ISSN 0778-8363 WIV J. Wytsmanstraat, 14 B-1050 BRUSSEL FEDERALE OVERHEIDSDIENST, VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE DIENST VOOR LABORATORIA VAN KLINISCHE BIOLOGIE COMITE VAN DESKUNDIGEN GLOBAAL RAPPORT EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE NIET INFECTIEUZE SEROLOGIE ENQUETE 01/2007 WIV/07/01 /niet infectieuze serologie. 03 Dit rapport mag uitsluitend worden gereproduceerd, gepubliceerd of gedistribueerd met toestemming van het WIV. COMITE VAN EXPERTEN WIV Secretariaat : tel. 02/642.55.22 fax 02/642.56.45 Dr. Van Campenhout : Coördinator Niet-infectieuze serologie Dr. BOSSUYT X. Dr. HUMBEL R. Dr. MEWIS A. Dr. SERVAIS G. Dr. TOMASI J-P. : : : : : : : : : : : : 02/642.53.95 02/642.56.45 e-mail : [email protected] 016/34.70.09 016/34.70.42 e-mail : [email protected] 00352/488.288.380 00352/488.288.385 e-mail : [email protected] 011/30.97.42 011/30.97.50 e-mail : [email protected] 02/477.25.07 02/477.21.63 e-mail : [email protected] 02/764.68.80 02/764.94.28 e-mail : [email protected] Globaal rapport niet infectieuze serologie 2007/1 Datum: 26-09-2007 2/13 OPSPOREN EN IDENTIFICATIE VAN ANA Staalmateriaal Er werd één monster (S/7677) rondgestuurd afkomstig van een plasmaferese bij een patiënt met het CREST syndroom. Wij danken Dr. Tomasi (UCL - St Luc) voor het bezorgen van dit monster en het verstrekken van de nodige klinische inlichtingen. Deelname 134 Belgische en 3 Luxemburgse laboratoria hebben deelgenomen aan deze enquête. Resultaten Bij een patiënt met diagnose CREST, wordt op Hep-2(000) cellen een kernfluorescentie met typisch anti-centromeer patroon verwacht en antistoffen tegen het centromeer-proteïne B. Indirecte immunofluorescentie (IIF) op HEp-2(000) cellen De 3 deelnemende Luxemburgse laboratoria vermelden een centromeer patroon, met een titerrange van 1/1280 – 1/5120. Van de 134 Belgische laboratoria heeft 1 laboratorium geen resultaat voor ANA gerapporteerd en heeft 1 laboratorium enkel een titer vermeld zonder specificatie voor het kern- of cytoplasma. Aldus werden 132 resultaten verwerkt voor wat betreft het opsporen en titreren van ANA m.b.v. indirecte immunofluorescentie op HEp-2(000) cellen. 3 laboratoria hebben enkel een patroon vermeld en geen titer, 2 laboratoria hebben enkel cytoplasmatische fluorescentie vermeld. Globaal rapport niet infectieuze serologie 2007/1 Datum: 26-09-2007 3/13 De volgende tabellen vermelden de patronen voor kern en cytoplasma bekomen met indirecte immunofluorescentie op HEp-2(000) cellen: PATROON KERN AANTAL WAARNEMINGEN Centromeer Centromeer + (fijn) gespikkeld Centromeer + kernmembraan Centromeer of discreet gespikkeld Centromeer + granulair Grof gespikkeld centromeer Gespikkeld* Gespikkeld + chromosomen gespikkeld Mitose fijn granulair / interfase fijn granulair Nucleolair dots (centromeer) 109 5 3 1 1 2 2+1* 1 1 Positief (geen kernpatroon vermeld) Negatief * PATROON CYTOPLASMA Negatief Centromeer* Gespikkeld 1 (?) 1 2* AANTAL WAARNEMINGEN 83 3* 1 (*) centromeer foutief als cytoplasmatische fluorescentie geïnterpreteerd 7 laboratoria (5%) hebben een onvolledige of foutieve interpretatie gedaan van het immunofluorescentiepatroon: - centromeer patroon verkeerd geïnterpreteerd (niet herkend) : N=5 geen beschrijving van het patroon (enkel een positieve interpretatie voor kernfluorescentie : N=1 gespikkelde cytoplasmatische fluorescentie zonder vermelding van de aanwezigheid van kernfluorescentie: N=1 3 laboratoria hebben het anti-centromeer herkend, doch foutief beschouwd als een cytoplasmatische fluorescentie. Het immunofluorescentiepatroon voor ANA werd aldus door 95% van de deelnemers op een aanvaardbare wijze geïnterpreteerd waarvan 93% volledig correct. Globaal rapport niet infectieuze serologie 2007/1 Datum: 26-09-2007 4/13 Onderstaande tabel vermeldt de patronen bekomen op Hep-2(000) cellen van de verschillende fabrikanten: Fabrikant HEp-2 cellen Alphadia (101) Euroimmun (102) TOTAAL 14 20 Patroon KERN Centromeer Centromeer+grof gespikkeld Gespikkeld Centromeer Centromeer + kernmembraan Centromeer + fijn gestippeld Mitose fijn granulair / interfase fijn granulair Negatief Patroon CYTOPLASMA Centromeer Gespikkeld N 11 1 1 1 13 2 1 1 Centromeer Nucleolair dots (centromeer) 2 1 1 Immunoconcepts (103) 1 Centromeer Immunoconcepts HEp 2000 (104) 43 Centromeer Centromeer + (fijn) gespikk. Centromeer of discreet gespikkeld Centromeer+kernmembraan Gespikkeld Gespikk.+chromos. gespikk. 35 3 Centromeer Centromeer (grof) gespikkeld 34 2 Inova (105) 36 1 1 2 1 Kallestad (106) 9 Centromeer Centromeer + granulair 8 1 Medica (108) 2 Centromeer 2 Zeus (110) 1 Centromeer 1 Diasorin (111) 2 Centromeer 2 Niet gespecifieerd 3 Centromeer Positief 2 1 Globaal rapport niet infectieuze serologie 2007/1 Datum: 26-09-2007 5/13 Onderstaande grafiek geeft de globale verdeling weer van de gerapporteerde ANA titers voor wat betreft de kernfluorescentie: GLOBALE TITERVERDELING ANA Kernfluorescentie 45 40 Aantallen 35 30 25 20 15 10 5 0 2 1/40 3 1/80 4 1/160 5 1/320 6 1/640 7 1/1280 7 1/2560 81/5120 9 1/1024010 11 TITERS Voor de verwerking van de titers werden de rapporteringen met titers “>” niet in de grafieken en berekeningen opgenomen. Aantallen Titers Kernfluorescentie niet in de grafieken en berekeningen opgenomen 1 1 1 5 2 4 2 >1/5120 >1/3200 >1/2560 >1/1280 >1/1000* >1/640* >1/80* * Bij hoge titers dient een verdere verdunning tot ten minste 1/1000 – 1/1280 te alle tijde te worden uitgevoerd. Globaal rapport niet infectieuze serologie 2007/1 Datum: 26-09-2007 6/13 Onderstaande tabel geeft de medianen van de titers weer voor ANA, (kernfluorescentie) op Hep-2(000) cellen, waarvoor minstens 4 gebruikers een titer hebben vermeld: Cellen HEp-2 Fabrikant Alphadia Euroimmun Inova Kallestad HEp-2000 Immunoconcepts Alle titers (Kernfluorescentie): Aantal Mediaan Range (min-max) 12 1/640 1/80 – 1/1280 19 1/1280 1/80 – 1/10240 35 1/1280 1/160 - 1/10240 9 1/2560 1/1280 -1/5120 40 1/2560 1/320 - 1/10240 122 1/1280 1/80 – 1/10240 De medianen bekomen voor de substraten van de verschillende producenten zijn niet echt gelijklopend; de spreiding binnen de methodes daarentegen is andermaal breed! De kleinste spreiding binnen één systeem wordt bekomen voor de cellen van Kallestad. Rekening houdend met de medianen per methode en de globale mediaan voor alle systemen samen (1/1280), is een resultaat bekomen binnen de range van 1/640 - 1/5120 aanvaardbaar. Laboratoria die titers in het lage gebied gevonden hebben, in vergelijking met de andere deelnemers uit hun groep, kunnen zich vragen stellen i.v.m. de afstelling van de microscoop, de aangemaakte verdunningen (juistheid van de pipetten of diluters) of de kwaliteit van het conjugaat. Anti-centromeer patronen gaan zeer dikwijls samen met zeer hoge titers op HEp-2(000) cellen. Onderstaande grafieken geven de verdeling weer van de ANA titers (cytoplasmatische fluorescentie) op Hep-2(000) cellen, waarvoor er minstens 4 gebruikers een titer voor kern fluorescentie hebben vermeld: TITERVERDELING “ALPHADIA” 5 Aantallen 4 3 2 1 0 1/40 1/80 1/160 1/320 1/640 1/1280 1/2560 1/5120 1/10240 TITERS Globaal rapport niet infectieuze serologie 2007/1 Datum: 26-09-2007 7/13 TITERVERDELING “EUROIMMUN” 7 6 Aantallen 5 4 3 2 1 0 1/40 1/80 1/160 1/320 1/640 1/1280 1/2560 1/5120 1/10240 TITERS TITERVERDELING “IMMUNOCONCEPTS HEP 2000” 16 14 Aantallen 12 10 8 6 4 2 0 1/40 1/80 1/160 1/320 1/640 1/1280 1/2560 1/5120 1/10240 TITERS Globaal rapport niet infectieuze serologie 2007/1 Datum: 26-09-2007 8/13 TITERVERDELING “INOVA” 12 10 Aantallen 8 6 4 2 0 1/40 1/80 1/160 1/320 1/640 1/1280 1/2560 1/5120 1/10240 titer_code TITERS TITERVERDELING “KALLESTAD” 6 Aantallen 5 4 3 2 1 0 1/40 1/80 1/160 1/320 1/640 1/1280 1/2560 1/5120 1/10240 TITERS Globaal rapport niet infectieuze serologie 2007/1 Datum: 26-09-2007 9/13 Opsporen van anti-nDNA/anti-dsDNA antistoffen 42 laboratoria (31%) hebben geen anti-nDNA/dsDNA antistoffen opgespoord. 92 laboratoria spoorden de aanwezigheid van anti-nDNA/anti-dsDNA antistoffen op, waarvan 8 met 2 technieken. 2 van deze laboratoria hebben geen resultaat vermeld, enkel een techniek. Met uitzondering van 1 laboratorium, werden der door geen enkele deelnemer anti-nDNA/dsDNA antistoffen aangetoond. • 35 laboratoria maakten gebruik van indirecte immunofluorescentie op Crithidia luciliae; 34 deelnemers bekwamen een negatief resultaat. 1 laboratorium bekwam een positief resultaat. • 1 laboratorium maakte gebruik van een RIA techniek en bekwam een negatief resultaat • 51 laboratoria maakten gebruik van een ELISA/EIA/FEIA techniek; 2 laboratoria hebben geen resultaat vermeld, de overige 49 bekwamen een negatief resultaat • 14 laboratoria maakten gebruik van een immunodot/blot techniek; alle laboratoria bekwamen een negatief resultaat. Crithidia l. (IIF) Anti-nDNA RIA Anti-dsDNA ELISA/EIA/FEIA Anti-dsDNA IMMUNODOT Anti-dsDNA POSITIEF 1 0 0 0 NEGATIEF 34 1 49* 14 *51 laboratoria maakten gebruik van een ELISA/EIA/FEIA techniek ; 2 laboratoria hebben geen resultaat vermeld Gezien de klinische gegevens van de patiënte worden er in dit monster geen anti-nDNA/dsDNA antistoffen verwacht. Aantonen en identificeren van ANA / anti-ENA antistoffen; geen IIF 121 laboratoria (90%) spoorden de aanwezigheid van anti-ENA/ANA antilichamen op of hebben getracht deze ANA met één of meerdere methoden te identificeren. 37 van deze laboratoria (30%) hebben een ANA/ENA screeningtest toegepast al dan niet in combinatie met een ANA /anti ENA identificatietest. Globaal rapport niet infectieuze serologie 2007/1 Datum: 26-09-2007 10/13 Volgende tabel geeft een overzicht van de gebruikte methoden en de bekomen resultaten: Methode RID1 (3010) Dot/Blot (3030) N Fabrikant N Resultaat N 4 Immunoconcepts 4 Negatief 4 67 Alphadia 16 Centromeer Negatief 11 5 BMD 3 18 Euroimmun 27 3 3 Positief Centromeer Negatief Centromeer Zwak SSB-Sm Negatief Positief Negatief Centromeer Centromeer 3 16 2 21 1 5 1 1 3 3 2 Centromeer Screening Screening Innogenetics Orgentec ELISA/EI A (3050) 42 Alphadia BioRad 2 1 Diasorin/Liaison Screening Euroimmun Inova 1 4 2 11 Screening 10 Innogenetics 4 Pharmacia/Phadia/ 17 Unicap/ IC 250 Screening 14 Andere 1RID: 4 Pharmacia Varelisa 4 Screening 1 The Binding Site Quanta Lite Inova Diasorin Etimax Screening 1 1 1 1 3* 2 Negatief (CEN niet aanwezig) Positief (geen different.) Positief Centromeer Centromeer Negatief Negatief Centromeer Centromeer Positief (geen different.) Positief Negatief Centromeer Positief (geen different.) Positief Negatief Positief (geen different.) Negatief Centromeer Negatief BioRad (2*) – Immunoconcepts (1*) Radiale Immunodiffusie Globaal rapport niet infectieuze serologie 2007/1 Datum: 26-09-2007 11/13 1 1 4 2 1 10 10 4 15 2 13 1 3 1 1 1 1 1 1 3 Er werden 154 resultaten voor ANA/anti-ENA gerapporteerd. Een aantal laboratoria blijkt problemen te hebben bij het identificeren van het gebruikte systeem voor ANA/ENA “screen of identificatie”. Eveneens hebben niet alle deelnemers aangegeven of het gebruikte systeem voor ANA/ENA screening of identificatie van autoantistoffen, anti-centromeer antistoffen kan aantonen wat het interpreteren van de resultaten bemoeilijkt. OVERZICHT VAN DE RESULTATEN MET AANDACHTSPUNTEN: • 1 laboratorium heeft geen ANA m.b.v. indirecte immunofluorescentie opgespoord, maar enkel een ANA/ENA screen test uitgevoerd en bekwamen een positief resultaat. Verdere identificatie werd echter niet uitgevoerd Î onvoldoende. • 3 laboratoria hebben het centromeer patroon verkeerdelijk beschreven als cytoplasmatisch patroon, doch allen hebben de anti-centromeer antilichamen m.b.v. andere technieken geïdentificeerd. • 1 laboratorium heeft enkel een eindtiter vermeld zonder verdere specificatie van het patroon voor kern of cytoplasma en heeft negatief gerapporteerd voor de verdere identificatie voor ANA/ENA Î antwoord is niet correct wat betreft immunofluorescentie en identificatie. • 4 laboratoria die een ANA patroon hebben beschreven doch zonder de vermelding van het centromeer patroon (wel nucleolair dots, gespikkeld,….) hebben allen de anti-centromeer antistoffen aangetoond d.m.v. ANA/ENA identificatie Î antwoord is onvolledig naar immunofluorescentie toe. • 1 laboratorium vermeldt enkel een titer voor kernfluorescentie maar geen patroon; wel werden de anti-centromeer antistoffen d.m.v. een ANA/ENA identificatietest aangetoond Î antwoord is onvolledig naar immunofluorescentie toe. Het herkennen van een anti-centromeer patroon m.b.v. indirecte immunofluorescentie op HEp2(000) cellen is van cruciaal belang in het kader van de diagnostiek naar auto-immune aandoeningen. Het is het enige immunofluorescentiepatroon op HEp2(000) cellen waarop men zich met voldoende zekerheid kan baseren om te besluiten dat anti-centromeer antistoffen aanwezig zijn. Het toepassen van andere technieken (vb. EIA) ter bevestiging van het immunofluorescentieprofiel kan een bijdrage leveren, doch de klinisch bioloog dient op de hoogte te zijn van de aanwezige antigenen in zowel de ANA/ENA identificatietesten als de screeningtesten. Uit de negatieve resultaten bekomen voor ANA/ENA identificatie (N=44) blijkt duidelijk dat een groot deel van deze systemen de geschikte antigenen voor het aantonen van deze anti centromeer antistoffen niet bevatten. Laboratoria die deze testsystemen in Globaal rapport niet infectieuze serologie 2007/1 Datum: 26-09-2007 12/13 gebruik hebben dienen zich er van te vergewissen dat het aantonen van ANA m.b.v. indirecte immunofluorescentie de eerste keuze is. 43 laboratoria die in deze enquête een dergelijk systeem hebben toegepast, hebben allen correct de anti centromeer antistoffen aangetoond m.b.v. indirecte immunofluorescentie op HEp2(000) cellen. Voor de ganse enquête heeft slechts 1 laboratorium de aanwezigheid van anticentromeer antistoffen met geen enkele techniek aangetoond. ANTI-CENTROMEER – klinisch Wanneer aangetoond door indirecte immuunfluorescentie zijn anti-centromeer antistoffen specifiek voor scleroderma. Bij patiënten met het fenomeen van Raynaud kunnen anti-centromeer antistoffen de klinische presentatie van scleroderma voorafgaan. Klassiek worden anti-centromeer antistoffen geassocieerd met het CREST-syndroom (Calcinosis, Raynaud’s phenomenom, Esophageal dysmotility, Sclerodactyly, Telangiectasia). Ze zijn aanwezig bij 70% van deze patiënten. Algemeen kan men stellen dat scleroderma patiënten met anti-centromeer antistoffen een betere prognose hebben dan patiënten met andere sclerodermageassocieerde antistoffen. Anti-centromeer antistoffen worden vooral aangetroffen bij patiënten met gelimiteerde cutane aantasting. In deze patiëntengroep komt interstitiële pulmonaire fibrose minder frequent voor. Prof. X. Bossuyt (Laboratoriumgeneeskunde UZ - KU Leuven) ANTI-CENTROMEER – het laboratorium Anti-centromere antibodies (ACA) were first reported in 1980. They are usually measured by indirect immunofluorescence assay (IFA) using HEp-2 cells as substrate. ACA target the centromere regions of the chromosome which interact with the mitotic spindles. They produce a fine speckled pattern of staining (40 to 60 discrete dots), becoming aligned along the equator of the cell as mitosis approaches. The major antigen recognized is an 80kDa DNA binding protein termed CENP-B which is a member of the centromere proteins (= the CENP family). Other centromeric autoantigens include CENP-A (17 kDa), CENP-C (140 kDa) and CENP-E (312-kd) Owing to the fact that most sera containing ACA react with CENP-B, many laboratories have adopted ELISA using human recombinant CENP-B as antigen. Compared with immunofluorescence, the CENP-B ELISA sensitivity is 94% and the specificity is 93%. Adjunction of a CENP-A ELISA to the CENP-B ELISA has been proposed as an improvement. Currently, the method of choice remains indirect IFA on a HEp-2 cell substrate. Prof. J-P Tomasi (Labo Biologie Clinique, Cliniques Universitaires St Luc - UCL) Globaal rapport niet infectieuze serologie 2007/1 Datum: 26-09-2007 13/13