Symbolen in de Sint-Joriskerk - sint

advertisement
Symbolen
in de Sint-Joriskerk
Antwerpen
1
Symbolen in de Sint-Joriskerk
De betekenis van de meest voorkomende symbolen in christelijke
kerken is niet meer evident voor bezoekers vandaag.
Architecturale ruimte, spel van licht en donker, liturgische
voorwerpen, heiligenbeelden, bijbelverhalen geschilderd en
gebrand als een vorm van 'aanschouwelijke catechese ‘
Wat heeft het ons nog te vertellen? Wat brengt je hier?
Wat verwacht je? Wat verlang je'
Voor sommigen doet deze ontdekkingstocht wellicht een
(altaar)belletje rinkelen, voor anderen brengt hij misschien enig
licht in de duisternis van eeuwenoude tradities.
We hopen dat deze toelichting u wat kan helpen
om de rijke betekenis
van de christelijke symboliek in taal en teken te (her)ontdekken
Pastoor Paul Scheelen- Frieda Claeys.
(heel wat inspiratie vonden we bij kerkne.be)
SYMBOOL
Symbool is afgeleid van het Griekse
‘sumbolon’ en ‘sumballo’, met de betekenis
van ‘herkenningsteken’ en ‘bijeen leggen’.
Het ‘symbool’ was een in twee scherven
gebroken voorwerp, waarvan twee personen
ieder een stuk bewaarden; ieder van de twee
stukken die in elkaar pasten, diende om de
identiteit van de toonder te bewijzen. Zo
verwijst het symbool naar een andere
werkelijkheid, en niet zoals een attribuut naar
de eigenheid van een bepaalde persoon.
Het symbool is ook een herkenningsteken,
zoals het kruis verwijst naar het christendom, de Davidster naar het jodendom en de halve
maan naar de islam.
In deze tekst wordt de voornaamste betekenis van de meest voorkomende symbolen in onze
kerken verklaard aan de hand van de bijbelteksten waarop ze betrekking hebben of vanuit de
christelijke traditie.
ALFA EN OMEGA
De alfa en de omega, de eerste en de laatste letter van het Griekse
alfabet, verwijzen naar Christus die in een visioen aan Johannes
zegt: ‘Ik ben de alfa en de omega, de eerste
en de laatste, de oorsprong en het einde’
(Apokalyps 22,13). De letters komen ook
samen voor met het Christusmonogram
Chi-Rho. Zie ook bij Christusmonogram.
2
ALTAAR
Catacomben Cubiculum
Het altaar symboliseert Christus. Daarom kust en
bewierookt de voorganger het altaar. In de eerste eeuwen
werd de eucharistie gevierd in een huis aan de eettafel,
waardoor de naam ‘huiskerk’ ontstond: ‘Dagelijks braken
zij bij iemand aan huis het brood, gebruikten samen hun
maaltijd in blijdschap en eenvoud van hart’ (Handelingen
2,46). Op de verjaardag van de sterfdag van een martelaar
werd de eucharistie gevierd in de catacomben op het
boogbankgraf (arcosolium), gevormd door een boog boven
het graf, in een kleine kamer (cubiculum).
Drie hoofdtypes
Vanaf de bouw van de kerken ontstonden drie altaartypes: het massieve altaar, het grafaltaar
en het tafelaltaar. Ze staan elk symbool voor een theologische zienswijze op het
wezen van de eucharistieviering. Alle altaartypes en hun varianten hebben altijd naast mekaar
bestaan.
Het massieve altaar is het oudste type maar
wordt nog in vele hedendaagse kerken opgericht. Het
verwijst naar Christus als de rots: ‘Heer, mijn rots, mijn
vesting en bevrijder, mijn God, steenrots waarop ik
vlucht’ (Psalm 18,3). Tijdens de tocht door de woestijn
‘dronken zij allemaal van dezelfde drank, want zij
dronken uit een geestelijke rots die met hen meetrok, en
die rots was Christus’ (1 Korintiërs 10,4).
Op of bij het altaar staat het licht als symbool van
Christus, ‘het Licht van de wereld’.
Zie ook bij Kaars en Licht.
Het grafaltaar is het symbool van
Christus’ dood. Het bestaat uit een sarcofaag,
met of zonder een uitbeelding van de gestorven
Christus of de Graflegging: ‘Jozef van
Arimathea nam het lichaam, wikkelde het in
zuiver linnen, legde het in een nieuw graf, dat
hij in de rots had laten uithouwen’ (Matteüs
27,58-60). Het grafaltaar is geïnspireerd op het
graf van de martelaren in de catacomben.
Het gebruik ontstond van een altaarsteen met
enkele relieken van martelaren in het
bovenblad van het altaar te plaatsen.
Het tafelaltaar symboliseert de maaltijd des Heren,
waar Christus ons allen als zijn gasten uitnodigt. De
eucharistische maaltijd verwijst naar het Laatste Avondmaal
en is ook de voorafbeelding van het eeuwige gastmaal waar
de Heer zelf zal rondgaan om te bedienen (vgl. Lucas 12,
37). Overeenkomstig de liturgische hervorming heeft het
Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) de voorkeur
gegeven aan het tafelaltaar, gekeerd naar of middenin de
gemeenschap opgesteld.
3
Het Concilie van Trente (1545-1563) verplichtte ertoe het tabernakel op het altaar te plaatsen.
Bij het invoeren van het tafelaltaar wordt meestal het vroegere altaar
gebruikt als Heilig-Sacramentsaltaar met het tabernakel, waarin de
geconsacreerde hosties worden bewaard
Met de heropleving van de martelaren- en heiligencultus door de
Katholieke Hervorming. werd het grafaltaar uitgebouwd tot het
weelderig barokke portiekaltaar. Het bestaat uit een grafaltaar en
een portiek van kolommen en een bovenstuk als een doorkijk op een
schilderij of een beeldhouwwerk zoals de verrijzende Christus, de
tenhemelopneming van Maria, de
incarnatie…. Een portiekaltaar
symboliseert de overwinning van het
leven op de dood, de doortocht van
het aardse leven naar de hemelse heerlijkheid. Op de grote
feestdagen werd het grafaltaar versierd met een rijkelijk
geborduurd voorhangsel (antependium).
AMBO of LEZENAAR
Onder invloed van de
vernieuwing van de liturgie
sinds het Tweede Vaticaans
Concilie is de ambo weer in
gebruik geraakt. Net als in
de vroeg-christelijke tijden
worden tijdens de Dienst
van het Woord de teksten
van de Bijbel van op de
ambo voorgelezen of
gezongen en wordt er ook gepreekt.
Een kansel of preekstoel is een verhoogde plaats in kerken,
van waaraf de geestelijke een preek hield. Het woord stamt
uit het Latijn cancelli en betekent "traliewerk" of "hek". In de
vroegere periode van het christendom diende een kansel als
preekgedeelte die een barrière vormde tussen het schip van
de kerk en het altaar, vaak hoog gebouwd en voorzien van
monumentale versieringen. Vaak werd de preekstoel, zoals
hier, om redenen van akoestiek overdekt met een klankbord.
De kansel bleef ook na de reformatie bestaan in protestantse
kerken. In Oosters-Orthodoxe Kerken is het vaak een
laaggeplaatst platform. Door terug te grijpen naar de
oorspronkelijke verkondigingstraditie van de oude kerk
wordt de preekstoel niet langer gebruikt.
4
ANKER
Het anker wordt reeds veelvuldig gebruikt in de catacomben als
het symbool van de hoop, ‘het veilige en vaste anker voor onze
ziel’. De vissen zijn de gelovigen, die zich vastklampen ‘aan de
hoop op wat voor ons ligt’ (Hebreeën 13,18-19). Het anker wordt
ook gebruikt als kruis. Zie ook bij Kruis.
AS
De as heeft in de bijbel de
betekenis van vergankelijkheid
maar ook van rouw,
vernedering, boetvaardigheid,
vrijwillige straf en bekering: uit
de verbrande as ontstaat nieuw leven. Op Aswoensdag wordt
as, afkomstig van palmtakken die op de vorige Palmzondag
werden gezegend, op het hoofd aangebracht, als inzet van de
Veertigdagentijd: ‘je bent stof, en tot stof keer je terug’
(Genesis 3,19) of “Ga staan onder het visioen van het evangelie”..
AUREOOL
De aureool is een gouden licht- of stralenkrans die het hoofd
omgeeft als symbool van heiligheid: ‘Nu wacht mij de krans der
gerechtigheid, die de Heer, de rechtvaardige rechter, aan mij zal
geven op die dag, en niet alleen aan mij maar aan allen die met
liefde hebben uitgezien naar zijn verschijnen” (2 Timoteüs 4,8).
De aureool rond het hoofd van Christus heeft steeds een tekening
van het kruis. Bij de kroning van Maria zetelt zij op dezelfde
bank van Christus, als symbool van haar hoge waardigheid.
BOEK – BOEKROL
In de joodse traditie betekende het boek
van het leven het boek waarin God de
namen van de levenden schreef, vooral van
de rechtvaardigen en allen die tot het volk
van God wilden behoren. Wie zondigt
wordt uit het boek geschrapt en zal sterven.
Het Nieuwe Testament ziet het als het boek
dat de namen bevat van hen die op de
voleinding van de wereld deel zullen
hebben aan het eeuwige leven. Jezus zegt
aan de tweeënzeventig die om te prediken
werden uitgezonden: ‘verheug je omdat
jullie namen staan opgetekend in de hemel’ (Lucas 10,20).
Paulus zegt dat de namen van zijn medewerkers staan in het boek
des levens (vgl. Filippenzen 4,3). Volgens de Hebreeënbrief staan in de hemel de namen
ingeschreven van hen die in de vervolging niet zijn bezweken (vgl. 12,23).
5
Wie Christus toebehoort staat in het boek van het leven van het Lam dat geslacht is en die
zullen binnenkomen in het nieuwe Jeruzalem (vgl. Apokalyps 13,8; 17,8; 21,27).
Het boek wordt gehouden door Christus als de Pantocrator, de Albeheerser.
Totaal anders is de betekenis van het boek of de boekrol,
gedragen door vele heiligen. Hier wordt verwezen naar de
Thora, naar de bijbel, naar de inspiratie van waaruit zij leefden.
Luc 4,17: ‘Ze reikten Hem de boekrol van de profeet Jesaja aan’.
Dit is vooral duidelijk bij de evangelisten of hun symbolen die
verwijzen naar het evangelie.
Zie ook bij Eucharistie: Lam Gods; Evangelisten.
CHRISTUSMONOGRAM
De Chi- Rho of PX is het oudste Christusmonogram en wordt
gevormd door de Griekse letters X (Chi) en P (Rho), de eerste
letters van het Griekse ‘Christos’, de ‘Gezalfde’. Het werd
gebruikt sedert de godsdienstvrede van keizer Constantijn in 313,
als een zegeteken waaraan hij de overwinning op zijn tegenstrever
Maxentius toeschreef. Soms is het monogram omgeven door een
zegekrans.
IHS met kruis boven de H ontstond in de middeleeuwen naast de
Chi-Rho, en werd overgenomen en verspreid door de Jezuïeten. De
letters IHS zijn de eerste letters van de Griekse naam voor Jezus,
maar kregen de betekenis in het Latijn van ‘Jesus Hominum
Salvator’, ‘Jezus Verlosser van de mensen’.
DOOPKAPEL
De doopkapel is normaal gelegen achteraan in de
kerk als symbolische aanwijzing dat de doopleerling
eerst het sacrament van het doopsel moet ontvangen
vooraleer deel te nemen aan de eucharistieviering
van de gemeenschap: ‘Ga, en maak alle volkeren tot
leerling; doop hen in de naam van de Vader, de
Zoon en de heilige Geest’ (Matteüs 28,19). Het
doopsel is een initiatiesacrament waardoor de
dopeling deel uitmaakt van het lichaam van
Christus, de Kerk. Paulus schrijft aan de Romeinen:
‘Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem
begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de
macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een
nieuw leven zouden gaan leiden. Want indien wij
als het ware vergroeid zijn met zijn dood, moeten
wij Hem ook volgen in zijn opstanding’ (6,4-5). In
de eerste eeuwen was de doopkapel, het
baptisterium, een afzonderlijk gebouw buiten de
kerk. De doopleerlingen werden daar gedoopt
tijdens de Paaswake door onderdompeling in een dieper gelegen waterbassin, wat later is
vervangen door het overgieten met water boven de doopvont. De doopkapel is soms
vervangen door een afgesloten hoek van het kerkgebouw.
6
DRIEËENHEID-SYMBOLEN
De driehoek is een oud symbool van de goddelijke Drieëenheid: Vader, Zoon en heilige
Geest, die een eenheid vormen en gelijk zijn. De cirkel, die de
driehoek omgeeft, symboliseert de eeuwigheid van God. In de
driehoek staat de naam van God in Hebreeuwse letters of een oog,
symbool van het alziende oog van God: ‘Pas op dat jullie je
gerechtigheid niet doen voor het oog
van de mensen...maar als jij barmhartig
bent en bidt, doe het in het
verborgene...en je Vader, die in het
verborgene ziet, zal het je lonen’
(Matteüs 6,1-6).
Later werd het alziende oog als een
afschrikmiddel aangezien.
De drie goddelijke personen hebben
ieder hun eigen symbool: de Vader als Schepper met de aardbol bekroond met het kruis, de
Zoon als Verlosser van de wereld met het kruis, de heilige Geest gesymboliseerd door de duif.
DUIF
De duif is het symbool van de heilige Geest: ‘In het begin schiep God de hemel en de
aarde...en de geest van God zweefde over de wateren’ (Genesis 1,2). De duif met de olijftak,
ontleend aan het verhaal van de zondvloed (Genesis 8), is
het beeld van de ziel die tot het eeuwige leven is
overgegaan. Ze is ook het symbool van de vrede. Bij de
aankondiging van de geboorte van Jezus zegt de engel
Gabriël aan Maria: ‘Heilige Geest zal op u komen en de
kracht van de Allerhoogste zal u overdekken’ (Lucas
1,35). Bij de doop van Jezus in de Jordaan: ‘opende zich
de hemel en daalde de heilige Geest in lijfelijke gedaante
als een duif op Hem neer; er klonk een stem uit de hemel:
‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in wie Ik mijn vreugde vind’
(Lucas 3,21-22).
De heilige Geest, de liefde van God, is de patroon van de
caritas, de liefdadigheid. In navolging van de ‘Ospidale
San Spirito’, het eerste grote hospitium in Rome, kozen
onze oudste caritatieve instellingen de heilige Geest als
patroon, zoals de Heilige Geesthuizen en de Tafels van de
Heilige Geest of de Armendis, wat o.a. nog te zien is aan
hun gevel of meubilair.
De twaalf duiven op het kruishout verbeelden de twaalf apostelen, die hun kracht vinden in
het kruis van Christus.
In zijn brief aan de Galaten somt Paulus de
vrucht van de Geest op: ‘liefde, vreugde,
vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid,
vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing’
(5,22).
7
ENGELEN
Van oudsher drukken zij beeldend uit wat onzegbaar is en
het leven overstijgt. Zij zijn boodschappers van God,
Godsgezanten, bemiddelaars, wakers en wachters die ons
beschermend “onder hun vleugels” nemen en begeleiden op
onze levensweg.
Engelen nodigen ons uit, heten
ons welkom en wijzen de weg
naar het Levenslicht dat optilt uit
het banale bestaan.
8
EUCHARISTIE-SYMBOLEN
De natuur en de menselijke
arbeid worden betrokken in
het mysterie van de
eucharistie omdat ze
symbool staan voor de
dankbaarheid om de
ontvangen goede gaven en
de samenwerking van de
mens met de Schepper.
In de eucharistieviering bidt de voorganger bij de bereiding van de gaven: ‘Uit uw milde hand
hebben wij het brood en de beker ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de aarde en
van de wijngaard, het werk van onze handen. Maak ze voor ons tot brood en bron van eeuwig
leven’. Bij het mengen van de wijn met water bidt hij: ‘Water en wijn worden één. Gij deelt
ons mens zijn en neemt ons op in uw goddelijk leven.’
De vis met het broodmandje is het oudste symbool van de
eucharistie, waarin Christus zich uitdeelt als het levende
brood. Hier liggen vijf broodjes in de mand, zoals bij het
verhaal van de broodvermenigvuldiging bij Marcus (6,3044).
Zie ook bij Vis.
De mand met broden en vissen is ook afgeleid van de
broodvermenigvuldiging, maar zowel de Byzantijnse
mozaïeklegger als de hedendaagse kunstenaar beelden hier
vier broden en twee vissen uit,
alhoewel Marcus spreekt van vijf
broden en twee vissen. Hiermee
willen zij symbolisch verwijzen
naar het vijfde brood, het
eucharistisch brood op het alt aar of in het tabernakel.
Het Laatste Avondmaal is de meest gebruikte verwijzing naar de
eucharistie.
De Emmaüsgangers zijn de
twee leerlingen die na de dood
van Christus ontgoocheld naar
huis terugkeerden, Hem op hun
tocht ontmoetten en Hem
erkenden bij het breken van het
brood (vgl. Lucas 24,13-35).
Het tabernakel, een kleine versierde kast, dient voor het
bewaren van het Allerheiligste, de geconsacreerde
hosties, om ze te dragen naar de zieken en stervenden, of
als bron van meditatie voor de gelovigen. Het tabernakel
is het symbool van de aanwezigheid van Christus, zoals
in de tempel, de Ark van het Verbond, de heerlijkheid
van God aanwezig bracht.
9
Brood en korenaren, druiven en wijnstok: Jezus zei: ‘Ik ben het
brood om van te leven’ en ‘Ik ben de ware wijnstok’ (Johannes
6,35;15,1). ‘ Tijdens de maaltijd nam Jezus een brood, sprak de
zegenbede uit, brak het, gaf het aan zijn leerlingen en zei: ‘Neem en
eet, dit is mijn lichaam. Ook nam Hij een beker, sprak het dankgebed
uit en gaf hun die met de woorden: ‘drink er allen uit, want dit is
mijn bloed van het verbond, voor velen uitgeschonken tot vergeving
van zonden’ (Matteüs 26,26-28).
Veel monstransen, waarin de H. Hostie ter aanbidding wordt
uitgesteld, zijn versierd met dergelijke motieven.
Het Lam Gods verwijst naar Christus die als een
offerlam zijn leven geeft voor de redding van de
wereld. Toen Johannes de Doper Jezus zag
aankomen zei hij: “Daar is het lam van God, degene
die de zonde van de wereld wegneemt” (Johannes
1,29). Het lam opent het Boek van het Lam met de
zeven zegels, omdat het met zijn bloed alle stammen
en volken en talen voor God heeft gemaakt tot een
koninklijk geslacht van priesters (vgl. Apokalyps
5,9-10). De kelk en hostie dienen voor de viering
van de eucharistie.
De Pelikaan is de vogel waarvan men dacht dat, wanneer er voedseltekort was, hij zijn
jongen voedde met zijn eigen bloed.
Het Lam Gods stort zijn bloed uit in de kelk, en
draagt het kruisvaandel.
In tegenstelling met het manna in de woestijn
noemt Jezus zich het levende brood dat uit de
hemel is neergedaald om van te leven in
eeuwigheid, terwijl zij die in de woestijn het
manna hebben gegeten toch gestorven zijn (vgl.
Johannes 6,26-50).
De Ark van het Verbond werd in het Oude
Verbond beschouwd als de troon van Gods
aanwezigheid, en wordt in het Nieuwe Verbond
het symbool van Christus’ aanwezigheid door het eucharistisch brood.
10
EVANGELISTEN-SYMBOLEN
De symbolen van de evangelisten zijn ontleend
aan het visioen van het hemelse hof, waar voor
de troon de vier gevleugelde dieren staan die,
als op de aarde levende wezens, de stoffelijke
wereld vertegenwoordigen (vgl. Apokalyps
4,1-8). De symbolen houden verband met het
begin van de vier evangelies. Ieder dier heeft
een boekrol bij zich.
Leeuw, een woestijndier: Marcus vangt aan
met Johannes de Doper en Jezus in de woestijn
(1,1-15).
Stier, een offerdier in de tempel: Lucas begint
met de aankondiging van de geboorte van
Johannes de Doper, de zoon van Elisabet en Zacharias, priester in de tempel (1,5-25).
Adelaar, een hoog
vliegende vogel: Johannes
opent zijn evangelie met
een verheven theologisch
proloog (1,1-18).
Mens : Matteüs begint met
de menselijke stamboom
van Jezus (1,1-17).
HAAN
De haan op de toren symboliseert Christus, die de nieuwe dag
van het geloof doet aanbreken. Maakt ons attent op waakzaamheid
en het vooruitzien: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat en dan nog
eens omkijkt, deugt niet voor het koninkrijk van God’ (Lucas
9,62).
De haan roept ook de verloochening van Petrus tijdens het proces
van Jezus op: ‘Petrus herinnerde zich wat Jezus gezegd had:
‘Voordat de haan kraait, zul je Me drie keer verloochenen.’ Hij
ging naar buiten en huilde bittere tranen’ (Matteüs 26,75).
HARP – MUZIEKINSTRUMENT
De harp is het symbool van de kerkmuziek. Het
Hebreeuwse woord nebel betekent luit, maar werd in het
Nieuwe Verbond vertaald door harp. Het instrument werd
vooral gebruikt in de eredienst voor het begeleiden van de
psalmen: ‘Zing een lied en speel op de beltrom, op
strelende harp en citer’ (Psalm 81,3). De helft van de 150
psalmen worden aan koning David toegeschreven.
Sint-Cecilia is de patrones van de kerkmuziek geworden.
Zij wordt met een harp of een ander instrument
afgebeeld. David en Cecilia met hun instrument staan ook
veel uitgebeeld op het orgel.
11
HART
Het brandende hart met de
doornenkroon en het kruis
symboliseert de liefde van
Christus die zich tot het
uiterste heeft gegeven. De
stralennimbus verwijst naar
de heerlijkheid waarin Hij na
zijn kruisdood is
opgenomen. Door de
mystieke verschijning van
Jezus aan de H. Margaretha Maria Alacoque (+1690) in het klooster
van de Visitandinnen te Paray- le-Monial in Bourgondië, werd aan de
verering van het Heilig hart in de middeleeuwse mystiek een nieuwe
uitstraling gegeven. De devotie werd vooral gesteund door de Orde van de jezuïeten en
bereikte een hoogtepunt in de 19de eeuw en van de eerste helft van de 20ste eeuw.
HERT en HINDE
De bijbel gebruikt het hert of de hinde als het beeld van
de gelovige die zoekt naar God: ‘Zoals een hinde om
waterstromen schreeuwt, zo schreeuwt mijn keel naar U,
God’ (Psalm 42,2).
KAARS en LICHT
De bijbel duidt meermaals God aan als het licht. ‘God is licht’
schrijft Johannes (1 Joh 1,5). Met Jezus ‘was er het ware licht,
dat elke mens verlicht’ (Johannes 1,9). Jezus noemt zich ‘het
licht van de wereld.’ en wie Hem volgt ‘gaat zijn weg niet in
de duisternis, maar zal het ware levenslicht bezitten’ (Johannes
7,12). Aan zijn volgelingen zegt Hij: ‘Jullie zijn het licht van
de wereld…men plaatst een lamp op de standaard, zodat ze
licht geeft voor allen die in huis zijn’ (Matteüs 5,14-15).
De christen ontvangt het licht van Godswege en geeft het door
in woord en daad.
Het licht is ook het symbool van de christenen die ‘licht zijn
door de verbondenheid met de Heer, en leven als kinderen van
het licht’ (Efeziërs 5,8). Daarom ontvangt de gelovige bij
bijzondere levensmomenten een kaars.
Christenen ontsteken graag een kaars, als gebed van dank of
om de voorspraak van de heilige, die het licht van Christus
heeft beleefd en uitgestraald.
Opgehangen in het koor of staande bij het tabernakel brandt de
Godslamp of het eeuwige licht als teken van de eucharistische
aanwezigheid van Christus en de waakzaamheid van de
christenen: ‘Houd je lampen brandend’ (Lucas 12,35).
Kaarsen worden gewijd op Lichtmis (2 februari), het feest van
de Opdracht van Jezus in de tempel, waarbij Simeon Hem
12
noemt: ‘een licht dat een openbaring zal zijn voor de heidenen en een glorie voor uw volk
Israël’ (Lucas 2,32).
Het licht geeft warmt e en maakt blij, geeft uitzicht en hoop, doet leven en omgeeft de dingen
met heerlijkheid.
Zie ook Paassymboliek en Zon.
KERKARCHITECTUUR
De eerste kerken nemen de vorm aan van de
antieke basiliek: een breed middenschip met
vooraan een verhoog en met één of twee
zijbeuken. Met de grote Romaanse
abdijkerken en de gotische kathedralen
ontstaat een plan bestaande uit een
middenschip met een hoogkoor, twee of vier
zijbeuken en een kruisbeuk, waardoor het
gebouw de vorm van een Latijns kruis
aanneemt. Het hoogkoor wordt het symbool
van het hoofd van Christus, waardoor het koor
soms afwijkt van de rechte lijn van het
kerkschip. De kruisbeuk symboliseert de dwarsbalk van het kruis.
KRUIS
Samen met het altaar staat het kruis centraal in de
kerk. Het kruis is hét teken van het christendom en
verwijst naar het verlossende lijden en de dood van
Christus, het hoogtepunt van zijn weerloze
getuigenis tot het einde van de goddelijke liefde:
‘Wij loven en aanbidden U, Christus, omdat Gij
door het kruis de wereld verlost hebt.’
Het triomfkruis is een groot kruis, opgehangen aan
de triomfboog die de hoofdbeuk van het koor
scheidt.
Het missiekruis is een
herinnering aan de missies of bezinningsdagen die in de parochie
werden gehouden. De foto toont het kruis bij het altaar, het
triomfkruis en het missiekruis tegen een zuil.
Levensboom
De joden kenden de kruisdood niet. Het lijk van een ter dood
veroordeelde werd aan een paal gehangen als teken van
vervloeking door God, en nog die zelfde dag begraven,
(vgl.Deuteronomium 21,22-23).
Daarom vroegen de joden aan Pilatus om Christus te kruisigen,
een straf die de Romeinen toepasten voor de misdadigers die geen Romeins burgerrecht
hadden.
In tegenstelling met de vervloeking verklaart Paulus: ‘…ik denk er niet aan op iets anders te
roemen dan op het kruis van Onze Heer Jezus Christus’ (Galaten 6,14).
Het kruis werd voor de christenen de centrale plaats in de theologie en de verkondiging. Het
kreeg de betekenis van de Levensboom in tegenstelling met de boom van goed en kwaad, die
door de zondeval de boom van de dood werd (Genesis 3).
Bovenaan het kruis staat de kruistitel met het letterwoord INRI: Jesus Nararenus Rex
13
Iudeorum. De tekst werd op bevel van Pilatus aangebracht in het Hebreeuws, het Latijn en het
Grieks (Johannes 19,20).
Het kruisteken is het handgebaar waarmee de christenen zich tekenen als een belijdenis van
het geloof. Zij hangen op een bijzondere plaats in huis een kruisbeeld, dat ze ook plaatsen op
hun graf.
Grieks kruis: een ‘hemels kruis’ met vier even lange armen,
als teken van de Mensenzoon: ‘Dan (bij zijn komst) zal het
teken van de Mensenzoon aan de hemel verschijnen...Dan
zal Hij zijn engelen uitzenden onder luid trompetgeschal, en
zij zullen zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier
windstreken van het ene uiteinde van de hemel tot aan het
andere’ (Matteüs 24, 30-31). Het betekent ook de vier
engelen en de vier winden: ‘Daarna zag ik de vier engelen
op de vier hoeken van de aarde staan, die de vier winden van de
aarde in bedwang hielden, zodat er geen wind zou waaien over het
land of de zee of enig geboomte’ (Openbaring 7,1).
Latijns kruis : opstaande paal met een kortere dwarsbalk, die
aantoont dat Jezus Christus omhoog werd geheven en in zijn
armen alle mensen omvat: ‘Daarom heeft God Hem hoog
verheven...’ (Filippenzen 2, 9). De meeste van onze kerken zijn
met hun beuken gebouwd in de vorm van een Latijns kruis.
Apostelkruisjes: de twaalf kruisjes tegen de
binnenwanden van de kerk op de plaatsen
waar de bisschop met chrisma zalfde tijdens
de wijding van de kerk.
Jeruzalemkruis: het wapenteken van
het koninkrijk Jeruzalem (1096-1239)
en van de Ridderorde van het Heilig
Graf van Jeruzalem. De vijf kruisen
verwijzen naar de vijf wonden van de
gekruisigde Christus: het doorstoken
hart en de wonden van handen en voeten.
Petruskruis of pausenkruis: omgekeerd Latijns kruis dat verwijst naar de traditie, die zegt
dat Petrus de marteldood te Rome stierf, gekruisigd met het hoofd naar omlaag, omdat hij
zich onwaardig voelde op dezelfde wijze als zijn Meester te sterven.
Kruis, anker en hart: illustratie van wat Sint-Paulus schrijft: ‘Deze drie
dingen blijven
altijd bestaan: geloof, hoop en liefde; maar de liefde is het
voornaamste’ (1 Korintiërs 13,13). Zie ook Anker.
Andreaskruis : een kruis in X-vorm, waarop de apostel Andreas de
marteldood stierf.
Bekroond kruis : verwijst naar de overwinning door de verrijzenis na
de dood: ‘Wees trouw tot de dood, en Ik zal u de kroon van het leven
geven’ (Openbaring 2,10).
14
De kruisweg is een biddende meditatie waarmee men
symbolisch meegaat op de lijdensweg van Christus, vanaf
de veroordeling door Pilatus tot de graflegging, aan de
hand van 14 staties. De laatste tijd werd soms een 15de
statie eraan toegevoegd met de verrijzenis.
LAM
Het lam, symbool van de
onschuld, verwijst naar
Christus, die als een lam zijn
leven offert voor het heil van
de wereld: ‘zoals een lam dat
naar de slachtbank wordt
geleid’ (Jesaja 53,7). Jezus
Christus is het nieuwe
Paaslam, voorafgebeeld door
het lam dat de Israëlieten slachtten en aten voor de uittocht uit Egypte: ‘ieder familie moet
een lam uitkiezen, ieder huis een lam...En dit is de wijze waarop u het lam moet eten: uw
lendenen omgord, sandalen aan de voeten, en uw staf in de hand’ (Exodus 12). Paulus noemt
Christus ons paaslam’ (1 Korintiërs 5,7).
Johannes de Doper had Jezus bij zijn doop in de Jordaan aangewezen als: ‘ het lam van God,
degene die de zonde van de wereld wegneemt’ (Johannes 1,29). Het Paaslam draagt een
kruisvaandel, wit met een rood kruis. Het Lam Gods staat soms op een berg waarvan vier
stromen neerdalen, als de paradijsstromen of de bronnen van de vier evangeliën.
Staande op het altaar, vergiet het lam zijn bloed in de kelk, zoals op het drieluik van het Lam
Gods van Jan en Hubert van Eyck in de Sint-Baafskathedraal van Gent: ‘Waardig is het lam
dat geslacht werd, de macht en de rijkdom, de wijsheid en de kracht, de eer en de heerlijkheid
en de lof te ontvangen’ (Apokalyps 5,12). Zie ook Boek van het Leven.
LIJDEN van CHRISTUS
Kruis, geselkolom, doornenkroon, nagels, lans, ladder,
speer met azijnspons, hamer, dobbelstenen, kleed,
zweetdoek van Veronica, en kruistitel verwijzen naar het
lijdensverhaal. Soms zijn de werktuigen gedragen door
engelen.
15
LITURGISCHE KLEUREN
De liturgische kleuren symboliseren het eigene van het feest of de tijd van het kerkelijk jaar.
Ze werden vastgelegd in het Concilie van Trente (1545-1563).
Wit, geel en goud verwijzen naar licht en vreugde, onschuld en hemelse heerlijkheid en
worden gebruikt op de feestdagen. Het witte kleed past bij de viering van de doop, het
vormsel en het huwelijk. Rood, de kleur van het bloed,
wordt gebruikt op de herdenking van de martelaren en
voor de heilige Geest. Groen, de kleur van de hoop, is
gebruikelijk op de gewone tijd door het jaar, vanaf het
einde van de Paastijd tot aan de Advent. Purper is in de
Advent en de Veertigdagentijd de kleur van boete en
bekering, en in de uitvaartliturgie van de rouw. Sedert
het Tweede Vaticaans Concilie wordt voor de
uitvaartliturgie het zwart vervangen door paars of grijs.
Ook andere kleuren kunnen worden gebruikt, b.v.
blauw op een feest van O.-L.-Vrouw.
Bloemen bij het altaar worden aangepast aan de liturgische kleur en de tijd van jaar, en helpen
om de passende sfeer re scheppen.
MAAN
Als hemellichaam dat elke nacht aan de hemel staat is de maan
in het Oude Testament het symbool van zekerheid,
duurzaamheid, vrede en de goede relatie met God. In het
Nieuwe Testament is de maan het symbool van het jodendom
tegenover de zon als symbool van het christendom of Christus.
In die betekenis staat de maan tegenover de slang, symbool van
het kwaad.
Zie ook Slang – Draak.
MARIA-SYMBOLEN
Maria heeft vele symbolen:
o.a. de gekroonde M, de
eerste letter van haar naam;
een monogram met alle
letters; Ark van het Verbond;
Toren van David (Hooglied
4,4); Poort van de hemel
(Hymne); Ivoren toren
((Hooglied 7,4).
16
OS en EZEL
De os en de ezel doen ons onmiddellijk denken aan de stal van Betlehem, alhoewel de
evangelist Lucas in zijn verhaal over de geboorte van
Christus enkel spreekt van een voerbak (2,6 en 12).
Gezien een voerbak een stal oproept, hebben de
christenen vanaf het begin de os en de ezel bij het
geboortetafereel voorgesteld. In een visioen van de
profeet Jesaja spreekt de Heer: ‘Ee n os kent zijn
eigenaar, een ezel de krib van zijn meester; maar Israël
weet van niets; mijn volk heeft geen begrip’ (1,2). Os
en ezel staan in de stal als symbool van hen die de
goede boodschap aanvaarden in tegenstelling met wie
dat het niet doen.
PAARD en EZEL
Het paard, het rijdier van de machtigen en strijdros van de
krijger, is in de bijbel het symbool van macht, overheersing,
strijd, oorlog en dood.
Het visioen van Johannes in de Apokalyps vat de symboliek
samen: het witte paard is het symbool va n de oorlogsheld (niet
op foto), het vuurrode is het
beeld van de burgeroorlog,
het zwarte d symboliseert de
hongersnood en het
vaalgroene met zijn ruiter Hades verbeeldt de onderwereld
die de doden opslokt (vgl. 1 ,8). In de christelijke traditie
wordt de ruiter het symbool van de overwinnaar van het
geloof op het heidendom, zoals Sint-Joris, die de draak
doodt.
In tegenstelling met het paard is de ezel, het rij- en
lastdier van de kleine man, het symbool voor de
armoede, eenvoud, zachtmoedigheid, vrede en
rechtvaardigheid. Voor zijn intocht in Jeruzalem geeft
Jezus de opdracht aan twee leerlingen een ezelin te
halen, opdat de woorden van de profeet (Zacharia 9,9)
zouden worden bewaarheid: 'zeg aan de dochter Sion:
zie, uw koning komt naar u toe, zachtmoedig en zittend
op een ezel, op een veulen, het jong van een lastdier’
(Matteüs 21,4-5).
PAASSYMBOLEN
De paaskaars , het symbool van de verrezen
en verheerlijkte Christus, wordt gewijd in de
Paaswake. De paaskaars is rijk aan symbolen:
de vlam verwijst naar Christus, het Licht van
de wereld; het kruis met de vijf nagels
verwijzen naar de het lijden en de dood van
Christus; de alfa en omega symboliseren
Christus als het begin en het einde van alles.
Het jaartal staat voor onze tijd, waaruit wij op
weg zijn om, dank zij de verlossing door
17
Christus, met Hem te delen in de eeuwige heerlijkheid. De paaskaars staat op het koor, en
wordt gebruikt bij de doopselviering en de uitvaartliturgie. Zie ook Kaars.
Het kruisvaandel wordt gedragen door de verrijzende Christus als
overwinnaar op de dood. Het bestaat uit een rood kruis op een witte
achtergrond. Het vaandel wordt ook gedragen door het paaslam. Zie
ook Eucharistie.
Het ledige graf verwijst naar de paasverhalen van het evangelie:
‘Kom, kijk naar de plaats waar Hij gelegen heeft’ (Matteüs 28,6;
Marcus 16,6) ‘Waarom zoekt u de levenden bij de doden? Hij is hier
niet. Hij is tot leven gewekt’ (Lucas 24,5-.6). Maria van Magdala
ziet dat de steen van het graf is weggehaald (vgl. Johannes 20,1). Zie
ook Lam.
PALM
De palmboom symboliseert de vruchtbaarheid, de schoonheid, de
rechtvaardigheid en een lang leven: ‘De rechtvaardige groeit als
een palmboom op, hij schiet omhoog als een Libanonceder’
(Psalm 92,13). De palmtak is het symbool van de zege, de vreugde
en de deugd: ‘De Judeeërs hielden er (Jeruzalem) hun intocht,
onder gejuich en het wuiven van palmtakken...’ (1 Makkabeeën
13, 51). Bij de intocht van Jezus in Jeruzalem ‘trokken ze Hem
met palmtakken tegemoet. Ze riepen almaar: ‘Hosanna! Gezegend
die komt in de naam van de Heer: de koning van Israël’ (Johannes
12,13). De martelaren in de hemel ‘stonden voor de troon en voor
het lam, in witte kleren en met palmtakken in de hand’
(Openbaring 7,9).
De palmtakken, bij ons vervangen door buksboomtakjes, worden
gezegend op Palmzondag.
REGENBBOOG
In de Bijbel is de regenboog het symbool van de heerlijkheid
van God: ‘Zoals de boog er uitziet die in de regentijd in de
wolken staat, zo was de aanblik van de gloed die hij
uitstraalde. Aldus openbaarde zich de heerlijkhe id van de
Heer’(Ezechiël 1,28). ‘En rondom de troon was een
regenboog, die eruit zag als smaragd’ (Apokalyps 4 3). Na
de zondvloed stelt God de regenboog als teken van zijn
Verbond met de mens, dat Hij de aarde niet weer door water
zou doen ondergaan (Genesis 9,13v.).
RIJKSAPPEL
De rijksappel, een bol of de cirkel
met het kruis, symboliseert de
aarde, gesteld onder het kruis van
Christus. De rijksappel wordt
gedragen door God de Vader of
Christus, ook als kind.
18
SCHAAP
Het schaap is het symbool van de
volgeling van Christus, die zegt
‘Ik ben de goede herder’
(Johannes 10,11). Reeds in de
catacomben hebben de eerste
christenen Christus voorgesteld
als de Goede Herder, die zijn
schapen kent zoals zij Hem
kennen, en die het verloren schaap gaat opzoeken. De Goede Herder verwijst ook naar de
barmhartigheid van God tegenover de de zondaar.
SCHIP
Het schip is het beeld van de Kerk, zoals in het verhaal van
het bedaren van de storm en de wonderbare visvangst. Toen
de apostelen gedurende heel de nacht geen vis hadden
gevangen, wierpen zij op het woord van Jezus de netten toch
uit en vingen zoveel vis dat de netten ervan scheurden. Toen
Petrus en de apostelen hierdoor sterk waren bevangen, zei
Jezus: ‘Wees niet bang. Voortaan zul je mensen vangen’
(Lucas 5,1-11). Sommige oude olielampen stellen Petrus
voor aan het roer van het kerkschip.
SINT-JORIS
Wie –of wat- gaat er schuil achter die legendarische figuur ?
Was hij een Romeins soldaat ?
Afkomstig uit Cappadocië ? Stierf
hij als martelaar in Lydda, waar
zijn graf vereerd wordt sinds de 6e
eeuw ?
Was hij de dappere strijder die een
prinses wist te redden uit de muil
van de verslindende draak.
Populaire held die sprak tot de
volksverbeelding in oost en west
en waarmee hoofse ridders zich
identificeerden in de
middeleeuwen ?
Heilige Joris, gepromoveerd tot
patroon van strijders,
schuttersgilden, ridderorden en
aanverwante.
Sint-Joris , een symbool …
Gaat het niet om veel meer dan een aloude legende? Het gevecht met de draak is het eeuwige
gevecht van de mens met ‘het kwaad’ dat hem bedreigt van binnenuit of van buiten af. De
draak die hem uitdaagt en sart om steeds voor eigen prestige te kiezen of in aanbidding te
vallen voor machten en verhoudingen in een maatschappij, die het diepmenselijke
vernietigen. Het monster dat constant op de loer ligt en waartegen je je dient te ‘bekleden met
het harnas der gerechtigheid …de helm van het heil en het zwaard van de Geest’ zoals Paulus
het schrijft in zijn brief aan de Efeziërs, 6,14.17
En zo blijft Sint-Joris tot op vandaag ‘een man van alle getijden’.
19
SLANG en DRAAK
Vanaf het scheppingsverhaal symboliseert de slang het kwaad en de duivel, waartegen een
vijandschap met de vrouw en haar kroost wordt
gesticht (Genesis 3). In het laatste bijbelboek, de
Apokalyps, wordt het beeld van die vijandschap
hernomen in het visioen van de vrouw en haar
kind (de moeder van de Messias), omkleed met de
zon, onder haar voeten de maan, en op haar hoofd
een kroon van twaalf sterren (de twaalf stammen
van Israël), die door de draak wordt aangevallen,
maar door Michaël wordt neergeworpen (vgl. 12).
In veel kerken staat een beeld van O.-L.-Vrouw
van de Apokalyps.
SLEUTEL
De sleutel wijst op de bestuursmacht.
Jezus geeft aan Petrus de sleutels van het
Koninkrijk: ‘Ik zal je de sleutels geven
van het koninkrijk der hemelen...’
(Matteüs 16,19).
SLUITSTEEN
De sluitsteen is de kopsteen in de boog of het gewelf, die het
metselwerk afsluit en het geheel samenhoudt. De sluitsteen is
het symbool van Christus, volgens het woord van Paulus: ‘gij
zijt huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de
apostelen en profeten, terwijl de sluitsteen Jezus zelf is, die
het hele bouwwerk in zijn voegen houdt’ (Efesiërs 2,19-21).
STER
De morgenster verwijst naar
Christus: ‘Ik, Jezus, ben de
stralende morgenster’ (Openbaring 22,16). De ster begeleidt de
wijzen naar de geboorteplaats van Jezus: ‘Toen ze de koning
gehoord hadden, gingen ze weg. Opeens ging de ster die ze hadden zien opkomen voor hen
uit, tot ze bleef staan boven de plaats waar het kind was’ (Matteüs 2,9).
20
VIS
Het Griekse woord ‘ICHTHUS’, wat vis betekent, bestaat uit de
beginletters van Jezus CHristus van God (THeou) de Zoon
(Uios) Redder (Soter). In de catacomben werd dat symbool
veelvuldig getekend en geschilderd als verwijzing naar het
doopsel, de wonderbare visvangst en de vermenigvuldiging van
de broden en de vissen
VROUW
De vrouw
heeft in de
bijbel
verscheidene
symbolische
betekenissen,
waarvan de
bijzonderste
zijn: Israël en
Jeruzalem. In
de christelijke
symboliek
stelt de vrouw met het open gelaat het christendom voor, dat het licht heeft gezien en
aanvaard. Hier heeft ze een kroon, een kruis, en een hart in de hand.
VUUR – VLAM
Het vuur komt in het Oude Testament vooral voor als een teken van
Gods heerlijkheid en begeleiding, ook met het doel te oordelen. Met
vurige tongen in het Pinksterverhaal herschept de heilige Geest de
apostelen tot vurige vertolkers van de Boodschap van Christus: ‘Er
verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van
hen neerzetten. Zij raakten allen vol van de heilige Geest en begonnen te
spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf’ (Handelingen 2 3-4).
Het nieuwe vuur wordt tijdens de Paaswake gewijd.
21
WATER
Water behoort tot de eerste levensbehoeften,
lest de dorst, reinigt en geeft vruchtbaarheid en
levenskracht. In de catacomben komt het beeld
voor van Mozes die in de woestijn het water uit
de rots slaat (Exodus 17,1-7) als symbool van
Christus. Door de doortocht door de Rietzee
werden de Israëlieten bevrijd uit de handen van
de Egyptenaren, en door de doortocht door de
Jordaan kwamen zij aan in het Beloofde Land.
De profeet Jeremia klaagt over het volk dat de
Heer heeft verlaten: ‘Ze hebben Mij verlaten, de
bron van levend water, en ze hebben
regenbakken gemaakt, die gebarsten zijn en die geen water kunnen houden’ (2, 13). Johannes de
Doper zei: ‘Ik doop u met water. Maar er komt iemand die machtiger is dan ik...Hij zal u dopen
in de heilige Geest en vuur’ (Lucas 3,16).
Jezus openbaart zich aan de Samaritaanse vrouw als de bron van levend water: ‘...het water dat
Ik hem (wie dorst heeft) zal geven, zal in hem opborrelen als een bron van eeuwig leven’
(Johannes 4,14). Bij het Loofhuttenfeest verwijst Jezus naar het beeld van Mozes:
‘Heeft iemand dorst, laat hij dan naar Mij toekomen, en laat drinken wie in Mij gelooft! Uit zijn
binnenste zullen stromen van levend water vloeien’ (Johannes 7,37-38). De doortocht door het
doopwater maakt van de oude de nieuwe mens, lid van het bevrijde nieuwe Godsvolk. Het
doopwater wordt tijdens de Paaswake gewijd. Bij het binnenkomen van de kerk maakt de
gedoopte het kruisteken met het doopwater. In het begin van een plechtige eucharistieviering
worden de aanwezigen besprenkeld met het doopwater.
WIEROOK
Wierook werd vanaf de godsdienstvrede van keizer
Constantijn (313) gebruikt in de liturgie, als eerbetuiging
aan het altaar en de bisschop, wat werd uitgebreid tot alle
aanwezigen. Later kreeg het de betekenis van het gebed
dat opstijgt naar Gods troon: ‘Toen het (lam) de boekrol
genomen had...vielen de oudsten neer, elk met een citer in
de hand en met gouden schalen vol reukwerk - dat zijn de
gebeden van de heiligen’ (Apokalyps 5, 8). Wierook is
ook symbool voor Gods heerlijkheid en aanbidding. Bij de
uitvaart wordt het stoffelijk overschot van de overledene bewierookt als eerbetoon en als een
gebed om het opstijgen naar de hemelse heerlijkheid.
WIJNGAARD – WIJNSTOK
In het Oude Testament duidt de wijngaard vooral op het volk van Israël. In zijn lied van de
wijngaard noemt de profeet Jesaja het volk: ‘de wijngaard van de Heer van de machten is het
huis Israël, zijn bevoorrechte planten zijn de mensen van Juda’ ( 5,7), en klaagt zijn
onvruchtbaarheid aan. In het Nieuwe Testament betekent de wijngaard het Godsvo lk. Jezus
neemt het beeld van Jesaja over en noemt zichzelf de ware wijnstok, die de verwachtingen
22
van God, de wijnbouwer, vervult. De volgelingen van Jezus zijn als de ranken aan de wijnstok
verbonden (vgl. Johannes 15,1-8). Jezus gebruikt het beeld van de wijngaard in twee
gelijkenissen: de arbeiders van het elfde uur, waarin de wijngaardenier hen vraagt te gaan
werken ‘in mijn wijngaard’ (Matteüs 20,1-16) en de misdadige wijnbouwers, waarin zij de
zoon als erfgenaam van de wijngaardenier doden (Matteüs 21,33-45; Marcus 12,1-12; Lucas
20,9-19).
ZON
‘Het Licht verschijnt in het
Oosten’. De Zon wordt in de
bijbel dikwijls gebruikt voor
God zelf: ‘De Heer is een zon’
(Psalm 84,12) en voor de
rechtvaardigen, die ‘zullen
stralen als de zon in het
koninkrijk van hun Vader’
(Matteüs 13,43). Bij de
gedaanteverandering op de berg
ging het gezicht van Jezus
stralen als de zon (vgl. Mateüs
17,2). In de antifonen van de
vespers in de week vóór
Kerstmis bezingt de liturgie Christus als de opgaande zon, de dageraad en de afglans van het
eeuwige licht, de Zon der gerechtigheid om hen te verlichten die gezeten zijn in de schaduw
van de dood. De eindtijd wordt beschreven als de tijd waarin ‘de zon der gerechtigheid zal
opgaan’ (Maleachi 3,20). De stralenmonstrans inspireert zich op dat symbool. Volgens de
traditie wordt een kerk gebouwd met het koor naar het Oosten gericht, en het meest verlicht
en versierd als het sanctuarium, het heilige der heiligen, symbool van het eeuwige Jeruzalem.
O hemels licht,
dat God ons geeft,
licht dat in licht
zijn oorsprong heeft,
o Zoon,
o zuivere fontein,
ons daglicht,
onze zonneschijn.
Ja, onze zon,
die stralend staat,
die dag en nacht
niet ondergaat,
geef dat uw Geest
te allen tijd
in licht en waarheid
ons geleidt.
(Getijdenboek, Morgengebed)
23
Download