Introductie op het boek Exodus

advertisement
Introductie op het boek Exodus.
A: Het hart van de hemelse Bruidegom in de Exodus.
Jer.2:2-3 Roep Jeruzalem toe: Dit zegt de HEER: Ik weet nog hoe je Me liefhad in je jeugd,
van Me hield als Mijn bruid, hoe je Me volgde door de woestijn, dat land waar niet wordt
gezaaid. Israël is aan de HEER gewijd, het is de eerste vrucht van Zijn oogst. Wie het
verslindt, laadt schuld op zich, hij wordt door onheil getroffen, spreekt de HEER.
De werkelijke betekenis van het boek Exodus kan niet begrepen worden zonder inzicht in het
emotionele hart van Jezus Christus, die de Messias is van het volk Israël; zonder begrip van
wat Hij voelde toen Hij Israël uit Egypte wegleidde wordt het boek Exodus alleen maar een
verhaal met een historische betekenis. Maar dit boek heeft ons ongelooflijk veel te zeggen
over de emoties in het hart van Jezus, en dan met name voor Zijn eigen volk Israël, want
Jezus is de Koning der Joden (Joh.1:49, 19:19). Volgens de tekst uit het boek van Jeremia
zag Jezus Zijn volk Israël als Zijn bruid, toen Hij hen uit het land Egypte wegleidde op weg
naar het beloofde land Kanaän. Om dit te begrijpen moeten we iets van de voorgeschiedenis
in het hart van de Verlosser van Israël kennen.
In Genesis 1 schiep God de Zoon de hemel en de aarde met de kracht van Zijn gesproken
woord (Joh.1:1-3), en in Genesis 2 schiep Hij het paradijs om daar een intieme relatie met
het begin van Zijn bruid te ontwikkelen. Maar de zondeval van Genesis 3 verstoorde al direct
de relatie tussen de Bruidegom en Zijn bruid, waarna in Genesis 4 al de eerste moord op de
aarde plaatsvond. Genesis 6 beschrijft de onvoorstelbare ontsporing van de mensheid in die
eerste tijd, waarna onze Heer Zijn rechtvaardige oordeel moest laten gelden; maar dit deed
niets af aan de vurige emoties van Zijn hart, toen de zondvloed over de aarde spoelde en
alle mensen de dood injoeg behalve Noach en zijn gezin.
Ps.29:9b-11 Majesteit! roept heel Zijn paleis. De HEER heeft Zijn troon boven de vloed, ten
troon zit de HEER als koning voor eeuwig. De HEER zal macht aan Zijn volk verlenen, de
HEER zal Zijn volk zegenen met vrede.
M.a.w. de voltallige hemel bleef God aanbidden in Zijn paleis, toen Jezus Zijn troon boven de
zondvloed plaatste. Maar deze vloed tastte Zijn eeuwige heerschappij op geen enkele wijze
aan, want Hij was nog steeds van plan om Zijn macht aan Zijn volk te verlenen en het volk te
zegenen met Zijn vrede. Nadat de zondvloed in Genesis 7 t/m 8 over de aarde geweest was,
zei God in Genesis 9 tegen Noach en zijn zonen, dat zij opnieuw moesten beginnen op de
aarde, en de Heer sloot een verbond met hem; dat is het eerste verbond dat de Heer met
mensen gesloten heeft. De Bruidegom van de Exodus is een God van het verbond die vanuit
Zijn grote liefde altijd een huwelijksverbond wil sluiten met Zijn volk. Maar in Genesis 11-12
ging het opnieuw mis met de mensheid, want de mensen besloten tot de bouw van een toren
die tot in de hemel reikte; dit was een poging om zelf god te worden. Het was Nimrod die een
begin maakte met de bouw van de stad Babel (Gen.10:8-10), waarna de mensen besloten
tot het bouwen van een toren, een zgn. ziggurat die gewijd werd aan afgoderij, occultisme en
mensenoffers. Babel is een synoniem voor de vernietiging van Gods variëteit door een valse,
kleurloze eenheid (Gen.11:1-4). De Heer Zelf torpedeerde deze onderneming (Gen.11:5-9),
en daarna begon de Heer Zijn contrarevolutie tegen dit goddeloze plan, en Hij riep Abram uit
het land Ur der Chaldeeën naar buiten. Via Abram sloot de Heer Zijn tweede verbond met de
mensheid, en via Isaäk en Jakob kwam het volk Israël in Egypte terecht. Van daaruit leidde
de Heer Zijn volk naar de Sinaiwoestijn om met hen Zijn derde verbond te sluiten.
B: De God van het verbond in de Bijbel.
In de Bijbel heeft God vijfmaal een verbond met de mensheid gesloten, waarbij God Zelf de
verbondssluiter is, waarbij er sprake is van vele beloften van het verbond, condities van het
verbond, consequenties van het verbond, een tijdsduur voor het verbond, en het doel van het
verbond. Elk van deze vijf verbonden heeft een eigen unieke betekenis.
1) Het eerste verbond.
God sloot met Noach het eerste verbond, een verbond van overleving op de aarde, waarvan
1
de regenboog het door God gegeven teken is dat Hij dit verbond met alle levende wezens op
de aarde gesloten heeft. In Gen.9:8-17 wordt in het Hebreeuws maar liefst zeven keer het
woord verbond gebruikt als garantie dat God Zich aan Zijn verbond met de hele mensheid
zal houden.
2) Het tweede verbond.
God sloot met Abraham het tweede verbond, een verbond van uitverkiezing. Dit verbond
heeft een nationale dimensie, namelijk de belofte van het grondgebied van Kanaän aan het
nationale volk van Israël (Gen.12:7, 13:14-16). Maar dit verbond heeft ook een internationale
dimensie, want God beloofde aan Abraham dat hij tot een grote zegen voor de hele aarde
zou worden (Gen.12:3, 15:5).
3) Het derde verbond.
God sloot met Mozes het derde verbond, een verbond van dienstbaarheid dat in de Bijbel het
Oude Verbond genoemd wordt. Dit verbond bevat 613 wetten voor een heilig en gelukkig
leven in het beloofde land; dit verbond is uniek en is alleen voor het volk Israël bestemd, en
is bedoeld tot aan de komst van de Messias.
4) Het vierde verbond.
God sloot met David het vierde verbond, en dat is een verbond van opvolging voor de troon,
d.w.z. de koninklijke troon voor het nageslacht van David in Israël. Dit verbond heeft een
nationale betekenis voor de natuurlijke familielijn van David, maar dit verbond heeft ook een
internationale betekenis, namelijk voor de eeuwige troon van Christus.
5) Het vijfde verbond.
God heeft in Christus met alle mensen een eeuwig verbond gesloten, dat in de Bijbel het
Nieuwe Verbond wordt genoemd; dit verbond geldt voor alle mensen die tot geloof in de
Heer Jezus Christus komen. De drie profeten Jesaja, Jeremia en Ezechiël profeteren over dit
Nieuwe Verbond, maar er is een duidelijk verschil in accent tussen hun profetieën.
a) Jeremia profeteert over de centrale plaats van God de Vader in het Nieuwe Verbond, wat
beschreven wordt in Jer.31:31-34, 32:39-40 en 50:5+20. Dit verbond wordt geschreven in de
harten van individuele mensen, waarbij een relatie op basis van intimiteit zonder schuld
wordt gegarandeerd. Jeremia profeteert dus vooral over wat het verbond is.
b) Jesaja profeteert over de centrale plaats van God de Zoon in het Nieuwe Verbond; het
verbond wordt genoemd in Jes.54:10, 55:3, 56:4+6, 59:21, 61:8. Maar in de hoofdstukken
daarvoor profeteert Jesaja over de soevereine Koning en de leidende Dienaar als degene
die het verbond sluit. Jesaja beschrijft dus wie de verbondsluiter is.
c) Ezechiël profeteert over de centrale plaats van de Heilige Geest in het Nieuwe Verbond,
en dat gebeurt in Ezech.11:19-20, 16:59-63, 18:31, 36:26-27 en 39:29. Ezechiël beschrijft
dat dit Nieuwe Verbond veel effectiever is dan het Oude Verbond, omdat het werkt m.b.v.
een zachtgemaakt hart en een nieuwe geest, waarin de Heilige Geest woont. Ezechiël
beschrijft dus hoe het verbond werkt.
C: De voorgeschiedenis van de eerste holocaust en de Exodus.
Ps.80:9 U hebt een wijnstok uitgegraven in Egypte, en volken verdreven om hem te planten.
Deze simpele opmerking geeft ons ongelooflijk veel inzicht in de heftige strijd die gepaard
ging met de bevrijding van Israël uit Egypte. In de eerste plaats wordt Israël in deze tekst
omschreven als een wijnstok, maar het begrip wijnstok is een natuurlijk synoniem voor de
bruid van Christus; daarom wordt in het boek Hooglied ook over wijn gesproken.
Jes.5:1-2 Mijn geliefde had een wijngaard, gelegen op vruchtbare grond. Hij bewerkte de
grond, haalde de stenen eruit en plantte een edele druivensoort. Hij bouwde een wachttoren,
hakte ook een perskuip uit. Hij verwachtte veel van Zijn wijngaard.
Hoogl.8:11, Jes.27:2-3, Jer.2:21 en Matt.21:33 beschrijven het volk van God ofwel de bruid
van Christus ook als een wijngaard. Israël was en is nog steeds het eerste begin van de
bruid van Christus, en dat begon al met de roeping van Abraham; maar deze wijnstok moest
2
in Egypte worden uitgegraven, wat wil zeggen dat deze wijnstok veel te diep geworteld was
geraakt in de Egyptische maatschappij. Er was grote Goddelijke kracht nodig om deze
wijnstok uit de heidense samenleving van Egypte los te maken; Jezus moest al de vurige
emoties van Zijn hart gebruiken om het volk Israël uit Egypte te bevrijden. Maar tijdens de
reis door de woestijn moest Jezus al Zijn hartstochtelijke verlangen naar Zijn volk gebruiken
om al het slaafse verlangen van een terugkeer naar Egypte uit het hart van Zijn volk te
verwijderen. Wat was er namelijk allemaal gebeurd sinds Jakob met al zijn kinderen en
kleinkinderen naar het land Egypte was verhuisd?
Gen.15:3 Wees ervan doordrongen dat je nakomelingen als vreemdeling zullen wonen in
een land dat niet van hen is en dat ze daar slaaf zullen zijn en onderdrukt zullen worden,
vierhonderd jaar lang.
De Heer maakte aan Abraham duidelijk dat zijn nageslacht in Egypte zou wonen als een
groep vreemdelingen, en dat het land niet van hen zou zijn; ze zouden een allochtone groep
buitenlanders zijn. En het was de bedoeling van de Heer dat de Israëlieten in de mentaliteit
van pelgrims in Egypte zouden blijven, totdat de Heer hen zou terughalen naar het land waar
ze vandaan kwamen, het land dat de Heer aan Abraham beloofd had. En bij hun aankomst
in Egypte hadden de Israëlieten nog steeds deze hartsgesteldheid van pelgrims.
Gen.47:4 Uw dienaren zijn hierheen gekomen om een tijdlang in dit land te wonen, want er
is in Kanaän geen weidegrond meer voor onze schapen en geiten; zo erg is de hongersnood
daar. Geef uw dienaren daarom toestemming om in Gosen te gaan wonen.
Het hier gebruikte Hebreeuwse woord voor wonen is het werkwoord ‘guwr’ dat de betekenis
heeft van ergens als gast verblijven, dus geheel in de stijl van Gen.15:3. Maar de farao van
Egypte zag het wel zitten dat zij in Egypte zouden blijven, want ze waren immers familie van
Jozef die de onderkoning van Egypte was. De farao deed dus zijn best om ervoor te zorgen
dat zij geen behoefte meer zouden voelen om naar Kanaän terug te keren.
Gen.47:5-6 Toen zei de farao tegen Jozef: Nu uw vader en uw broers naar u toe gekomen
zijn, kunnen ze in Egypte blijven. Laat hen in het beste deel van het land wonen, laten ze
zich in Gosen vestigen. En zijn er mannen bij die, naar u weet, hun vak verstaan, belast die
dan met het toezicht over mijn veestapel.
In deze tekst wordt twee keer het Hebreeuwse werkwoord ‘yashab’ gebruikt en dat heeft de
betekenis van ergens blijven wonen zonder de bedoeling om weer weg te gaan; het heeft
ook de betekenis van blijven zitten. De farao nodigde de zonen van Jakob zelfs uit om aan
carrièreplanning te gaan doen bij zijn veestapel. En wat gebeurde er toen?
Gen.47:27 Zo gingen de Israëlieten in Egypte wonen, in Gosen. Ze verwierven bezittingen,
kregen kinderen en breidden zich sterk uit.
Het hier gebruikte Hebreeuwse werkwoord voor verwerven is ‘achaz’ dat de betekenis heeft
van gegrepen worden of vastgehouden worden; hier begon het proces waarin de Israëlieten
in Egypte thuisraakten en verstrikt raakten in de Egyptische welvaartsmaatschappij. Al op dat
moment begon de pelgrimsgeest zijn houvast in het hart van de Israëlieten te verliezen, en
werd de Egyptische welvaart steeds meer vanzelfsprekend. De Israëlieten woonden in het
gebied Gosen, maar al gauw woonden er Egyptische buren tussen hen in (Ex.3:22, 11:2), en
soms woonden er zelfs Egyptenaren bij hen in huis (Ex.3:22). Het duurde dan ook niet lang
of er vonden al gemengde huwelijken plaats tussen Israëlieten en Egyptenaren (Lev.24:10).
Daarna duurde het niet lang of de Israëlieten begonnen de God van Abraham, Isaäk en
Jakob te vergeten, en begonnen ze de afgoden van Egypte te dienen. In Joz.24:14 moest
Jozua het volk Israël nog steeds oproepen om de afgoden van Egypte uit hun midden weg te
doen. Ook de profeet Ezechiël profeteerde over de ontrouw van Israël in Egypte, waarbij de
Israëlieten de afgoden van Egypte hadden aanbeden (Ezech.20:7-8, 23:3+8). Mozes had
een broer met de naam Aäron, maar deze naam is afgeleid van de Egyptische afgod On; de
naam Aäron betekent ‘dienaar van On’.
De pelgrimsgeest werd ondermijnd door de Egyptische welvaart, en resulteerde daarna in
gelijkvormigheid aan de wereld; via afgoderij verloor Israël haar geestelijke weerbaarheid en
kwam terecht in slavernij. De slavernij werd veroorzaakt door een nieuwe koning (farao) die
Jozef niet gekend had (Ex.1:8), maar de echte oorzaak was het gebrek aan morele kracht in
het hart van de Israëlieten. Deze nieuwe koning erkende dat het volk Israël zowel te sterk als
3
te talrijk voor de Egyptenaren was (Ex.1:9), m.a.w. de Israëlieten hadden gemakkelijk zich
kunnen verzetten tegen de Egyptenaren, wanneer ze daartoe de moed hadden gehad. Maar
door afval van de God van Israël en immoreel overspel met de afgoden van Egypte waren ze
hun geestelijke ruggegraat kwijtgeraakt, en konden ze geen weerstand bieden tegenover het
gewelddadige optreden van de farao en zijn leger. Zo begon de eerste onderdrukking van
het volk van God, en toen Gods volk toch bleef groeien in aantal (Ex.1:12+20), veroorzaakte
de farao de eerste holocaust van het Joodse volk.
D: De vurige passie van de Bruidegom van Israël.
Ex.20:1-5 (NBV) Toen sprak God deze woorden: Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte,
uit de slavernij, heeft bevrijd. Vereer naast Mij geen andere goden. Maak geen beelden van
goden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op
de aarde of in het water onder de aarde. Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet,
want Ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast Mij.
Ex.20:1-5 (NBG)Toen sprak God al deze woorden : Ik ben de HERE, uw God, die u uit het
land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb. Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht
hebben. Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de
hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is.
Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HERE, uw God , ben een
naijverig God.
D1: Het wezen van de naam Jehovah.
Ex.3:14-15 Toen antwoordde God hem: IK BEN DIE ER ZAL ZIJN (of: Ik ben die Ik ben).
Zeg daarom tegen de Israëlieten: IK ZAL ER ZIJN (hajah) heeft mij naar u toe gestuurd. Ook
zei Hij tegen Mozes: Zeg tegen hen: De HEER (Jehovah) heeft mij gestuurd, de God van uw
voorouders, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob. En Hij heeft
gezegd: Zo wil Ik voor altijd heten, met die naam wil Ik worden aangeroepen door alle
komende generaties.
Onze hemelse Bruidegom maakte Zich aan Mozes bekend met de naam Jehovah, wat een
zeer bijzondere openbaring is over het wezen en karakter van onze Heer. De Hebreeuwse
naam Jehovah is afgeleid van het werkwoord ‘hajah’ dat als ‘Ik ben’ wordt vertaald; dit woord
betekent ‘zijn, worden, geschieden, gebeuren, totstand komen, plaatsvinden’ etc. Hoewel de
openbaring van de naam Jehovah groot is, is er in deze Goddelijke naam altijd een groot
element van geheimhouding. De uitspraak ‘Ik ben die Ik ben’ verklaart niets anders dan dat
God Zijn eigen wezen en karakter kent; het is een formulering over de soevereiniteit van God
in de openbaring van Zichzelf. D.w.z. als er iets over Hem verteld moet worden, dan moet Hij
dat zelf doen, want wij hebben God nodig om God te leren kennen, en Hij vertelt alleen
datgene wat Hij wil en wat wij nodig hebben om Hem te kunnen leren kennen.
De openbaring van de naam van God behoort als een voorrecht toe aan het volk dat Hij heeft
uitgekozen; God geeft Zijn eigen volk het voorrecht om Hem bij Zijn naam aan te roepen met
de vrijheid om Zijn naam uit te breiden met datgene wat Hij Zelf aan hen heeft geopenbaard.
Toen God Zichzelf bekendmaakte als Jehovah, was nog heel veel van Zijn wezen en karakter
verborgen, alleen maar om geopenbaard te worden op andere momenten. Daarom staan er in
de Bijbel diverse achtervoegsels bij de naam Jehovah, want God is Jehovah met daarbij een
toevoeging, en deze toevoeging is datgene wat ieder persoonlijk in zijn leven van God krijgt
geopenbaard. De naam Jehovah is geen enkelvoudige naam, maar een naam met oneindige
keuzemogelijkheden; Jehovah is voor ons de God met de aanvulling, die wij op elk moment
van ons leven nodig kunnen hebben. Hij is de grote IK BEN met elke mogelijke denkbare
aanvulling, die gebaseerd is op Goddelijke openbaring.
Ps.37:4 Zoek je geluk bij Jehovah, Hij zal geven wat je hart verlangt.
Daarom betekent de naam Jehovah niets voor degene die geen toevoeging kent bij deze
naam, maar de naam Jehovah betekent alles voor degene die wél toevoegingen kent bij deze
naam, en de mogelijkheden van toevoeging zijn oneindig. Dat is het grote geheim van de
naam Jehovah; IK BEN is de God die in alles wil voorzien, en als wij noden hebben kunnen
wij het antwoord op deze nood invullen achter de naam Jehovah, ofwel IK BEN.
4
D2: De namen van Jehovah God in de Bijbel.
Jehovah El Elyon (Gen.14:22) = Jehovah is de allerhoogste God.
Abram kende Jehovah als de allerhoogste God die de Schepper van hemel en aarde was.
Deze combinatie van Gods naam komen we ook tegen in Ps.7:17, 18:13, 21:7, 47:2, 83:18,
91:9, 92:1, 97:9.
Jehovah El Olam (Gen.21:33) = Jehovah is de eeuwige God.
Abraham leerde Jehovah ook kennen als de eeuwige God, de God zonder enige vorm van
begrenzing van tijd en plaats of beperking in Zijn mogelijkheden. Jehovah is Koning voor
eeuwig en altijd (Ex.15:18).
Jehovah Jireh (Gen.22:14) = Jehovah zal er in voorzien.
Het woord ‘jireh’ komt van het Hebreeuwse werkwoord ‘ra-ah’ wat vertaald wordt met ‘zien’.
God zag wat er gebeurde en Hij voorzag in de nood.
Jehovah Rapha (Ex.15:26) = Ik, Jehovah, ben het die jullie geneest.
Met deze belofte liet God zien dat Zijn naam Jehovah gekoppeld kon worden aan elke belofte
die Hij aan Zijn volk gaf, want Jehovah-God is de Vervuller van al Zijn beloften.
Jehovah Nissi (Ex.17:15) = Jehovah is mijn banier.
In deze eerste veldslag van het volk Israël op weg naar het beloofde land leerden de Joden
God kennen als de banier die omhoog geheven werd en voor het volk uitging. In Jes.11:10
staat de belofte dat de Messias van Israël als een banier in Zijn woonplaats zal staan en dat
alle volken zullen komen om Hem te zoeken.
Jehovah Shalom (Rech.6:24) = Jehovah is mijn vrede.
Jehovah stelde Gideon gerust en beloofde hem vrede; daarom noemde Gideon het altaar
‘Jehovah shalom’ ofwel ‘de HEER geeft vrede’.
Jehovah Zebaoth (1Sam.1:3) = Jehovah van de legers.
Dit is de eerste keer dat Jehovah omschreven wordt als de God van de legers van Israël;
deze naamcombinatie komt vaak voor in de Bijbel.
Jehovah Rohi (Ps.23:1) - Jehovah is mijn herder.
Dit is een van de meest bekende teksten uit de Bijbel en is bijzonder representatief voor het
wezen en karakter van Degene die gezegd heeft: Ik ben de goede herder (Joh.10:11).
Jehovah Tsidkenu (Jer.23:6, 33:16) = Jehovah is onze gerechtigheid.
Tot twee keer toe wordt deze naam beloofd aan de komende Messias door wiens volbrachte
werk op het kruis van Golgotha wij de gerechtigheid van God ontvangen (2 Kor.5:21).
Jehovah Shammah (Ezech.48:35) = Jehovah is daar.
Dit is de naam van de stad Jeruzalem na de komst van de Messias; voortaan zal Hij koning
zijn in deze stad die volop de kenmerken zal dragen van Zijn aanwezigheid. Maar ....... er is
nog een andere naam van Jehovah met een achtervoegsel, maar deze naam is zo uniek en
veelbetekenend dat ik hem apart wil noemen.
D3: De grootste en meest intieme openbaring van de naam Jehovah.
Ex.20:5 …… Ik, de Heer uw God, duldt geen andere goden naast Mij……
De Hebreeuwse tekst geeft hier de openbaring van één van de meest wezenlijke kenmerken;
daarom is het belangrijk om te zien wat hier in het Hebreeuws staat.
Ex.20:5 …… Ik, Jehovah uw God, ben El Qanna ……
De Tien Geboden vormen de ruggegraat van de wet van Mozes, en middenin deze Tien
Geboden openbaart Jehovah-God de meest essentiële toevoeging aan Zijn naam; deze
toevoeging toont ons de vurige hartslag van onze hemelse Bruidegom. Want meer dan enige
andere naamcombinatie toont Jehovah Qanna het ware hart van de God van de Bijbel, maar
het is opmerkelijk dat in bijbelse encyclopedieën en ook bijbelstudies en geestelijke liederen
over de namen van God deze naam zelden of nooit voorkomt. Toch komt deze Hebreeuwse
naamcombinatie van God maar liefst acht keer in het Oude Testament voor. De oude
vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap uit 1951 vertaalt het Hebreeuws letterlijk,
maar in de Nieuwe Bijbelvertaling heeft men deze naam van God liever omschreven. Daarom
geef ik de teksten uit de oude Bijbelvertaling van 1951.
Ex.20:5 Gij zult u voor de afgoden niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HERE, uw God ,
5
ben een naijverig God……
Ex.34:14 Want gij zult u niet nederbuigen voor een andere god, immers de HERE, wiens
naam Naijverige is, is een naijverig God.
Deut.4:24 Want de HERE, uw God, is een verterend vuur, een naijverig God.
Deut.5:9 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HERE, uw God, ben
een naijverig God……
Deut.6:15 …… want de HERE, uw God, is een naijverig God in uw midden; opdat de toorn
van de HERE, uw God, niet tegen u ontbrande en Hij u van de aardbodem verdelge.
Joz.24:19 Doch Jozua zeide tot het volk: Gij zult niet in staat zijn de HERE te dienen , want Hij
is een heilig God. Hij is een naijverig God. Hij zal uw overtreding en zonden niet vergeven.
Nah.1:2 Een naijverig God en een wreker is de HERE , een wreker is de HERE en vol van
grimmigheid; een wreker is de HERE voor Zijn tegenstanders, en toornen blijft Hij tegen Zijn
vijanden.
Onze God beschrijft Zichzelf hier als Jehovah Qanna, wat in de NBG’51 vertaald wordt als de
naijverige God en in de NBV als de afgunstige God; beide vertalingen zeggen zonder meer
dat God Zichzelf omschrijft als de jaloerse God, die geen enkele afgod naast zich duldt. Zijn
jaloersheid heeft het karakter van een verterend vuur, en dat is iets waar wij als mensen heel
veel moeite mee hebben om te kunnen begrijpen. Deze God van verterend vuur vernietigt
echter alles wat Zijn liefde in de weg staat, maar Zijn vuur betreft vooral én in de eerste plaats
Zijn extatische vreugde en Zijn heilige romantische liefdesrelatie met Zijn volk. Het vuur van
Zijn oordeel is een gevolg van Zijn gepassioneerde vuur van verlangen naar Zijn Bruid. Het is
een manifestatie van Gods passie wanneer alles verwijderd wordt dat Zijn liefde in de weg
staat; en zonde en goddeloosheid staan Zijn liefde in de weg. De passie van Zijn liefde en het
vuur van Zijn oordeel zijn één en dezelfde emotie; zij vormen de rechterarm én de linkerarm
van al Zijn handelen in ons persoonlijke leven en in de wereld. Deze jaloersheid is meer dan
elke andere toevoeging van grote betekenis voor de naam van God, want Zijn jaloersheid
definieert de diepte van Zijn liefde. Deze jaloersheid speelt dan ook een belangrijke rol in het
boek Exodus.
E: De Egyptische holocaust als een vuur van loutering en zuivering.
Deut.4:20 Want u bent door de HEER uitgekozen en uit de smeltoven van Egypte weg
gehaald om Hem als Zijn eigen volk toe te behoren, zoals nu het geval is.
Het volk Israël raakte in Egypte elke herinnering aan de God van Abraham, Isaäk en Jakob
volledig kwijt; het volk raakte verstrikt in de afgoderij van Egypte, waardoor ze elke morele
stabiliteit kwijtraakten en niet in staat waren zich te verdedigen tegen de dictatuur van de
farao. De directe aanleiding van het hele probleem was de afgoderij, en daarom stond de
Heer toe dat het volk in Egypte een louteringsproces moest ondergaan om los te komen van
de Egyptische afgoden. Maar de werkelijke oorzaak voor deze vurige beproeving was het
jaloerse karakter van Gods liefde, die een hartstochtelijk verlangen koesterde naar een relatie
met Zijn eigen volk.
Jer.31:3-4 Van ver ben Ik naar je toe gekomen, vrouwe Israël. Ik heb je altijd liefgehad, Mijn
liefde zal je altijd vergezellen. Ik breng je weer tot bloei. Je zult weer dansen in de rei en de
tamboerijnen laten klinken.
Het verblijf van Israël in land Egypte wordt in de Bijbel altijd omschreven als het ondergaan
van een zuiveringsproces in een vurige oven (1Kon.8:51, Jes.48:10, Jer.11:4), want zoals een
smeltkroes zilver zuivert en een smeltoven goud loutert, zo zuivert de Heer het hart van Zijn
kinderen (Spr.17:3). We kunnen dus de eerste hoofdstukken van het boek Exodus alleen
maar goed begrijpen, wanneer wij het emotionele hart van de God van de Sinaï begrijpen, de
God van jaloerse liefde ofwel Jehovah Qanna. Het vuur van beproeving is enerzijds te wijten
aan de duisternis in het hart van de farao, maar anderzijds te danken aan onze jaloerse Heer
die ons hart wil bevrijden van elke vorm van afgoderij, die Zijn vurige liefde in de weg staat.
Jer.9:5-6 Onderdrukking volgen op onderdrukking, bedrog op bedrog. Ze willen van Mij niets
weten, spreekt de HEER. Daarom, dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ik ga hen
smelten en zuiveren. Wat kan Ik anders doen met Mijn volk?
6
F: Het verbond als basis voor de bevrijding.
Ex.2:23-25 Jaren gingen voorbij, en de koning van Egypte stierf. Maar de Israëlieten gingen
nog altijd onder dwangarbeid gebukt. Ze klaagden luid en hun hulpgeroep steeg op naar
God. God hoorde hun jammerkreten en dacht aan het verbond dat Hij met Abraham, Isaak
en Jakob had gesloten. Hij zag hoe de Israëlieten leden en trok Zich hun lot aan.
In Gen.15:13 voorspelde de Heer aan Abraham dat zijn nakomelingen als vreemdelingen
zouden wonen in een land dat niet van hen was, en dat ze daar slaaf zouden zijn en tijdens
een periode van 400 jaar onderdrukt zouden worden. Uiteindelijk woonden de Israëlieten 430
jaar in Egypte, en precies op de dag af vertrokken ze uit het land van de slavernij onder de
leiding van de Heer (Ex.12:40); dit was de tijd van Gods belofte aan Abraham (Hand.7:17).
Naarmate de tijdsbelofte van 400 jaar steeds dichterbij kwam, gingen de Israëlieten steeds
heviger gebukt onder dwangarbeid; ze klaagden luid en hun hulpgeroep steeg op naar God
in de hemel (Ex.2:23). God hoorde hun jammerkreten, en Hij dacht daarbij aan Zijn verbond
met Abraham, Isaäk en Jakob (Ex.2:24); maar onze Heer werd ook gedreven door Zijn
medelijden met het volk (Ex.2:25, 3:7). God keek naar Israël door de lens van het verbond,
en Hij kende hun eeuwige roeping en bestemming; daarom kwam Hij in actie op grond van
het verbond. Maar dit verbond was diepgeworteld in Zijn liefde die altijd de sterkste drijfveer
voor bevrijding van mensen is; zowel tijdens de exodus als tijdens de reis door de woestijn
werd onze Heer diep gemotiveerd door Zijn liefde voor Israël. Maar meer nog dan dat waren
de exodus en de reis door de woestijn bedoeld tot eer van de Heer Zelf om Hem een
eeuwige glorieuze naam te geven.
Jes.63:11-14 Toen dacht Hij aan de dagen van weleer, aan Mozes en Zijn volk. Waar is Hij
die Zijn volk door de zee voerde, waar zijn de herders van Zijn kudde? Waar is Hij die hen
bezielde met Zijn Heilige Geest? Die Mozes ter zijde stond met Zijn luisterrijke arm, die voor
hen het water kliefde om Zich een eeuwige naam te verwerven? Die hen door de diepte
leidde als paarden door de woestijn, zonder dat ze struikelden, als vee dat afdaalt naar het
dal? Het was de Geest van de HEER die hun rust gaf. Ja, U hebt zelf Uw volk geleid om U
een luisterrijke naam te verwerven.
Onze Heer voerde Zijn volk door de zee, gaf hen Zijn Heilige Geest (Jes.63:11, Neh.9:20),
stond Mozes ter zijde met Zijn luisterrijke arm, kliefde het water voor Zijn volk, leidde hen
door de diepte, en de Geest van de Heer gaf hen rust. Het boek Exodus kan alleen maar
goed begrepen worden, wanneer we de vurige liefde in het hart van onze Heer voor Israël
door de hele Bijbel heen ontdekken. Hoewel de Heer Zijn volk door de vurige beproeving van
slavernij en dwangarbeid moest laten gaan om hen los te maken van de afgoderij in Egypte,
werd Zijn hart altijd bewogen door liefde voor Zijn volk. Daarom ook werd de Heer altijd aan
de beloften van Zijn verbond met Abraham, Isaäk en Jakob herinnerd; het verbond met de
aartsvaders was de basis op grond waarvan de Heer in Zijn bewogenheid voor Zijn volk in
beweging kon komen om hen te bevrijden, en hen naar het beloofde land Kanaän te brengen
(Ex.3:8). Onze Heer heeft Zijn verbond met de aartsvaders nooit buiten werking gesteld,
hoewel het volk Israël Hem vanaf het begin van de reis door de woestijn tot op de dag van
vandaag vijandig heeft bejegend door de permanente ongehoorzaamheid aan de wet van
Mozes, aan de woorden van de profeten, aan het evangelie van Jezus Christus en aan de
evangelieverkondiging van de apostelen. Hoewel Israël in de eindtijd nog door de zwaarste
crisis uit het bestaan van dit volk zal gaan, heeft God nooit Zijn verbond met hen verbroken,
want Hij blijft hen liefhebben. In dit licht moet de geschiedenis van Exodus, Leviticus, Numeri
en Deuteronomium gelezen worden, en evenzo de hele Bijbel.
Rom.11:28-29 Ze zijn Gods vijanden geworden opdat het evangelie aan u verkondigd kon
worden, maar God blijft hen liefhebben omdat Hij de aartsvaders heeft uitgekozen. De
genade die God schenkt neemt Hij nooit terug, wanneer Hij iemand roept maakt Hij dat niet
ongedaan.
Micha 7:18-20 Wie is een God als U, die schuld vergeeft en aan zonde voorbij gaat? U blijft
niet woedend op wie er van Uw volk nog over zijn; liever toont U hun Uw trouw. Opnieuw zult
U Zich over ons ontfermen en al onze zonden tenietdoen. Onze zonden werpt U in de diepte
van de zee. U bewijst Jakob Uw trouw en Abraham Uw goedheid, zoals U gezworen
hebt aan onze voorouders, in de dagen van weleer.
7
G: De Exodus is de eerste profetische generatie van de geschiedenis.
Micha 7:15-20 Als in de dagen van de bevrijding uit Egypte laat Ik dit volk wonderbaarlijke
daden zien. De volken zullen het zien en beschaamd staan, beroofd van hun kracht, doof en
met de hand op de mond. Ze zullen stof likken als een slang, als dieren die over de grond
kronkelen. Sidderend zullen ze uit hun burchten komen, vol ontzag voor de HEER, onze
God. Ze zullen U vrezen!
De menselijke geschiedenis is een aaneenschakeling van vele tragische momenten, die
veroorzaakt zijn door zonde en goddeloosheid; met grote regelmaat heeft de Heer daarom
Zijn toorn losgelaten op de mensen (Rom.1:18-32). Maar in Zijn strategisch handelen met de
mensheid onderbreekt de Heer de menselijke geschiedenis met bepaalde perioden, die we
kunnen omschrijven als DE DAG VAN DE HEER, waarbij de Dag van de Heer spreekt van
een tijd van verhoogde Goddelijke activiteiten. Het begrip Dag van de Heer komt in het boek
Sefanja bijvoorbeeld 18 keer voor, maar heeft niet alleen maar betrekking op de eindtijd; elk
soeverein ingrijpen van God met intense activiteiten vanuit de hemel kan gedefinieerd
worden als de Dag van de Heer. Er zijn echter drie unieke perioden in de geschiedenis die
kunnen worden omschreven als PROFETISCHE GENERATIES, dat zijn generaties met een
profetische betekenis van zeer hoog niveau. Van de mensen uit die tijd wordt veel meer
verantwoordelijkheid gevraagd dan mensen uit andere tijden vanwege het verhoogde niveau
van Goddelijke openbaring in die tijd (Matt.11:20-24).
1) het boek Exodus beschrijft de eerste profetische generatie uit de geschiedenis waarbij
sprake is van dagelijkse wonderen en tekenen van Godswege. Het volk van God werd meer
dan in andere tijden op bovennatuurlijke wijze beschermd, terwijl de tegenstanders van God
meer dan in andere tijden bovennatuurlijk zwaar werden gestraft.
2) het boek Handelingen beschrijft de tweede profetische generatie uit de geschiedenis
waarbij misschien wel dagelijks wonderen en tekenen werden verricht door de apostelen,
door apostolische medewerkers en door gelovigen.
3) het boek Openbaring beschrijft de derde profetische generatie uit de geschiedenis, dat is
de generatie van de eindtijd. In de eindtijd zullen de wonderen en tekenen van Mozes en de
wonderen en tekenen van de apostelen gecombineerd worden, en wereldwijd verspreid
worden om de grote oogst van de laatste generatie binnen te halen. Want de eindtijd is de
generatie waarin de Heer Zelf gaat terugkomen om de heerschappij over de hele aarde op
Zich te nemen.
H: Een overzicht van het boek Exodus.
Ex.19:4-6 Jullie hebben gezien hoe Ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe Ik je op
adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij Mij heb gebracht. Als je Mijn woorden ter harte
neemt en je aan het verbond met Mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor Mij zijn,
kostbaarder dan alle andere volken, want de hele aarde behoort Mij toe. Een koninkrijk van
priesters zul je zijn, een heilig volk.
De Hebreeuwse naam van het boek Exodus is ‘sjemot’ wat ‘namen’ betekent vanwege de
namen waarmee het boek begint (Ex.1:1-4). Het eerste hoofdstuk beschrijft de eerste
holocaust van het volk Israël, maar in hoofdstuk 2 wordt verteld hoe de menselijke bevrijder
van Israël wordt geboren, opgroeit aan het hoofd van de farao, vervolgens moet vluchten en
in hoofdstuk 3 door de Heer wordt geroepen om terug te keren naar Egypte.
J: Mozes, de bevrijder van Israël.
Hand.7:23 Toen hij veertig jaar was, besloot hij zich te bekommeren om het lot van zijn
eigen volk, de Israëlieten.
Hand.7:30 Nadat er veertig jaren waren verstreken, verscheen er in de woestijn bij de berg
Sinaï een engel aan hem in de vlammen van een brandende doornstruik.
Hand.7:36 Het was deze Mozes die het volk wegleidde uit Egypte onder het verrichten van
tekenen en wonderen, niet alleen in Egypte, maar ook bij de Rode Zee en in de woestijn,
veertig jaar lang.
Mozes is 120 jaar oud geworden (Deut.34:7); zijn krachten waren niet afgenomen en zijn
8
ogen niet verzwakt. Hij is de grootste profeet uit de geschiedenis van Israël geweest met wie
de Heer zeer vertrouwelijk omging (Deut.34:10, Num.12:7-8, Ex.33:11). Mozes had eerst een
periode van 40 jaar nodig om een invloedrijk persoon te worden aan het hof van de farao
(Hand.7:22). Daarna had Mozes een periode van 40 jaar nodig om iemand te worden die niet
meer goed kon spreken (Ex.4:10). Daarna kreeg Mozes nog een derde periode van 40 jaar
waarin hij kon zien hoe God iemand kan gebruiken die in eigen ogen niets meer waard is.
Toen Mozes zijn eerste ontmoeting met God had, bedekte hij zijn gezicht, want hij durfde niet
naar God te kijken (Ex.3:6), maar nog geen twee jaar later haalde Mozes de bedekking van
zijn gezicht weg om openlijk met de Heer te kunnen spreken (Ex.34:34-35).
Mozes was de 26e generatie vanaf de schepping, want Genesis 5 beschrijft de 10 generaties
van Adam t/m Noach, Genesis 10 beschrijft de 10 generaties vanf Sem t/m Abraham, daarna
Isaäk en Jakob als de 21e en 22e generatie, vervolgens Levi, Kehat, en Amram, de vader
van Mozes (Ex.6:16-20). Dat maakt Mozes tot de 26e generatie vanaf de schepping, en hij
kreeg de naam Jehovah van God geopenbaard (Ex.3:14-15). Het wonderbaarlijke is dat de
Hebreeuwse getalswaarde van de naam Jehovah ook 26 is; m.a.w. de 26e generatie vanaf
de schepping kreeg de getalswaarde 26 van de naam Jehovah geopenbaard.
J1: De excuses van Mozes bij zijn roeping.
Ex.3:10 Daarom stuur Ik jou naar de farao: jij moet Mijn volk uit Egypte wegleiden.
Bij zijn roeping gebruikte Mozes vijf verschillende excuses om niet naar Egypte terug te
hoeven gaan voor de bevrijding van het volk van God.
Ex.3:11 Maar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan = minderwaardigheid.
Ex.3:13 Wat is de naam van die God? Wat moet ik dan zeggen? = onwetendheid.
Ex.4:1 Ze zullen me vast niet geloven en niet naar me luisteren = machteloosheid.
Ex.4:10 Ik ben geen goed spreker; dat is altijd zo geweest = onbekwaamheid.
Ex.4:13 Heer, stuur toch iemand anders, wie U maar wilt = onwilligheid.
J2: De bewijzen van Gods autoriteit in zijn roeping.
Ex.4:17 En neem je staf in de hand, want daarmee moet je de wonderen doen.
Ex.4:3-4 het teken van de slang = overwinning over de duivel.
Ex.4:6-7 het teken van huiduitslag = overwinning over de zonde.
Ex.4:8-9 het teken van het bloed = overwinning over de dood.
K: De tien oordelen van God over farao en Egypte.
Ex.12:12 Ik zal alle Egyptische goden van hun voetstuk stoten, want Ik ben de HEER.
Het tiende en laatste oordeel van God over Egypte werd tegelijk met de instelling van het
Joodse Pesach aangekondigd, m.a.w. de oudtestamentische profetie over het kruis van
Golgotha (1Kor.5:7) werd op hetzelfde moment als de ondergang van alle Egyptische
afgoden geproclameerd. Ex.12:12 geeft ons een dieper inzicht in de betekenis van Gods
oordelen over Egypte, want de werkelijke strijd werd niet tegen de farao gevoerd maar tegen
de demonische machten die verborgen gingen achter de Egyptische afgoden. Tijdens de tien
plagen over Egypte werd de geestelijke legermacht van de vijand van al zijn kracht beroofd,
en werd de weg vrijgemaakt voor de uittocht (exodus) van het volk Israël uit Egypte. Want
Gods oordelen over Egypte (Ps.78:43-51) deden de liefde van God voor het volk van Egypte
niet verdwijnen. Integendeel, de profeet Jesaja profeteerde dat Egypte in de eindtijd nog een
belangrijke rol zal spelen voor de Joden, die op de vlucht zullen zijn voor de antichrist die
hen overal zal achtervolgen (Jes.19:16-22). En na de tweede komst van Jezus zal Egypte
samen met Syrië en Israël een belangrijke rol vervullen voor de hele wereld (Jes.19:23-25).
Maar farao was een instrument van de duisternis, en nadat hij zeven keer geweigerd had de
Israëlieten te laten gaan (5:2, 7:13+22, 8:11+15+28, 9:7), werd zijn hart vanwege zijn harde
onverzettelijkheid daarna nog meer verhard door de Heer Zelf (9:12+35, 10:20+27), zodat de
Heer hem en zijn leger rechtvaardig kon oordelen in de Rietzee (Ex.14:23-28). Zo ging het
Goddelijke principe van vergelding in vervulling.
Spr.29:1 Wie vaak terechtgewezen wordt en toch hardnekkig blijft, wordt plotseling geveld
zonder kans op redding.
9
K1: Gods werkelijke doel met de oordelen over Egypte.
Ex.9:13-16 Dit zegt de HEER, de God van de Hebreeën: Laat Mijn volk gaan om Mij te
vereren. Dit keer tref Ik uzelf, uw hovelingen en uw volk met Mijn zwaarste plaag, dan zult u
beseffen dat er op de hele aarde niemand is als Ik. Ik had Mijn hand allang naar u en uw
volk kunnen uitstrekken en u met de pest kunnen treffen, dan was u al van de aarde
weggevaagd. Maar Ik heb u alleen in leven gelaten om u Mijn macht te tonen en om
iedereen op aarde te laten weten wie Ik ben.
Gods oordelen over de afgoden van Egypte - d.w.z. de demonische machten achter deze
afgoden - en over farao en zijn leger hadden een groter doel dan alleen maar de bevrijding
van Gods volk Israël. De Heer zag een veel groter doel, namelijk de glorie van Zijn naam
over de hele aarde. De bewoners van Jericho wisten 40 jaar later nog precies hoe Israël
door de Rietzee trok, en de inwoners van de stad waren doodsbang voor de God van Israël
(Joz.2:10). En de Filistijnen wisten zelfs na meer dan 300 jaar nog steeds dat de God van
Israël de Egyptenaren met allerlei plagen had getroffen om Zijn volk uit Egypte te kunnen
bevrijden door Egypte met Zijn toorn te treffen (1Sam.4:8, 6:6). Tot op de dag van vandaag
is het verhaal van de bevrijding van Israël uit Egypte wereldwijd bekend; met de boodschap
van deze bevrijding bracht de Heer glorie en eer aan Zijn eigen naam.
a) Israël moest de grootheid van Gods naam leren kennen.
Ex.6:7 Ik zal jullie aannemen als Mijn volk, en ik zal jullie God zijn. En jullie zullen inzien
dat Ik, de HEER, jullie God ben, die jullie bevrijdt van de last die je door de Egyptenaren is
opgelegd.
2Sam.7:23 En wie kan zich meten met Israël, Uw volk? Het is het enige volk op de aarde
waarvoor een God zich heeft ingezet om het vrij te kopen en tot Zijn volk te maken, om zo
voor Zichzelf een naam te vestigen door middel van grootse en indrukwekkende daden:
omwille van Uw volk, dat U hebt bevrijd, hebt U vreemde volken en hun goden op de vlucht
gedreven.
b) de farao moest de grootheid van Gods naam leren kennen.
Ex.5:2 Wie is die HEER, dat ik Hem zou gehoorzamen? vroeg de farao. Waarom zou ik de
Israëlieten laten gaan? Ik ken de HEER niet en de Israëlieten laat ik niet gaan.
Farao kende de Heer niet, maar de Heer zou Zijn macht aan farao laten zien, zodat hij ten
slotte in God zijn meerdere moest erkennen (Ex.7:17, 8:6+18, 9:14 +29, 11:7).
c) de Egyptenaren moesten de grootheid van Gods naam leren kennen.
Ex.7:5 De Egyptenaren zullen beseffen dat ik de HEER ben, als ik Mij tegen hen keer en de
Israëlieten bij hen wegleid.
En na de definitieve ondergang van farao met zijn hele leger brak opnieuw het besef bij de
Egyptenaren door dat de Heer de God van Israël was (Ex.14:4+18).
d) alle volken op aarde moesten de grootheid van Gods naam leren kennen.
Ex.9:16 Maar Ik heb u alleen in leven gelaten om u Mijn macht te tonen en om iedereen op
aarde te laten weten wie Ik ben.
K2: De tien plagen over het land Egypte.
Ex.7:14-25 beschrijft de 1e plaag waarbij het Nijlwater in bloed veranderde.
Ex.7:26-8:11 beschrijft de 2e plaag waarbij Egypte bedolven werd onder kikkers.
Ex.8:12-15 beschrijft de 3e plaag waarbij Egypte bedolven werd met muggen.
Ex.8:16-28 beschrijft de 4e plaag waarbij Egypte bedolven werd met steekvliegen.
Ex.9:1-7 beschrijft de 5e plaag waarbij er een builenpest onder het vee van Egypte uitbrak.
Ex.9:8-12 beschrijft de 6e plaag waarbij de Egyptenaren etterende puisten kregen.
Ex.9:13-35 beschrijft de 7e plaag waarbij zware hagel alle planten en bomen vernietigde.
Ex.10:1-20 beschrijft de 8e plaag waarbij sprinkhanen het resterende groen opvraten.
Ex.10:21-29 beschrijft de 9e plaag van een drie dagen lange diepe duisternis over Egypte.
Ex.12:29-30 beschrijft de 10e plaag waarbij alle eerstgeborenen in Egypte werden gedood.
In mijn studie over het boek openbaring kun je ontdekken hoeveel parallellen er zijn tussen
de oordelen van God over Egypte en de drie series van Goddelijke oordelen in de eindtijd,
de zeven zegels (Openb.6), de zeven bazuinen (Openb.8), en de zeven schalen (Openb.16).
10
L: De instelling van het Joodse Pesach.
Ex.12:23 Want de HEER zal door Egypte heen gaan om het te straffen. Maar ziet Hij bij een
deur bloed aan de bovendorpel en aan de posten, dan zal Hij die deur voorbijgaan, Hij zal de
doodsengel geen toestemming gegeven om uw huizen binnen te gaan en u te treffen.
L1: Het bloed van het lam.
Ex.12:1-28 beschrijft de instelling van het Joodse Pesach; het woord Pesach komt van het
Hebreeuwse werkwoord pasach, dat maar zeven keer in het Oude Testament voorkomt en
dat ‘voorbijgaan’ betekent (Ex.12:13+23+27). Exodus 12 is een keerpunt in het boek Exodus,
want er was een leven in slavernij vóór het Pesach (Ex.1-11), een leven van vergeving bij het
Pesach (Ex.12), en een leven vanuit Gods genade en volheid ná het Pesach (Ex.13 v.v.).
Ex.12:1-2 spreekt over een lam tijdens de 1e t/m de 10e dag.
Ex.12:3-5 spreekt over het lam tijdens de 10e t/m de 13e dag.
Ex.12:6-9 spreekt over mijn lam tijdens de 14e dag.
Ex.12:13 spreekt over Gods lam tijdens de 14e nacht (Joh.1:29).
L2: Voorbereiding op de pelgrimsreis.
Ex.12:11 Zo moeten jullie het eten: met je gordel om, je sandalen aan en de staf in de
hand, een grote haast. Dit is een maaltijd ter ere van de HEER, het Pesachmaal.
Hoewel het bloed van het lam het absolute fundament voor vergeving en bevrijding was, was
het ook noodzakelijk dat de Israëlieten zich grondig voorbereidden op de aanstaande reis
door de woestijn in de hartsgesteldheid van echte pelgrims.
a) de heupen omgord – Ps.18:33, Luc.12:35, Joh.21:18, Efez.6:14.
b) de voeten geschoeid – Marc.6:9, Luc.15:22, Hand.12:8, Efez.6:15.
c) de staf in de hand – Ex.14:16, 17:5. Ps.23:4, Openb.2:27.
De gordel om het middel spreekt van geestelijke waakzaamheid, de sandalen aan de voeten
van geestelijke dienstbaarheid, en de staf in de hand spreekt van geestelijke autoriteit.
L3: Gods soevereiniteit in het proces van bevrijding.
Ex.12:14 Die dag moet voortaan een gedenkdag zijn, die je moet vieren als een feest voor
de HEER. Dit voorschrift blijft voor altijd van kracht, alle komende generaties moeten die dag
vieren.
God was zowel de Heer in het doden van de eerstgeborenen van Egypte, en in het oordelen
van de afgoden van Egypte, en in het voorbijgaan aan het bloed van het lam. Gods oordelen
over Zijn vijanden en Zijn genade voor Zijn volk komen uit een en dezelfde bron, het hart van
de hemelse Bruidegom.
L4: De vijf bekers van het Joodse Pesach.
Ex.6:6-8 Ik ben de HEER. Ik zal de last die de Egyptenaren jullie opleggen van je afnemen,
Ik zal jullie uit je slavenbestaan bevrijden. Met opgeheven arm zal Ik jullie verlossen en de
Egyptenaren zwaar straffen. Ik zal jullie aannemen als Mijn volk, en Ik zal jullie God zijn. En
jullie zullen inzien dat Ik, de HEER, jullie God ben, die jullie bevrijdt van de last die je door de
Egyptenaren is opgelegd. Ik zal jullie naar het land brengen dat Ik onder ede aan Abraham,
Isaak en Jakob beloofd heb; dat land zal Ik jullie in bezit geven. Ik ben de HEER.
Het pesachmaal in de tijd van Jezus was behoorlijk veranderd t.o.v. het oorspronkelijke
pesachmaal uit Exodus 12. Het allereerste pesachmaal had namelijk geen enkel voorschrift
over bekers met wijn, terwijl in de tijd van Jezus er sprake was van een uitgebreide maaltijd
inclusief 4 bekers met wijn. Lucas schrijft over 2 bekers, terwijl Matteüs en Marcus over één
beker schrijven. De traditie van 4 bekers is ontleend aan Ex.6:6-8, want in de Joodse traditie
heeft zich later een gewoonte ontwikkeld om het pesach te vieren met vier bekers wijn die
ontleend zijn aan de vijf zegeningen die God hier belooft. Deze vier bekers zijn een symbool
van de begrippen afnemen, bevrijden, verlossen, aannemen, maar het vijfde begrip
brengen + geven is nooit ontwikkeld in de traditie, omdat het Joodse volk gelooft dat dit in
vervulling zal gaan wanneer de Messias komt.
11
a) De eerste beker: yatsa = uitleiden.
Deze eerste beker werd gedronken tijdens het eten van de pesachmaaltijd, waarbij naast
geroosterd lam, ongezuurd brood, bittere kruiden nog enkele andere rituele gerechten werden
gegeten. Voordat de tweede beker kwam, werd de tafel gereinigd, en daarna werd het verhaal
van de exodus verteld als een dialoog tussen een vader en zijn zoon. Pas daarna werd de
tweede beker gedronken.
b) De tweede beker: natsal = bevrijden.
Na de tweede beker werd het brood (matze) gebroken; er lagen drie stukken matze op een
stapeltje, waarbij de middelste gebroken werd. Judas ontving hiervan een stukje, dat in bittere
saus gedoopt was; en hij verliet daarna vóór de derde beker de bijeenkomst om Jezus te
verraden.
c) De derde beker: ga’al = loskopen.
Deze derde beker was de beker der dankzegging (1Kor.10:16) waarbij dit dankgebed werd
uitgesproken: ‘Geprezen bent U, Eeuwige, onze God, Koning van de wereld, Schepper van de
vrucht van de wijnstok.’ Dit was de beker waarbij Jezus het Nieuwe Verbond instelde; Paulus
citeerde in 1Kor.11:25 de woorden van Jezus, zoals Lucas ze beschrijft.
d) De vierde beker: laqach = aannemen.
Tijdens de maaltijd werd het ‘Hallel’ gezongen; dat zijn de psalmen 113 t/m 118. De vierde
beker was de afsluiting van het pesachmaal; daarna ging Jezus met Zijn leerlingen op weg
naar Gethsemane, terwijl Hij hen onderweg uitleg gaf over de principes van het koninkrijk van
God, zoals in Joh.15-16 staat beschreven.
e) De vijfde beker: brengen + geven.
De vijfde beker heeft nooit een plaats gekregen in de Joodse traditie, omdat Joodse rabbi’s
het nooit eens zijn geworden over de betekenis. Men is ervan uitgegaan dat deze beker
gedronken zal worden na de komst van de Messias; daarom is deze beker achterwege
gelaten. Deze beker gaat over de reis naar het beloofde land en het ontvangen van dit land
als erfdeel.
f) De eindvervulling van het pesach.
Luc.22:15-16+18 Hij zei tegen hen: Ik heb er hevig naar verlangd dit pesachmaal met jullie te
eten voor de tijd van Mijn lijden aanbreekt. Want Ik zeg jullie: Ik zal geen pesachmaal meer
eten voordat het zijn vervulling heeft gevonden in het koninkrijk van God……Want Ik
zeg jullie: vanaf nu zal Ik niet meer drinken van de vrucht van de wijnstok tot het koninkrijk van
God gekomen is.
1 Kor.11:26 Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood
van de Heer, totdat Hij komt.
Jezus maakte duidelijk dat de werkelijke betekenis van het pesachmaal pas in volledige
vervulling zal gaan bij de komst van het koninkrijk van God; dat is de tijd waarin wij de vijfde
beker zullen drinken. Paulus bevestigde deze gedachtegang door te stellen dat wij de derde
beker zullen blijven drinken tot aan de wederkomst van Jezus. Het boek Openbaring beschrijft
dit moment, waarop wij samen met Jezus deze vijfde beker zullen drinken.
Openb.19:6-9 Toen hoorde ik iets als een stem van een grote menigte, van geweldige
watermassa’s en van krachtige donderslagen zeggen: Halleluja! De Heer, onze God, de
Almachtige, heeft het koningschap op Zich genomen. Laten we blij zijn en jubelen, laten we
Hem de eer geven! Want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn bruid staat klaar. Zij mag
zich kleden in zuiver, stralend linnen. Want dit linnen staat voor al het goede dat gedaan is
door de heiligen. Toen zei hij tegen mij: Schrijf op: Gelukkig zijn zij die voor het bruiloftsmaal
van het Lam zijn uitgenodigd.
M: De eerste dagen van de Exodus.
Ex.12:40-42 Vierhonderddertig jaar hadden de Israëlieten in Egypte gewoond; na precies
vierhonderddertig jaar - geen dag eerder of later - trok het volk van de HEER, in groepen
geordend, uit Egypte weg. Die nacht waakte de HEER om hen uit Egypte weg te leiden.
Daarom waken de Israëlieten nog altijd in deze nacht ter ere van de HEER, elke generatie
opnieuw.
Salomo, de zoon van David, werd koning over Israël in het jaar 970 v.Chr; vier jaar later
12
begon hij met de bouw van de tempel, dus dat was in het jaar 966 v.Chr. (1Kon.6:1). Volgens
deze tekst was dat 480 jaar ná de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, m.a.w. de exodus
was volgens deze berekening in het jaar 1446 v.Chr. Volgens Ex.12:40 had het volk Israël
precies 430 jaar in Egypte gewoond, dus Jakob was in Gen.46:1 met zijn hele familie naar
Egypte getrokken in het jaar 1876 v. Chr. Elk tijdstip paste op een soevereine manier in het
plan van God, want God heeft alles wat er is een goede plaats in de tijd gegeven (Pred.3:11)
en de Ontzagwekkende kent de tijd van alle dingen (Job 24:1a). God doet de dingen altijd op
zulk een wijze dat wij ontzag voor Hem zullen hebben (Pred.3:14b), en wij moeten de dagen
van ons leven zodanig leren tellen dat wijsheid ons hart vervult (Ps.90:12). Het tijdschema
van de exodus was veilig in Gods handen, maar de Israëlieten wisten van tevoren niet wat
hen te wachten stond. Want een mens kan het werk van God niet vanaf het begin tot en met
het einde doorgronden (Pred.3:11b), en wij die Hem vereren weten nooit wanneer Hij ingrijpt
(Job 24:1b). Zo was het ook met Israël.
M1: De overwinning over de farao en zijn leger.
Ex.15:1b Ik wil zingen voor de HEER, Zijn macht en majesteit zijn groot! Paarden en ruiters
wierp Hij in de zee.
De kortste route van Egypte naar het land Kanaän liep langs de kust van de Middellandse
Zee, maar dan zouden de Israëlieten terechtkomen in het land van de Filistijnen (Ex.13:17).
Wanneer ze zo snel al in een oorlog terecht zouden komen, konden ze wel eens spijt krijgen
en teruggaan naar Egypte; daarom liet God het volk een omweg maken en door de woestijn
van Egypte naar de Rietzee trekken (Ex.13:18). Zo kregen de Israëlieten direct al met een
onaangename verrassing te maken, want door deze omweg dacht de farao dat het volk was
verdwaald, waarop hij alsnog besloot hen achterna te gaan en terug te brengen naar Egypte
(Ex.14:5-7). Toen de Israëlieten de farao met zijn groot leger achter hen aan zagen komen,
begonnen ze tegen de Heer en Mozes te schreeuwen vanwege hun ongeloof (Ex.14:9-12),
maar Ps.106:7 interpreteert dat als rebellie tegen de Heer. Ongeloof is namelijk niets anders
dan een expressie van rebellie, en rebellie is geworteld in een ondankbaar hart; ongeloof wil
liever overleven in slavernij dan sterven in vrijheid. Dit was de voornaamste reden waarom
de reis door woestijn naar het beloofde land uiteindelijk 40 jaar zou duren.
Exodus 14 beschrijft vervolgens de overweldigende overwinning van de Heer over de farao
en zijn leger, en Exodus 15 beschrijft het schitterende lied van Mozes ter ere van de Heer,
een lied dat ook een Openb.15:3 genoemd wordt. Ex.15:1-11 beschrijft de lofprijzing over
deze historische overwinning, en Ex.15:12-17 beschrijft de profetische aanbidding over de
toekomst van Israël in het beloofde land, en Ex.15:18 proclameert de eeuwige heerschappij
van de Messias over Israël.
M2: De eerste dagen in de woestijn.
Ex.15:22b Drie dagen trokken ze door woestijn zonder water te vinden.
Overdag ging de Heer voor het volk uit in een wolkkolom, en 's nachts in een lichtgevende
vuurzuil; zo kon het volk dag en nacht verder trekken (Ex.13:21-22). In het allereerste begin
waren de Israëlieten nog vol vurig enthousiasme over de manier waarop de Heer hen van de
Egyptenaren had bevrijd; de Heer Zelf ervoer dat als de liefde van Zijn bruid (Jer.2:2, 31:2-3,
Hos.2:16-17). God liet Zijn Heilige Geest op hen neerdalen (Neh.9:20, Jes.63:11-14), hoewel
de Heilige Geest nog niet in hen kon wonen, want het zou nog eeuwen duren voordat dat
mogelijk zou zijn (Joh.7:39). Die eerste dagen waren dagen van hemelse romantiek, maar
dat gevoel verdween al snel, omdat het volk de wegen van de Heer niet begreep; Hij gaf hun
wetten en regels en daar in de woestijn stelde Hij hen op de proef (Ex.15:25b). De Heer
wilde weten of zij Zijn wetten en geboden zouden gehoorzamen, want de Heer was degene
die hen wilde genezen met Zijn woord (Ex.15:26, Ps.107:20).
M3: Twee momenten van beproeving.
Ps.106:13-14 Maar snel vergaten zij wat Hij gedaan had, ze wachtten niet geduldig Zijn
plannen af. Onverzadigbaar was hun eetlust in de woestijn, ze daagden God uit in het dorre
land.
13
Ex.16:1-12 beschrijft de eerste beproeving in woestijn op het gebied van voedsel, Ex.17:1-7
beschrijft de tweede beproeving op het gebied van water; in beide beproevingen faalden de
Israëlieten jammerlijk voor de test. Ze dachten terug aan de gevulde vleespotten van Egypte,
waar ze volgens eigen zeggen volop brood te eten hadden (Ex.16:3). Zo zijn er gelovigen die
beweren Jezus te volgen maar als vijanden van het kruis leven, omdat hun buik hun god is;
ze zijn gericht op aardse zaken (Fil.3:18b-19).
M4: De eerste militaire overwinning van Israël.
Ex.17:13 Zo versloeg Jozua het leger van Amalek tot de laatste man.
Het leger van Egypte werd door de Heer Zelf verslagen, zonder dat de Israëlieten daarvoor
iets hoefden te doen (Ex.14:13-14); maar in de strijd tegen het volk van Amalek moesten de
Israëlieten wel degelijk ten strijde trekken, en de Heer gaf hun de overwinning.
M5: Een familiehereniging voor Mozes.
In Exodus 18 krijgt Mozes bezoek van zijn schoonvader Jetro, die zijn dochter Sippora - de
vrouw van Mozes - en de twee zonen van Mozes meenam; blijkbaar had Mozes hen na de
gebeurtenis van Ex.4:24-26 weer naar huis teruggestuurd.
N: Een bijzondere ontmoeting.
Ex.19:3 Mozes ging de berg op, naar God. De HEER riep hem vanaf de berg toe.
Precies twee maanden na het vertrek uit Egypte kwamen de Israëlieten aan in de woestijn
Sinaï (Ex.19:1); daar sloegen ze hun kamp op bij de berg Horeb, waar Mozes zijn eerste
ontmoeting met de Heer had gehad (Ex.3:1-2). In totaal zou Mozes zes keer op de berg naar
boven gaan, en zou hij ook weer zes keer naar beneden afdalen.
Ex.19:3 is de eerste keer dat Mozes naar boven ging.
Ex.19:7 is de eerste keer dat Mozes naar beneden ging.
Ex.19:8 is de tweede keer dat Mozes naar boven ging.
Ex.19:14 is de tweede keer dat Mozes naar beneden ging.
Ex.19:20 is de derde keer dat Mozes naar boven ging.
Ex.19:25 is de derde keer dat Mozes naar beneden ging.
Ex.24:9 is de vierde keer dat Mozes naar boven ging.
Ex.32:15 is de vierde keer dat Mozes naar beneden ging.
Ex.32:31 is de vijfde keer dat Mozes naar boven ging.
Ex.33:6 is de vijfde keer dat Mozes naar beneden ging, maar dat wordt niet genoemd.
Ex.34:4 is de zesde keer dat Mozes naar boven ging.
Ex.34:29 is de zesde keer dat Mozes naar beneden ging, dat was de laatste keer.
N1: De openbaring van de bijzondere roeping voor Israël.
Ex.19:3b-6 Zeg tegen het volk van Jakob, laat de kinderen van Israël weten: Jullie hebben
gezien hoe Ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe Ik je op adelaarsvleugels gedragen heb
en je hier bij Mij heb gebracht. Als je Mijn woorden ter harte neemt en je aan het verbond
met Mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor Mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken,
want de hele aarde behoort Mij toe. Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.
Aan het begin van de uittocht uit Egypte liet de Heer zien dat Hij Zijn volk gedragen had als
op adelaarsvleugels (Ex.19:4, Deut.32:11-12), en aan het eind van de Bijbel zien we dat de
Heer in de eindtijd Zijn volk Israël - d.w.z. het gelovige overblijfsel - opnieuw door de woestijn
zal dragen als op adelaarsvleugels (Openb.12:14), terwijl de antichrist probeert het Joodse
volk uit te moorden over de hele aarde. In Ex.19:4 sprak de Heer dat Hij Zijn volk bij Zichzelf
had gebracht, en in Openb.12:6 zal God in de woestijn van de eindtijd opnieuw een plaats
voor gelovige Joden klaarmaken voor een periode van drieënhalf jaar. De voorwaarden zijn
dat Israël de woorden van God ter harte neemt en zich aan het verbond houdt, dan zal de
Heer dit volk als Zijn kostbaar bezit behandelen, als een koninkrijk van priesters, als een
heilig volk. De Heer heeft deze roeping voor Israël nooit ingetrokken (Rom.11:29), en als
gelovigen uit de heidenen hebben wij het voorrecht om in deze roeping te mogen delen
zonder daarbij afbreuk te doen aan het eerstgeboorterecht van Israël (Efez.2:13, 3:6).
14
N2: De openbaring van Gods heiligheid.
Ex.19:16-20 Op de derde dag, bij het aanbreken van de morgen, begon het te donderen en
te bliksemen, er hing een dreigende wolk boven de berg, en zeer luid weerklonk het geschal
van een ramshoorn. Iedereen in het kamp beefde. Mozes leidde het volk het kamp uit, God
tegemoet. Aan de voet van de berg bleven ze staan. De Sinai was volledig in rook gehuld,
want de HEER was daarop neergedaald in vuur. De rook steeg op als de rook uit een
smeltoven, en de berg trilde hevig. Het geschal van de ramshoorn werd luider en luider.
Mozes sprak, en God antwoordde met geweldig stemgeluid. De HEER was op de top van de
Sinai neergedaald.
Op de derde dag van de derde maand van de exodus (Ex.19:16) openbaarde de Heer Zich
aan het hele volk Israël, en deze openbaring ging gepaard met donderslagen en bliksem;
dit is de eerste keer dat donder en bliksem in de Bijbel genoemd worden. Deze openbaring
was zo dreigend dat zelfs Mozes sidderde van angst (Hebr.12:21), maar op uitnodiging van
de Heer ging hij toch weer naar boven. Tijdens zijn derde verblijf boven op de berg ontving
Mozes de Goddelijke grondwet voor het volk Israël, de Tien Geboden (Ex.20:1-17). Het volk
deinsde achteruit en bleef op grote afstand staan; ze waren bang voor het vuur (Deut.5:5) en
wilden niet dichterbij komen. Hoewel ze na het geluid van een ramshoorn toestemming
kregen om de berg op te gaan (Ex.19:13b), wilden ze absoluut niet dat God verder nog tot
hen zou spreken. De schrijver van de Hebreeënbrief heeft dit later geïnterpreteerd als een
afwijzing van God (Hebr.12:25), want de Heer wilde Zijn volk juist dicht bij Zich hebben; de
donderslagen, de bliksemstralen en het vuur waren alleen maar bedoeld om het volk van de
heiligheid van God te overtuigen. De tragedie is dat ze door op een afstand te blijven later in
Ex.32 een gouden kalf maakten, omdat ze de openbaring van Gods heiligheid als zeer snel
waren vergeten.
N3: De eerste wetgeving voor het volk Israël.
Ex.21:1 Houd hun ook deze regels voor.
Exodus 21 t/m 23 zijn een verslag van de tweede wetgeving voor Israël, waarbij diverse
zaken besproken worden; verdere details zal ik daarover niet geven. In Ex.12:1 t/m 13:16
werden al andere regels gegeven.
O: Het eerste huis van gebed voor het koninkrijk van God op de aarde.
Ex.25:8 De Israëlieten moeten een heiligdom voor Mij maken, zodat Ik temidden van hen
kan wonen.
Het was geweldig dat God de jammerkreten van Israël hoorde en Mozes de roeping gaf om
Israël te bevrijden uit de macht van Egypte. Het was geweldig dat de Heer d.m.v. tien zeer
indrukwekkende oordelen Egypte op de knieën kreeg, en de afgoden van Egypte buitenspel
zette. De exodus was een geweldige gebeurtenis, vooral toen de farao met zijn leger in de
golven van de Rietzee verdween, en Mozes samen met het volk een lied ter ere van de Heer
kon zingen. God voorzag in brood en water, en de overwinning over Amalek was ook een
geweldig feit. De verschijning van de Heer op de berg Horeb was indrukwekkend, maar ook
angstaanjagend, zodat alleen Mozes de berg op ging. Maar toen Mozes voor de vierde keer
naar de bergtop ging, kreeg hij de werkelijke betekenis van de exodus geopenbaard. Want
de Heer was naar Mozes toe gekomen bij de brandende braamstruik, en de Heer was naar
het volk toe gekomen op de bergtop, maar dit alles was niet het einddoel; het hartstochtelijke
hart van de hemelse Bruidegom verlangde ernaar om temidden van het volk te wonen. Het
volk durfde de berg niet omhoog te gaan, en ze durfden ook niet langer naar de stem van de
Heer als donderslagen te luisteren. Maar de Heer wilde temidden van Zijn volk wonen, zodat
iedereen zo dicht mogelijk bij Hem kon komen. Dat was het uiteindelijke doel van de exodus,
voordat het volk het beloofde land zou binnengaan; en de farao van Egypte kreeg uitgebreid
te horen wat Gods doel met het volk Israël was. De Heer liet Zijn volk eerst naar de woestijn
trekken om daar Hem te dienen met feestelijke offers.
Ex.5:1 Dit zegt de HEER, de God van Israël: Laat Mijn volk gaan om in de woestijn ter ere
van Mij een feest te vieren.
15
Ex.5:3 Sta ons toe drie dagreizen ver de woestijn in te trekken om de HEER, onze God, daar
offers te brengen.
Ex.7:16 De HEER, de God van de Hebreeën, heeft mij naar u toegestuurd om te zeggen:
Laat Mijn volk gaan om Mij in de woestijn te vereren.
Ex.8:1 Dit zegt de HEER: Laat Mijn volk gaan om Mij te vereren.
Ex.8:16 Dit zegt de HEER: Laat Mijn volk gaan om Mij te vereren.
Ex.8:23 Sta ons toe om drie dagreizen ver de woestijn in te trekken om daar aan de HEER,
onze God, offers te brengen, zoals Hij ons heeft opgedragen.
Ex.9:1 Dit zegt de HEER, de God van de Hebreeën: Laat Mijn volk gaan om Mij te vereren.
Ex.9:13 Dit zegt de HEER, de God van de Hebreeën: Laat Mijn volk gaan om Mij te vereren.
Ex.10:3 Dit zegt de HEER, de God van de Hebreeën: Hoe lang blijft u nog weigeren u aan
Mij te onderwerpen? Laat Mijn volk gaan om Mij te vereren.
De Heer had dus een plan voor Israël in de woestijn, voordat het volk het beloofde land zou
binnen trekken, en dat plan was het huis van gebed. Want de Heer wilde temidden van Zijn
volk wonen, maar om het volk te kunnen beschermen tegen het vuur van Zijn heiligheid,
moest de Heer Zichzelf verbergen in Zijn huis. Want het volk Israël zou nog vele eeuwen
nodig hebben om zodanig geheiligd te worden dat ze openlijk voor God aangezicht zouden
kunnen verschijnen. Daarvoor moest eerst Jezus een mens worden, en als mens de schuld
van de mensheid dragen op het kruis van Golgotha, om daarna uit de dood op te staan en
naar de hemel te gaan, om daar als hogepriester het voor ons allemaal mogelijk te maken
zonder enige aarzeling met grote vrijmoedigheid voor Gods troon te verschijnen.
Hebr.7:25-26 Zo kan Hij ieder die door Hem tot God komt volkomen redden, omdat Hij voor
altijd leeft en zo voor hen kan pleiten. Een hogepriester als Hij hadden we ook nodig, iemand
die heilig, schuldeloos en zuiver is, van de zondaars afgescheiden en ver boven de hemel
verheven.
Hebr.4:14-16 Nu wij een hooggeplaatste hogepriester hebben die de hemel is doorgegaan,
Jezus, de Zoon van God, moeten we vasthouden aan het geloof dat we belijden. Want de
hogepriester die wij hebben is er een die met onze zwakheden kan meevoelen, juist omdat
Hij, net als wij, in elk opzicht op de proef is gesteld, met dit verschil dat Hij niet vervallen is tot
zonde. Laten we dus zonder schroom naderen tot de troon van de Genadige, waar we
telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden.
In Exodus 25 t/m 31 kreeg Mozes alle details over het huis van gebed - dat is de tabernakel aangereikt, en er zijn vele boeken en studies over de profetische betekenis van alle details
geschreven. Ik zal daar in deze introductie op het boek Exodus niet verder op ingaan, want
ook de brief aan de Hebreeën tilt een stukje van de sluier over dit onderwerp op. Terwijl
Mozes de openbaring over dit eerste huis van gebed in de Bijbel ontving, raakte het volk in
Exodus 32 volledig het spoor bijster, en verviel tot afgoderij door het maken van het gouden
kalf. Mozes moest alle ervaring van zijn vriendschap met God gebruiken om te voorkomen
dat de Heer het volk in Zijn toorn zou vernietigen, want de Heer dreigde met de volledige
uitroeiing van het volk (Ex.32:10). Mozes deed eerst voorbede op basis van de waarheid
(Ex.32:11), daarna voorbede op basis van de eer van God (Ex.32:12), en tenslotte voorbede
op basis van het verbond en de belofte aan de aartsvaders (Ex.32:13). En het resultaat was
geweldig, want de Heer wilde overtuigd worden van de redding van Zijn volk, omdat Hij
allang overtuigd was. Hij had alleen een vriend nodig voor voorbede.
Ex.32:14 Toen zag de HEER ervan af om Zijn volk te treffen met het onheil waarmee Hij
gedreigd had.
Mozes was de man die God had uitgekozen om voor Zijn aangezicht te staan, het volk te
verdedigen en Gods dodelijke woede af te wenden (Ps.106:23); Mozes kon dat doen omdat
hij de wegen van God had leren kennen, terwijl het volk alleen maar de grootse daden van
God had gezien (Ps.103:7). Vanaf de dag van dit verschrikkelijke drama droeg het volk geen
sieraden meer, omdat ze zo verschrikkelijk ontsierd waren door hun zonde (Ex.33:5-6). Dit
drama kostte 3000 Israëlieten het leven (Ex.32:28), en Mozes plaatste een tijdelijke tent
buiten het kamp voor iedereen die de Heer wilde raadplegen (Ex.33:7). In Exodus 34 bleef
Mozes voor de tweede keer 40 dagen en 40 nachten bij de Heer zonder te eten of te drinken
(Ex.34:28); daarna daalde hij voor de laatste keer van de berg af (Ex.34:29).
16
Exodus 36 t/m 39 beschrijven het ontwerpen en het bouwen van de tabernakel tot in de
meest nauwkeurige details, en wat opvalt is dat alles precies zo gemaakt werd als de Heer
aan Mozes had opgedragen (Ex.39:42-43). In het laatste hoofdstuk van het boek Exodus
werd de tabernakel in elkaar gezet in de eerste maand van het tweede jaar van de exodus,
op de eerste dag van de maand (Ex.40:17). Precies zoals de Heer had voorgeschreven werd
de tabernakel tot in details in elkaar gezet, en zo legde Mozes de laatste hand aan het werk
van de tabernakel (Ex.40:33). Mozes voltooide niet alleen de tabernakel, maar hij zalfde de
tent met alle toebehoren, en zo heiligde hij het huis van gebed (Num.7:1). En het antwoord
van de Heer was overweldigend.
Ex.40:34-38 Toen werd de ontmoetingstent overdekt door een wolk en werd de tabernakel
gevuld door de majesteit van de HEER. Mozes kon de ontmoetingstent niet meer binnen
gaan, want de wolk rustte daarop en de majesteit van de HEER vulde de tabernakel. Zolang
hun tocht duurde, trokken de Israëlieten pas verder wanneer de wolk zich van de tabernakel
verhief. Wanneer de wolk niet opsteeg, trokken ze niet verder; ze wachtten tot de wolk weer
opsteeg. Zolang hun tocht duurde, rustte overdag de wolk van de HEER op de tabernakel,
en ‘s nachts verscheen er een vuur in, dat voor alle Israëlieten zichtbaar was.
Het boek Exodus begint met de onderdrukking van de Israëlieten, maar eindigt met het
neerdalen van de glorieuze majesteit van God in het huis van gebed; dit is de sleutel
tot het verstaan van de boodschap van het boek Exodus. De naam Exodus is een Grieks
woord dat letterlijk uitweg betekent; dit woord komt ook drie keer in het Nieuwe Testament
voor. In Hebr.11:22 wordt over de uittocht van het volk Israël uit Egypte gesproken als over
de exodus, in 2Petr.1:15 spreekt Petrus over zijn sterven als zijn persoonlijke exodus, maar
in Luc.9:30-31 spreken Mozes en Elia met onze Heer Jezus over de exodus die Hij in de
stad Jeruzalem moest volbrengen om ons eeuwig leven te kunnen geven. Het boek Exodus
heeft dus voor ons een belangrijke profetische betekenis.
Hebr.11:22 Door zijn geloof sprak Jozef aan het eind van zijn leven al over de uittocht
(exodus) van het volk van Israël en gaf hij opdracht zijn gebeente dan mee te nemen.
2Petr.1:15 Ik doe er mijn uiterste best voor dat u zich dit alles ook na mijn heengaan
(exodus) steeds weer voor de geest zult kunnen halen.
Luk.9:30-31 Opeens stonden er twee mannen met Jezus te praten: het waren Mozes en Elia,
die in hemelse luister verschenen waren. Ze spraken over het levenseinde (exodus) dat Hij
in Jeruzalem zou moeten volbrengen.
Wij mogen de Heer voor eeuwig dankbaar zijn voor de exodus die Hij voor ons volbracht
heeft op het kruis van Golgotha, zodat wij in het eeuwige beloofde land zouden kunnen
komen om daar voor eeuwig de Vader te kunnen dienen in het eeuwige huis van gebed,
waar de glorie van God altijd aanwezig is.
Openb.21:3 Gods woonplaats is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen Zijn
volken zijn en God Zelf zal als hun God bij hen zijn.
V.v.d.B. 
17
Download