EUROPESE COMMISSIE Brussel, 16.9.2015 COM(2015) 456 final 2015/0206 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de door de Unie in te nemen standpunten in het krachtens de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, opgerichte subcomité Handel en duurzame ontwikkeling en Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken NL NL TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Motivering en doel van het voorstel Bijgaand voorstel is het rechtsinstrument voor het vaststellen van de standpunten van de Unie die in een krachtens een associatieovereenkomst tussen de Unie en een derde land opgericht lichaam namens haar moeten worden ingenomen. Meer specifiek heeft het betrekking op de uitvoering van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (hierna "de overeenkomst" genoemd). De associatieovereenkomst is op 27 juni 2014 ondertekend en wordt, in afwachting van ratificatie door de lidstaten, sinds 1 september 2014 voorlopig toegepast. De ondertekening van de overeenkomst namens de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten evenals de voorlopige toepassing van een aantal bepalingen hiervan is bij Besluit 2014/494/EU van de Raad van 16 juni 20141 goedgekeurd. Krachtens de overeenkomst is het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken opgericht, dat toezicht houdt op de uitvoering van titel IV (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van de overeenkomst en daarmee samenhangende kwesties beslecht. Overeenkomstig artikel 268 van de overeenkomst moet dit comité een lijst van arbiters opstellen om de goede werking van het geschillenbeslechtingsmechanisme te waarborgen. De overeenkomst voorziet tevens in de oprichting van het subcomité Handel en duurzame ontwikkeling, wat moet herbevestigen dat beide partijen bij de overeenkomst zich ertoe verbinden om te streven naar duurzame ontwikkeling en erkennen dat economische en sociale ontwikkeling en milieubescherming de nauw met elkaar samenhangende en elkaar wederzijds versterkende pijlers daarvan zijn. Artikel 243 van de overeenkomst bepaalt dat het subcomité Handel en duurzame ontwikkeling op zijn eerste bijeenkomst de lijst van personen moet goedkeuren die bereid en in staat zijn om als deskundigen op te treden in het kader van panelprocedures betreffende handel en duurzame ontwikkeling. Samenhang met bestaande beleidsbepalingen op dit beleidsgebied Met dit voorstel wordt op basis van de bovengenoemde associatieovereenkomst uitvoering gegeven aan de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie ten aanzien van een oostelijk partnerland. Het voorstel beoogt de oprichting van de nodige institutionele instrumenten, zodat de Unie en Georgië bilaterale geschillen met betrekking tot de toepassing en interpretatie van de overeenkomst efficiënt kunnen behandelen. Dit is in overeenstemming met de aanpak van de Unie inzake geschillenbeslechtingsmechanismen die werden vastgesteld of worden toegepast in het kader van vrijhandelsovereenkomsten met andere handelspartners. Het is eveneens in overeenstemming met de aanpak van de Unie inzake handel en duurzame ontwikkeling. Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie Dit voorstel is coherent met het andere externe beleid van de Unie en vult dat aan, met name het Europees nabuurschapsbeleid en het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking met betrekking tot Georgië. 1 NL PB L 261 van 30.8.2014, blz. 1. 2 NL 2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID Rechtsgrondslag De rechtsgrondslag voor de vaststelling van het door de Unie in te nemen standpunt in de krachtens de associatieovereenkomst tussen de EU en Georgië opgerichte comités is het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, in samenhang met artikel 218, lid 9. Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheid) De gemeenschappelijke handelspolitiek is krachtens artikel 3 van het VWEU een exclusieve bevoegdheid van de Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is dus niet van toepassing. Evenredigheid Dit voorstel is nodig om de in de overeenkomst met Georgië neergelegde internationale verplichtingen van de Unie na te komen. Keuze van het instrument Dit voorstel is in overeenstemming met artikel 218, lid 9, VWEU, uit hoofde waarvan de Raad besluiten vaststelt. Er bestaat geen ander rechtsinstrument dat kan worden gebruikt om de in dit voorstel uitgedrukte doelstellingen te bereiken. 3. RESULTATEN VAN EVALUATIES ACHTERAF, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN Evaluaties achteraf/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving Niet van toepassing. Raadpleging van belanghebbende partijen Niet van toepassing op dit voorstel. Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid De Commissie heeft rekening gehouden met de input die de lidstaten de voorbije jaren hebben gegeven met betrekking tot onderdanen van de Unie die geschikt en gekwalificeerd zijn om op te treden als arbiter bij uit handelsovereenkomsten van de Unie voortvloeiende geschillen. Effectbeoordeling Het voorstel heeft betrekking op de uitvoering van de institutionele aspecten van de associatieovereenkomst tussen de Unie en Georgië, en met name van titel IV over Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden. Het voorstel heeft geen invloed op het economisch, sociaal of milieubeleid van de Unie. De associatieovereenkomst wordt sinds 1 september 2014 voorlopig toegepast en de uitvoering ervan bevindt zich nog in een zeer vroeg stadium. Geschiktheid en vereenvoudiging van de regelgeving De associatieovereenkomst tussen de Unie en Georgië valt niet onder Refit-procedures; zij brengt geen kosten met zich mee voor kleine en middelgrote ondernemingen en stelt geen problemen vanuit het oogpunt van de digitale omgeving. NL 3 NL Grondrechten Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Niet van toepassing. 5. OVERIGE ELEMENTEN Uitvoeringsplannen en toezicht-, evaluatie- en rapportageregelingen De uitvoering van de associatieovereenkomst wordt regelmatig getoetst door de Associatieraad EU-Georgië. De Europese Commissie heeft er zich ook toe verbonden jaarlijks verslag uit te brengen aan het Europees Parlement over de uitvoering van titel IV (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van de overeenkomst, inclusief over de in dit voorstel opgenomen elementen. Verklarende documenten (voor richtlijnen) Niet van toepassing. Gedetailleerde toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel Het doel van het voorstel is het vaststellen van het standpunt van de Unie met betrekking tot de uitvoering van het handelsgedeelte van de associatieovereenkomst tussen de Unie en Georgië. Titel IV (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van die overeenkomst omvat hoofdstuk 14 (Beslechting van geschillen), waarin een mechanisme wordt opgezet om met handel verband houdende geschillen met betrekking tot de toepassing en interpretatie van het handelsgedeelte van de overeenkomst tussen de partijen bij de overeenkomst te beslechten. Volgens de in hoofdstuk 14 vastgestelde arbitrageprocedure kan de klagende partij verzoeken om de instelling van een arbitragepanel om een bilateraal geschil te beslechten. De regels voor de samenstelling van het panel zijn vastgesteld in artikel 268 van de overeenkomst. De overeenkomst voorziet in de opstelling van een lijst van gekwalificeerde personen die als arbiter kunnen optreden. Daarom werd met de regering van Georgië overlegd over een ontwerplijst met arbiters die bereid en geschikt zijn om in een arbitragepanel zitting te nemen; deze lijst bevat vijf kandidaat-arbiters van de Unie, vijf kandidaat-arbiters van Georgië en vijf onderdanen van derde landen die als voorzitter van een arbitragepanel kunnen optreden. De lijst zal worden gebruikt wanneer een arbitragepanel moet worden ingesteld. Titel IV (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van die overeenkomst bevat eveneens hoofdstuk 13 (Handel en duurzame ontwikkeling), dat bepaalt dat beide partijen bij de overeenkomst zich ertoe verbinden om de ontwikkeling van de internationale handel op zodanige wijze te bevorderen dat deze bijdraagt aan de doelstelling van duurzame ontwikkeling, en om erop toe te zien dat deze doelstelling wordt geïntegreerd in en tot uitdrukking komt op elk niveau van hun handelsbetrekkingen. Voor elke aangelegenheid die aan de orde komt, doen de partijen alles wat in hun vermogen ligt om de aangelegenheid door overleg op regeringsniveau op een voor beide partijen bevredigende wijze op te lossen. Indien een partij echter vindt dat de aangelegenheid tijdens het overleg op regeringsniveau niet op bevredigende wijze werd opgelost, voorziet de overeenkomst voor die partij in de mogelijkheid om te verzoeken een deskundigenpanel bijeen te roepen om de aangelegenheid te onderzoeken. Artikel 243, lid 3, van de overeenkomst bepaalt dat het subcomité Handel en NL 4 NL duurzame ontwikkeling een lijst moet opstellen van ten minste 15 personen die bereid en in staat zijn als deskundigen op te treden in het kader van panelprocedures. NL 5 NL 2015/0206 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de door de Unie in te nemen standpunten in het krachtens de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, opgerichte subcomité Handel en duurzame ontwikkeling en Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: NL (1) Artikel 431, leden 3 en 4, van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (hierna "de overeenkomst" genoemd), voorziet in de voorlopige toepassing van een deel van de overeenkomst. (2) Artikel 3 van Besluit 2014/494/EU van de Raad2 van 16 juni 2014 geeft aan welke bepalingen van de overeenkomst voorlopig moeten worden toegepast, waaronder de bepalingen betreffende de oprichting en werking van het subcomité Handel en duurzame ontwikkeling en van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, alsook betreffende handel en duurzame ontwikkeling en de beslechting van geschillen. (3) Artikel 240 van de overeenkomst bepaalt dat het subcomité Handel en duurzame ontwikkeling zijn reglement van orde moet vaststellen. (4) Artikel 243 van de overeenkomst bepaalt dat het subcomité Handel en duurzame ontwikkeling op zijn eerste bijeenkomst de lijst van personen moet goedkeuren die bereid en in staat zijn om als deskundigen op te treden in het kader van panelprocedures betreffende handel en duurzame ontwikkeling. (5) Artikel 268 van de overeenkomst bepaalt dat het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken uiterlijk zes maanden na het begin van de voorlopige toepassing van de overeenkomst een lijst moet goedkeuren van personen die als arbiter in geschillenbeslechtingsprocedures kunnen optreden. (6) Daarom dienen de standpunten van de Unie te worden bepaald met betrekking tot het reglement van orde van het subcomité Handel en duurzame ontwikkeling en tot de lijst van personen die bereid en in staat zijn om als deskundigen op te treden in het kader 2 Besluit van de Raad van 16 juni 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (PB L 261 van 30.8.2014, blz. 1). 6 NL van panelprocedures betreffende handel en duurzame ontwikkeling die door dat subcomité moeten worden goedgekeurd, en met betrekking tot de lijst van personen die als arbiter in geschillenbeslechtingsprocedures kunnen optreden die door het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken moet worden goedgekeurd, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: Artikel 1 1. Het door de Unie in te nemen standpunt in het subcomité Handel en duurzame ontwikkeling, dat is opgericht bij artikel 240 van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, met betrekking tot de goedkeuring van het reglement van orde van het subcomité Handel en duurzame ontwikkeling, en van de lijst van personen die bereid en in staat zijn om als deskundigen op te treden in het kader van panelprocedures betreffende handel en duurzame ontwikkeling, is gebaseerd op de ontwerpbesluiten van dat subcomité die bij dit besluit zijn gevoegd. 2. Kleine wijzigingen van het ontwerpbesluit kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in het subcomité Handel en duurzame ontwikkeling. Artikel 2 1. Het door de Unie in te nemen standpunt in het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, dat is opgericht bij artikel 408 van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, met betrekking tot de goedkeuring van de lijst van personen die als arbiter in geschillenbeslechtingsprocedures kunnen optreden, is gebaseerd op het ontwerpbesluit van dat comité dat bij dit besluit is gevoegd. 2. Kleine wijzigingen van het ontwerpbesluit kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken. Artikel 3 Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld. Gedaan te Brussel, Voor de Raad De voorzitter NL 7 NL