Les 2 Weefsels Weefsels, wondgenezing, kanker ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 1 Van cel tot organisme • Cel is basisbouwsteen, metabolisme eenheid • Weefsel is opgebouwd uit eenzelfde soort cellen • Orgaan bestaat uit verschillende weefsels • Orgaanstelsel zijn bij elkaar behorende organen en structuren met een bepaalde specifieke werking • Organisme is levend wezen als geheel van organen ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 2 Orgaanstelsels van de mens. functies • • • • Tractus circulatorius (vaatstelsel, bloedsomloop, transport) Tractus digestivus (spijsverteringstelsel, voedselvoorziening) Tractus urogenitalis (uitscheiding, urinewegen en nieren) Tractus respiratorius (ademhalingsstelsel, gasuitwisseling in de • • • • • Huid (begrenzing, slijmvliezen, buis buitenwereld door het lichaam) Hormoonstelsel (regulatie) Zenuwstelsel (regulatie) Sensorisch systeem (zintuigen, interactie met de buitenwereld) Tractus locomotorius (bewegingsapparaat, spierstelsel, longen) beenderstelsel) • Voortplantingsstelsel (geslachtsorganen, soorthandhaving) ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 3 1 Weefselsoorten • Dekweefsels, epitheelweefsel, buitenkant dus bedekkingweefsel, klierweefsel en zintuigweefsel • Steunweefsel typen bindweefsel, kraakbeenweefsel en botweefsel en bloed. • Spierweefsel, dwarsgestreepte en glad spierweefsel en hartspierweefsel. – Hartspierweefsel heeft een dwarse streep onder de microscoop net als dwarsgestreepte spieren maar behoort tot autonome zenuwstelsel • Zenuwweefsel, neuronen (zenuwcellen) en gliacellen (zenuwsteunweefsel) ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 4 Kenmerken Epitheelweefsel • • • • Cellen hebben een aaneengesloten laag vrijwel geen tussenstof niet doorbloed voeding vanuit onderliggend, wel doorbloed bindweefsel ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 5 Epitheelweefsel • Bedekkingsweefsel, zowel binnen als buiten dus huid en slijmvliezen • Contact met de buitenwereld dus bescherming tegen indringers • • • • Geen tussenstof, dus goede afdichting, snel herstel Bedekkend epitheel, huid en slijmvliezen Klierepitheel, als hoofdfunctie afscheiden van stoffen Gemengd, longepitheel = bedekkend epitheel met vorming slijm ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 6 2 Epitheelweefsel, waar te vinden? • Lichaamsoppervlak (opperhuid) • Binnenbekleding van holle organen – – – – – Spijsverteringskanaal (buitenwereld) Luchtwegen Urinewegen Vagina, baarmoeder Hart, bloedvaten • Dekweefsels hebben altijd een onderlaag, die tot de bindweefsels behoort. ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 7 Epitheelweefsel functie • Longepitheel uitwisseling zuurstof en koolstofdioxide • Maag-darmepitheel resorberen (opnemen) van voedingsstoffen en vervoer naar bloed. • Nierepitheel excretie (uitscheiding) van stoffen. • Secretie (productie stoffen): slijm, zweet en enzymen • Waarneming prikkels, oog en huid • Bescherming (huid) bacteriën en via huidharen warmte vasthouden ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 8 Klierepitheel • Endocriene klieren (endo=binnen) geeft hormoon af aan het bloed b.v. schildklier, bijnieren • Exocriene klieren (exo=buiten) geeft product af aan buiten, of holte in lichaam. Omdat exocrien is, een afvoergang, b.v. zweet, maagsap, speeksel, alvlees, vet, smeer, talg en darmsapklieren • secretie = uitscheiding, slijmcellen, grondstoffen uit bloed (glijmiddel, tegen uitdroging, bescherming tegen enzymen en zuren) ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 9 3 Steunweefsel • • • • Bindweefsel Kraakbeenweefsel Botweefsel Bloed ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 10 Steunweefsel • Bindweefsel, intracellulaire substantie • Kraakbeenweefsel • Botweefsel, bot, oftewel been heeft zeer harde tussenstof • Bloed of bloedcellen, zijn ook bindweefselachtig en het plasma vormt dan vloeibare tussenstof – Functie: • steunfunctie • afweer, met name witte bloedlichaampjes • voeding van met name epitheel ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 11 Bindweefsels • Vooral de tussenstof is van belang • Bindweefselcellen omgeven door tussencelstof, specifieke vezels • collageen = onvertakte niet rekbare, trekvaste vezels, b.v. pezen • elastine = vertakte rekbare elastische vezels • reticuline = fijne vertakte, trekvaste vezels LG, blz. 69 ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 12 4 Botweefsel • Intensieve stofwisseling, rijke doorbloeding • Beencellen d.m.v. uitlopers met elkaar in verbinding • Tussenstof zeer vast door aanwezigheid van kalkzouten en grote hoeveelheden collageen vezels. • 3 typen cellen: – beenvormende = osteoblasten – beenvretende = osteoclasten – beencellen = osteocyten ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 13 Wondgenezing • Wond is een plotselinge gewelddadige verbreking van de natuurlijke samenhang van een weefsel. • Vaak door uitwendig mechanisch geweld • Belangrijkste verschijnselen: – pijn (kapotte zenuwuiteinden en vrij komende toxinen die zenuw prikkelen) – bloeding (kapotte bloedvaten) – gapende wond (kapotte elastische vezels) ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 14 Wondstolling / genezing • Bloedstolling geeft na fibrine (vezel) toevoeging de wondkorst • Korst functie: (steriel) bescherming, afdekking • Beschadiging cellen => genezing • Genezing is identiek aan ontstekingsreactie • granulatie-(korrel)weefsel onder korst • opperhuid groeit weer naar elkaar (celdeling) • korst valt af ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 15 5 Titulatuur en groei • • • • Oncologie Tumor neoplasma Carcinoom Leer of kennis van gezwellen Gezwel nieuwvorming, gezwel(vorming) Kanker, kwaadaardig woekergezwel • Groei: – versnelling cyclus – celdood bemoeilijkt ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 16 Kenmerken goed-kwaadaardige tumoren kenmerk goedaardig kwaadaardig Macroscopisch vaak ingekapseld grillige vorm, uitlopers in omgevende weefsel; zelden ingekapseld groeisnelheid metastasen = langzaam algemeen geen snelgroeiend wel overeenkomst wijkt af + / - uitzaaiingen Microscopisch Recidief = ‘gewoon’ weefsel (terugkeer na behandeling) zelden niet ongewoon ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 17 Tumorgroei macro gezien Indien expansie • Traag • Traag Middelmaat • vaker benigne = goedaardig Indien infiltratie • Snel • Sneller • vaker maligne ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 18 6 Naamgeving – Benigne: • klier = adeno • bot = osteo – Maligne: • dek/klier • borst = mamma • steunweefsel • bot = osteo -oom adenoom osteoom -carcinoom mammacarcinoom -sarcoom osteosarcoom ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 19 Stadia aanduidingen TNM • T = Tumor – T1 = klein T4 = groot • N = Nodus of lymfeknoop; – N0 (N nul)= geen uitzaaiing in eerste lymfeknoop – N1= wel uitzaaiing in eerste lymfeknoop – N2 = uitzaaiingen in verder gelegen lymfeklieren • M = Metastase op afstand; – M0 (M nul) = geen uitzaaiing in andere organen – M1 = wel uitzaaiing in andere organen ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 20 Diagnostiek (T) stap voor stap Borstkanker • X (Röntgenfoto) • biopsie → histologie • echo • • • • • Longkanker X (Röntgenfoto) biopsie → histologie X-ray in doorsneden X bronchografie bronchoscopie punctie → cytologie (losse cellen) biopsie → histologie (weefsels) ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 21 7 Borstonderzoek bij voorkeur na de menstruatie ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 22 Lymfepalpatie, nauwelijks nauwkeurig maar geeft een indicatie ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 23 Diagnostiek (N) stap voor stap • gericht op lymfeklieren (N): – palpatie – lymfografie – biopsie • gericht op Metastasen (M): – – – – – Röntgen CT-scan (computertomografie, röntgen of geluidsgolven) MRI (Magnetic Resonance Imaging) scans m.b.v. radioactief materiaal bloed: aantonen van meer dan normale hoeveelheden afbraakproducten (enzymen); niet van losse tumorcellen ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 24 8 TNM classificatie Carcinomen in de prostaat zijn in te delen volgens de TNM classificatie: T1 de meeste prostaat carcinomen ontstaan in de perifere zone, classificatie T1. T2 wanneer ze als een uitstulping palpabel zijn bij rectaal toucher spreken we van T2. T3 wanneer het kapsel is aangedaan spreken we van T3. T4 wanneer naast het kapsel nog andere structuren aangedaan zijn zoals de zaadbuisjes, spreken we van T4. Hoe lager de classificatie, hoe meer kans op succes bij operatie. ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 25 Behandeldoelen • Curatief = genezend • Palliatief = verzachtend, slechts de verschijnselen behandelend ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 26 TNM micrometastasen * * detectieniveau b.v halve centimeter doorsnede ↓ dan niet aan te tonen – als tumor kleiner is ↓ • niet zichtbaar • wel aanwezig: micrometastasen zijn niet uit te sluiten, kunnen dus aanwezig zijn ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 27 9 Therapieën maligne tumoren • Radicaal (geheel en al; grondig) operatief verwijderen – geen metastasering of invasie in vitale organen • radioactieve straling (bestraling) – kan tegenwoordig behoorlijk gericht – vernietigt alle snel groeiende (delende) cellen • Cytostatica (celdodende middelen) – tast ook gezonde sneldelende cellen aan • Hormonale therapie – bij hormoon gevoelige tumoren ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 28 Cytostatica of radiotherapiewerking Groei en detectie Gezond weefsel Tumorweefsel Detectieniveau = chemo- of radiotherapie ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 Tijd 29 Cytostatica of radiotherapiewerking • Effect van de therapie – remissie (vermindering ziekte verschijnselen, meestal tijdelijk) niet altijd aantoonbaar (indien onder detectieniveau) – 5 en 10 jaars overlevingskans – opnieuw opkomend, of metastasering soms veel later – ‘nieuwe’ kanker vaak metastase ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 30 10 Waarom 'kuren' van chemotherapie en radiotherapie • je kunt de cellen treffen op het goede moment (waarop een cel gevoelig is, in zijn delingscyclus) • daardoor zijn de bijwerkingen iets te verminderen • je kunt rekening houden met het verschil in hersteltijd tussen gezond weefsel en tumorweefsel. • polychemotherapie (meerdere middelen tegelijk) – Door verschillende aangrijpingspunten en werkingsmechanismen - sterker effect - bijwerkingen meer verdeeld over verschillende organen ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 31 Effecten chemotherapie, medisch benoemd op beenmerg (minder aanmaak witte cellen, bloedplaatjes en rode cellen) misselijkheid, braken mucositis (slijmvliesontsteking) diarree neuropathie (zenuwaandoening) (longen, hart e.a.) ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 32 Effecten chemotherapie vanuit perspectief van de patiënt misselijkheid, braken geïrriteerd slijmvlies van mond, slokdarm, maag, darm, anus; vaginaal slijmvlies huid (droog, schraal), haaruitval moeheid eten, drinken uitscheiding pijn beenmerg (gevoelig voor infectie; moe; risico op langere duur bloeding) gevoel (bij bepaalde cytostatica verandert de tastzin) seksualiteit rol (relatie; taken thuis, werk) ANZN 1e leerjaar - Les 02 - © Matthieu Berenbroek, 2000-2011 33 11