Na de
overwinning op Carthago en het einde van de Punische Oorlogen begon
Rome de gladius Hispanicus over te nemen in haar legioenen.94
4.1.3. De incorporatie van de gladius Hispanicus
Tegen de tijd dat Flamininus bij Cynoscephalae de Macedoniërs versloeg
waren de korte zwaarden van de legioenen geheel vervangen door de gladius
Hispanicus. De Macedonische soldaten, die gewend waren aan oorlogvoering
in de falanx, waren gewend aan kleine verwondingen door speerpunten en
steekzwaarden. Zij waren dan ook totaal niet voorbereid op de slachting die
de Romeinen aanrichtten met behulp van hun nieuwe wapens. 95 Polybius
vertelt dat Philip V ontsteld was door de vreselijke verwondingen die zijn
mannen opliepen door de Romeinen. Met de bedoeling om zijn gewonden af
94
95
Erdkamp, A Companion, 69.
Ibidem, 69.
44
te voeren naar zijn legerkamp betrad Philip het slagveld maar schrok van de
verschrikkingen die hij zag. Afgehakte ledematen, gespleten schedels en
opengesneden lichamen ontsierden het slagveld van Cynoscephalae. Philip
begreep dat het geen nut had om zulke gewonden naar zijn kamp te brengen
en nam de vlucht. De Romeinen aan hun kant waren allerminst geschrokken
van de slachting die hun wapentuig aanrichtte onder de Macedoniërs. Zij
hadden zelf de kracht van het wapen gevoeld bij de slachtingen van Cannae,
Trebia en Trasimene.
Ook bij Pydna negenentwintig jaar later maakten de Romeinen goed gebruik
van de gladius Hispanicus. Toen de Macedonische hoofdmacht eenmaal op
de vlucht sloeg wisten de Romeinen tijdens de achtervolging nog vele
duizenden Macedoniërs te doden. Aangezien veel wonden toegebracht door
de gladius Hispanicus dodelijk waren maakten de Romeinen aanzienlijk
minder gevangenen dan slachtoffers tijdens de Macedonische Oorlogen.
Afgezien van de vervanging van hun zwaard veranderde er niet veel bij de
legioenen tussen de oorlogen tegen Pyrrhus en de Macedonische Oorlogen,
toch zijn de resultaten die het Romeinse leger boekte na de Punische
Oorlogen opmerkelijk. Terwijl in de Pyrrhische en de Punische Oorlogen de
Romeinse verliezen bij veldslagen nog vrij hoog lagen, van bijna vierduizend
bij Heraclea tot bijna vijftigduizend bij Cannae, was het aantal verliezen
tijdens de Macedonische Oorlogen duidelijk lager. Dit kan niet alleen te
danken zijn aan de herbewapening van de legioenen. Het feit dat Rome
tijdens de Macedonische Oorlogen veel Griekse troepen van bondgenoten
inzette op het slagveld betekende niet dat de Romeinse troepen zelf minder
vochten. Integendeel, de Romeinse legioenen richtten in Griekenland en
Macedonië grote slachtingen aan bij hun vijanden. De Griekse bondgenoten
hadden een lagere status in de slagorde van de Romeinen en het was hen
dan ook niet toegestaan om teveel eer op te strijken bij een veldslag. De
Romeinse soldaten konden in de Macedonische Oorlogen zulke grote
overwinningen behalen door hun discipline, hun training en hun nieuwe
zwaarden.
45
4.2 Devolutie van de falanx
Waren de Macedoniërs dan zulke slechte strijders vergeleken bij de
Carthagers en de huurlingen van Pyrrhus?
4.2.1 De Macedonische falanx
Allerminst, Macedonië was sinds Philip II de troon besteeg in 359 v.C.
omhoog gestuwd tot één van de grote militaire machten in de Mediterrane
wereld en had onder de bezielende leiding van Alexander de Grote het
grootste rijk veroverd in de geschiedenis van de toen bekende wereld. Er
waren echter flinke veranderingen opgetreden in het Macedonische leger
sinds de dood van Alexander in 323 voor Christus. De algemene trend die
waarneembaar is in de oorlogvoering in de Hellenistische wereld is het
mobieler maken van de falanx. Van de tijd van Alexander tot die van zijn
nazaat Philip V en diens zoon Perseus werden falanxen minder zwaar
bewapend en lichter gekleed, dit alles om een flexibelere formatie te
verkrijgen. Soms werden zelfs lichte speerdragers en speerwerpers in de
rangen van de falanx gemengd om het geheel flexibeler en handzamer te
maken. Dit gebeurde onder andere in het leger van Pyrrhus van Epirus tijdens
de slag bij Heraclea. 96 Deze lichte falanxen opereerden nog steeds zoals
vanouds met lange speren, waarbij de Macedonische sarissa de langste was
met een lengte van zeven meter97. De meest gangbare lengte van de speren
die in de Griekse falanxen werden gebruikt was ongeveer twee meter.98
De Macedonische falanx was op zichzelf dus al behoorlijk anders dan de
klassieke Griekse falanx. In plaats van hun schilden met hun linkerarm vast
te houden en hun speren met hun rechter hadden de Macedoniërs beide
handen nodig voor hun sarissa.99 Een verkleinde versie van het traditionele
hoplietenschild hing om de nek van Macedonische soldaten. De bescherming
96
97
98
99
Erdkamp, A Companion, 74.
Walbank, Philip V, 289.;
Adcock, The Greek and Macedonian, 26.
Erdkamp, A Companion, 27.
Geoffrey Parker, Warfare, (Cambridge 1995) 36.
46
van het lichaam was ook sterk verminderd bij de Macedonische falanx. In
plaats van de zware bronzen kurassen waarmee klassieke hoplieten bekleed
waren droegen Macedoniërs leren tunieken. De bronzen platen op de
schenen en de armen verdwenen ook. Het gevolg was dat de hoplieten in
Macedonische falanxen vele malen wendbaarder waren en minder snel
vermoeid raakten dan normaal bewapende hoplieten. Langere dagmarsen en
meer flexibiliteit gaven de Macedonische koningen de kans om de
Hellenistische wereld te domineren. De defensieve kracht van de traditionele
falanx ging echter verloren door deze aanpassingen. De Macedonische
hopliet was vrij onbeschermd tegen vijandelijke zwaarden en speren als die
hem eenmaal bereikten. Deze defensieve zwakte wisten zij echter te
compenseren door de lengte van hun sarissa’s en de dichtheid van hun
falanx. In plaats van een ondoordringbare muur van schilden en speren
vormde de Macedonische falanx een hele haag van speerpunten die tegen de
vijand gericht waren. Doordat de Macedonische hoplieten dicht op elkaar
stonden en door de abnormale lengte van hun speren konden de voorste vijf
rijen hoplieten hun speren horizontaal naar voren houden en contact maken
met de vijand.100 De nadruk bij de Macedonische falanx lag dan ook bij de
offensieve actie. Veel defensieve kracht had de falanx immers niet. De vijand
werd door de haag van speren achteruit gedreven en neergestoken of
gedwongen tot de vlucht. Polybius schrijft dat Romeinse soldaten tijdens de
slag bij Pydna tien speerpunten tegelijk op zich gericht zagen en geen kans
kregen om er doorheen te breken. 101 Paulus schijnt de aanblik van een
aanvallende Macedonische falanx de meest angstaanjagende aanblik uit zijn
leven te hebben gevonden.102
Parker, Warfare, 36
Polybius, Historiën, 18.30.,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A1999.01.0234%3Abook%
3D18%3Achapter%3D30.
102
Green, Alexander to Actium, 430.;
Plutarchus, Aemilius Paulus, 19.1.,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A2008.01.0003%3Achapt
er%3D19%3Asection%3D1
100
101
47
De sarissa van de Macedonische falanx had aan de onderkant nog een
vierkant stuk metaal bevestigd zitten, een zogenaamde sturax.103 De sturax
kond voor meerdere doeleinden dienen, allereerst zorgde het metaal ervoor
dat het hout van de sarissa niet ging rotten als het wapen in de grond werd
gezet. De tweede functie was in principe die van extra speerpunt, als de
speerpunt bij een treffen met de vijand afbrak kon de hopliet zijn speer
omdraaien en de sturax gebruiken als speerpunt. Een derde functie kwam
alleen aan bod als de falanx zijn vijanden achteruit ziet te drijven. Gewonde
vijanden die onder de voet worden gelopen door de oprukkende falanx
kunnen dan door de hoplieten in de middelste en achterste rangen worden
doorboord
met
de
sturax.
104
Vierkante
gaten
in
teruggevonden
wapenrustingen tonen aan dat dit ook daadwerkelijk gebeurde en niet slechts
een theoretische toepassing voor de sturax was.105 Het grootste gevaar van
deze extra punt aan de speer was het verwonden van medesoldaten bij het
naar voren stoten van de speer en de achterwaartse beweging die daarop
volgde. Ondanks deze oncomfortabele eigenschap van de sturax bleef het
wapen behouden. De voordelen voor de hoplieten in de eerste rangen
moeten enorm zijn geweest aangezien bij een eerste treffen met de vijand de
voorste speren vaak versplinterden. Door de toevoeging van de sturax
konden zij alsnog slag leveren als dit gebeurde.
4.2.2. Zwaktes van de Macedonische falanx
De falanx had echter een paar enorme zwaktes. Als een vijandelijke generaal
besloot om de Macedonische falanx in de rug of bij de flanken aan te vallen
viel het doek al snel voor de Macedoniërs. Het feit dat ze bewapend waren
met de zeven meter lange sarissa betekende dat de Macedoniërs goed
beschermd waren tegen welke vijandelijke aanval dan ook vanaf hun front,
het was echter onmogelijk om de sarissa te keren om de achterkant of de
flank van de falanx te verdedigen. Als secundair wapen droegen de
Macedonische hoplieten korte steekzwaarden die eigenlijk niet eens bedoeld
103
104
105
Hanson, Hoplites, 72.
Ibidem, 24.
Ibidem, 24.
48
waren voor daadwerkelijk gebruik maar alleen als laatste redmiddel dienden.
Deze zwaarden waren nog korter dan de Romeinse versies die in gebruik
waren tijdens de Pyrrhische en Punische Oorlogen.106 Het laat zich raden dat
de Macedonische zwaarden niet opgewassen waren tegen de veel langere en
zwaardere zwaarden die de Romeinen intussen hadden geïncorporeerd in
hun leger. Door de compactheid van de formatie waarin de Macedoniërs
opgesteld stonden was het zo goed als onmogelijk voor de hoplieten om zich
om te draaien of te vluchten. Toen tweeduizend Romeinen de Macedonische
falanx bij Cynoscephalae dan ook in de rug aanvielen richtten zij een
complete slachting aan onder de hoplieten.107
Over het algemeen was het echter zo dat de Macedonische legerleiders het
gevaar van een bedreigde flank snel genoeg inzagen om versterkingen naar
de zwakke plek te sturen. De uitstekende Macedonische cavalerie was in
tegenstelling tot de Romeinse cavalerie wel bedoeld voor het offensief en
werkte nauw samen met de falanx. Zodra de falanx en de vijandelijke
hoofdmacht tegenover elkaar stonden kon de Macedonische cavalerie ingezet
worden om de flanken van het vijandelijke leger aan te vallen. 108 Philip II en
Alexander de Grote waren genieën in het toepassen van deze tactiek en
mede daarom konden zij met relatief weinig soldaten een wereldrijk
veroveren tegen de overmacht van het Perzische Rijk. Bij Cynoscephalae was
de Macedonische ruiterij echter al voor de werkelijke botsing zwaar verzwakt
door de strijd die geleverd werd om het bezit van de bergtoppen. Zonder de
kracht van zijn cavalerie kon Philip de flanken van zijn falanx niet verdedigen
en kregen de Romeinen de kans om de ultieme zwakte van de Macedonische
falanx uit te buiten. Wat zij dankzij de flexibiliteit van het legioen dan ook
deden. Tijdens de slag bij Pydna stond de zware cavalerie van Perseus stil op
het slagveld. Zonder een slag te hebben uitgedeeld trokken de ruiters zich
terug nadat de falanx door de Romeinse legioenen uiteengeslagen was.
106
107
108
Parker, Warfare, 36.
Hanson, Hoplites, 96.
Adcock, The Greek and Macedonian, 50.
49
Één theorie over het niet inzetten van de cavalerie bij Pydna was het
wegvallen van Perseus. De Macedonische koning zou aan het begin van de
slag gewond zijn geraakt door een pijl of speer die hem trof, hierna zou hij
naar zijn legerkamp zijn gebracht om verzorgd te worden. Een andere versie
van dit verhaal stelt dat Perseus naar Pydna zelf werd gebracht om daar
verzorgd te worden.109 Beide versies zijn het er echter over eens dat de zware
cavalerie van Perseus, die zeker in staat was om de Romeinen een zware slag
toe te brengen, geen vinger uitstak om de overwinning zeker te stellen. 110 Een
mogelijke reden voor het uitblijven van een aanval van de Macedonische
cavalerie is het wegvallen van de commandant, Perseus. Als hij al een
vervangende bevelhebber had benoemd in zijn afwezigheid dan ondernam
deze geen actie.
Wat waarschijnlijker is dat er geen vervanging was voor Perseus en dat de
cavalerie niet zonder directe bevelen van de koning de strijd wilde aangaan
met de Romeinen. Er bestaat nog een theorie die door Plutarchus wordt
genoemd in zijn verslag van de confrontatie tussen Rome en Macedonië. De
Macedonische ruiterij, die geheel uit edelen bestond, weigerde bij Pydna om
in actie te komen om de falanx te redden van de ondergang. Niet omdat zij
hiertoe geen bevelen ontvangen hadden maar omdat zij het niet eens waren
met Perseus’ populistische wijze van regeren. Ook zou de adel zijn
populariteit bij de gewone bevolking met argwanende ogen aan hebben
gezien. Door landverdeling en het verlichten van de belasting voor het
grootste deel van de gewone bevolking had Perseus zich populair gemaakt
bij de Macedonische bevolking. Het directe gevolg van zijn maatregelen was
dat er meer soldaten beschikbaar kwamen voor het Macedonische leger. Het
is goed mogelijk dat Perseus de adel tegen zich in het harnas heeft gejaagd
met zijn maatregelen, dat de Macedonische elite zich op een zo cruciaal
Plutarchus, Aemulius Paulus, 19.5.,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A2008.01.0003%3Achapt
er%3D19%3Asection%3D5.
110
Ibidem, 23.1.,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A2008.01.0003%3Achapt
er%3D23%3Asection%3D1.
109
50
moment geroepen voelde om hun koning de rug toe te keren is echter vrij
ver gezocht en is hoogstwaarschijnlijk onwaar.
Het Macedonische leger was door de eeuwen heen niet meegegroeid met de
Hellenistische manier van oorlogvoeren. In de Griekse wereld was de
cavalerie steeds belangrijker geworden in het leger. De beslissende klap
tijdens veldslagen werd steeds vaker door ruiterij uitgedeeld. De infanterie
speelde hierbij slechts een secundaire rol, het bezighouden van de
vijandelijke hoofdmacht. In vroegere tijden was het aan de voetsoldaten om
de veldslag te winnen door het vijandelijke leger te overweldigen, de
hellenistische
manier
van
oorlogvoeren
was
echter
veranderd
sinds
Alexander de Grote. 111 In plaats van te vertrouwen op de zwaarbewapende
infanterie in de falanx zetten de hellenistische rijken steeds meer cavalerie
op tegen hun vijanden. De voornaamste taak van de cavalerie was altijd
geweest om vijandelijke flankaanvallen te voorkomen en eventuele lichte
troepen te achtervolgen. In plaats van defensief werd cavalerie nu offensief
ingezet in Griekse legers. Een frontale aanval op een tot de tanden
bewapende falanx was echter nog steeds zelfmoord voor cavaleristen,
daarom was het zaak om de flanken of de achterhoede aan te vallen in plaats
van het front. Door de grote hoeveelheid ruiters die nu meevocht in de
hellenistische legers beschikten Grieks geschoolde generaals over flexibelere
troepen dan voorheen. Vijandelijke manoeuvres konden gemakkelijker
gepareerd worden met eigen manoeuvres en veranderingen in de opstelling
van het leger waren eenvoudiger door te voeren op het slagveld.
Zo werden veldslagen complexe aangelegenheden waarbij de tactische
slagkracht van individuele legereenheden van groot belang was. Het
Macedonische leger was echter niet zoals de voornaamste hellenistische
rijken overgaan naar een grotere afdeling cavalerie. De Macedonische legers
waren sinds de tijd van Alexander de Grote juist weer teruggevallen op de
infanterie als belangrijkste onderdeel van het leger. De Macedonische falanx
werd intensief getraind en goed bewapend en kon daarom tot de oorlogen
111
Walbank, Philip V , 289.
51
met Rome de overhand houden op het Griekse vasteland. De ruiterij bleef
echter beperkt in haar functies binnen het Macedonische leger. Het
voornaamste doel was de bescherming van de flanken en de achterhoede van
de falanx. De Macedoniërs bleken dus niet in staat te zijn om mee te gaan
met de militaire evolutie van hun tijd, dit bleek fataal toen Rome zich
eenmaal serieus begon te bemoeien met de verschillende Griekse poleis op
het Griekse vasteland.112
4.2.3. Macedonische legerleiding
Pyrrhus van Epirus wist enkele successen te behalen tegen de Romeinen,
mede door dit wapenfeit staat hij bekend als de meest kundige legerleider
van zijn tijd. De Macedonische monarchie had in de loop van de eeuwen
briljante legeraanvoerders voortgebracht. Philip II had het Macedonische
leger hervormd en omgesmeed tot een efficiënte oorlogsmachine. Alexander
de Grote had het Macedonische leger aangevoerd van de kust van Ionië tot
aan de grenzen van het huidige India. De hele bekende wereld had gebogen
voor deze Macedonische koning. Ook koningen zijn sterfelijk en na
Alexander’s dood verviel zijn grote rijk in verschillende elkaar bestrijdende
facties. De nazaten van Philip II en Alexander, Philip V en Perseus, bleken niet
in staat te zijn om het militaire genie van hun voorvaderen over te nemen. De
Macedonische vorsten die het moesten opnemen tegen de Romeinen in de
Macedonische oorlogen waren capabele legerleiders maar niks meer dan dat.
Zij konden nog steeds rekenen op de kracht van het Macedonische leger
maar zij konden het niet zo effectief inzetten als hun voorvaderen. De
Romeinen beschikten over kwalitatief gelijke aanvoerders maar hadden een
veel effectiever leger. De uitkomst van de Macedonische Oorlogen laat dan
ook niets te raden over, de Macedoniërs konden bijna onmogelijk als
overwinnaars er uit komen.
112
Walbank, Philip V, 289.
52
Conclusie
Hoe zijn de gigantische verschillen in Romeinse slachtoffers tussen de
Pyrrhische en de Macedonische Oorlogen te verklaren? Welke veranderingen
deden zich voor bij het legioen en de falanx in de periode tussen de
Pyrrhische en de Macedonische Oorlogen?
De falanx veranderde in de loop der eeuwen van een logge massa hoplieten
naar een flexibele vechtmachine met groot potentieel, de hellenistische
legers pasten zich aan daar waar het nodig was. Van de tijd van Alexander
tot in het midden van de tweede eeuw voor Christus werden in het
mediterrane gebied oorlogen voornamelijk uitgevochten tussen hellenistisch
bewapende legers die zwaar leunden op hun falanxen. Ook Rome bewapende
haar legioenen aanvankelijk met de hoplieten uitrusting en trainde haar
manschappen in het toepassen van de falanxformatie. Op het Italische
schiereiland bevonden zich echter ook volkeren die op geheel andere wijze
strijd leverden. Toen de Romeinen zich geconfronteerd zagen met vijanden
waartegen de falanx weinig tot niks uithaalde besloten zij om zich aan te
passen aan hun tegenstanders. Zo nam Rome de tactieken en wapens van
haar tegenstanders over en verbeterde ze. Hierdoor kon Rome haar vijanden
altijd verslaan als zij met gelijke kansen in het veld trad. Toen de eerste
botsingen tussen de Romeinse legioenen en de Griekse falanxen tijdens de
Pyrrhische Oorlogen slecht afliepen voor de Romeinen pasten zij zich
wederom aan. Het legioen leerde nog flexibeler te opereren op het slagveld,
om zodoende de cohesie van de falanx te ondermijnen.
Pyrrhus werd uiteindelijk verdreven van het Italische schiereiland door een
tekort aan manschappen en geld en Rome kon het zuiden van Italië bezetten.
Uit de Punische Oorlogen kwam Rome als uiteindelijke winnaar naar voren,
voortaan werden haar soldaten bewapend met de langere gladius Hispanicus
en werd elke soldaat bewapend met twee pila. De Romeinse soldaat was niet
53
alleen zwaarbewapend en bepantserd maar kon dus ook omgaan met
werpsperen. Het initiatief dat individuele Romeinse soldaten konden nemen
was dus enorm veel groter dan dat van een hopliet in een hechte falanx.
Toen Rome zich mengde in het politieke wespennest van Griekenland en
Macedonië bewezen de legioenen wederom dat zij van grote waarde waren.
De Macedonische legers die ooit onder de bezielende leiding van Alexander
de Grote de bekende wereld hadden veroverd waren niet in staat om de
militaire superioriteit van Rome te weerstaan. Veranderingen die in de falanx
plaatsvonden sinds de tijd van Alexander hadden de formatie niet
fundamenteel flexibeler of mobieler gemaakt en de nadruk lag nog steeds op
het voorwaartse offensief. Nog steeds opereerden de falanxen als één blok
en de enorme zwakte aan de flanken en de achterhoede was alleen maar
vergroot door de verzwakking van de hoplietenuitrusting. Als de falanx
eenmaal in gevecht was met een vijandelijke legereenheid was het vrijwel
onmogelijk om de opstelling van de hoplieten nog te veranderen. Ook was
het voor een hellenistische commandant bijzonder lastig om zijn falanx
gelijkmatig te laten oprukken tegenover terugtrekkende vijanden. Een
wanordelijke falanx liet al snel gaten vallen tussen de linies en dat gaf de
vijand de kans om de falanx binnen te dringen en de hoplieten te verwonden.
Het gebruik van de veel langere sarissa en het veel kortere zwaard als
secundair wapen maakte van de Macedonische falanx in principe een alles-ofniets eenheid. Zodra vijandelijke soldaten in de rangen van de falanx waren
doorgedrongen was het vrijwel zeker dat de Macedonische hoplieten uiteen
werden geslagen. Toen de Macedoniërs in de Tweede Macedonische oorlog
vernietigend werden verslagen door de Romeinen, zagen zij geen noodzaak
om hun strijdwijze te veranderen aan hun tegenstanders. In de Derde
Macedonische oorlog veegden de Romeinse legioenen de vloer aan met hun
Macedonische tegenstanders.
Was de falanx tijdens de eerste confrontaties nog de sterkere van de twee, de
Romeinen leerden snel en pasten zich aan. Vervolgens bleek het legioen de
sterkere positie te bezitten en werd de falanx niet aangepast. De Romeinen
54
konden zodoende zonder veel moeite de Griekse wereld veroveren en
incorporeren in het Romeinse Rijk. Innovatie, emulatie en perfectionering
waren hun troefkaarten in het militaire spel.
De enige verandering die optrad bij de legioenen en enigszins invloed had op
het verloop van veldslagen was de bewapening met de gladius Hispanicus.
Dat een halve meter staal het verschil maakte tussen verlies en victorie lijkt
onwaarschijnlijk maar gekoppeld aan de veranderingen die plaatsvonden in
de falanx wordt deze bewering houdbaar. Door de zwakkere bepantsering
van de Macedoniërs en de bijzonder lange, onhandige sarissa’s die zij
droegen was de falanx extreem kwetsbaar geworden voor de zwaarden van
de Romeinen. De klassieke Griekse falanx met zijn volledig bepantserde
hoplieten en hun grote hoplon had wellicht meer weerstand kunnen bieden
aan de flexibele Romeinse legioenen. Ook beschikten de Macedoniërs niet
meer over geniale bevelhebbers zoals Alexander de Grote of Philip II, de
Romeinen hadden het goede fortuin dat ze tegen mindere tegenstanders als
Philip V en Perseus vochten.
De Romeinen waren precies op het juiste moment op de juiste plaats
begonnen met hun expansieve activiteiten, de wereld was rijp voor Romeinse
heerschappij.
55
Bibliografie
Adcock, F.E., The Greek and Macedonian Art of War (Berkeley 1957).
Carlan, Yvon, War in the ancient world, a social history, (London 1975).
Chaniotis, Angelos, War in the Hellenistic World (Oxford 2005).
Erdkamp, Paul, A Companion to the Roman army (Oxford 2011).
Green, Peter, Alexander to Actium, The Hellenistic Age (London 1990).
Hammond, N.G.L., ‘The Battle of Pydna’, The Journal of Hellenistic Studies 104 (1984)
38-39.
Hanson, Victor Davis, Hoplites, the classical Greek battle experience (London 1993).
Lefkowitz, Mary R., ‘Pyrrhus’ negotiations with the Romans, 280-278 B.C.’, Harvard
Studies in Classical Philology 64 (1959) 148-149.
Mackey, Christopher S., Ancient Rome: A Military and Political History (Cambridge
2004).
Parker, Geoffrey, Warfare (Cambridge 1995).
Plutarchus, Pyrrhus,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus:text:2008.01.0060.
Plutarchus, Aemilius Paulus,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus%3Atext%3A2008.01.0003%
3Achapter%3D1%3Asection%3D1.
Polybius, Historiën,
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus:text:1999.01.0234.
Sabin, Philip, Hans van Wees & Michael Whitly, The Cambridge history of Greek and
Roman warfare Volume I (Cambridge 2007).
56
Sabin Philip, Hans van Wees, & Michael Whitly, The Cambridge history of Greek and
Roman warfare Volume II (Cambridge 2007).
Shipley, Graham, The Greek world after Alexander, 323-30 B.C. (London 2000).
Vartsos, Ioannis A., 'Pyrrhus in Italy: His Goals and Action’, American historical
review 74 (1969) 1595.
Walbank, F.W., Philip V of Macedon (Cambridge 1967).
Walbank, F.W. & A.E. Astin, The Cambridge ancient history Volume VII, The rise of
Rome to 220 B.C., part two (second edition) (Cambridge 1989).
Walbank, F.W. & A.E. Astin, The Cambridge ancient history Volume VIII, Rome and
the Mediterranean to 133 B.C. (second edition) (Cambridge 1989).
57
Gebruikte illustraties
http://lh6.ggpht.com/_8WIjkzT4POU/S-QoS8J6SI/AAAAAAAAAnc/RsJPiMu5hg4/Pidna.jpg
blz. 1
http://voxpopuliblog.files.wordpress.com/2010/08/phalanx2.jpg
blz. 5
http://gaiusmarius.bravehost.com/images/falanx.jpg
blz. 6
http://www.vroma.org/images/mcmanus_images/cohort.jpg
blz. 11
http://img93.imageshack.us/img93/7895/soldromiae2.jpg
blz. 14
58
Download