De leden van de Tweede Kamer der Staten

advertisement
Geachte leden van de Tweede Kamer,
Herstel van vertrouwen staat voorop in het regeerakkoord van CDA, VVD en LPF. Wij stellen vast dat
het nieuwe kabinet en de Nederlandse gemeenten voor de komende periode dezelfde centrale ambitie
hebben. De Nederlandse gemeenten willen graag bijdragen aan het versterken van het vertrouwen.
Tegen deze achtergrond vinden wij het buitengewoon teleurstellend dat de onderhandelaars van CDA,
VVD en LPF een aantal maatregelen zijn overeengekomen dat de financiële beweegruimte van
gemeenten fors verkleint. Gemeenten nemen, als de overheid waar de burger het eerste mee te maken
heeft, een cruciale positie in. Veel van de voornemens van het nieuwe kabinet spreken aan. Echter, de
huidige plannen ten aanzien van de gemeentefinanciën maken het de gemeenten onmogelijk de
ambities waar te maken.
In deze brief maken wij duidelijk dat veel van de nieuwe ideeën door ons worden gedeeld en dat wij,
juist daarom, respect voor het eigen beleidsdomein van gemeenten, en dus voor de financiële
zelfstandigheid van gemeenten, van essentieel belang achten. Wij beperken ons daarbij tot de
hoofdzaken. Op een later moment zullen wij een integraal commentaar geven op de voorstellen uit het
regeerakkoord.
Substantieel eigen belastinggebied noodzakelijk voor beleidsruimte gemeenten
In het regeerakkoord wordt de afschaffing van de onroerende zaakbelasting (OZB) op woningen
aangekondigd. Dit voornemen betreuren wij zeer. De Nederlandse gemeenten dienen te beschikken
over een substantieel eigen belastinggebied. Zij hebben daarop recht op grond van het Europees
Handvest voor Lokale Autonomie, dat mede door Nederland is geratificeerd. Een volwaardige lokale
democratie vereist een eigen gemeentelijk belastinggebied. Indien wordt besloten tot afschaffing van de
OZB op woningen, dan dient minimaal een alternatieve gemeentelijke belasting mogelijk te worden
gemaakt. Het nieuwe kabinet biedt dat alternatief niet. Compensatie via het Gemeentefonds vormt in
elk geval geen alternatief. Gemeenten worden financieel vrijwel geheel (voor 97 procent!) afhankelijk
van de rijksoverheid. Een democratisch gekozen bestuur dient echter zijn eigen (substantiële) belasting
te kunnen heffen.
Los daarvan zijn er grote praktische en financiële complicaties. De financiële gevolgen voor gemeenten
van afschaffing van de OZB op woningen kunnen uitsluitend beperkt blijven, indien zij volledig
worden gecompenseerd via ophoging van het Gemeentefonds. Bij de verdeling van deze toevoeging
aan het Gemeentefonds zullen echter bij een aantal gemeenten grote afwijkingen ontstaan, omdat deze
gemeenten thans een hoger tarief heffen dan waar de gemeentefondsverdeling vanuit gaat. Deze hogere
tarieven worden veroorzaakt door eigen prioriteitstelling en door onvolkomenheden in de verdeling van
het fonds, die worden opgevangen door de bufferfunctie van de eigen inkomsten. Voor deze gemeenten
dreigen miljoenentekorten. De financiële verhoudingen tussen gemeenten worden, hoe dan ook, ernstig
scheef getrokken.
Het Gemeentefonds: normeringssystematiek niet veranderen
Het nieuwe kabinet wil tevens de groei van het Gemeentefonds aan banden leggen. Het Gemeentefonds
wordt thans gevoed op basis van het principe “samen de trap op, samen de trap af”. Dit betekent dat
gemeenten dezelfde financiële ruimte wordt geboden als de departementen. In het regeerakkoord wordt
een aanpassing van deze methodiek voorgesteld. De groei van het Gemeentefonds zal door de
systeemaanpassing worden beperkt tot een niveau dat gemeenten in staat stelt om ten hoogste de prijsen loonstijgingen en de toename van het aantal inwoners en woningen in ons land op te vangen.
Daarbovenop komt het effect van de ombuigingen (onder andere de bezuiniging op rijkssubsidies) en
intensiveringen die in het kader van het regeerakkoord zijn afgesproken. Aldus wordt de groei slechts
gedeeltelijk doorberekend maar de krimp volledig. Het moge duidelijk zijn dat gemeenten onder deze
omstandigheden onvoldoende armslag krijgen voor investeringen in bijvoorbeeld veiligheid, zorg en
onderwijs. Wij pleiten daarom voor continuering van de huidige systematiek van financiële normering.
Veel inhoudelijke voorstellen spreken aan
Terugtred van de overheid zonder de bereidheid echt los te laten en de neiging om te decentraliseren en
te verzelfstandigen en toch centraal te sturen en uniformiteit te willen verzekeren staan, zoals het
regeerakkoord terecht stelt, haaks op elkaar. Wij zijn dan ook zeer te spreken over de ambities die het
nieuwe kabinet heeft op het gebied van het terugdringen van gedetailleerde regels en bureaucratische
processen. Wij constateren dat als gevolg daarvan, bijvoorbeeld op de terreinen van ruimtelijke
ontwikkeling en milieu en ten aanzien van de bijstand, aan een belangrijke rol voor gemeenten is
gedacht. Onduidelijk blijft overigens of risico-overheveling naar de gemeenten ook overheveling van
regelstelling in de bijstandstoekenning betekent.
Voor de verkiezingen en tijdens de formatie is er veel aandacht geweest voor alle aspecten van de
multiculturele samenleving. Wij onderschrijven de noodzaak om te komen tot de aanscherping en een
sluitende aanpak van de verplichte inburgering van zowel nieuw- als oudkomers. Gemeenten zijn
daarbij de aangewezen instantie om op dit terrein maatwerk te leveren. Voor een verantwoorde
inburgering dienen gemeenten wel te beschikken over voldoende middelen en bevoegdheden en dienen
gemeenten door het Rijk slechts te worden afgerekend op de output. Dit laatste strookt overigens ook
met het streven naar deregulering.
Wij blijven van mening dat de problematiek inzake uitgeprocedeerden en illegalen een rijkszaak is. Het
regeerakkoord gaat uit van die rijksverantwoordelijkheid en erkent dat een sluitende aanpak terzake
vereist is.
Overwegend positief zijn wij ook over de voornemens om extra te investeren in veiligheid, met name
op het gebied van politie, zorg, onderwijs en mobiliteit (openbaar vervoer, ontsluiting van nieuwe
woonlocaties). Wij hebben met instemming kennisgenomen van het voornemen om ook extra te
investeren in de rampenbestrijding. Wij gaan ervan uit dat dat ook de kwaliteit van de preventie betreft.
Terecht zet het nieuwe kabinet ook in op een actief ontwikkelingsbeleid voor het platteland met de
decentrale overheid in de hoofdrol, maar onderkent het ook het belang van sterke steden. In dat verband
onderwerp
Regeerakkoord datum 03 juli 2002
02/03
merken wij op dat de wij de plannen met betrekking tot de uitbreiding van de Wet gemeenschappelijke
regelingen met belangstelling tegemoet zien. Voor het bestuur in stedelijke regio’s verwachten wij
eveneens een adequate oplossing.
In het algemeen zijn wij dus te spreken over de hiervoor genoemde inhoudelijke voorstellen en de
financiële speerpunten van het nieuwe kabinet. Het spreekt voor zich dat veel helderheid over de
precieze uitwerking, kansen en risico’s van een en ander zal moeten komen in gestructureerd overleg
tussen het kabinet en ons. De voornemens ten aanzien van bijvoorbeeld de vermaatschappelijking van
de zorg en de gesubsidieerde arbeid lijken ons bij uitstek onderwerpen voor een dergelijk overleg. Wij
gaan ervan uit dat wij daar de komende periode ruim de gelegenheid voor krijgen.
Conclusie: regeerakkoord voor gemeenten niet in balans
Alles afwegend is het regeerakkoord, bezien vanuit de gemeenten, onevenwichtig. Tegenover
aansprekende voornemens op inhoudelijke beleidsterreinen staat een substantiële beperking van de
gemeentelijke autonomie door de voorgestelde financiële maatregelen. De centrale opgaven van het
kabinet - Nederland moet veiliger, zorg en onderwijs beter en integratie in de samenleving sterker moeten in belangrijke mate in en door gemeenten worden waargemaakt.
Wij roepen u op in het regeerakkoord de randvoorwaarden daarvoor beter vast te leggen.
Hoogachtend,
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
prof. dr. J.Th.J. van den Berg,
voorzitter directieraad
onderwerp
Regeerakkoord datum 03 juli 2002
03/03
Download