Nota van uitgangspunten voor een nieuwe subsidieverordening

advertisement
INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING
2.
LEESWIJZER
3.
DOELSTELLINGEN
4.
WERKWIJZE
5.
COMMUNICATIE
6.
JURIDISCHE KADERS
A.
Rechtmatigheid van subsidies
B.
Onderscheid subsidies en bijdragen
C.
Grondslag van subsidiëring
D.
Soorten subsidies
E.
Verplichtingen
F.
Procedure van subsidieverstrekking
G.
Weigeringsgronden
H.
Sancties
I.
Bevoegdheidsverdeling en mandaatregeling
7.
VERANDERINGEN
A.
Eén algemene subsidieverordening en intrekking van de deelverordeningen
B.
Keuze één verordening met beleidsregels
C.
Welzijnsbeleid en maatschappelijk nut of belang
*
Wie subsidiëren wij?
*
De wijze van subsidiëring
D.
Beoordeling van eigen vermogen en reserves
*
Eigen vermogen
*
Bestemmingsreserves
*
Egalisatiereserves
E.
Subsidieplafond
F.
Subsidieparagraaf in de begroting
G.
Indexering
H.
Evaluatie per subsidieontvanger en voortgangsgesprekken
I.
Verruiming van termijnen
J.
Jubilea
K.
Veranderingen in taken en formatie
8.
EFFECTEN VAN DE VERANDERINGEN
9.
VERVOLGTRAJECT
10.
SLOT
1
BIJLAGEN:
- Bijl. 1 -
Onderdeel Subsidies (titel 4) en Beleidsregels (titel 5) van de Algemene wet
bestuursrecht (wettekst)
- Bijl. 2 -
De Algemene subsidieverordening Houten, vastgesteld door de raad op 7
september 1999
- Bijl. 3 -
Rapport Hordijk & Hordijk: Evaluatie subsidiebeleid gemeente Houten,
voorjaar 2005
- Bijl. 4 -
Plan van aanpak verzakelijking subsidiebeleid van 11 oktober 2005
- Bijl. 5 -
Drie beschrijvingen van de Administratieve organisatie subsidieaanvragen:
1. incidentele subsidies, 2. startsubsidies en 3. structurele en budgetsubsidies
- Bijl. 6 -
Mandaatregeling subsidiebeleid 2006
- Bijl. 7 -
Sturen op beleid en maatschappelijk ondernemen (beleidsgestuurde
contractfinanciering)
- Bijl. 8 -
Overzicht weigeringsgronden
- Bijl. 9 -
Sanctiemogelijkheden
- Bijl. 10 -
Taken van accounthouders, van de coördinator uitvoering en van de
coördinator subsidiebeleid
- Bijl. 11 -
Beoordelingsstaten aanvraag en vaststelling structurele en budgetsubsidies
- Bijl. 12 -
Jubileatabel
- Bijl. 13 -
Overzicht accounthouders per instelling
- Bijl. 14 -
Formulier beoordeling eigen vermogen en reserves
2
1.
INLEIDING
Hordijk & Hordijk heeft in het voorjaar van 2005 het subsidiebeleid geëvalueerd. In het kader van het
visiedocument “Werken aan sociale cohesie” (mei 2004) en de Uitwerkingsnota sociale cohesie (juni
2005) is de centrale vraag gesteld of het subsidiebeleid nog voldoende aansluit bij de behoeften van
de Houtense samenleving. Worden door subsidieverstrekking wel de gewenste maatschappelijke
effecten bereikt? Het subsidiebeleid van de gemeente Houten is tegen het licht gehouden. Er is
gekeken naar de beleidsinhoudelijke kaders, financiële kaders, juridische kaders en duidelijke en
tijdige producten. Het subsidiebeleid moet rechtmatig (in overeenstemming met wettelijke regelingen,
beschikkingen en contracten), doelmatig (realisatie mogelijk met de inzet van minder middelen of
meer prestaties met beschikbare middelen) en doeltreffend (hebben de met subsidies getroffen
maatregelen de gewenste gevolgen in de maatschappij) zijn. In het rapport wordt gesteld dat Houten
weliswaar beschikt over actuele inhoudelijke beleidskaders, maar dat deze kaders niet zijn
geoperationaliseerd en dat bovendien de administratieve organisatie niet goed is geregeld. Hierdoor
voldoen de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de subsidieverstrekking niet
aan de daaraan te stellen eisen. Het rapport behelst een verzakelijking van het subsidiebeleid: er
moet op een zakelijke en een meer professionele manier naar het subsidiebeleid worden gekeken.
Het rapport leidt tot aanbevelingen, adviezen en eerste aanzetten tot actualisering van de
subsidieverordening, de inrichting van de administratieve organisatie en tot een verbeterplan.
In deze nota van uitgangspunten wordt gesproken over instellingen. Een instelling is een organisatie
die zich blijkens doelstelling, structuur en werkwijze tot taak stelt zonder winstoogmerk activiteiten te
verrichten ten behoeve van ingezetenen van de gemeente Houten.
2.
LEESWIJZER
De nota van uitgangspunten geeft de uitgangspunten weer, die de basis vormen voor de nieuwe,
algemene subsidieverordening Houten. Er is voor gekozen de uitgangspunten in hoofdstukken te
benoemen. Per hoofdstuk worden de huidige situatie en de gewenste situatie geschetst.
3.
DOELSTELLINGEN
Naast het geven van inzicht in de juridische kaders van het subsidiebeleid heeft deze nota van
uitgangspunten de volgende doelen voor ogen:
- het subsidiebeleid op de kaart zetten, tegen het licht houden en verbeteren,
- een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen raad en college
- het subsidiebeleid duidelijker en toegankelijker maken voor instellingen (beschrijving processen,
duidelijke verdeling van taken en bevoegdheden en de aanwijzing van accounthouders)
- kaders scheppen voor de vaststelling van een nieuwe Algemene subsidieverordening Houten
- kaders scheppen voor verdere uitwerking van het subsidiebeleid (het formuleren van
beleidsregels).
4.
WERKWIJZE
De nota van Hordijk &Hordijk heeft geleid tot de opstelling en vaststelling van een plan van aanpak
door het college (bijlage 4). In het plan van aanpak staan de te verrichten werkzaamheden. De
werkzaamheden worden uitgevoerd door een projectgroep. In de projectgroep hebben zitting de
dames A. Smits, C. Jansens, E. Arendse en I. Derks (ad hoc) en de heren G.van Bochove, A. Hakkert
en S. Querngester. Onder de verantwoordelijkheid van deze projectgroep is de onderhavige nota van
uitgangspunten tot stand gekomen. De penhouder is de heer A. Hakkert.
3
5.
COMMUNICATIE
Deze nota van uitgangspunten zal ter kennisname aan het college van burgemeester en wethouders
worden gebracht met het advies de nota ter raadpleging voor te leggen aan de Houtense instellingen,
die subsidie ontvangen. De reacties kunnen schriftelijk worden ingediend en worden aan het college
voorgelegd. De reacties kunnen leiden tot een wijziging van deze nota. De nota wordt door het college
vastgesteld. Op basis van deze nota stelt het college de raad voor een nieuwe algemene
subsidieverordening vast te stellen. Voor de behandeling in de raad (27 februari 2007) geeft de
commissie Samenleving een advies aan de raad. Ook kunnen belanghebbenden en inwoners gebruik
maken van het sprekersrecht in de commissie Samenleving. De bedoeling is dat het vernieuwde
subsidiebeleid op 1 januari 2007 gedeeltelijk van kracht wordt.
6.
JURIDISCHE KADERS
A.
Rechtmatigheid van subsidies
De gemeentelijke accountant heeft opmerkingen gemaakt over de
rechtmatigheidstoets, die de gemeente moet uitvoeren bij subsidieverstrekking.
Voortaan wordt ieder dossier voorzien van enkele checklists. De accounthouder is
verantwoordelijk voor de volledigheid van de stukken (getekende beschikkingen en
overeenkomsten, enz.). Goede dossiervorming is van groot belang. In 2006
verwachten we aanvullende eisen van onze accountant. Ook hierop zullen wij
inspelen.
B.
Onderscheid subsidies en bijdragen (4.21Awb)
Voor de definitie van het begrip "subsidie" sluiten we aan bij de Algemene wet
bestuursrecht. Deze wet verstaat onder subsidie: de aanspraak op financiële
middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten
van de aanvrager anders dan als betaling voor aan een bestuursorgaan geleverde
goederen of diensten (art. 4:21 Awb). Verder bepaalt de wet dat onder subsidies niet
vallen: aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift inzake
belastingen of de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting
ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen, de aanspraak op financiële middelen
die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in
verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld. Dit artikel is
wel van toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.
Bij subsidies zijn de activiteiten terug te voeren op het algemeen belang. Soms kan de
naam subsidies misleidend zijn en wordt er in plaats van subsidies gesproken over
bijdragen, uitkering, premie, financiering enz. Het gaat erom of aan de elementen van
de definitie wordt voldaan. Is dat niet het geval dan is er geen sprake van subsidie. Als
we de definitie los laten op onze werkzaamheden dan kun je stellen dat niet onder
subsidies vallen: indirecte subsidies (verstrekkingen in natura), verkapte subsidies
(lagere huurprijzen), de WVG- voorzieningen of verstrekkingen (dit bepaalt de WVG),
het leerlingenvervoer, bijstand als inkomensondersteuning (wel de toeleidingstrajecten),
kwijtschelding, sociale zekerheden, fiscale faciliteiten, algemene en specifieke
uitkeringen. Overheidsgaranties vallen wel onder de definitie.
Het onderscheid tussen subsidies en bijdragen is ook te leggen bij de activiteiten en
de kosten van exploitatie. De gemeente verleent subsidie voor activiteiten, die een
algemeen belang of nut dienen; een financiële bijdrage in de kosten van bijvoorbeeld
4
beheer- en exploitatie wordt verleend ter gehele of gedeeltelijke dekking van die
kosten. Dit laatste wordt vastgelegd in een overeenkomst, die beheerst wordt door het
privaatrecht. Voorbeelden daarvan zijn de gemeentelijke bijdrage in de kosten van het
zwembad of de speeltuin.
Voor de subsidieverstrekking is altijd een beschikking noodzakelijk. Een beschikking is
een eenzijdige publiekrechtelijke rechtshandeling gericht op enig rechtsgevolg. Een
beschikking kan in briefvorm of in beschikkingsvorm worden opgesteld. Een
overeenkomst is een tweezijdige privaatrechtelijke overeenkomst, waarbij wederzijdse
wilsovereenstemming essentieel is. Ter uitvoering van de beschikking kan het
bestuursorgaan een overeenkomst met de subsidieontvanger afsluiten (art. 4:36
Awb). Hierin staan afspraken over de activiteiten en/of prestaties en nadere details.
C.
Grondslag van subsidiëring
Subsidieverlening zonder wettelijke grondslag is onrechtmatig. De keuze voor een
wettelijke grondslag: verordening of begroting. Een begrotingspost is een wettelijke
grondslag voor subsidie, indien de naam van de ontvanger en een concreet bedrag
zijn genoemd. In Houten is dat niet voor alle instellingen het geval. In het geval dat de
begrotingspost als wettelijke grondslag wordt gebruikt dan geeft de begrotingspost
verschillende beschikkingen weer. Geen of een ontoereikende begrotingspost ontslaat
de gemeente als zodanig niet van betalingsverplichtingen.
D.
Soorten subsidies
De Algemene subsidieverordening Houten kent vier soorten subsidies, namelijk
incidentele subsidies, startsubsidies, structurele subsidies en budgetsubsidies.
Een incidentele subsidie: een subsidie ten behoeve van een activiteit, die verricht
wordt in het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan. Kenmerk van deze subsidie is het
eenmalige karakter.
Een startsubsidie is een subsidie die ten behoeve van het opzetten en het
waarmaken van een eerste activiteit voor maximaal twee jaren wordt toegekend aan
een subsidieaanvrager die nog geen subsidie ontvangt. Kenmerkend zijn de start en
de eerste aanvraag om subsidie.
Een structurele subsidie is een subsidie, niet zijnde een budgetsubsidie, die van jaar
tot jaar wordt toegekend ten behoeve van activiteiten die in beginsel van onbepaalde
duur zijn. Kenmerkend is het jaarlijks terugkeren van activiteiten.
Budgetsubsidie is een subsidie die wordt verstrekt voor minimaal twee en maximaal
vier jaren, op basis van afspraken met de subsidieaanvrager over de levering van
bepaalde prestaties tegen een van te voren vastgesteld bedrag. Kenmerkend zijn de
langere duur en het leveren van prestaties.
De administratieve organisatie van iedere subsidiesoort is beschreven. De
beschrijvingen staan vermeld in bijlage 5.
BCF als onderdeel van budgetsubsidie
In het subsidiejaar 2005 hebben wij voor het eerst een nieuwe systematiek van
budgetsubsidie toegepast, de beleidsgestuurde contractfinanciering (= bcf: zie bijlage
7). Wij willen de subsidierelatie tussen overheid en instellingen actualiseren. Van
inputgerichte subsidierelaties, die de gemeente Houten overigens weinig heeft, naar
een meer resultaatgerichte en zakelijke financiering van instellingen, waarbij de
sturing door de overheid meer vraaggericht en vanuit het beleid plaatsvindt. De rol van
de gemeente is opdrachtgever en beleidsregisseur; die van de instelling
opdrachtnemer, ondernemer en beleidsuitvoerder. Het bijzondere aan bcf is dat een
instelling zelf kan aangeven in een activiteitenjaarplan welke bijdrage zij denkt te
kunnen leveren aan gemeentelijke doelstellingen. Ook het toepassingsgebied van bcf
zal worden verruimd, zodat wij bij meerdere instellingen hiervan gebruik kunnen
maken.
5
Op dit moment zien wij geen reden om de subsidiesoorten uit te breiden of te wijzigen.
Bcf zal verder worden ontwikkeld als methodiek bij budgetsubsidies. Eén van de
aanbevelingen van Hordijk & Hordijk is om bij de eerstvolgende subsidiecyclus de
bestaande beleidskaders te vertalen in SMART-uitnodigingen aan instellingen om een
bijdrage te leveren aan gemeentelijke beleidsdoelen (SMART = Specifiek, Meetbaar,
Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). Deze aanbeveling vergt meer tijd en
behoeft nog nadere bestudering en invulling.
E.
Verplichtingen
Verplichtingen zijn publiekrechtelijke voorwaarden, die opgenomen moeten zijn in de
beschikking tot subsidieverlening.
Facultatieve verplichtingen (4.37 Awb) moeten na keuze in de beschikking worden
vermeld. De gemeente kan de subsidieontvanger verplichten voorafgaande
toestemmingen te vragen (4:71 Awb).
Voor structurele subsidies en budgetsubsidies, die een bedrag van € 18.151,-- niet te
boven gaan wordt vrijstelling verleend van de verplichting van een
accountantsonderzoek (artikel 2.7 en 3.1. van de ASH). Deze vrijstelling is gebaseerd
op artikel 4:78, vijfde lid, van de Awb). Voorgesteld wordt het bedrag van de
vrijstellingsbevoegdheid te verhogen tot € 25.000,--. Belangrijke argumenten daarbij
zijn: het bedrag van € 18.151,-- is sinds 1999 niet veranderd en de niet geringe hoogte
van de kosten van een accountantsonderzoek.
In de beschikkingen tot structurele subsidie en budgetsubsidie kunnen verschillende
verplichtingen worden opgenomen. Voorbeelden daarvan zijn: het tijdig indienen van
een activiteiten(jaar)plan of activiteitenoverzicht, de opname van
bestemmingsreserves en egalisatiereserve (goedkeuring door het college), het geven
van een andere bestemming aan reserves (goedkeuring door het college), het
tussentijds overleggen van een voortgangsrapportage (op 1 oktober), rekening en
verantwoording, enz.
Als wij de verplichtingen in een beschikking vastleggen dan moeten wij die
verplichtingen ook expliciet in de uitvoeringsovereenkomst vermelden. Weliswaar kan
niet-nakoming van verplichtingen in beschikkingen tot sancties leiden (hoofdstuk 15),
maar publiekrechtelijke verplichtingen zijn rechtens niet afdwingbaar. De eenzijdigheid
van de beschikking verzet zich hiertegen. Verplichtingen als voorwaarden opgenomen
in een uitvoeringsovereenkomst zijn rechtens wel afdwingbaar bij de burgerlijke
rechter. Het gaat in dat geval om een tweezijdige wilsovereenstemming tussen
partijen, namelijk de instelling en de gemeente en één van de partijen komt de
afspraken niet na. Bij opname van verplichtingen in de uitvoeringsovereenkomst is de
instelling verantwoordelijk voor de uitvoering.
F.
Procedure van subsidieverstrekking
De subsidieverstrekking bestaat uit 5 elementen:
a.
de verlening (4.29 ev Awb):
Deze subsidieverlening geeft een aanspraak op subsidie. De beschikking houdt
in ieder geval in: welke activiteit (4.30 Awb), het bedrag, aanspraak of
berekeningswijze (4.31 Awb) en de verplichtingen:
b.
het voorschot (eventueel);
c.
de vaststelling (4.42 Awb):
De subsidievaststelling geeft aanspraak op betaling van het subsidiebedrag;
d.
de betaling (4.52 (Awb):
e.
de terugvordering (4.57 Awb): de verjaringstermijn is 5 jaar:
De elementen a, b, c en e zijn beschikkingen; d is een privaatrechtelijke rechtshandeling,
een feitelijke handeling (burgerlijke rechter).
6
De procedure van subsidieverstrekking wordt verhelderd. Hierdoor wordt niet alleen
een uniformiteit in subsidieverstrekking bewerkstelligd, maar wordt de
subsidieverstrekking inzichtelijker voor de subsidieontvanger.
G.
Weigeringsgronden
De Awb en de ASH noemen de weigeringsgronden (zie bijlage 8). Er zijn verplichte en
facultatieve weigeringsgronden. De verplichte weigeringsgrond betreft de
overschrijding van het subsidieplafond (4:25 Awb). De andere weigeringsgronden zijn
facultatief.
De weigeringsgronden zijn opgenomen in de beoordelingsstaat aanvraag structurele
en budgetsubsidies (zie bijlage 9). Aan de hand van deze staat kan de
beleidsmedewerker vrij eenvoudig nagaan of de subsidie verleend of geweigerd moet
worden.
De weigeringsgronden, die beschikbaar zijn, zijn in de praktijk toereikend bevonden.
Zij blijven ongewijzigd en worden niet uitgebreid.
H.
Sancties
Er zijn 5 sanctiemogelijkheden, die bij de subsidieverstrekking toegepast kunnen
worden.
1.
subsidieverlaging (artikel 4:46, lid 2 Awb)
2.
intrekking en wijziging van de subsidie: oorzaak bij de ontvanger: lichtere eisen
als de subsidie nog niet is vastgesteld (artikel 4.48 Awb)
3.
intrekking en wijziging van de subsidie: oorzaak bij de ontvanger: zwaardere
eisen als de subsidie reeds is vastgesteld (artikel 4.49 Awb)
4.
intrekking en wijziging van de subsidie: oorzaak bij de gemeente: zeer zware
eisen, alleen mogelijk bij nog niet vastgestelde subsidies (artikel 4.50 Awb):
5.
ook is het mogelijk de subsidieverstrekking niet meer voort te zetten (4.51 Awb).
Uitgebreide informatie over sancties staat in bijlage 9.
In de praktijk zijn de sancties nog nimmer toegepast. Ten gevolge van de onderhavige
herziening van het subsidiebeleid zijn sancties niet uit te sluiten. We kijken nauwgezetter
en kritischer naar het eigen vermogen, de reserves en de besteding van de
subsidiegelden.
I.
Bevoegdheidsverdeling en mandaatregeling
De bevoegdheidsverdeling houdt in dat de gemeenteraad de kaders vaststelt voor
subsidieverstrekking (de beleidsnota’s, de programmabegroting subsidies en de
algemene subsidieverordening). Het college van burgemeester en wethouders is
verantwoordelijk voor het subsidieproces (de verlening en de vatstelling). De uitvoering
van het subsidieproces ligt vast in beschrijvingen van de administratieve organisatie
(bijlage 5). Hierin staan procedures, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden
van medewerkers.
De subsidiegever is niet de gemeente Houten, maar een bestuursorgaan, zoals de raad
of het college. Op grond hiervan en op grond van de gestelde kaders heeft het college
een nieuwe bevoegdheidsverdeling opgesteld. Deze nieuwe mandaatregeling
subsidiebeleid 2006 (zie bijlage) is in werking getreden op 1 februari 2006. Deze
regeling doet recht aan de duale verhoudingen tussen raad en college. Bovendien kan
door deze regeling adequater en sneller op een subsidieaanvraag worden beslist.
7
7.
VERANDERINGEN
Sommige veranderingen kunnen als nieuw worden ervaren, maar dat is niet altijd het geval. Nieuw zijn
bijvoorbeeld de veranderingen onder 1 (één verordening onder intrekking van drie andere), onder 2
(één verordening met beleidsregels), onder 5 (subsidieplafond) en onder 10 (jubilea). De overige
veranderingen zijn reeds bestaand, maar behoeven hernieuwde aandacht of een nadere uitwerking in
beleidsregels. Met hernieuwde aandacht doelen wij op het feit dat de bepalingen reeds in de ASH
stonden vermeld, maar in de dagelijkse praktijk zijn het bestaan en de uitwerking daarvan enigszins
versluierd. De bepalingen dateren van 1 oktober 1999.
Bij de jaarrekening 2004 heeft de gemeentelijke accountant opmerkingen gemaakt over de (financiële)
rechtmatigheid van de subsidieverstrekkingen. Hierin hebben wij verbeteringen aangebracht. Over
2005 heeft dat geleid tot een rechtmatigheidsverklaring van de jaarstukken 2005. De rechtmatigheidsen de doelmatigheideisen zullen in 2006 verder worden aangescherpt.
Uiteraard hebben deze veranderingen ook bepaalde effecten voor de instellingen. Hierop wordt apart
teruggekomen in het volgende hoofdstuk.
De veranderingen zijn:
A.
Eén algemene subsidieverordening en intrekking van de deelverordeningen
Er heeft een inventarisatieronde onder alle afdelingen van de gemeente plaatsgevonden met
de vraag welke subsidies buiten de afdeling Welzijn om worden verstrekt. Uit de inventarisatie
blijkt dat er nog drie regelingen bestaan:
a.
de Subsidieverordening monumenten 2006 (BZ);
b.
de bijdrageregeling windsingels van zwarte els (Milieu); en
c.
de subsidieregeling voor archeologische werkgroepen Leen de Keijzer en Stichting
Archeologie en Historie Schalkwijk (RBL).
Op dit moment willen we ons beperken tot de subsidieregelingen, die hun werking vinden op
het welzijnterrein. Nu kiezen wij ervoor de genoemde regelingen vooralsnog in stand te
houden. Dit betekent dat de regelingen blijven voortbestaan en worden uitgezonderd in de
nieuwe algemene subsidieverordening.
Op het welzijnsterrein kent de gemeente Houten drie deelverordeningen:
1.
subsidieverordening Welzijnsactiviteiten 2001;
2.
de subsidieverordening Mondiale Aangelegenheden; en
3.
de regeling Uitvoering subsidiëring vrijwilligerswerk Houten.
Voor de gehandicaptensport is geen formele regeling beschikbaar, maar voor dit beleidsveld
worden wel subsidies verstrekt.
Het subsidiebeleid is complex en gedetailleerd, aldus Hordijk & Hordijk. In de planvorming
gaan we ervan uit dat deze deelverordeningen worden ingetrokken. Alhoewel alle
deelverordeningen onder de vigeur van de Algemene subsidieverordening Houten vallen,
leiden deze deelverordeningen toch een zelfstandig bestaan en doen instellingen terecht of ten
onrechte daarop een beroep. Feitelijk verdragen deze deelverordeningen zich niet met de
Algemene subsidieverordening omdat laatstgenoemde verordening uitgaat van het subsidiëren
van activiteiten en niet van een subsidiebedrag per jeugdlid, lid of sportlid.
De subsidieverordening Mondiale Aangelegenheden wordt ingetrokken. De bijbehorende
notitie Mondiaal beleid “Think global, act local” zullen wij als beleidsregel in stand houden.
Deze notitie zullen wij, indien nodig, bij de vaststelling als beleidsregel actualiseren.
Op dit moment kunnen instellingen een beroep doen op meerdere regelingen. In de toekomst
willen wij dat uitsluiten. Het is de bedoeling dat een instelling aanspraak op subsidie kan
maken op grond van één verordening en niet op twee of drie (deel)verordeningen. In de
praktijk kan heel goed worden volstaan met een verordening, temeer daar we alleen
8
activiteiten en prestaties willen subsidiëren en geen exploitatietekorten (zie hoofdstuk 3). Ook
de 4 beschikbare subsidiesoorten zijn toereikend en dekken het gehele subsidiegebied
voldoende af.
Een aansluitende vraag is hoe wij omgaan met tussentijdse, nieuwe ontwikkelingen of een
uitbreiding van taken in relatie tot de subsidieverstrekking. Is het mogelijk om een incidentele
subsidie te verstrekken als een instelling reeds budgetsubsidie ontvangt? De ASH geeft
definities van de 4 subsidiesoorten weer. Hiermee wordt een volgorde (eenmalig, start,
structureel en budget) en een rangorde (de duur van de subsidierelatie) weergegeven. De
ASH gaat van één relatie/subsidiesoort per subsidieontvanger uit. Een incidentele subsidie
naast een budgetsubsidie is dus niet mogelijk. Er zijn twee mogelijkheden om dit op te lossen.
De budgetsubsidie kan tijdelijk met een subsidiebedrag worden verhoogd of bij de
budgetverstrekking is reeds rekening gehouden met tussentijdse, nieuwe ontwikkelingen. Over
deze ontwikkelingen zijn dan reeds afspraken gemaakt, die in de beschikking en de
budgetovereenkomst staan vermeld. Er wordt een apart bedrag opgenomen voor nieuwe
projecten of voor volumegroei.
Het intrekken van de deelverordeningen heeft tot gevolg dat een specifieke grondslag voor
subsidieverstrekking (een bedrag per lid of jeugdlid ) vervalt. Het gaat hier om een
berekeningswijze om tot een subsidiebedrag te komen en niet om het subsidiëren van
activiteiten op zich. Een ander nadeel is dat bij subsidiëring per lid of jeugdlid feitelijk sprake is
van een openeindfinanciering voor de gemeente. Met activiteiten en prestaties kunnen wij
sturen op beleid en bijdragen van de instellingen vragen aan de gemeentelijke beleidsdoelen.
Instellingen, die onder de deelverordeningen vallen, krijgen vanaf 2008 een vast
subsidiebedrag toegekend. Maatstaf voor dat vaste bedrag is het vastgestelde subsidiebedrag
over 2006. Vanaf het jaar 2007 wordt ook de nieuwe index toegepast. Ook zullen wij terdege
kijken naar de activiteiten en/of prestaties die van deze instellingen worden verwacht.
Nadrukkelijk merken wij op niet de bedoeling te hebben om bijvoorbeeld de sportbeoefening te
beperken door het laten wegvallen van het bedrag per lid. Wij menen dat sport vooral gericht
moet zijn op het bevorderen van de sportbeoefening ten behoeve van de inwoners. Het
aanbieden en het deelnemen aan sport is een belangrijk gemeentelijk doel. Ter compensatie
kunnen wij met de instellingen afspreken dat het subsidiebedrag jaarlijks wordt geïndexeerd.
Nadrukkelijk stellen wij dat het niet de bedoeling is de instellingen door de veranderingen in
een financieel ongunstige positie te brengen.
De bevoegdheid tot intrekking van de deelverordeningen komt toe aan de raad en wordt
gelijktijdig met het raadsvoorstel tot vaststelling van de nieuwe subsidieverordening gedaan.
De instellingen kunnen deze veranderingen als ingrijpend ervaren. Voor de invoering van van
deze veranderingen moeten de instellingen, die het aangaan worden gehoord. Zij hebben
spreekrecht.
B.
Keuze één verordening met beleidsregels (1:3, lid 4 en 4:81 Awb)
In de nieuwe verordening wordt de bepaling opgenomen dat het college bevoegd wordt om
nadere regels in de vorm van beleidsregels op te stellen. Er kunnen dan algemeen geldende
beleidsregels en/of beleidsregels worden opgesteld. Beleidsregels moeten worden
bekendgemaakt.
Onderwerpen voor beleidsregels kunnen zijn:
*
het subsidieplafond per beleidsveld en de verdeelcriteria (zie hoofdstuk 8)
*
inhoudelijke doelstellingen per beleidsveld (zie hoofdstuk 9)
*
de omvang van het eigen vermogen (zie hoofdstuk 12)
*
de bestemmingsreserves (zie hoofdstuk 13)
*
de toepassing van weigeringsgronden (zie hoofdstuk 16)
9
*
*
*
C.
de regels rond jubilea (zie hoofdstuk 21).
de notitie Mondiaal beleid “Think global, act local”
evaluatie per subsidie-ontvanger (zie hoofdstuk 22)
Welzijnsbeleid en maatschappelijk nut of belang
*
Wie subsidiëren wij?
Voor subsidie komen in aanmerking: Houtense instellingen, die activiteiten voor
Houtenaren ontplooien of niet Houtense instellingen die activiteiten voor de Houtense
inwoners ontplooien. Houtense instellingen met dezelfde activiteiten als niet Houtense
instellingen hebben voorrang bij subsidieverlening. De gemeente subsidieert geen
politieke partijen en geen vakbonden.
*
De wijze van subsidiëring
De manier van subsidiëring zegt alles over de wensen van de subsidieverstrekker in
casu de gemeente. Wat willen we met subsidiëring bereiken en welke wijze van
subsidieverstrekking past hier het beste bij? In algemene zin gesteld willen wij
bijvoorbeeld bereiken dat de sociale cohesie wordt bevorderd. In dat voorbeeld kunnen
de bewoners deelnemen aan de aangeboden activiteiten en elkaar beter en onder
andere omstandigheden leren kennen. Om dit te bereiken willen wij instellingen met
subsidie als middel ondersteunen. Bij subsidieverstrekking gaat het om activiteiten en
maatschappelijk belang daarvan voor de inwoners.
Er zijn drie financieringsmogelijkheden:
1.
outputfinanciering: hierbij wordt gekeken naar prestaties;
2.
throughputfinanciering: hierbij wordt gekeken naar de activiteiten;
3.
inputfinanciering: hierbij wordt gekeken naar de kosten en de mogelijke exploita
tietekorten van een instelling.
De gemeente Houten wil alleen activiteiten (throughput) en prestaties (output) subsidiëren.
Het onderscheid tussen activiteiten en prestaties ligt met name in de mate van meetbaarheid.
Activiteiten zijn over het algemeen gemakkelijker te meten dan prestaties. Bij prestaties wordt
meer naar het maatschappelijk effect van de subsidieverstrekking gekeken.
Slechts bij enkele instellingen worden de tekorten met subsidie afgedekt. De verschuiving in
de richting van outputfinanciering is steeds duidelijker waarneembaar. Feitelijk is een
gemeente er niet voor om exploitatietekorten van instellingen af te dekken met
subsidiegelden. Deze afdekking kan betekenen dat er sprake is van een
openeindfinanciering. De instelling is zelf verantwoordelijk voor de financiering van mogelijke
exploitatietekorten.
In het kader van het nieuwe subsidiebeleid willen wij alleen activiteiten en prestaties
subsidiëren, die een maatschappelijk belang dienen. Bij deze keuze hebben wij meer
mogelijkheden tot sturing en effectmeting van gemeentelijke beleidsdoelstellingen.
Instellingen kunnen zelf aangeven wat zij met hun activiteiten en prestaties bijdragen aan de
gemeentelijke beleidsdoelen. Hiertoe overleggen zij een activiteitenjaarplan.
D.
Beoordeling van eigen vermogen en reserves
*
Eigen vermogen
Voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, is
subsidie-ontvanger daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan
(art. 4:41 Awb). De vergoeding is slechts verschuldigd indien:
10
a.
de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of
bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan
wijzigt;
b.
de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of
beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde
goederen;
c.
de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;
d.
de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de
subsidie wordt beëindigd, of
e.
de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden
In de hiervoor genoemde gevallen is de instelling het bestuursorgaan een vergoeding
van de vermogenswaarden verschuldigd.
Onder eigen vermogen wordt hier verstaan het vermogen na aftrek van
bestemmingsreserves en egalisatiereserves. Naar dit eigen vermogen wil de
gemeente kijken. Hiertoe is een document ontwikkeld. De instelling moet dat formulier
bij de subsidieaanvraag indienen (bijlage 14). De accounthouder is verantwoordelijk
voor deze beoordeling.
Subsidie is bedoeld voor activiteiten en niet voor het verwerven van vermogen. De
instellingen moeten bij de verantwoording aangeven welke activiteiten zij hebben
uitgevoerd met welke middelen. Uit de jaarstukken blijkt meestal of de subsidiegelden
zijn gespaard of gebruikt. In de praktijk blijkt dat er een zekere relatie bestaat tussen
de omvang van het eigen vermogen/reserves en de hoogte van het subsidiebedrag.
Soms zien wij het vermogen toenemen door het subsidiebedrag.
Op dit moment is het wettelijk toegestaan dat wij een mening vormen over het
vermogen en de reserves van instellingen. Als een instelling namelijk over voldoende
middelen beschikt om een activiteit uit te voeren dan kunnen wij de gevraagde
subsidie weigeren (art. 1.6, onder d van de ASH). Zoals gesteld willen wij hierin
uniformiteit brengen.
Er moet sprake zijn van een juiste verhouding tussen eigen vermogen/reserves en het
jaarlijkse subsidiebedrag. Deze relatie willen wij helder hebben, zodat er sprake kan
zijn van een uniforme toepassing. Wij willen die relatie in beeld brengen en hiervoor
beleidsregels opstellen.
Voor het voorbereiden van beleidsregels over het eigen vermogen wordt een aparte
werkgroep in het leven geroepen, die onderzoek verricht naar de mogelijkheden en
voorstellen doet. Uiteraard willen wij maatwerk kunnen leveren, vandaar dat een
afwijkingsbevoegdheid in de verordening wordt opgenomen.
*
Bestemmingsreserves
Deze reserves dienen ter dekking van een vooraf vastgesteld doel. Bij de
subsidievaststelling worden de bestemmingsreserves expliciet opgenomen onder
vermelding van al dan niet goedkeuring. De bestemming moet passen binnen de
doelstellingen van de instelling. Veranderingen in de bestemmingen zijn alleen
mogelijk na verkregen toestemming van het college. De instelling zal de
veranderingen moeten onderbouwen met argumenten.
*
Egalisatiereserves (4:72 Awb)
Dit is een reserve waaraan per subsidiejaar bedragen worden onttrokken of
toegevoegd, ter vereffening van wisselende exploitatie-uitgaven. De instelling mag
een egalisatiereserve vormen van niet meer dan 50% van de laatstelijk verstrekte
subsidie. De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve mag niet meer dan 10%
van de in dat jaar verstrekte subsidie bedragen.
11
E.
Subsidieplafond
Een subsidieplafond (4.22 Awb) geeft een begrenzing aan de subsidies en kan per categorie
worden vastgesteld. Het plafond, inclusief de bijbehorende verdeelregels moeten bekend worden
gemaakt als beleidsregels. Een andere financiële begrenzing is een begrotingsvoorbehoud (4.34
Awb). Van een begrotingsvoorbehoud is sprake, indien de subsidie wordt verleend ten laste van
een nog niet vastgestelde of goedgekeurde begroting. Dit laatste is in Houten niet aan de orde.
Wij overwegen een subsidieplafond per deelprogramma (sport, kunst, cultuur, enz.) op te nemen
in de begroting 2008.
F. Subsidieparagraaf in de begroting
Wij zullen in de begroting 2007 een aparte subsidieparagraaf opnemen. In de subsidieparagraaf
worden de inhoudelijke doelstellingen van het subsidiebeleid geformuleerd en de beschikbare
subsidiebudgetten opgenomen. In de begrotingsparagraaf zal het vooral gaan om
subsidiedoelstellingen. Er zijn in de algemene begroting of in nota’s, zoals het visiedocument
“Werken aan sociale cohesie” nog andere doelstellingen van beleid geformuleerd, waaraan
instellingen een bijdrage kunnen leveren. Ook het gebruik van die inhoudelijke doelstellingen in
subsidiebeschikkingen is noodzakelijk.
De opname van een aparte subsidieparagraaf zal ook de inzichtelijkheid en overzichtelijkheid van
het subsidiebeleid ten goede komen, alsmede het doen van managementsrapportages
daaromtrent.
De gemeente Houten is niet consequent in de naamgeving tussen subsidies en bijdragen. We
spreken in de begroting over bijdragen aan de bibliotheek, het zwembad, amateuristische
kunstbeoefening, amateurkunstgezelschappen, enz. De conclusie is dat er meestal sprake is van
een subsidierelatie en niet van bijdragen aan derden. In de aparte begrotingsparagraaf zal de
juiste benaming worden gekozen.
G. Indexering
Alle subsidies worden in de nieuwe situatie geïndexeerd met een uniforme index. Op dit moment
zijn er verschillende indexcijfers met de instellingen afgesproken. Als uniforme index wordt
voorgesteld het percentage voor de prijsontwikkeling Bruto Binnenlands Product (pBBP), zoals
dat is opgenomen in de septembercirculaire van het ministerie van Financiën en zoals vermeld in
de gemeentebegroting van het betreffende jaar. Dit betekent dat de bedragen, die in de begroting
staan reeds zijn geïndexeerd met het percentage van pBBP. Dit geeft duidelijkheid voor de
instellingen, want vooraf is het beschikbare, geïndexeerde subsidiebedrag bekend. Verrekening
achteraf met de index wordt overbodig.
Jaarlijks stelt het college een overzicht met het subsidiebedrag per instelling vast. De
accounthouder is verantwoordelijk voor de opname van het juiste subsidiebedrag in het overzicht.
De coördinator subsidiebeleid is verantwoordelijk voor het tijdig aanleveren van het overzicht.
Aangezien er verschillende indexeringen zijn toegepast en de afspraken soms meerjarig zijn is
het van belang dat de nieuwe indexering wordt toegepast bij nieuwe afspraken met instellingen.
Tot dat moment blijven de oude afspraken in tact. Na verloop van 4 jaar (de maximale termijn van
subsidieverlening) is de nieuwe index overal doorgevoerd.
H.
Evaluatie per subsidieontvanger en voortgangsgesprekken
We willen de subsidiëring van de instellingen regelmatig evalueren. De centrale vraag bij de
evaluatie is of een instelling nog in een maatschappelijke functie voorziet. Het gaat dan om het
nut en de noodzaak tot subsidieverstrekking. De instellingen worden eens per 4 jaar geëvalueerd.
Als het nut en/of de noodzaak ontbreken dan wordt de subsidieverstrekking ingetrokken of
verlaagd. Uit een oogpunt van zorgvuldigheid zijn wij gehouden bij de intrekking/beëindiging een
redelijke afbouwperiode in acht te nemen.
12
Met de grotere instellingen houden we jaarlijks in oktober voortgangsgesprekken. We willen meer
dan voorheen de afgesproken activiteiten en prestaties volgen. De accounthouders zullen deze
voortgangsgesprekken houden. Een half jaar voor afloop van de budgetperiode worden de
instellingen, die budgetsubsidie ontvangen, eveneens geëvalueerd. Bij een eventuele beëindiging
van de subsidierelatie zullen wij een redelijke afbouwtermijn in acht nemen.
I.
Verruiming van de termijnen
De instellingen moeten tot op heden vóór 1 april voorafgaand aan het subsidiejaar een aanvraag
tot subsidieverlening indienen en moeten ook vóór 1 april na afloop van het subsidiejaar de
aanvraag voor de subsidievaststelling indienen. Deze termijnen worden niet altijd gehaald. De
Algemene wet bestuursrecht (4:29) geeft de mogelijkheid om in de gemeentelijke
subsidieverordening een nadere termijn voor het indienen van een aanvraag op te nemen. De
termijn van indiening kan dus ook na 1 april liggen als dit in de verordening wordt opgenomen.
Ook hersteltermijnen kunnen in de verordening worden vermeld. De rechtmatigheid van de
subsidieverstrekking wordt dan geen geweld aangedaan.
In het kader van de gemeentelijke begrotingscyclus is naar ruimte in termijnen gezocht. De datum
1 april kan vervangen worden door 1 juni. In de nieuwe subsidieverordening zullen wij hiermee
rekening houden.
De genoemde termijnen zijn termijnen van orde. Er kunnen goede redenen zijn, waarom een
instelling niet aan de gestelde termijnen kan voldoen. Bij te late indiening en bij het toepassen van
sancties zullen wij altijd vragen naar de oorzaken van die overschrijding. Afhankelijk van de
situatie zullen wij ons standpunt bepalen.
Termijnen worden ook overschreden indien er sprake is van een plotselinge activiteit, waarvoor
subsidie wordt aangevraagd op bijvoorbeeld 1 juli van enig jaar. Deze aanvraag valt dan buiten de
gehele begrotingscyclus. Wij vinden dat we hiermee flexibel moeten omgaan. We kunnen niet
tegen de instelling zeggen dat haar beurt voorbij is en zij tot 1 juni van het jaar daarop moet
wachten. Indien aan de voorwaarden wordt voldaan en indien er voldoende middelen in de
begroting zijn dan zullen wij tijdig tot subsidieverlening overgaan.
J.
Jubilea
Als een gesubsidieerde instelling een aantal jaren bestaat en activiteiten voor Houtenaren uitvoert
dan willen wij op bepaalde tijdstippen een attentie verstrekken. Bepalend voor de tijdstippen is de
oprichtingsdatum van de instelling. Bij deze verstrekking sluiten wij aan bij de algemeen aanvaarde jubilea
van 12½ , 25, 40, 50, 100, 150, 200 jaar. Voor de jubileatabel wordt verwezen naar bijlage 12.
K. Veranderingen in taken en formatie
De herziening van het subsidiebeleid leidt tot nieuwe afspraken binnen de afdeling Welzijn. De
instellingen zijn verdeeld over de (senior)beleidsmedewerkers. Ieder instelling heeft een
accounthouder: een eerste en vast aanspreekpunt voor de instelling. De accounthouder is
verantwoordelijk voor de beoordeling van de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot
subsidievaststelling. De beoordelingsstaten (bijlage 11) zijn daarbij een handreiking.
In het Hordijk & Hordijk rapport wordt geconstateerd dat de professionaliteit van de gemeentelijke
organisatie verbetering behoeft en dat er geen sprake is van een centrale coördinatie van het
subsidieproces en/of van een regelmatige afstemming. Binnen de bestaande personeelsformatie
van de afdeling Welzijn wordt de functie coördinator subsidiebeleid gemaakt en ingevuld. Deze
medewerker wordt belast met de centrale coördinatie, aansturing en kwaliteitsborging van het
proces van subsidieverstrekking. De uitvoeringstaken op het gebied van het subsidiebeleid
worden gebundeld en komen onder de verantwoordelijkheid van een coördinator uitvoering. Door
beide functies en door een duidelijke taakverdeling wordt het subsidiebeleid maatwerk en wordt
het professioneler toegerust. Beide functies maken onderdeel uit van bestaande functies binnen
de afdeling Welzijn.
13
In bijlage 10 wordt uitgebreid ingegaan op de taken van accounthouders, de coördinator
uitvoering en coördinator subsidiebeleid. Bijlage 13 geeft een overzicht van de accounthouders
per instelling.
8.
EFFECTEN VAN DE VERANDERINGEN
De instellingen ontvangen deze conceptnota van uitgangspunten en kunnen hierop zowel schriftelijk
als mondeling reageren. Naast de nota ontvangen de instellingen een informatiebrief met uitleg over
de veranderingen in het nieuwe subsidiebeleid en de effecten van die veranderingen. Voor de
instellingen zullen inloopavonden worden gehouden, zodat uit eerste hand informatie en advies kan
worden verstrekt. De beoogde en ook de eventuele niet-beoogde effecten kunnen hierbij de revue
passeren.
Het valt niet te ontkennen dat de veranderingen bepaalde effecten bij de instellingen zullen
veroorzaken. Wij hebben niet de bedoeling de instellingen met meer administratieve handelingen op
te zadelen, maar hieraan valt helaas niet te ontkomen. De Algemene wet bestuursrecht, de ASH en
het accountantsprotocol verplichten ons daartoe. De gemeente krijgt meer werkzaamheden, maar de
instellingen ook. Ambtenaren van de gemeente worden accounthouder, moeten afspraken met de
instellingen maken, krijgen beoordelingsbevoegdheden over aanvragen en over jaarstukken en
moeten de voortgang van activiteiten bewaken. De veranderingen betekenen ook meer handelingen
door de instellingen (activiteiten, rekening en verantwoording). De noodzakelijke handelingen moeten
uiteraard in verhouding staan tot de hoogte van het subsidiebedrag. Van een kleinere instelling
(bijvoorbeeld tot € 5.000,-- subsidie) zullen wij geen uitvoerige jaarstukken vragen, maar kan volstaan
worden met een opgave van het eigen vermogen en de reserves.
Wij willen meer dan voorheen sturen op beleidsdoelen. Ter uitvoering van die doelen worden
activiteiten door de instellingen aangeboden en/of bepaalde prestaties van de instellingen gevraagd.
Subsidieverstrekking is daarvoor een aangewezen middel. Met de instellingen willen wij praten over
de activiteiten, die zij zullen doen als bijdrage aan de gemeentelijke beleidsdoelen. De wijze, waarop
de uitvoering van activiteiten en/of prestaties ter hand worden genomen, berust bij de instellingen.
Afspraken over activiteiten betekent ook dat de instellingen meer eigen verantwoordelijkheid krijgen
voor de realisatie daarvan. Wij zien dat ook als een uitdaging voor de instellingen. De instellingen
kunnen de activiteiten beter voorbereiden en op elkaar afstemmen. De eigen verantwoordelijkheid
versterkt ook hun positie ten opzichte van de gemeente. Zeker als activiteiten een bijdrage leveren
aan de gemeentelijke beleidsdoelen dan is het voor de gemeente(raad) ook gelijk duidelijk welke
activiteiten niet meer plaatsvinden in de Houtense samenleving, indien die activiteiten worden
geschrapt bijvoorbeeld door een bezuinigingsronde.
Als gevolg van de intrekking van de deelverordeningen (het wegvallen van een bedrag per lid of
jeugdlid) mogen de instellingen er financieel niet op achteruit gaan. Dit betekent dat voor het jaar 2008
in principe het in 2006 vastgestelde subsidiebedrag wordt verleend met het indexpercentage over
2007.
Bij het formuleren van de beleidsdoelen zullen wij de commissie Samenleving actief betrekken. Met de
instellingen willen we praten over de te leveren activiteiten en/of prestaties ten behoeve van de
Houtense inwoners.
9.
VERVOLGTRAJECT
Het vervolgtraject van de herziening van het subsidiebeleid is als volgt:
*
voorlopige instemming nota van uitgangspunten door het college van burgemeester en
wethouders
*
conceptnota naar instellingen voor reacties
*
inloopavonden voor instellingen: info en vragen
*
reacties van instellingen naar het college
14
*
*
*
*
*
*
*
*
10.
opiniërende discussie in de commissie Samenleving
eventuele aanpassing van de nota van uitgangspunten
definitieve vaststelling van de nota van uitgangspunten door college met een mededeling aan de
raad over het proces
opstelling van de nieuwe subsidieverordening
reguliere inspraak over de nieuwe subsidieverordening bij de commissie Samenleving
advies van de commissie Samenleving aan de raad
vaststelling van de nieuwe subsidieverordening door raad (27 februari 2007)
implementatie van de nota van uitgangspunten en de nieuwe subsidieverordening, waarbij het
jaar 2007 gezien wordt als een overgangsjaar.
SLOT
Met deze nota van uitgangspunten en de daaruit voortvloeiende maatregelen willen wij een bijdrage
leveren aan de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het proces tot
subsidieverstrekking in Houten. De maatregelen komen ook een goed functionerend welzijnswerk ten
goede.
15
Download