RAADSVOORSTEL Rv. nr.: B en W-besluit d.d.: B en W-besluit nr.: Naam programma: Omgevingskwaliteit Onderwerp: Beleidsplan openbare verlichting 2013 Aanleiding: Vele ontwikkelingen in de afgelopen jaren, waaronder die in de verlichtingsindustrie, strengere Europese regelgeving en niet op de laatste plaats een grotere bewustwording van de impact van lichtgebruik op het milieu hebben geleid tot de noodzaak van een nieuw beleidsplan Openbare Verlichting, als opvolger van het vorige beleidsplan dat dateert uit 2002. Doel: Vernieuwen verlichtingsbeleid Leiden Kader: Raadsbesluit 2002 beleidsplan openbare verlichting. Burgerlijk Wetboek. Richtlijnen van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). Overwegingen: De aanwezigheid van licht is vanzelfsprekend in onze samenleving. Overal waar maatschappelijke activiteiten spelen maar waar licht ontbreekt, zorgen wij voor kunstmatig licht om te kunnen zien wat we doen. Openbare verlichting is zo vanzelfsprekend, dat we het pas missen als een lichtmast niet functioneert of als er geen lichtmasten zijn. Licht in de openbare ruimte is nodig om te zien waar we lopen, fietsen of rijden. Licht is van invloed op de sfeer in een bepaalde omgeving. In de afgelopen decennia is een groot aantal functies aan de openbare verlichting toegekend, zoals het bevorderen van de verkeersveiligheid en het vergroten van de sociale veiligheid. Vele ontwikkelingen in de afgelopen jaren, waaronder die in de verlichtingsindustrie, strengere Europese regelgeving vooral een grotere bewustwording over de impact van lichtgebruik op het milieu hebben geleid tot de noodzaak van een nieuw beleidsplan Openbare Verlichting, als opvolger van het vorige beleidsplan dat dateert uit 2002. Mede vanuit milieuoverwegingen zijn CO2-reductie, het spaarzamer gebruik maken van energie en lichtreductie steeds belangrijkere items geworden. In het Beleidsplan Openbare Verlichting 2013 zijn deze punten expliciet tot prioriteit gemaakt, waarbij verkeers- en sociale veiligheid uiteraard van belang blijven. Expliciet, omdat in de praktijk natuurlijk al langer wordt ingespeeld op milieubelangen, duurzaamheid en kostenreductie. De besluitpunten a. tot en met c. zijn hiervan het gevolg. Om de verstoring van vleermuizen op kwetsbare punten te minimaliseren wordt door de gemeente Leiden indien mogelijk speciale (vleermuis-vriendelijk) verlichting toegepast. Ook kan de verlichting, waar noodzakelijk, zodanig geplaatst worden dat strooilicht zoveel mogelijk voorkomen wordt. In het kader van de verbetering van de inrichting van de openbare ruimte en de uitstraling die de gemeente in de binnenstad wil hebben, wordt gestreefd naar verlichting van doorgaande wegen en winkelstraten die beter past bij het historisch karakter van de binnenstad. Tevens wordt voorgesteld om klokken (onderdeel van het beleidsonderwerp Verlichting) buiten de singels te mogen vervangen door klokken met reclame. De beheerkosten van de 1 klokken komen dan voor rekening van de exploitant. Hierover is afstemming geweest binnen Kaderstellend beleid buitenreclame gemeente Leiden. Sinds de jaren tachtig is de gemeente bezig om meer onafhankelijk te worden van de netbeheerder. Dit richt zich op drie punten: o Het tijdstip van ontsteken en het uitschakelen van de openbare verlichting terug in eigen beheer te hebben. Dit is nu nog in handen van een aan een energieleverancier gelieerde netbeheerder; o Direct toegang te hebben tot de schakelkasten. Op dit moment zijn 250 van de 315 schakelkasten in bezit van de netbeheerder en/of op grondgebied van de netbeheerder; o Het oplossen van ondergrondse storingen. De gemeente Leiden streeft er naar, om een eigen kabelnet te hebben voor de openbare verlichting, zodat de gemeente onafhankelijk is van particulieren en bedrijven. Hiermee wordt voorkomen dat derden hinder ondervinden van het spanningsvrij maken van het elektriciteitsnet voor het oplossen van storingen van de openbare verlichting. Daarnaast heeft de openbare verlichting minder last van storingen die ontstaan door of bij particulieren en bedrijven indien er een eigen net is ten behoeve van de openbare verlichting. Bij storingen kan het huidige kabelnet van de netbeheerder niet zo maar spanningsvrij worden gemaakt. Hiervoor moet de netbeheerder alle betrokkenen per brief informeren. Bedrijven moeten daarbij in de gelegenheid worden gesteld om passende maatregelen te nemen. Hierdoor wordt de termijn van 5 dagen waarin de gemeente storingen van de openbare verlichting wil verhelpen, vaker en langer dan gewenst overschreden. Met een eigen kabelnet is de gemeente niet meer afhankelijk van een netbeheerder bij het oplossen van ondergrondse storingen, waardoor sneller en efficiënter kan worden gereageerd op klachten en storingsmeldingen van burgers. Sinds de jaren tachtig is er passief beleid van de gemeente Leiden eigen kabels en apparatuur aan te leggen en te plaatsen om hiermee onafhankelijker te worden van de netbeheerder. Dit gebeurt op ‘natuurlijke’ momenten zoals bij herinrichting, vervanging van OVL-apparatuur (kasten) of bij vervanging door de netbeheerder van hun kabels. Thans ligt er de wens om dit passieve beleid om te zetten in actief beleid, om daarmee sneller tot een eigen kabelnet te komen. Hiervoor dienen de consequenties in kaart te worden gebracht. Financiën: De dekking van de kosten die met dit beleid samenhangen kunnen gevonden worden in de investeringskredieten en het onderhoudsbudget. Deze budgeten zijn toereikend om de kosten die met dit beleid samenhangen te kunnen dekken. Evaluatie: nvt Bijgevoegde informatie:Beleidsplan openbare verlichting 2013 RAADSBESLUIT De raad van de gemeente Leiden: Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (rv.nr. het advies van de commissie, van 2011), mede gezien BESLUITEN 2 1. Aan de raad voor te stellen om het beleidsplan openbare verlichting 2013 vast te stellen, met als kernpunten van verandering ten opzichte van het Beleidsplan Openbare Verlichting 2002: a. Het bevorderen van de aanpak van lichthinder en lichtbeperking en het toepassen van energiebesparende verlichting; b. Bij vernieuwing van lichtmastreclame moet LED-verlichting worden gebruikt; c. De lichtmastreclame gaat onder het dimregime vallen; d. Het minimaliseren van de lichtverstoring van vleermuizen; e. De verlichting van doorgaande wegen en winkelstraten in de binnenstad moet beter gaan passen bij het historische karakter van de binnenstad (alternatief voor het bolarmatuur); f. De huidige klokken buiten de singels mogen worden vervangen door klokken met reclame; g. Het in kaart brengen van de consequenties om over te kunnen gaan van passief beleid naar actief beleid ten aanzien van het aanleggen van een eigen kabelnet openbare verlichting. Gedaan in de openbare raadsvergadering van, de Griffier, de Voorzitter, TECHNISCHE INFORMATIE Opsteller: Organisatieonderdeel: Telefoon: E-mail: Peter van Oosterhout Realisatie 071 - 5167132 [email protected] Portefeuillehouder: Onderwijs, Sport & Milieu 3 B en W. nr. 13.1171 d.d. 17-12-2013 Onderwerp beleidsplan openbare verlichting 2013 Besluiten: Aan de raad voor te stellen om het beleidsplan openbare verlichting 2013 vast te stellen, met als kernpunten van verandering ten opzichte van het Beleidsplan Openbare Verlichting 2002: a. Het bevorderen van de aanpak van lichthinder en lichtbeperking en het toepassen van energiebesparende verlichting; b. Bij vernieuwing van lichtmastreclame moet LED-verlichting worden gebruikt; c. De lichtmastreclame gaat onder het dimregime vallen; d. Het minimaliseren van de lichtverstoring van vleermuizen; e. De verlichting van doorgaande wegen en winkelstraten in de binnenstad moet beter gaan passen bij het historische karakter van de binnenstad (alternatief voor het bolarmatuur); f. De huidige klokken buiten de singels mogen worden vervangen door klokken met reclame; g. Het in kaart brengen van de consequenties om over te kunnen gaan van passief beleid naar actief beleid ten aanzien van het aanleggen van een eigen kabelnet openbare verlichting. Behoudens advies van de c ommissie Perssamenvatting: Vele ontwikkelingen in de afgelopen jaren, waaronder die in de verlichtingsindustrie, strengere Europese regelgeving en niet op de laatste plaats een grotere bewustwording van de impact van lichtgebruik op het milieu hebben geleid tot de noodzaak van een nieuw beleidsplan Openbare Verlichting, als opvolger van het vorige beleidsplan dat dateert uit 2002. 4 B eleidsplan 2013 OPENBARE VERLICHTING 1 INLEIDING ........................................................................................................ 8 1.1 Aanleiding nieuw beleidsplan ...................................................................................................................... 8 1.2 Samenvatting ................................................................................................................................................ 8 1.3 Belangrijke ontwikkelingen ......................................................................................................................... 9 1.4 Rijkwijdte beleidsplan OV 2013 ............................................................................................................... 10 1.5 Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid ........................................................................................... 10 1.6 Totstandkoming Beleidsplan Openbare Verlichting 2013 ...................................................................... 10 2 UITGANGSPUNTEN OPENBARE VERLICHTING......................................... 11 2.1 Voldoen aan de landelijke richtlijnen verlichtingskwaliteit ................................................................... 11 2.1.1 Bijdragen aan het vergroten van de sociale veiligheid ........................................................................... 11 2.1.2 Bijdragen aan het vergroten van de verkeersveiligheid .......................................................................... 11 2.2 Verlichten als instrument om de sfeer, identiteit en kwaliteit ................................................................ 12 van de openbare ruimte te bevorderen.............................................................................................................. 12 2.3 Aanvullende uitgangspunten ..................................................................................................................... 12 2.3.1 Vergroten duurzaamheid ....................................................................................................................... 12 2.3.2 Onderzoek te laten doen naar de consequenties om de onafhankelijkheid ten opzichte van de netbeheerder te vergroten .................................................................................................................................. 13 3 HET VERLICHTINGSBELEID IN LEIDEN ...................................................... 14 3.1 Algemeen ..................................................................................................................................................... 14 3.2 Standaardisering bij aanleg nieuwe verlichting ...................................................................................... 14 3.3 Verlichting beter laten passen bij het ‘historisch karakter’ binnenstad ............................................... 14 3.4 Verlichtingsinstallatie in eigen beheer ...................................................................................................... 14 3.5 Geen licht waar het niet noodzakelijk is (aanpak lichthinder)............................................................... 14 3.6 Het bevorderen van lichtbeperking .......................................................................................................... 15 3.7 Toepassen energiebesparende verlichting waar dit rendabel is ............................................................. 15 3.8 Gebruik groene stroom .............................................................................................................................. 15 3.9 Duurzaam gebruik van materiaal ............................................................................................................. 15 3.10 Het gebruiken van duurzaam materiaal ................................................................................................. 15 3.11 Reclame ...................................................................................................................................................... 15 3.12 Semi-openbare ruimten ............................................................................................................................ 16 317589069 Pagina 6 van 21 3.13 Schakel- en brandtijd van de verlichting ................................................................................................ 16 3.14 Dimmen ...................................................................................................................................................... 16 3.15 Minimaliseren lichtverstoring van vleermuizen ...................................................................................... 16 4 ORGANISATIE EN FINANCIEN ..................................................................... 17 4.1 Organisatie .................................................................................................................................................. 17 4.1.1 Beleid .................................................................................................................................................... 17 4.1.2 Beheer ................................................................................................................................................... 17 4.2 Financiën ..................................................................................................................................................... 17 BIJLAGE - LANDELIJKE EN GEMEENTELIJKE KADERS ................................... 19 1 Landelijk kader ............................................................................................................................................. 19 2 Gemeentelijk kader ....................................................................................................................................... 19 2.1 Proces Ontwikkelen Inrichten en Beheren ............................................................................................... 19 2.2 Kadernota Kwaliteit Openbare Ruimte .................................................................................................... 19 2.3 Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte .................................................................................................... 20 2.4 Samen Leiden, Bestuursovereenkomst 2010 - 2014 ................................................................................ 20 2.5 Duurzaamheidsagenda 2011-2014 Samenwerken en verbinden .............................................................. 20 2.6 Beleidsplan Openbare Verlichting 2002 .................................................................................................. 20 2.7 Leiden ziet het Licht – Illuminatienota 2004 ........................................................................................... 20 2.8 Het Beleidskader Kapitaalgoed Openbare Verlichting 2012.................................................................... 20 2.9 Beheerplan Openbare Verlichting 2012 - 2016 ........................................................................................ 20 2.10 De Nota Dierenwelzijn 2012 ................................................................................................................... 21 317589069 Pagina 7 van 21 1 INLEIDING De aanwezigheid van licht is vanzelfsprekend in onze samenleving. Overal waar maatschappelijke activiteiten spelen maar waar licht ontbreekt, zorgen wij voor kunstmatig licht om te kunnen zien wat we doen. Openbare verlichting is zo vanzelfsprekend, dat we het pas missen als een lichtmast niet functioneert of als er geen lichtmasten zijn. Licht in de openbare ruimte is nodig om te zien waar we lopen, fietsen of rijden. Licht is van invloed op de sfeer in een bepaalde omgeving. In de afgelopen decennia is een groot aantal functies aan de openbare verlichting toegekend, zoals het bevorderen van de verkeersveiligheid en het vergroten van de sociale veiligheid. 1.1 Aanleiding nieuw beleidsplan Vele ontwikkelingen in de afgelopen jaren, waaronder die in de verlichtingsindustrie, strengere Europese regelgeving en niet op de laatste plaats een grotere bewustwording over de impact van lichtgebruik op het milieu hebben geleid tot de noodzaak van een nieuw beleidsplan Openbare Verlichting, als opvolger van het vorige beleidsplan dat dateert uit 2002. 1.2 Samenvatting Ten opzicht van het Beleidsplan Openbare Verlichting 2002 zijn hieronder de vernieuwingen benoemd: o Bij vernieuwing van lichtmastreclame moet LED-verlichting worden gebruikt; o De lichtmastreclame gaat onder het dimregime vallen; o De verlichting van doorgaande wegen en winkelstraten in de binnenstad beter te laten passen bij het historische karakter van de binnenstad (alternatief voor het bolarmatuur); o De huidige klokken buiten de singels te mogen vervangen door klokken met reclame; o Het minimaliseren van de lichtverstoring van vleermuizen; o Onderzoek te laten doen naar de (financiële) consequenties van het overgaan op een eigen kabelnet openbare verlichting om daarmee onafhankelijk te zijn van de netbeheerder ten aanzien van het tijdstip van ontsteken en het uitschakelen van de openbare verlichting, het direct toegang hebben tot alle schakelkasten, het sneller in kunnen spelen op klachten/wensen van bewoners en het sneller en probleemlozer oplossen van ondergrondse storingen. o Diverse beleidspunten golden al, zijn echter nu specifieker gemaakt. Het betreffen aanpak lichthinder, bevorderen lichtbeperking en toepassen energiebesparende verlichting; o Het beleidsplan 2013 gaat alleen over beleid. Alle uitvoerings- en beheermaatregelen zijn niet in het beleidsplan opgenomen, maar in beheer- of uitvoeringsplannen; De volgende onderwerpen zijn een voortzetting van het beleidsplan Openbare Verlichting 2002: o Algemene uitgangspunten openbare verlichting; o Streven naar standaardisering openbare verlichting bij nieuwe aanleg o Gebruik groene stroom o Duurzaam gebruik van materiaal o Het gebruiken van duurzaam materiaal o Verlichtingsbeleid van semi-openbare ruimten o Schakel- en brandtijd van de verlichting o Dimmen 317589069 Pagina 8 van 21 1.3 Belangrijke ontwikkelingen Er zijn diverse ontwikkelingen geweest die noodzaakten tot een nieuw beleidsplan openbare verlichting. De belangrijkste hiervan in willekeurige volgorde zijn: o Ontwikkelingen in de verlichtingsindustrie. Na een lange aanloopperiode begint LED de nieuwe standaard te worden in de openbare verlichting. Bovendien zijn er technische oplossingen gevonden om het lichtniveau aan te passen aan de gewenste behoefte (dimmen, dynamische verlichting). Daarnaast worden diverse ‘verouderde’ lampen niet meer geleverd, waardoor gemeenten genoodzaakt worden om op een andere lichtbron al dan niet in combinatie met een ander armatuur over te stappen; o Aanpak lichthinder Op veel plaatsen is het niet meer mogelijk om de sterrennacht te bewonderen door de uitstraling van openbare verlichting naar de nachthemel. De laatste tijd wordt door verschillende milieuorganisaties gewezen op de waarde van de nachtelijke duisternis. Er is bewijs uit onderzoeken dat (overdadige) verlichting fauna negatief beïnvloedt en dat verlichting (die direct in woningen naar binnen schijnt) tot slaapverstoring bij mensen kan leiden. o Reductie van CO2-uitstoot Ook vanwege het streven naar reductie van CO2-uitstoot dient de verlichting kritisch te worden bekeken vanuit het energiegebruik en de nuttige lichtopbrengst die hieruit voortkomt; o Stijgende energiekosten Ook speelt het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen, de stijgende energieprijzen en de daarmee gepaarde hogere kosten een steeds grotere rol, zeker in tijden van bezuinigingen; o Versterking historisch karakter binnenstad Om de openbare verlichting in de binnenstad beter te laten passen bij het historische karakter ervan wordt het bolarmatuur vervangen door een beter passend alternatief; o Strengere Europese regelgeving Een voorbeeld hiervan is de verplichting om over te stappen van de gloeilamp naar een energiezuinigere soort. Op termijn geldt dit ook voor de huidige lamp van de Leidse lantaarn; o Scheiding beleid en beheer bij de gemeente Mede door de doorontwikkeling van Stedelijk Beheer is er een duidelijkere scheiding gekomen tussen beleid en beheer. Zowel wat personele inzet betreft, maar ook in beleidsvorming en uitvoering ervan. Het vorige beleidsplan was een combinatie van beleidsplan en beheerplan. Begin 2013 is het Beleidskader Openbare Verlichting vastgesteld. Dit kader beschrijft aan welke kwaliteitseisen de openbare verlichting moet voldoen. In het beheerplan Openbare Verlichting is aangegeven hoe hieraan uitvoering wordt gegeven. Met dit Beleidsplan OVL 2013 wordt aangegeven hoe de gemeente Leiden zich gaat ontwikkelen op het gebied van openbare verlichting. De komende beheerplannen zullen hierop zijn afgestemd. 317589069 Pagina 9 van 21 1.4 Rijkwijdte beleidsplan OV 2013 Het beleidsplan openbare verlichting gaat hoofdzakelijk over de verlichting van de openbare ruimte, maar gaat ook over verlichting van reclame, verlichting van de semi-openbare ruimte en klokken. Het beleid ten aanzien van illuminatie, feestverlichting en boomverlichting staat in de vigerende Illuminatienota Leiden ziet het Licht vermeld. 1.5 Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid De gemeente is verantwoordelijk voor de aanleg en het goed functioneren van de openbare verlichting (Burgerlijk Wetboek 1992). De gemeente als wegbeheerder is aansprakelijk voor schade als de weg, inclusief de openbare verlichting, niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert. De weggebruiker hoeft niet meer de schuld van de wegbeheerder, maar ‘slechts’ de gevaarlijke toestand van de weg(uitrusting) en het daardoor intreden van het gevaar aan te tonen. De aansprakelijkheidsbepaling van het Burgerlijk Wetboek heeft alleen betrekking op de verkeersveiligheidsfunctie van de openbare verlichting. De sociale veiligheid en de leefbaarheid blijven buiten beschouwing. 1.6 Totstandkoming Beleidsplan Openbare Verlichting 2013 Het beleidsplan is tot stand gekomen door een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de afdeling Ruimte en Milieu Beleid, de afdeling Realisatie, het team Stadsingenieurs, het team Monumenten en Archeologie, het team Verkeer, programma Binnenstad en de afdeling Stedelijk Beheer. Tevens zijn er de inzichten en rapporten gebruikt van de landelijke koepels op verlichtingsgebied zoals het InterGemeentelijk-overleg Openbare Verlichting (IGOV) en de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) . Daarnaast is uiteraard rekening gehouden met de diverse vigerende (landelijke) beleidskaders en beleidsnota’s. Een overzicht hiervan is opgenomen in de bijlage. 317589069 Pagina 10 van 21 2 UITGANGSPUNTEN OPENBARE VERLICHTING In dit hoofdstuk worden uitgangspunten geformuleerd die de basis zijn van dit beleidsplan. Daarbij wordt een gebiedsgerichte benadering toegepast. Per specifiek gebied of per locatie krijgen de maatregelen integraal vorm. Dat wil zeggen dat zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de verschillende aspecten als verkeersveiligheid, sociale veiligheid en dergelijke. 2.1 Voldoen aan de landelijke richtlijnen verlichtingskwaliteit Voor de verlichtingskwaliteit zijn geen wettelijke normen vastgelegd. Wel zijn er landelijk geaccepteerde richtlijnen, uitgebracht door de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). De meest recente richtlijn voor verlichtingskwaliteit is de Richtlijn Openbare Verlichting (ROVL)-2011. Naast de ROVL-2011 wordt de Nederlandse Praktijk Richtlijn (NPR) 13201-1 soms nog toegepast. De gemeente Leiden past voor nieuw aan te brengen openbare verlichting de ROVL-2011 toe. In de richtlijnen wordt op basis van de functie en de inrichting van de openbare ruimte bepaald, aan welke kwaliteitseisen moet worden voldaan. Sociale veiligheid en verkeersveiligheid maken hiervan onderdeel uit. 2.1.1 Bijdragen aan het vergroten van de sociale veiligheid Een sociaal veilige omgeving is een omgeving waar men zich, zonder direct gevoel voor dreiging of gevaar voor confrontatie met geweld, kan bewegen. De wijze van inrichting is voor een belangrijk deel bepalend voor de ervaring van het veiligheidsgevoel. Er is een tweetal aspecten te onderscheiden aan het begrip sociale veiligheid, namelijk de objectieve veiligheid (de criminaliteit die werkelijk plaatsvindt) en de subjectieve veiligheid (de gevoelens van angst en onveiligheid die bij de bevolking leven). Sociale veiligheid heeft te maken met alle (semi-)openbare ruimten waar mensen verblijven. Licht en sociale veiligheid staan in nauwe relatie met elkaar. Bij duisternis is eerder sprake van vandalisme, openlijke bedreiging en geweld dan op klaarlichte dag. Dit stelt specifieke eisen aan de openbare verlichtingsinstallatie. Betere verlichting heeft het grootste effect op bestrijding van criminaliteit als het een onderdeel vormt van een integrale aanpak van het criminaliteitsprobleem. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat betere verlichting van inbraakgevoelige objecten gekoppeld wordt aan intensievere surveillance van politie of bewakingsdiensten. 2.1.2 Bijdragen aan het vergroten van de verkeersveiligheid Door het verlichten van de openbare ruimte wordt de zichtbaarheid van (mede)weggebruikers en de overzichtelijkheid van complexe verkeerssituaties vergroot. Het vergroten van de zichtbaarheid van objecten en weggebruikers, het geleiden van verkeer, en het attenderen op complexe situaties verhogen de verkeersveiligheid. Openbare verlichting is daarbij een van de mogelijkheden om de zichtbaarheid en daarmee de verkeersveiligheid te vergroten. Het voeren van eigen verlichting, rijgedrag en andere verkeersmaatregelen zijn daarrnaast van grote invloed op de feitelijke verkeersveiligheid. 317589069 Pagina 11 van 21 Openbare verlichting vergroot aan de ene kant de verkeersveiligheid, aan de andere kant kunnen de lichtmasten bij verkeersongevallen als obstakel een gevaar vormen voor de weggebruikers. Bij de plaatsing en materiaalkeuze van armaturen en masten moet hiermee rekening worden gehouden. 2.2 Verlichten als instrument om de sfeer, identiteit en kwaliteit van de openbare ruimte te bevorderen “Leiden is een geweldige stad. Schitterende monumenten, schilderachtige grachten, een gerenommeerde universiteit, inspirerende musea, hoogwaardige kennisinstellingen, wát een rijkdom. Een rijkdom die we graag willen onderstrepen met een openbare ruimte van dezelfde hoge kwaliteit….. En dat betekent dat we aan de slag moeten, want de Leidse openbare ruimte is nog lang niet zo mooi als hij kan en moet worden”, aldus wethouder Frank de Wit in het Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte. Ook met verlichting kunnen we een bijdrage leveren aan de verbetering van de openbare ruimte en de uitstraling die de gemeente Leiden. Dit willen we bereiken door middel van illuminatie conform de Illuminatienota Leiden ziet het Licht en het plaatsen van verlichtingsarmaturen en -masten die passen bij het ‘historisch karakter’ van de binnenstad. Ook bij daglicht speelt de openbare verlichting een belangrijke rol bij de aankleding van de openbare ruimte. De vormgeving en plaatsing van met name de lichtmasten moeten, net als ander straatmeubilair, zorgvuldig gebeuren om te voorkomen dat het obstakels worden in de openbare ruimte. 2.3 Aanvullende uitgangspunten Aanvullende uitgangspunten die de gemeente Leiden heeft met betrekking tot de openbare verlichting zijn: 2.3.1 Vergroten duurzaamheid Een onderwerp dat regelmatig uitgebreid de landelijke aandacht krijgt is lichthinder (specifiek benoemd in de Leidse Duurzaamheidsagenda 2011-2014). Lichthinder is een duurzaamheidaspect, dat steeds meer aandacht krijgt. Bij lichthinder gaat het om de overlast die mensen, dieren en planten van kunstlicht ondervinden: de instraling in woningen en de overlast voor en verblinding van weggebruikers en dieren. Een concreet voorbeeld met betrekking tot dieren is de verstoring van vaste vliegroutes en voedselzoekgebieden van vleermuizen. De duisternis die van nature bij de nacht hoort, wordt verstoord en verdwijnt soms helemaal. Nederland is ’s nachts een van de meest verlichte landen ter wereld. De laatste tijd vragen maatschappelijke organisaties zoals de natuurfederaties en sterrenwachten aandacht voor het tegengaan van lichtvervuiling en –hinder, onnodig energiegebruik en behoud van nachtelijke duisternis. Andere duurzaamheidthema’s zijn het beperken van het gebruik van energie en het verminderen van CO2-productie. Daarnaast moet bij de aanschaf en onderhoud van verlichting (masten en armaturen) rekening worden gehouden met de milieueffecten van de verlichting (productie, onderhoud, afvalfase en levenscyclus). 317589069 Pagina 12 van 21 De pijlers voor duurzaamheid die aansluiten bij de Duurzaamheidsagenda zijn: o Minimaliseren energiegebruik o Verminderen CO2-productie o Verminderen van verlichting waar en wanneer mogelijk o Duurzame inkoop (masten, armaturen, groene energie) o Afvalscheiding en duurzame verwerking 2.3.2 Onderzoek te laten doen naar de consequenties om de onafhankelijkheid ten opzichte van de netbeheerder te vergroten Sinds de jaren tachtig is de gemeente bezig om meer onafhankelijk te worden van de netbeheerder. Dit richt zich op drie punten: o Het tijdstip van ontsteken en het uitschakelen van de openbare verlichting weer terug in eigen beheer te hebben. Dit is nu nog in handen van een aan een energieleverancier gelieerde netbeheerder; o Direct toegang te hebben tot de schakelkasten. Op dit moment zijn 250 van de 315 schakelkasten in bezit van de netbeheerder en/of op grondgebied van de netbeheerder; o Het oplossen van ondergrondse storingen. De gemeente Leiden streeft er naar, om een eigen kabelnet te hebben voor de openbare verlichting, zodat de gemeente onafhankelijk is van particulieren en bedrijven. Hiermee wordt voorkomen dat derden hinder ondervinden van het spanningsvrij maken van het elektriciteitsnet voor het oplossen van storingen van de openbare verlichting. Daarnaast heeft de openbare verlichting minder last van storingen die ontstaan door of bij particulieren en bedrijven indien er een eigen net is ten behoeve van de openbare verlichting. Bij storingen kan het huidige kabelnet van de netbeheerder niet zo maar spanningsvrij worden gemaakt. Hiervoor moet de netbeheerder alle betrokkenen per brief informeren. Bedrijven moeten daarbij in de gelegenheid worden gesteld om passende maatregelen te nemen. Hierdoor wordt de termijn van 5 dagen waarin de gemeente storingen van de openbare verlichting wil verhelpen, vaker en langer dan gewenst overschreden. Met een eigen kabelnet is de gemeente niet meer afhankelijk van een netbeheerder bij het oplossen van ondergrondse storingen, waardoor sneller en efficiënter kan worden gereageerd op klachten en storingsmeldingen van burgers. Sinds de jaren tachtig is er passief beleid van de gemeente Leiden eigen kabels en apparatuur aan te leggen en te plaatsen om hiermee onafhankelijker te worden van de netbeheerder. Dit gebeurt op ‘natuurlijke’ momenten zoals bij herinrichting, vervanging van OVL-apparatuur (kasten) of bij vervanging door de netbeheerder van hun kabels. Thans ligt er de wens om dit passieve beleid om te zetten in actief beleid, om daarmee sneller tot een eigen kabelnet te komen. Hiervoor dienen de consequenties in kaart te worden gebracht. 317589069 Pagina 13 van 21 3 HET VERLICHTINGSBELEID IN LEIDEN Voortvloeiend uit de hiervoor genoemde uitgangspunten zijn hieronder beleidslijnen van de gemeente Leiden geformuleerd. 3.1 Algemeen De gemeente heeft als uitgangspunt dat haar openbare verlichting op een duurzame wijze en tegen acceptabele kosten bijdraagt aan: o de verkeersdoorstroming en verkeersveiligheid; o de sociale veiligheid; o het creëren van kwaliteit, identiteit en gebruik. 3.2 Standaardisering bij aanleg nieuwe verlichting De gemeente streeft naar zoveel mogelijk standaardisering van de verlichtingsornamenten. Om twee redenen is dit belangrijk: o Enerzijds omdat het mogelijk is de kosten te beperken zowel bij de inkoop als bij het beheer en onderhoud; o Anderzijds omdat hiermee de herkenbaarheid en de identiteit van de plek, straat of de wijk wordt benadrukt. De keuze van het verlichtingsmateriaal dient in overeenstemming te zijn met het Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte. 3.3 Verlichting beter laten passen bij het ‘historisch karakter’ binnenstad In het kader van de verbetering van de openbare ruimte en de uitstraling die de gemeente Leiden wil hebben, wordt gestreefd naar verlichting van doorgaande wegen en winkelstraten die beter past bij het historisch karakter van de binnenstad. Het Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte wordt hierop aangepast. 3.4 Verlichtingsinstallatie in eigen beheer De gemeente vergroot haar onafhankelijkheid van de netbeheerder wat betreft: o Het tijdstip van ontsteken en uitschakelen van de verlichting; o Directe toegang tot de schakelkasten en o Het oplossen van ondergrondse storingen. De gemeente Leiden streeft er naar, om een eigen kabelnet te hebben voor de openbare verlichting, zodat de gemeente onafhankelijk is van particulieren en bedrijven op het net. Hiermee wordt voorkomen dat derden hinder ondervinden van het spanningsvrij maken van het openbare verlichtingsnet voor het oplossen van storingen op het openbare verlichtingsnet. En vice versa. Tevens is de gemeente niet meer afhankelijk van een netbeheerder bij het oplossen van ondergrondse storingen, waardoor sneller en efficiënter kan worden gereageerd op klachten en storingsmeldingen van burgers. 3.5 Geen licht waar het niet noodzakelijk is (aanpak lichthinder) Waar het niet noodzakelijk is om te verlichten, zal de gemeente niet verlichten. Zo wordt in parken in principe geen openbare verlichting aangebracht, tenzij de sociale veiligheid in het geding komt. 317589069 Pagina 14 van 21 3.6 Het bevorderen van lichtbeperking De gemeente Leiden wil waar mogelijk en waar zinvol het verlichten beperken, door middel van: o het dimmen van verlichting afhankelijk van de verkeers-/gebruiksintensiteit; o toepassen van LED-verlichting, waardoor strooilicht wordt voorkomen. 3.7 Toepassen energiebesparende verlichting waar dit rendabel is De gemeente past energiebesparende verlichting toe, waar dit rendabel is. Rendabel betekent in dit opzicht het besparen op kosten en het bijdragen aan de CO2 doelstelling. De gemeente wil dit doen door middel van: o Het invoeren van energie-efficiëntere lichtbronnen en daar waar mogelijk LED toepassen; o Het dimmen van verlichting afhankelijk van de verkeers/gebruiksintensiteit. 3.8 Gebruik groene stroom Voor de verlichting van de openbare ruimte gebruikt de gemeente (zelfs al voor 2002) groene stroom. Dit wordt voortgezet. 3.9 Duurzaam gebruik van materiaal De gemeente Leiden gebruikt materiaal duurzaam. Dit houdt in, dat het materiaal wordt gebruikt tot (bijna) aan het einde van de levensduur ervan. Het eerder verwijderen van materiaal (lichtmasten, armaturen e.d.) is anders kapitaalvernietiging. Een uitzondering hierop is, indien het aantoonbaar rendabel is om eerder het materiaal te vervangen door een duurzamer alternatief. Indien het materiaal toch eerder wordt vervangen, wordt er naar een mogelijkheid gezocht het materiaal elders te gebruiken. 3.10 Het gebruiken van duurzaam materiaal De gemeente geeft hieraan gevolg door middel van: o het toepassen van milieuvriendelijk geproduceerde materialen; o het toepassen van milieuvriendelijke bescherming en/of behandeling van masten; o de masten te schilderen met milieuvriendelijke materialen; o de vrijkomende materialen zoveel mogelijk te hergebruiken; o defecte gasontladingslampen af te voeren naar een erkende verwerker. 3.11 Reclame Er zijn diverse vormen van lichtreclame: o Lichtmastreclame De lichtmastreclame moet zo duurzaam en energiezuinig mogelijk zijn, waarbij het toepassen van LED verplicht is. De verlichting van de lichtmastreclame wordt aangesloten op het openbare verlichtingsnet en deze valt samen met de brandtijd van de openbare verlichting. De verlichting van de lichtmastreclame wordt gedimd overeenkomstig het dimregime van de openbare verlichting. o Gevelreclame met verlichting. Naast de richtlijnen van de NSVV is ook het handboek gevelreclame van toepassing o Mupi’s, Abri’s (verlichte reclamezuilen) Al deze soorten reclame dienen te voldoen aan de NSVV-richtlijnen. 317589069 Pagina 15 van 21 o Klokken (als onderdeel uitmakende van het beleidsonderwerp Verlichting) buiten de singels te mogen vervangen door klokken met reclame. De beheerkosten van de klokken komen dan voor rekening van de exploitant 3.12 Semi-openbare ruimten In tegenstelling tot de openbare ruimten zijn de semi-openbare ruimten, zoals achterpaden, brandgangen, terreinen van bedrijven en dergelijke geen eigendom van de gemeente. De gemeente is dus niet in eerste instantie verantwoordelijk voor de verlichting van deze ruimten. Die verantwoordelijkheid ligt bij derden zoals bijvoorbeeld een woningbouwvereniging. Uit onderzoek naar de sociale veiligheid is echter gebleken dat gevoelens van sociale onveiligheid in belangrijke mate ook bij semi-openbare ruimten voorkomen. Tevens kan een relatie worden gelegd met inbraakpreventie. Verlichting van deze gebieden moeten worden gelijkgeschakeld (aan/uit) met de openbare verlichting. De gemeente heeft hierin een adviserende rol. 3.13 Schakel- en brandtijd van de verlichting De openbare verlichting wordt aangeschakeld wanneer het verlichtingsniveau 60 Lux bedraagt en het wordt uitgeschakeld bij een lichtniveau van 30 Lux. Er wordt naar gestreefd om voor de gemeente Leiden een eigen schakeldienst te installeren. 3.14 Dimmen Het standaard dimregime voor de gemeente Leiden is als volgt: 23.00 uur 70%, 01.00 uur 50%, 05.00 uur 70% en 07.00 uur 100%. Incidenteel kan hiervan worden afgeweken. Hierbij volgt de gemeente Leiden een landelijke tendens. 3.15 Minimaliseren lichtverstoring van vleermuizen Om de verstoring van vleermuizen op kwetsbare punten te minimaliseren wordt door de gemeente Leiden indien mogelijk speciale (vleermuis-vriendelijk) verlichting toegepast. Ook kan de verlichting, waar noodzakelijk, zodanig geplaatst worden dat strooilicht zoveel mogelijk voorkomen wordt. 3.16 Aanstralen gebouwen, boomverlichting, skybeamers en feestverlichting Hiervoor wordt verwezen naar de vigerende Illuminatienota ‘Leiden ziet het Licht’. 317589069 Pagina 16 van 21 4 4.1 ORGANISATIE EN FINANCIEN Organisatie 4.1.1 Beleid Team Stadsruimte bereidt het beleid ten aanzien van de openbare verlichting voor, zoals de doelstellingen met betrekking tot de sociale veiligheid, verkeersveiligheid en de beleving van de openbare ruimte, duurzaamheid en de relatie tot de netbeheerder. Zij doet dit in overleg met alle belanghebbende gemeenteonderdelen en waar nodig gebiedsgericht, bijvoorbeeld in het kader van het programma Binnenstad of de wijkontwikkelingsplannen. 4.1.2 Beheer De afdeling Stedelijk Beheer bepaalt via het beheerplan hoe aan de voornoemde beleidsdoelstellingen wordt voldaan. Het beheer van de openbare verlichting bestaat in Leiden uit: o Dagelijks onderhoud: het in stand houden van bestaande verlichting. Het onderhoud wordt geregeld door de afdeling Stedelijk Beheer (STB) middels een onderhoudscontract met een aannemer, met taken als het zorgen voor de afhandeling en registratie van klachten, aanrijdingen en vernielingen, het op een aanvaardbaar peil houden van de installatie door schilderwerk en reparatie van gebreken, remplace (vervangen van lampen) en het rapporteren over deze zaken aan de beheerder zodat die eventueel de beheerplannen kan bijstellen. o Programmatisch vervangen van onderdelen in de openbare verlichtingsinstallatie, zoals lichtmasten en armaturen, op basis van levensduur (investering). Voorbereiding voor vervanging wordt in opdracht van Stedelijk Beheer door of via het team Stadsingenieurs uitgevoerd. 4.2 Financiën Het beheerbudget voor verlichting wordt in grote mate bepaald de verschillende vervangingscycli (schilderen, remplace, armaturen, masten, kasten). Dit betekent dat het dagelijks onderhoud van de huidige openbare verlichting en de vervanging hiervan financieel is gedekt. Strengere eisen van de Europese overheid (bijvoorbeeld het verplicht overstappen van gloeilamp naar een energiezuinigere soort), het eerder vervangen van armaturen en masten dan de gebruikelijke levensduur (bijvoorbeeld vanwege het plaatsen van verlichtingsarmaturen en –masten die beter passen bij het historisch karakter van de binnenstad), of het verduurzamen van verlichting in het algemeen, leiden doorgaans tot hogere structurele kosten. Deze extra kosten zijn niet voorzien. Dit betekent in de praktijk, dat verlichtingsmasten en –armaturen in de regel pas worden aangepast aan de beleidsdoelstellingen aan het einde van de levensduur. Het eerder vervangen van materiaal (lichtmasten, armaturen e.d.) is anders kapitaalvernietiging. Uitzonderingen hierop zijn: o indien het aantoonbaar rendabel is om eerder het materiaal te vervangen door een duurzamer alternatief, of 317589069 Pagina 17 van 21 o indien er extra budget wordt gecreëerd om bepaalde doelstellingen of projecten te realiseren. De verwachting is dat binnen 20 jaar de meeste lichtbronnen vervangen zijn door LED. Indien vervanging plaats moet vinden wordt er naar een duurzame oplossing gezocht. Oplossing worden gevonden in bijvoorbeeld het dimbaar maken van verlichting, het toepassen van LED-techniek, de verlichting dynamisch maken. Welke oplossing er wordt gekozen, is sterk afhankelijk van de (weg)situatie. 317589069 Pagina 18 van 21 BIJLAGE - LANDELIJKE EN GEMEENTELIJKE KADERS 1 Landelijk kader Voor de verlichtingskwaliteit zijn geen wettelijke normen vastgelegd. Wel zijn er landelijk geaccepteerde richtlijnen, uitgebracht door de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). De meest recente richtlijn voor verlichtingskwaliteit is de ROVL-2011. Naast de ROVL-2011 wordt de NPR 13201-1 soms nog toegepast. De gemeente Leiden past voor nieuw aan te brengen openbare verlichting de ROVL-2011 toe. In de richtlijnen worden op basis van de functie en de inrichting van de openbare ruimte bepaald aan welke kwaliteitseisen moet worden voldaan. 2 Gemeentelijk kader In deze paragraaf wordt de relatie gelegd tussen dit beleidsplan Openbare Verlichting en ander beleid. 2.1 Proces Ontwikkelen Inrichten en Beheren Voor een goed beheer van de openbare ruimte is het noodzakelijk dat de beheerder al in een vroeg stadium van ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de openbare ruimte, wordt gekend en geconsulteerd. Zowel de inrichters als de beheerders denken al vanaf het begin (ontwikkelen) mee (plantoetsoverleg). Hierdoor wordt geborgd dat hetgeen wordt ontwikkeld ook beheertechnisch gewenst is en ook beheerbaar is (voorwaartse integratie, zie afbeelding) 12 Stedelijk proces (OIB) (her) Ontwikkelen (her) Inrichten Beheren 1 integraal proces Voorwaartse integratie Bovendien is het van belang dat bij nieuwe ontwikkelingen de ontwerpen ook worden getoetst op beeldkwaliteit bij de TACOR (Toets- en AdviesCommissie Openbare Ruimte) Bovenstaande werkwijze is als standaard werkwijze opgenomen in het Stedelijk Proces Ontwikkelen – Inrichten – Beheren van de Openbare Ruimte (OIB). 2.2 Kadernota Kwaliteit Openbare Ruimte Om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren is het belangrijk dat er meer rust en samenhang in de inrichting komt. Dit is een ambitie die alleen op de lange termijn te bereiken is. Het vereist een duurzame inrichting van openbare ruimte en het consequente gebruik van een beperkte selectie van hoogwaardige, gestandaardiseerde materialen. Bovendien moeten alle ingrepen in de openbare ruimte worden getoetst of ze aan de vastgestelde uitgangspunten voldoen. Om tot die gewenste eenheid en samenhang te komen is de stad onderverdeeld in lijnen, gebieden en plekken die ieder op hun eigen manier moeten bijdragen aan een heldere structuur in de stad. Dit is uitgewerkt in de Kadernota kwaliteit openbare ruimte 2025. Dit beleidsplan 2013 blijft binnen de kaders van de Kadernota 317589069 Pagina 19 van 21 2.3 Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte In het Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte 2025 staat beschreven wat de Leidse uitgangspunten zijn voor de openbare ruimte (hoe willen we dat Leiden eruit ziet en hoe gaan we dat bereiken) en wat de aanleiding was om deze uitgangspunten op te stellen. Het handboek is opgesplitst in drie delen, te weten Uitgangspunten, Inrichtingsprincipes en Details. Door het handboek consequent te volgen realiseren we voor Leiden een rustige, samenhangende en duurzame inrichting van de openbare ruimte, met een hoge verblijfskwaliteit. Het handboek openbare ruimte is een ‘dynamisch’ document en instrument om uitvoering te geven aan het beleid voor de openbare ruimte. De paragraaf openbare verlichting in het handboek is dan ook een weerslag van het beleidsplan Openbare Verlichting. 2.4 Samen Leiden, Bestuursovereenkomst 2010 - 2014 In het beleidsakkoord, dat deel uitmaakt van Samen Leiden, bestuursovereenkomst 2010-2014, worden het investeren in duurzame energie (punt 5) en het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte (punt 14) expliciet genoemd. 2.5 Duurzaamheidsagenda 2011-2014 Samenwerken en verbinden In deze agenda zijn onder andere de volgende speerpunten opgenomen die relevant zijn voor dit beleidsplan: Energiebesparing Duurzame energie Afvalscheiding en duurzame verwerking Duurzame inrichting Verminderen van Lichthinder o o o o o 2.6 Beleidsplan Openbare Verlichting 2002 (vervalt met dit nieuwe beleidsplan OV 2013) Het Beleidsplan Openbare Verlichting 2013 is de opvolger van het beleidsplan 2002. In vele opzichten wordt het beleid gecontinueerd. Door nieuwe ontwikkelingen en ambities is het echter nodig om het beleidsplan op delen te actualiseren. 2.7 Leiden ziet het Licht – Illuminatienota 2004 Het beleid voor illuminatie, het aanlichten van gebouwen, is sinds 2004 beschreven in de beleidsnota ‘Leiden ziet het licht’. 2.8 Het Beleidskader Kapitaalgoed Openbare Verlichting 2012 In de beleidskaders worden de beheerkaders vastgesteld, te weten: het beheerbeleid, het gewenste ambitieniveau, de beschrijving van het areaal in termen van kwaliteit en kwantiteit. Het uitgangspunt voor dit beleidskader is, gelet op het beperken van de kosten, gebaseerd op de ondergrens van beheerkwaliteit dan wel het aansprakelijkheidsniveau. Ten aanzien van de binnenstad wordt voor een aantal gebieden een uitzondering gemaakt en is een hoger ambitieniveau van toepassing. 2.9 Beheerplan Openbare Verlichting 2012 - 2016 In het beheerplan wordt uitgewerkt HOE aan de doelstellingen van het beleidsplan en het Beleidskader Openbare verlichting zal worden voldaan. 317589069 Pagina 20 van 21 2.10 De Nota Dierenwelzijn 2012 De Nota Dierenwelzijn heeft drie doelen: o Het gemeentelijke dierenwelzijnsbeleid systematisch in beeld te brengen aan de hand van de verschillende rollen die de gemeente heeft in relatie tot dierenwelzijn. o Het belang van dierenwelzijn af te wegen tegen andere belangen voor zover die conflicteren. o Acties te formuleren waarmee we de komende jaren een extra impuls geven aan het welzijn van dieren in Leiden Met betrekking tot verlichting is het volgende vastgesteld: Vleermuizen en verlichting Het onderzoek naar de relatie tussen stad en natuur is betrekkelijk jong. Zo weten we al enige tijd dat verlichting invloed kan hebben op het al dan niet aanwezig zijn van vleermuizen. De Zoogdiervereniging heeft recent onderzoek gedaan welke lichtkleuren voor vleermuizen storend zijn. Er zijn ondertussen al lampen ontwikkeld die vriendelijk zijn voor milieu, vleermuis en mens. Conclusies/acties: Bij het opstellen van plannen voor inrichting en beheer van de openbare ruimte maken we zoveel mogelijk gebruik van kennis over de eisen die dieren aan hun leefomgeving stellen. “… Bij het beheer van de openbare ruimte krijgen de negatieve effecten van verlichting op vleermuizen meer aandacht. Helaas bestaat hiervoor geen pasklare oplossing. De nieuwe “vleermuislampen” worden uitgeprobeerd en als ze voldoen op meerdere plaatsen in bekende vleermuisroutes toegepast…” . 317589069 Pagina 21 van 21