De 10 tijdvakken. 1. Jagers en Boeren (prehistorie). Levenswijze van jager-verzamelaars. ? – 3000 v.Chr. Venus van Willendorf. 2. Grieken en Romeinen (oudheid). Ontwikkeling Jodendom / Christendom 3000 v.Chr. – 500 n.Chr. Abraham. 3. Monniken en Ridders (vroege middeleeuwen). Ontstaan en verspreiding van de Islam. 500 n.Chr. – 1000 n.Chr. Mohammed. 4. Steden en Staten (late middeleeuwen) Begin van staatsvorming en centralisatie. 1000 n.Chr. – 1500 n.Chr. Jeanne d’Arc. 5. Ontdekkers en Hervormers. Begin van overzeese expansie 1500 n.Chr. – 1600 n.Chr. Columbus. 6. Regenten en Vorsten. Het streven van vorsten naar absolute macht. 1600 n.Chr. – 1700 n.Chr. Piet Heyn. 7. Pruiken en Revoluties. Rationeel, optimisme en verlicht denken. 1700 n.Chr. – 1800 n.Chr. Koning Frederik de Grote. 8. Burgers en Stoommachines. Opkomst van politiekmaatschappelijke stromingen: nationalisme, liberalisme, socialisme, confessionalisme, feminisme. 1800 n.Chr. – 1900 n.Chr. James Watt. 9. Wereldoorlogen. Crisis van het wereldkapitalisme. 1900 n.Chr. – 1950 n.Chr. Hitler. 10. Televisie en Computer. Eenwording van Europa. 1950 - ? Koningin Beatrix. Hoofdstuk 1: De tijd van jagers en boeren. §1.1 Het leven van jager-verzamelaars. (aantekening) Wieg van de mensheid. Staat in Afrika. Van daaruit verspreiding over de rest van de wereld. Mens behoort tot de hominiden. Diverse soorten hebben bestaan homo sapiens blijft als enige over. = De denkende mens. Taakverdeling: wat de mannen en de vrouwen doen. §1.1 het leven van jager-verzamelaars. (boek) Aspect: Levenswijze van jager-verzamelaars. 10.000 v.Chr. einde laatste ijstijd. Jagen en Verzamelen: Samenleving van jager-verzamelaars; mannen vingen vis, jaagden op herten, kleine zoogdieren en vogels. De vrouwen verzamelden eetbare paddestoelen, bessen en knollen en zorgden voor de kinderen. Ze woonden in groepen van 10-25 personen in tenten of hutten (tijdelijke woonplaats). Werktuigen en Magie: Vuursteen messen, pijlpunten, krabbers. Botten / Gewei van een Edelhert grondstoffen voor werktuigen, priemen, bijlen. Vezels van brandnetels/moerasplanten touw, fuiken, manden. Ze maakten beeldjes en beschilderden de wanden van grotten. §1.2 Het ontstaan van de landbouw. (aantekening) Landbouw. Waar? : Vruchtbare Sikkel of vruchtbare halve maan. Wanneer? : start = 10.000 v.Chr. later ook veetelt. In cultuur brengen van de natuur Landbouwsamenleving: 1. Vaste woonplaatsen. 2. Dagindeling bepaald door werk op het land en de verzorging van het vee. 3. Nieuwe uitvindingen (wiel/ploeg/aardewerk). 4. Tijdsbesef. 5. Bewerken van metalen brons (3500 v.Chr.). 6. Ontstaan van het schrift (3300 v.Chr). Beeldschrift. Later spijkerschrift. Einde prehistorie. §1.2 Het ontstaan van de landbouw. (boek) Aspect: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen. 10.000 v.Chr. leefwijze van jagen en verzamelen veranderde in de landbouw. Dit duurde duizenden jaren. Maar het had zulke grote gevolgen dat we spreken van de landbouwrevolutie. Brood en Melk. De landbouwrevolutie begon in de vruchtbare halve maan. (van het Nijldal, over Israël, Libanon, Jordanië, Syrië en Irak) Ze begonnen met het zaden van gerst en tarwe. De agrarische producten waren een aanvulling op het verzamelde en gejaagde voedsel. Toch ging het steeds beter met de landbouw meer kennis. Ze kozen de zaden van de grootste / lekkerste planten. gewasverdeling. Dit werd uiteindelijk de belangrijkste voetselbron. Ze gingen ook dieren ‘temmen’, zo ontstond er veeteelt. Er kwam brood en melk, en van verzamelaars werden de mensen boeren. Verzamelen de natuurlijke omgeving in cultuur brengen. In China, de Andes in Zuid-Amerika, Midden-Amerika, Noordoost-Amerika en op een paar plaatsen in Afrika werd op een later moment de landbouw uitgevonden. Uitvinders. Leefwijze van landbouwsamenleving. Boeren: Ze woonden in permanente nederzettingen bij hun akkers en hun dagindeling werd bepaald door het werk op het land en de verzorging van het vee. Ze deden uitvindingen en ontdekkingen: in het Midden-Oosten de ploeg. In 4000 v.Chr. lieten ze hun ploegen voorttrekken door ossen. Ze bakten klei en maakten zo potten, waarin ze voorraden bewaarden. Ze bestudeerden de zon en de maan en maakten van die waarnemingen de eerste kalenders met dagen van 24 uur en weken van 7 dagen. Dit was handig voor de zaai- en oogsttijden. Het brons rond 3500 v.Chr. Hier deden ze echter lang over; tin uit steen tin tin + koper brons. Het schrift rond 3000 v.Chr. Dit hing samen met de landbouw. Beeldenschrift spijkerschrift. De uitvinding van het schrift was het einde van de prehistorie. De landbouw verspreidde zich snel vanuit de vruchtbare halve maan naar India, Europa en Noord-Afrika doordat er geen barrières tussen lagen zoals woestijnen / oceanen. Jagers-verzamelaars stapten echter niet gelijk over naar de landbouw. Als er nog genoeg voedsel was in het wild hadden ze weinig reden om over te stappen op landbouw. Boeren moesten tenslotte hard werken en er bestond een kans op een mislukte oogst. Maar toch had landbouw uiteindelijk een belangrijk voordeel: Een succesvolle oogst betekende dat een grote groep mensen voor lange tijd voedsel had. §1.3 De eerste steden + herhaling. (aantekening) 3 miljoen jaar geleden ontstaan van de nomiden. Evolutie ‘survival of the fittest’. +/- 35.000 v.Chr. Homo sapiens blijven als enige over. Grotere herseninhoud Aanpassingsvermogen Jagers-Verzamelaars. Simpele werktuigen / wapens. Nomaden (trekken rond) Taakverdeling. Gelijkheid. Nomaden Rondtrekken - Sedentaire levenswijze Op 1 plek wonen De agrarische revolutie. Neolithische revolutie. = nieuwe steentijd (gebruik van gereedschappen). 10.000 v.Chr. ontdekking van landbouw. Traag evolutie Grote gevolgen revolutie Veranderingen. Sedentaire leefstijl dorpen. Diverse uitvindingen schrift, wiel. Organisatie / bestuur sociale verschillen. Grotere bestaanszekerheid groei van de bevolking. §3 De eerste steden. Ontstaan steden. In Mesopotamië (huidig Irak). Eufraat & Tigris zorgden voor vruchtbaar land. Dorpen steden. De landbouw. Zorgde voor overschotten. Ontstaan andere beroepen: Nijverheid & Handel Ambtenaren & Priesters Vereiste een vorm van organisatie: Om irrigatie te organiseren Komst van een bestuur Soemerië. ‘De wieg van de beschaving’ Stadstaten met een eigen bestuur. Ur, Uruk, Babylon. Leider van de machtigste stadstaat werd koning (soms was dit een priester) van de regio. meer eenheid §1.3 De eerste steden. (boek) Aspect: Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen. De Tigris en de Eufraat vormen de natuurlijke grenzen van het gebied dat in de oudheid Mesopotamië werd genoemd en ze waren de levensaders van een van de oudste beschavingen van de wereld: Soemerië. Daar groeiden tussen 3500 en 3000 v.Chr. boerendorpen uit tot steden als Oer, Oeroek, Eridoe en Girsoe. Stedelijke beschaving. Langs de Tigris en de Eufraat is de grond goed geschikt voor de landbouw. Dit komt door het vele smeltwater dat vanuit de bergen in het noorden uit de oevers trad, daardoor ontstond een laag vruchtbare slib wat goed is voor de landbouw. Boeren legden dijken aan en bouwden een irrigatiesysteem. De boeren haalden steeds meer oogst binnen dan dat ze voor eigen consumptie nodig hadden landbouwoverschotten Een deel van de bevolking werd vrijgesteld van de landbouw: Gereedschap, kleding of aardewerk maken. Handel drijven: landbouwoverschotten en nijverheidsproducten ruilen met mensen in andere dorpen. Zo ontstonden voor het eerst sociale verschillen. Dorpen veranderden langzaam naar steden: Meer mensen op 1 gebied door toename van landbouwproductie. Jericho telde in 8000 v.Chr. mogelijk al 2000 inwoners. In Soemerië ontstond voor het eerst een omvangrijke stedelijke beschaving. Daarin lag een tempel voor een plaatselijke godheid. Er waren ook priesters, zij: Voerden religieuze rituelen uit Speelden een rol in het coördineren van de werkzaamheden aan de aan de irrigatiesystemen. Hielden toezicht op de verdeling van het graan en op de handel. 3000 v.Chr: Soemerië telde 12 grote steden. ------------------------------------------------------Jaartallen: - Tot 3000 v.Chr. : Laatste ijstijd. - Tot 10.000 v.Chr. : Tijd van jagers en boeren. - 23.000 v.Chr. : Venus van Willendorf. - 15.000 v.Chr. : Grotschilderingen van Lascaux. - 10.000 v.Chr. : Landbouwrevolutie in Midden-Oosten. - 8530 v.Chr. : Ontstaan van Jericho. - 6500 v.Chr. : Ontstaan van Catal Hüyück. - 6000 v.Chr. : Eerste landbouw in Griekenland. - 5000 v.Chr. : Eerste landbouw in Nederland. - 3000 v.Chr. – 1600 v.Chr. : Bouw aan Stonehenge. Aspecten: - Levenswijze van jager-verzamelaars. - Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen. - Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen. Kernbegrippen: Argrarisch: Alles wat te maken heeft met landbouw: Akkerbouw Veeteelt Tuinbouw Bosbouw Cultuur: Oorspronkelijk; verbouwen van gewassen. De beschaving; manier van leven, denken en doen. Zoals taal, godsdienst, normen en waarden, eetgewoonten en omgangsvormen. Samenleving van jager-verzamelaars: Groep mensen (10 – 20) die leven van jacht, visvangst en door dingen te verzamelen. Landbouwsamenleving (agrarische samenleving) : Samenleving waar veel landbouw voorkwam. Overige begrippen: Beschaving: Ontwikkeling van gewoonten, gebruiken, technische kennis, omgangsvormen, maatschappelijke verhoudingen enz. Landbouwrevolutie: Ingrijpende verandering waarbij mensen overgaan van een samenleving van jager-verzamelaars naar een landbouwsamenleving. Steden: Plaatsen waar grotere groepen mensen bijeenwonen, afgescheiden van het platteland. Voor de moderne tijd gebeurde deze afscheiding door een muur of wal. Steden hadden vaak een eigen bestuur en recht. Er bestond arbeidsverdeling. Een deel van de stadsbewoners hield zich niet bezig met voedselproductie.