Casuïstiek Peripartum cardiomyopathie, een zeldzame complicatie van een zwangerschap M. Baggelaar, cardioloog n.i.o., dr. R.J.A.M. Verbunt en dr. R.F. Visser, cardiologen Inleiding In 1971 werd een groep jonge vrouwen beschreven, die in de laatste maand voor de partus of de vijf maanden daarna spontaan een cardiomyopathie ontwikkelde1. Gezien het feit dat deze cardiomyopathie ontstond in de periode rond de partus werd dit ziektebeeld peripartum cardiomyopathie genoemd. Demakis et al. waren de eersten die dit ziektebeeld systematisch beschreven. De criteria die zij vastlegden worden heden ten dage nog steeds gebruikt (tabel 1)2. De diagnosestelling en behandeling van dit ziektebeeld zijn niet eenvoudig. Het herstel van de pompfunctie wisselt. Dit heeft belangrijke consequenties voor de prognose en eventuele volgende zwangerschappen. Wij willen deze ziekte beschrijven aan de hand van een casus, die zich recent in ons ziekenhuis voordeed. Daarna willen wij in dit artikel verder ingaan op de recente richtlijnen en literatuur die er over dit onderwerp bekend zijn. In 2000 werd er in dit tijdschrift ook een casus beschreven over dit onderwerp3. Nadien zijn er enkele belangrijke publicaties met nieuwe inzichten verschenen. Casus Een Marokkaanse vrouw van 35 jaar meldde zich op de SEH met klachten van progressieve dyspneu d’effort sinds twee weken. Zij was twee dagen geleden thuis bevallen van een gezonde zoon. De zwangerschap was ongecompliceerd verlopen. Ze was bekend met epilepsie en de valproïnezuur (Depakine®) was tijdelijk gestaakt in verband met de zwangerschap. Ze was al drie keer eerder bevallen van een voldragen kind, zonder complicaties. Verdere anamnese leverde geen bijzonderheden op. In de familie kwamen geen hartziektes voor. Het lichamelijk onderzoek toonde een niet zieke, obese vrouw. De bloeddruk was 125/76 mmHg en de hartslag 110/min. De CVD was normaal. Over het hart was een derde harttoon hoorbaar en over de longen vesiculair ademgeruis met een spoor crepiteren. Verder lichamelijk onderzoek was niet afwijkend. Het ECG liet een sinusritme zien van 110/min. en een compleet linkerbundeltakblok. De X-thorax toonde een fors hart zonder tekenen van overvulling. Aanvullend laboratoriumonderzoek was niet afwijkend. Het echocardiogram liet het beeld zien van een dilaterende cardiomyopathie met globale hypokinesie en een ejectiefractie van 25-30%. Patiënte werd opgenomen in verband met acuut hartfalen bij een dilaterende cardiomyopathie. Na uitsluiting van andere oorzaken Medisch Journaal, jaargang 33, no. 4 van cardiomyopathie werd de diagnose peripartum cardiomyopathie gesteld. Zij werd ingesteld op medicatie (ACE-remming, b-blokkade, lisdiureticum, spironolacton en orale antistolling). Epidemiologie Peripartum cardiomyopathie is een relatief zeldzame ziekte waarvan de werkelijke incidentie niet bekend is, omdat er geen grote populatiestudies zijn gedaan. De gepubliceerde getallen zijn gebaseerd op de ervaringen van enkele klinieken. De geschatte incidentie aan de hand van deze studies, die internationaal geaccepteerd wordt, is 1 op de 3000 tot 1 op de 4000 levend geborenen4,5. Er is een aantal risicofactoren voor het krijgen van peripartum cardiomyopathie: vrouwen afkomstig uit Afrika, leeftijd ouder dan 30 jaar, multipara, meerlingzwangerschappen, een voorgeschiedenis met preeclampsie, eclampsie of postpartum hypertensie, maternaal cocaïne gebruik, selenium deficiëntie en langdurige tocolytische therapie met adrenerge agonisten1,4,5,6. Etiologie Er bestaan verschillende theorieën over de oorzaak van peripartum cardiomyopathie4,5,6,. De eerste theorie is dat een veranderde immuunrespons tijdens de zwangerschap aan virussen een grotere kans op infectie geeft. Deze virussen kunnen het hart infecteren en zo leiden tot myocarditis met peripartum cardiomyopathie tot gevolg. Een aantal kleine studies vond met behulp van biopsieën een hogere incidentie van myocarditis bij patiënten met peripartum cardiomyopathie, dan bij patiënten met idiopathische cardiomyopathie. Andere studies konden dit echter niet bevestigen. Een andere theorie is dat foetale cellen in de maternale bloedsomloop terechtkomen, en vanwege de natuurlijke immunosuppressie tijdens de zwangerschap niet worden opgeruimd. Deze foetale cellen kunnen zich nestelen in het hart van de moeder. Wanneer het Tabel 1. Criteria voor peripartum cardiomyopathie - Hartfalen in de laatste maand van de zwangerschap of in de eerste maanden na de partus - Beeld van dilaterende cardiomyopathie op het echocardiogram - Geen aantoonbare andere oorzaak voor de cardiomyopathie 165 immuunsysteem weer op gang komt in de peripartum periode, kan er een auto-immuun reactie ontstaan, en daarop volgend een peripartum cardiomyopathie. Een studie heeft aangetoond dat er verhoogde titers waren van autoantistoffen tegen het hart. Aan de hand van deze theorie is een aantal kleine onderzoeken gedaan met immunosuppressieve therapie. De resultaten waren echter teleurstellend. Een derde theorie is dat peripartum cardiomyopathie ontstaat door gestoorde compensatiemechanismen van het hart tijdens de zwangerschap. Tijdens de zwangerschap nemen de preload en de cardiale output toe en neemt de afterload af. Het linkerventrikel past zich aan deze extra belasting aan door hypertrofie. Gedurende het tweede en derde trimester neemt de linkerventrikelfunctie bij zwangeren zelfs iets af. Het kan zijn dat bij sommigen het ventrikel niet de kans krijgt om zich te herstellen en zodoende wordt beschadigd. Diagnose De diagnose peripartum cardiomyopathie is vaak moeilijk te stellen. Dit komt doordat de klachten en symptomen van acuut hartfalen, zoals dyspnoe, moeheid en enkeloedeem aspecifiek zijn en veelvuldig voorkomen in de peripartum periode bij vrouwen met een gezond hart6. Klachten die de arts op het spoor kunnen zetten van hartfalen ten gevolge peripartum cardiomyopathie zijn nachtelijke dyspnoe en orthopnoe, klachten die niet voorkomen bij zwangere vrouwen5. Symptomen waarop gelet moet worden zijn een verhoogde CVD, een galopritme en souffles passend bij AV-klep insufficiëntie bij auscultatie van het hart en crepiteren bij auscultatie van de longen. Peripartum cardiomyopathie gaat niet gepaard met specifieke ECG-afwijkingen, behoudens afwijkingen die bij iedere cardiomyopathie kunnen optreden, zoals sinustachycardie of een verbreed QRS, dan wel bundeltakblok. De X-thorax laat meestal een vergrote hartcontour zien, met eventueel een beeld van overvulling. De diagnose wordt ondersteund door een echocardiogram, die een gedilateerde linker ventrikel laat zien met gegeneraliseerd verminderde contracties. Voor het stellen van de diagnose peripartum cardiomyopathie dienen andere oorzaken van dilaterende cardiomyopathie eerst uitgesloten te worden (diagnose per exclusionem). Therapie De therapie voor peripartum cardiomyopathie is in principe dezelfde als voor iedere andere vorm van dilaterende cardiomyopathie. Dat betekent in de eerste plaats vocht- en zoutrestrictie. Verder moet de patiënt worden ingesteld op een ACE-remmer, β-blokker, diureticum en orale antistolling. Als de vrouw nog zwanger is zijn er echter enkele beperkingen gezien de teratogene effecten van sommige geneesmiddelen. Bij de wens tot borstvoeding moet er rekening mee worden gehouden dat sommige middelen uitgescheiden worden in de moedermelk en kunnen worden opgenomen in de tractus digestivus van de baby. ACE-remmers, waarvan uitgebreid is aangetoond dat ze de mortaliteit en morbiditeit bij mensen met een cardiomyopathie verbeteren, hebben teratogene eigenschappen4,7. De ACE-remmer Lisinopril wordt slechts 166 in minimale hoeveelheden uitgescheiden in de moedermelk en lijkt dus na de bevalling een veilig middel. De overige ACE-remmers gaan in grotere hoeveelheden over in de moedermelk en zijn dus bij borstvoeding niet geschikt. De A II antagonisten kunnen niet als vervanging dienen omdat ook deze teratogene eigenschappen hebben en worden uitgescheiden in de moedermelk. De combinatie hydralazine met een nitraat kan wel veilig tijdens de zwangerschap gegeven worden als vervanger van een ACEremmer. Bètablokkers kunnen in principe tijdens de zwangerschap worden gegeven, en dan met name labetalol dat geregistreerd is voor zwangerschapshypertensie4,5,6,7. Van atenolol is bekend dat het groeivertraging van de foetus kan veroorzaken. De lipofiele β-blokkers zoals carvedilol, metoprolol en bisoprolol gaan geconcentreerd over in de moedermelk. The American Academy of Pediatrics is overigens van mening dat zelfs in deze situatie borstvoeding niet moet worden afgeraden8. Diuretica kunnen tijdens de zwangerschap worden gebruikt, hoewel er moet worden uitgekeken met thiazide diuretica5,7, omdat er gevallen bekend zijn van verhoogde bloedingsneiging van de pasgeborene. Verder moet er worden opgepast dat de zwangere vrouw niet uitdroogt, omdat dit schadelijk is voor het ongeboren kind. Vrouwen met peripartum cardiomyopathie hebben een dubbel risico op trombo-embolische processen. Enerzijds door een verhoogde tromboseneiging gerelateerd aan een normale zwangerschap, anderzijds door de stasis van bloed in een slecht contraherende ventrikel. Daarom moeten zij worden ingesteld op anticoagulantia. Warfarine preparaten zijn teratogeen en passeren de placenta en zijn daarom tijdens de zwangerschap gecontra-indiceerd. Heparine, in de vorm van laagmoleculair gewicht heparine, kan daarentegen wel veilig worden gebruikt tijdens de zwangerschap4. Digoxine is een middel dat tegenwoordig niet veel meer wordt gebruikt voor de behandeling van hartfalen. Het is echter wel een middel dat veilig kan worden gebruikt tijdens de zwangerschap4,5,6. In ernstige gevallen zoals cardiogene shock of astma cardiale kan een (zwangere) vrouw tijdelijk ondersteund worden met inotropica zoals dobutamine, of nitroglycerine intraveneus. Met nitroprusside moet worden uitgekeken omdat thiocyanaat en cyanide zich kunnen ophopen in de foetus5,6. In tabel 2 worden de behandelstrategieën vermeldt, één tijdens en één na afloop van de zwangerschap. Overleg met de behandelend gynaecoloog is belangrijk. Tabel 2. Therapie van peripartum cardiomyopathie Voor de geboorte Na de geboorte Vochtbeperking Natriumbeperking β-blokkers Diuretica Digoxine Nitraten Hydralazine Heparine Vochtbeperking Natriumbeperking ACE-remmers β-blokkers Diuretica Nitraten (Digoxine) Coumarine preparaten Medisch Journaal, jaargang 33, no. 4 Prognose Aanvankelijk werd de mortaliteit van peripartum cardiomyopathie zeer hoog ingeschat met mortaliteitscijfers van 17% tot 50%1,2,4-6,9. Vrouwen met een persisterende cardiomyopathie na zes maanden behandeling hebben een slechte prognose. Echter, deze cijfers zijn gebaseerd op oudere publicaties uit de tijd dat patiënten met hartfalen nog niet werden behandeld met ACE-remmers en β-blokkers. Demakis et al. bijvoorbeeld behandelden hun patiënten met de voor die tijd gangbare therapie van diuretica, digitalis en bedrust. Felker et al. zien dat de prognose minder somber is en over het algemeen beter is dan andere cardiomyopathieën; de geschatte vijfjaarsmortaliteit was minder dan 10%10. Een volgende zwangerschap beïnvloedt de prognose ongunstig. Elkayam et al. beschrijven in hun studie dat 20% van de vrouwen met een genormaliseerde ventrikelfunctie na een eerdere peripartum cardiomyopathie weer opnieuw hartfalen kreeg. Geen van deze vrouwen overleed11. Van de vrouwen met een persisterende cardiomyopathie kreeg 40% hartfalen en overleed 19%. Het moet dus een vrouw met een eerdere peripartum cardiomyopathie op grond van deze cijfers worden ontraden om te beginnen aan een nieuwe zwangerschap, zeker wanneer de linkerventrikelfunctie zich niet heeft hersteld. Conclusie / nabeschouwing Peripartum cardiomyopathie is een zeldzaam ziektebeeld, dat optreedt in de peripartum periode van vrouwen zonder eerdere hartziekte. De oorzaak is nog steeds onduidelijk. De diagnose is lastig te stellen omdat veel gezonde zwangere vrouwen en vrouwen in het kraambed overeenkomstige klachten hebben. De behandeling is in principe gelijk aan die van andere vormen van cardiomyopathie. Wel moet rekening worden gehouden met de teratogeniciteit van geneesmiddelen en uitscheiding van geneesmiddelen in de moedermelk. Overleg met de gynaecoloog is hier- Medisch Journaal, jaargang 33, no. 4 voor noodzakelijk. Wat betreft de mortaliteit lijkt de prognose gunstiger te zijn dan vroeger werd ingeschat. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de huidige behandeling met ACE-remmers en bètablokkade. Bij een volgende zwangerschap is er een verhoogde kans op een recidief hartfalen en verdere achteruitgang van de linker ventrikelfunctie. Vrouwen met een persisterende verminderde linkerventrikelfunctie hebben bij een volgende zwangerschap een aanzienlijk risico op overlijden, zodat deze vrouwen met klem moet worden ontraden om weer opnieuw zwanger te worden. Literatuur 1. Demakis JG, Rahimtoola SH, Sutton GC, Meadows WR, Szanto PB, Tobin JR, Gunnar RM. Natural course of peripartum cardiomyopathie. Circulation 1971; 64: 1053-1061. 2. Demakis JG, Rahimtoola SH. Peripartum Cardiomyopathy. Circulation 1971; 64: 964-968. 3. Hoedemaekers CWE, Timmerman CCM, Ten broek EDM, Oei SG, Van den Wall Bake AWL. Peripartum cardiomyopathie. Medisch Journaal 2000; 29: 183-184. 4. Pearsan GD, Veille JC, Rahimtoola S, et al. Peripartum Cardiomyopathie: National heart, lung and blood institutes and office of rare diseases (national institutes of health) workshop recommendations and reviews. JAMA 2000; 283: 1183-1188. 5. Bales AC, Lang RM. Peripartum Cardiomyopathy. www.UpTo Date.com version 12.02.2004. 6. Brown CS, Bertolet BDB. Peripartum cardiomyopathie: a comprehensive review. Am J Obstet Gynecol 1998; 178: 409-414. 7. College van zorgverzekeringen. Het farmacotherapeutisch kompas. 20ste druk Utrecht: Roto Smeets Utrecht, 2004. 8. American Academy of Pediatrics. Commitee on Drugs. The transfer of drugs and other chemicals into humen milk. Pediatrics 2001; 108: 776-789. 9. Ford RF, Barton JR, O’Brien JM, Hollingsworth PW. Demographics, management and outcome of peripartum cardiomyopathie in a community hospital. J Obstet Gynecol 2000; 182: 1036-1038. 10. Felker GM, Thompson RE, Hare JM, Hruban RH, Clemetson DE, Howard DL, KL Baughman, Kasper EK. N Eng J Med 2000; 342: 1077-1084. 11. Elkayam U, Tummala PP, Rao K, Akhter MW, Karaalp IS, Wani OR, Hameed A et al.. Maternal and fetal outcomes of subsequent pregnaancies i women with peripartum cardiomyopathie. New Eng J Med 2001; 344: 1567-1571. 167