1 Inleiding: vertellen over dingen die er in tijdvak vier gebeuren 1. De kruistochten (Britt) 2. Schisma???? (Febe) 3. Investituurstrijd (Britt) 4. Inquisitie (Febe) 5. De islam (Britt) 6. En het joodse geloof. (Febe) 7. Hindoeïsme en Boeddhisme 8. Vergelijking maken van vorige tijdvak en deze, dus kijken wat er bij de geloven is veranderd. Kruistochten (Britt) De kruistochten waren een aantal militaire ondernemingen van de christenen uit West-Europa tussen 1095 en 1271 om het Heilige Land te veroveren op de moslims. Vele eeuwen lang hadden pelgrims het Heilige Land – Palestina – bezocht om de heilige plaatsen waar Christus geleefd had, te zien. Omstreeks 1050 werd het Heilige Land door een woeste mohammedaanse stam veroverd. Deze mohammedanen maakten het de pelgrims nagenoeg onmogelijk hun bedevaarttochten te houden. Dit was één van de redenen, waarom de christenen besloten het Heilige Land te veroveren. Natuurlijk speelde ook avonturisme en minder chique belangen een rol van betekenis. Vóór de eerste ‘ridderkruistocht’, had een Volkskruistocht plaatsgevonden. Het was een spontane tocht die uitliep op moord en plundering. Onder aanvoering van Peter de Kluizenaar werden steden als Spier, Worms en Mainz geplunderd en christenen in Hongarije en Byzantium werden belaagd. De Volkskuistocht had geen bijzonder resultaat. Peter de Kluizenaar vluchtte en vele deelnemers werden – als ze niet dood waren – als slaven verkocht. Deus Le Volt (God Wil Het) De deelnemers aan de eerste Ridderkruistocht stond onder leiding van Godfried IV van Bouillon. Drie partijen namen deel aan deze expeditie: De Franse ridders, de Noormannen in de naam van Robert van Normandië (zoon van Willem de Veroveraar) en de Duitse ridders. Eén van de deelnemers, Raymond van Toulouse was een groot aanhanger van de paus Urbanus II. Na de bloedige verovering van Jeruzalem in 1099 werd hem als vroom en toegewijd man gevraagd Jeruzalem te regeren. Hij weigert en het is Godfried van Bouillon, die zich genoemd had als leider van deze kruisvaart, die de koningskroon aanvaardt. Eén jaar later zal hij overlijden aan de pest – men had verzuimd de lijken uit de straten na de verovering van Jeruzalem goed op te ruimen. Paus Urbanus II die met zijn leus Deus Le Volt opgeroepen had tot deze kruistocht, stierf enkele weken na de inname van Jeruzalem. Hij heeft zelf nooit vernomen dat zijn oproep tot succes had geleid. Het bericht had eenvoudigweg Rome nog niet bereikt. De deelnemers hechtten een rood kruisteken op hun schouder. Vandaar dat men deze tochten ook wel de Kruistochten noemde. In totaal werden zeven kruistochten gehouden. Na korte of langere tijd kregen de mohammedanen, aanhangers van de zo verfoeide godsdienst Islam, telkens weer het veroverde gebied in bezit. De laatste kruistocht eindigde met de val van Acco (1291). 2 Invloeden en Gevolgen De gevolgen van de kruistochten waren van groot belang voor West-Europa. Men knoopte handelsbetrekkingen aan met Oosterse volken. Vooral Genua en Venetië kwamen daardoor tot grote bloei. Men maakte ook kennis met een beschaving die op een hoger peil stond. Men kwam ook in aanraking met bijvoorbeeld het scheepsroer met scharnieren en de Arabische cijfers. De kruisboog, die verder schoot en diepere wonden maakte dan de handboog, kwam meer in zwang. De heraldiek, afbeeldingen van wapens, werd meer gemeengoed. Ook kwam men in aanraking met nieuwe geneesmiddelen en betere vormen van hygiëne. Het contact van het Westen met de Oosterse wereld bestond reeds in vroeger tijden. Maar de Kruistochten betekenden een intensivering daarvan. Het heeft geleid tot een toenemende welvaart en nieuwe ideeën. Dit vormde mede de aanstoot tot de Renaissance, de periode waarin er een opleving was waarbij de Griekse en Romeinse tijd intensief werden bestudeerd. Weetjes voor de kruistochten Oproepen door de paus (pauselijke brul) Alleen kruisridders mochten meedoen Gefinancieerd door specifieke belasting (cruzada, saladintiende) Kruisvaarders ontvingen aflaat Schisma (Febe) Het Oosters Schisma is de scheuring binnen de christelijke Kerk tussen de Oosters-orthodoxe Kerken aan de ene kant en de rooms-katholieke Kerk aan de andere kant. Het wordt ook wel het Grote Schisma genoemd. Hoewel de breuk gewoonlijk gedateerd wordt in 1054, toen Paus Leo IX en patriarch Michael Caerularius van Constantinopel elkaar wederzijds excommuniceerden, was het schisma tussen oost en west feitelijk het eindresultaat van een voorafgaande eeuwenlange periode van vervreemding tussen de twee Kerken. Hoe is dit gebeurd: Al heel vroeg erkende de Kerk de speciale posities van drie bisschoppen, die bekendstonden als patriarchen: de bisschop van Rome, de bisschop van Alexandrië en de bisschop van Antiochië. Later werden daar de bisschoppen van Constantinopel (als bisschop van het Romeinse Rijk) en van Jeruzalem (als bisschop van de stad waar Jezus gekruisigd en verrezen was) toegevoegd. De patriarchen hadden meer macht dan de andere bischoppen. Lange tijd beschouwde men de bisschop van Rome (de paus) als degene met de hoogste status, vanwege zijn positie als opvolger van Petrs. Wat ook meespeelde was het feit dat Rome tijdens de eerste eeuwen van het christendom de hoofdstad van het Romeinse Rijk was. Nadat Constantijn de Grote in 330 de hoofdstad verhuisde van Rome naar Byzantium (in Constantinopel), behield de paus aanvankelijk zijn hoge positie in de hiërarchie. De Romeinse keizer verdeelde het Romeinse Rijk bestuurlijk, waardoor het geen eenheid meer was. Dit had een invloed op de eenheid binnen de Kerk. Theodosius de Grote was de laatste keizer van het verenigd Romeins keizerrijk. Na zijn dood in 395 werd het rijk definitief opgedeeld in een westelijke helft en een oostelijke helft, met elk een eigen keizer. 3 Andere factoren deden oost en west verder uiteendrijven. In het westen was de dominante taal het Latijn; in het oosten was dit het Grieks. Na de val van het West-Romeinse Rijk was een gemeenschappelijke taal niet meer zo nodig en begon het aantal mensen dat zowel Grieks als Latijn sprak af te nemen. Ook hierdoor werd de communicatie tussen oost en west steeds moeilijker. Met het verdwijnen van de taaleenheid begon ook de culturele eenheid af te nemen. De Kerk van het Oosten en de Kerk van het Westen gingen elk hun eigen weg: ze hadden een verschillende benadering van de religieuze doctrines en gebruikten andere rituelen. Zelfs toen het Grote Schisma nog eeuwen verwijderd was, tekenden de verschillen zich reeds duidelijk af. Wat waren de verschillen: De Kerk van het Westen beschouwde de patriarch van Rome (de paus) als de hoogste van de vijf patriarchen. De Kerk van het Oosten beschouwde de vijf als gelijkwaardig en zag Constantinopel als het "nieuwe Rome". Vanaf een bepaalde periode claimde de paus autoriteit over de vier oosterse patriarchen terwijl de patriarch van Constantinopel stelde dat hij als de spirituele leider van het "nieuwe Rome" het hoofd was van de christelijke Kerk. De "filioque"-doctrine werd een strijdpunt. Volgens de Latijnse Kerk ging de Heilige Geest uit van de Vader (God de Vader) en de Zoon (Jezus Christus), volgens de oosterse Kerken slechts van de Vader, via de Zoon. De Latijnse Kerk bestreed priesterhuwelijken, de oosterse Kerk stond ze evenwel toe en kende het celibaat alleen voor bisschoppen. Investituurstrijd (Britt) De Investituurstrijd was een machtsstrijd tussen de Duitse keizer en de paus tijdens de 11 e en 12e eeuw. Deze ging over de benoeming van geesterlijken en abten en abdissen van rijksabdijen (geestelijke instellingen onder voogdij van de keizer). De strijd kwam echt tot uitbarsting in 1075 tussen Hendrik IV en paus Gregorius VII. Enerzijds bemoeide de paus zich met de Saksische oorlogen, waardoor het koninklijk gezag werd ondermijnd, anderzijds was de benoeming van een bisschop van Milaan door Hendrik IV de druppel die de emmer deed overlopen. Tocht naar Canossa De koning organiseerde een samenkomst van bisschoppen, waarbij paus Gregorius VII werd afgezet. Gregorius de koning negeerde dit, evenals zijn medestanders. Dit bracht Hendrik in een moeilijke positie, omdat een aantal Duitse bisschoppen zich tegen hem keerde en sommige vorsten hetzelfde dreigden te doen. Hierop ondernam Hendrik een boetetocht naar Canossa (1077). Hendrik toonde zich bereid om zich aan de paus te onderwerpen, maar deze wilde Hendrik aanvankelijk niet ontvangen. Pas na hem drie dagen te laten wachten werd de koning uiteindelijk ontvangen. Enkele jaren later wakkerde de strijd opnieuw op, waarbij de pausen Duitse tegenkoningen benoemden (achtereenvolgens Rudolf van Zwaben; Herman van Sal; Koenraad, zoon van Hendrik IV). Hendrik IV 4 wees van zijn kant een tegenpaus aan, namelijk tegenpaus Clemens III (1080-1100), die hem in 1084 tot keizer zou kronen. Concordaat van Worms De Investituurstrijd was hiermee verre van afgelopen. Er werden nieuwe afspraken vastgelegd met het Concordaat van Worms in 1122. De kerkelijke en wereldlijke taken van bisschoppen werden beter gescheiden. De keizer verloor zijn beslissingsrecht over de bisschopsbenoemingen, maar behield het recht om bij de verkiezing aanwezig te zijn. Het toekennen van een wereldlijke machtspositie aan een nieuwgekozen bisschop bleef het privilege van de keizer. De vorsten bleven invloed uitoefenen en er waren regelmatig conflicten met de paus. Soms was de vorst de sterkste, soms de paus. De paus had niet genoeg macht om de vorsten af te zetten. Toch bleek het dat de vorsten rekening hielden met de wensen van de kerk. Geestelijken kregen vaak belangrijke taken in het bestuur van het land. Er was dus maar een gedeeltelijke scheiding tussen kerk en staat. Inquisitie (Febe) inquisitie is de pauselijke inlichtingendienst die extreem fanatiek en met rabiate vervolgingsdrift die belangen van de Roomse kerk behartigt. De kerk heeft altijd al haar greep willen verstevigen door grote invloed uit te oefenen op de ‘gelovigen’. In 1095 riep Paus Urbanus op tot een kruistocht. Hij spoorde de christenen aan elkaar niet langer naar het leven te staan, maar zich te richten op de islamitische heiden. Wie op kruistocht ging, kreeg vele beloningen. Door het vermoorden van de vijand, kwam men in de gunst van God te staan. Een goede christen kreeg ook kwijtschelding van al zijn zonden, mocht roven, plunderen en de buit behouden. Duizenden onschuldige mensen werden wreed afgeslacht, opdat hemelpoorten open zouden gaan. In 1208 richtte Paus Innocentius zijn vizier op de ketters in Zuid Frankrijk. Deze keer waren de katharen een doorn in het oog. Zij geloofden in de individuele ervaring van het spirituele. Door het directe contact met het goddelijke hadden de Katharen geen behoefte aan bemiddeling van de kerk. Dat was onaanvaardbaar. Terwijl de bisschoppen zich te buiten gingen aan corruptie, vraatzucht en buitensporige feesten werd nagenoeg een heel volk vermoord en verdreven door het pauselijke leger. 5 Talloze onschuldige mensen werden op de brandstapel gegooid. Rome streefde naar totale uitroering van de ketters, het was de eerste genocide. Grondlegger van de Inquisitie is Dominicus, een bekend en wreed kruisvaarder die een eigen kloosterorde stichtte: de Orde der Dominicanen. De leden stonden niet alleen bekend om hun fanatieke preken, maar ook agressieve studie van de theologie. De paus gaf hen opdracht om alle ketters op te sporen en uit te roeien. Er werd een permanent tribunaal opgericht dat door de dominicaner broeders zou worden bemand. Door de pauselijke verordening mochten de Dominicaanse inquisiteurs verdachte ketters veroordelen, zonder dat deze in beroep konden gaan. Ze waren dus vogelvrij. De Inquisitie opereerde onder de naam: ‘Heilig Officie’, maar was meedogenloos. Het martelen en executeren van ketters was in die tijd natuurlijk niets nieuws in de geschiedenis van het Christendom. Waar dat voorheen nog onsamenhangende geweldsuitbarstingen waren, werd met de komst van de Inquisitie een soepel lopende machine in werking gezet voor onderzoek, beschuldiging, proces, marteling en executie. Nieuwe perverse en ingenieuze middelen werden bedacht om pijn toe te brengen. Geliefde middelen waren de pijnbank, de wipgalg, het martelen met water en ophangen aan de polsen, om bloedvergieten te vermijden. Bloed paste niet in het heilige plaatje. Islam (Britt) Na de dood van de profeet heeft de verspreiding van de islam zich zeer snel voortgezet. De oorlog tussen de Byzantijnen en de Perzen had beide grote rijken uitgeput en het christendom was door onenigheden, rond de persoon van Jezus, innerlijk zo verdeeld geraakt dat de Arabische legers weinig moeite hadden om de christelijke gebieden van het Nabije Oosten, Egypte en Noord-Afrika te veroveren. De afkeer van het Byzantijnse bestuur maakte dat de Arabische legers soms zelfs als bevrijders werden ingehaald. De veroveringsoorlogen, die vooral onder de tweede en de derde kalief (opvolger van Mohammed) tot grote expansie leidden, waren niet uitsluitend godsdienstig van aard. Ook politieke, sociale en economische factoren speelden hierbij een rol. Een eeuw na de dood van Mohammed was het gebied van Spanje, Noord-Afrika, Egypte, het Nabije Oosten en Perzië, tot het moderne Pakistan en Afghanistan toe, in handen van islamitische heersers. Het was diep in Frankrijk, 6 bij Poitiers, dat precies een eeuw na de dood van de profeet voor het eerst een islamitisch expeditieleger werd verslagen. Bekering tot de islam werd, in tegenstelling tot de christelijke kolonisten, niet met geweld of onder bedreiging afgedwongen. In de veroverde gebieden werkten, naast de persoonlijke geloofsovertuiging, ook de economische en andere privileges die moslims genoten, eraan mee dat steeds meer bewoners zich bekeerden tot de islam. Ook in latere tijden zette de verspreiding van de islam zich door, zowel door militaire veroveringen (bekering van India) als door het toenemen van de handel (bekering van Afrika en Indonesië). Vanaf de 15de eeuw werd nog eenmaal het hart van Europa militair bedreigd: de Turken veroverden in 1453 Constantinopel en het Turkse rijk breidde zich uit tot diep in Europa. Aan deze dreiging kwam begin 20ste eeuw definitief een eind. Ook op dit ogenblik groeit het aantal moslims nog steeds, met name in de Afrikaanse staten, Het totale aantal moslims werd midden jaren negentig geschat op ruim één miljard. Hiermee is de islam met ruim 19% van de wereldbevolking na het christendom de tweede wereldgodsdienst. (Kalief staat aan het hoofd van een kalifaat en in het bijzonder in het Islamitische Rijk. Kalief wordt beschouwd als de opvolger van de profeet Mohammed.) Hindoeïsme Anders dan christendom of islam heeft het hindoeïsme zich niet verspreid over veel verschillende volkeren. Dat komt doordat je geen hindoe kunt worden. Je wordt als hindoe geboren of niet. Je kunt geen hindoe worden. Daarom zijn er ook geen - zendelingen die proberen andere mensen tot het hindoeïsme te 'bekeren'. Het hindoeïsme kent geen algemeen aanvaard heilig boek zoals de bijbel of de koran. Ook is er geen stichter als Jezus, Mohammed of Boeddha. Boeddhisme In de loop der eeuwen heeft het boeddhisme zich geleidelijk uit over heel Azië uitgebreid. Er ontstonden ook steeds meer verschillende stromingen, die natuurlijk elkaars ontwikkeling en traditie respecteren en vaak ook nauw samenwerken. Tegenwoordig heeft het boeddhisme in totaal meer dan 400 miljoen aanhangers en daarbij zitten ook steeds meer aanhangers in Europa. Het precieze aantal is moeilijk in te schatten. Het Boeddhisme vereist namelijk geen exclusieve toewijding: veel Boeddhisten houden er ook een andere (Oosterse) godsdienst op na. Om naar een boeddhistische tempel te gaan hoef je tegenwoordig dan ook niet meer helemaal naar India. Sinds een aantal jaren staat er een op de Zeedijk midden in Amsterdam een echte boeddhistische tempel, geheel gebouwd volgens de boeddhistische principes met speciaal uit China ingevlogen dakpannen en ornamenten. (versiersels) In de 12e eeuw is het boeddhisme verdwenen uit India als gevolg van de vervolging door de moslims en de invallen van de Mogols die India veroverden. Het was vooral in het noorden gebleven, in tegenstelling tot het hindoeïsme dat vroeg tot in het zuiden is doorgedrongen. Ook in Afghanistan, Pakistan en het Midden-Oosten verdween het boeddhisme mede door de opkomst van de islam. Vanaf 1950 is het boeddhisme onderdrukt in de landen China, Tibet, Vietnam, Noord-Korea, Laos en Cambodja. In elk van deze landen is dit gebeurd gedurende een communistisch dictatoriaal bewind. 7 Jodendom (Febe) Toen het christendom in de middeleeuwen de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk werd, werd de positie van de joden in de maatschappij slechter. De christelijke leiders probeerden de joden er met uitzonderingsmaatregelen en geweld toe te brengen dat zij zich zouden bekeren. De joden zijn de gehele middeleeuwen, soms met een korte tussenpauze, vervolgt. Vooral tijdens de kruistochten bereikten de jodenvervolgingen een hoogtepunt. Valse beschuldigingen van rituele moord, hostieschending en bronnenvergiftiging leidden tot massamoord, gedwongen doop, verdrijving uit vele landen en verbranding van joodse boeken. De joden zagen hun lijden als een soort proef van Jahweh en ze zagen de christenen als misleidende vervolgers. De christenen meenden juist dat de totale wereldverlossing nog slechts wachtte op de bekering van de joden. De joden moesten onder anderen aan hun kleding herkenbaar zijn. Ze moesten ook in bepaalde wijken wonen en ze waren van allerlei ambten en beroepen uitgesloten. Er werd op een gegeven moment ook handel gevoerd met Azië. Hierdoor kwam de ziekte: de pest naar Nederland. Aan boord zaten bijvoorbeeld ratten met de pest. Deze kwamen in Nederland aan land en zo staken ze de mensen aan. De mensen dachten eerst dat de Joden het water hadden bedorven en dat zij hierdoor ziek werden. Dit zorgde voor jodenverbranding. De belangrijkste joodse centra in Europa bevonden zich in Duitsland, Noord- Frankrijk, Engeland en Spanje. In Duitsland, Frankrijk en Engeland leidde groeiende onrust tot een sterke vervolging. In Duitsland waren de joden veelal door keizerlijke privileges beschermd, maar de prijs van deze bescherming werd steeds hoger. Ook in het christelijke Spanje, waar de joden enige eeuwen welvaart hadden genoten, werden ze vanaf 1391 bloedig vervolgd. Veel joden werden bankier omdat de kerk dit als een zondig beroep beschouwde en ze het dus wel mochten uitoefenen. Er zaten ook veel joden in de diamanthandel. Als ze dan moesten vluchten of onderduiken wegens vervolgingen konden ze hun bezit gemakkelijk meenemen en ergens anders weer opnieuw beginnen.