Zorgwijzer Geheugen Praktische gids over de werking van het geheugen Rudolf Ponds | Frans Verhey Hersenstichting Nederland De Hersenstichting helpt hersenaandoeningen voorkómen en genezen en wil ervoor zorgen dat patiënten een zo volwaardig mogelijk leven kunnen leiden. Colofon © 2005, 2007, 2011 Hersenstichting Nederland, Den Haag Alle rechten voorbehouden Auteurs Dr. Rudolf W.H.M. Ponds en Prof.dr. Frans R.J. Verhey Redactie Hersenstichting Nederland Vormgeving Laressa Mulder, Den Haag Fotografie Ilco Kemmere, Amsterdam Druk Drukkerij Tesink, Zutphen ISBN 90-802973-4-8 NUR 860 Dit boekje is een herziene uitgave van Geheugensteun. Praktische gids over de werking van het geheugen, ouderdomsvergeetachtigheid en dementie met tips, oefeningen, activiteiten. Deze uitgave is met de grootste zorgvuldigheid samengesteld. Noch de maker, noch de uitgever stelt zich echter aansprakelijk voor eventuele schade als gevolg van eventuele onjuistheden en/of onvolledigheden in deze uitgave. 3 Inhoudsopgave Voorwoord 5 1 7 Het probleem van vergeetachtigheid 1.1 De lotgevallen van mevrouw M. 8 1.2 Wie vindt zichzelf vergeetachtig en waarom? 10 1.3 Niet alleen vergeetachtigheid is een probleem 11 1.4 Geheugenklachten bij hersenletsel 12 1.5 Onderwerpen in dit boek 13 2 15 Het geheugen 2.1 Inleiding 16 2.2 Waar zit het geheugen? 16 2.3 Verschillende geheugens 17 2.4 Het geheugen als bibliotheek 20 2.5 Opslaan van informatie: onthouden en leren 20 2.6 Herinneren: het terugzoeken van informatie 23 2.7 Waarom vergeten mensen? 24 3 27 Ouderdomsvergeetachtigheid 3.1 Inleiding 28 3.2 Verschillen tussen mensen 28 3.3 Ouderdomsvergeetachtigheid als gevolg van veranderingen in de hersenen 29 3.4 Ouderdomsvergeetachtigheid als gevolg van psychische problemen 31 3.5 Ouderdomsvergeetachtigheid en de bibliotheek 34 4 Dementie 35 4.1 Inleiding 36 4.2 Wat is dementie? 37 4.3 Oorzaken van dementie 37 4.4 Verschillen tussen normale ouderdomsvergeetachtigheid en dementie 39 4.5 Wanneer een arts raadplegen en wat kan deze doen? 42 4.6 Dementie en de bibliotheek 44 4 | Zorgwijzer Geheugen 5 Geheugen en zelfvertrouwen 47 5.1 Inleiding 48 5.2 Begin van vergeetachtigheid 49 5.3 Vergeetachtigheid wordt een apart probleem 49 5.4 Selectief waarnemen 50 5.5 Geheugeninspanning 51 5.6 De vicieuze cirkel 53 5.7 De onzekere bibliothecaris 55 6 57 Geheugen en gezondheid 6.1 Inleiding 58 6.2 Lichamelijke gezondheid 58 6.3 Psychische gezondheid 58 6.4 Geheugenpillen 59 6.5 Extra actief blijven voor een goed geheugen? 60 7 63 Ouderdomsvergeetachtigheid: wat kunt u eraan doen? 7.1 Inleiding 64 7.2 Is door oefening een algemene geheugenverbetering mogelijk? 64 7.3 Geheugenstrategieën 65 7.4 Geheugendagboek 66 8 69 Externe geheugenstrategieën 8.1 Inleiding 70 8.2 Mensen om u heen 71 8.3 Agenda en notities 71 8.4 Vaste plekken, vaste gewoontes 73 8.5 De ‘knoop in de zakdoek’ 74 9 75 Interne geheugenstrategieën 9.1 Inleiding 76 9.2 Herhalen 76 9.3 Ordenen 76 9.4 Verbanden leggen 77 9.5 Visualiseren 78 9.6 Ezelsbruggetjes 78 10 Samenvatting 81 11 Adressen 84 Voorwoord | 5 Voorwoord In 1986 ging de Maastrichtse Geheugenpolikliniek van start. Deze polikliniek maakt deel uit van het Academisch Ziekenhuis Maastricht en was in Nederland de eerste in haar soort. De polikliniek bestaat uit een team van artsen en psychologen die zich bezighouden met de diagnostiek, behandeling en advisering van vooral oudere patiënten met geheugenproblemen. Hierbij is vaak de vraag aan de orde of de geheugenproblemen mogelijk wijzen op een begin van dementie of behoren bij normale ouderdomsvergeetachtigheid. Als medewerkers van het eerste uur hebben wij inmiddels veel patiënten onderzocht en behandeld. Regelmatig hebben we voor een ouder publiek lezingen gegeven over onderwerpen als dementie, ouderdomsvergeetachtigheid en het geheugen. Ook waren wij betrokken bij de opzet en ontwikkeling van geheugencursussen voor ouderen. Bij deze werkzaamheden vielen ons enkele zaken op. Er bestaat in elk geval een grote belangstelling bij ouderen voor het onderwerp geheugen en ouderdomsvergeetachtigheid. Daarbij blijkt dat veel ouderen zich zorgen maken over dementie. Deze bezorgdheid wordt vooral ingegeven door onvoldoende kennis over de verschillen tussen dementie en normale ouderdomsvergeetachtigheid. In het aanbod van geheugentrainingen voor ouderen viel ons telkens op dat deze er voetstoots van uitgingen dat de ouderen die zich hiervoor aanmelden ook wel een geheugentekort zouden hebben. Onze ervaring was dat dit lang niet altijd zo is. Veel ouderen bij wie in het geheel geen sprake is van een slecht geheugen, zijn vaak zo onzeker over hun geheugen dat dit alleen al voldoende is om vergeetachtigheid in de hand te werken. Ons viel verder op dat er in geheugenboeken of geheugentrainingen vrijwel geen aandacht wordt besteed aan de vele en zeer verschillende oorzaken voor geheugenproblemen op oudere leeftijd. Ten slotte viel het ons op dat de geheugenadviezen die verstrekt werden in het dagelijks leven vaak niet of nauwelijks bruikbaar zijn, omdat ze te ingewikkeld en gekunsteld zijn. Op het belang en het gemak van effectieve en relatief eenvoudige geheugensteuntjes, zoals het gebruik van een agenda, wordt daarentegen te weinig gewezen. Voor u ligt de herziene uitgave van het boek Geheugensteun, dat nu als de Zorgwijzer Geheugen door de Hersenstichting Nederland is opgenomen in de reeks Zorgwijzers. Met de publicatie van dit boek hebben we geprobeerd bovengenoemde tekortkomingen te ondervangen. Eén van de belangrijke doelen die wij voor ogen hadden, was dat de lezer met behulp van dit boek een goed inzicht zou krijgen in zijn eigen geheugen en alledaagse vergeetgedrag. Ook wilden we graag dat 6 | Zorgwijzer Vermoeidheid onterechte zorg over dementie zou kunnen worden weggenomen door een goede uitleg over wat de verschillen zijn tussen normale ouderdomsvergeetachtigheid en dementie. Tot slot wilden wij zoveel mogelijk praktische geheugentips geven waarvan wij uit ervaring weten dat ze ook werkelijk bruikbaar zijn voor verschillende en veelvoorkomende alledaagse geheugenproblemen. Wij hopen dat we in deze opzet geslaagd zijn. Rudolf Ponds Frans Verhey Inleiding | 7 1 Het probleem van vergeetachtigheid 8 | Zorgwijzer Geheugen 1.1 De lotgevallen van mevrouw M. Veel mensen vinden zichzelf vergeetachtig. Vooral ouderen merken dat ze sneller dingen vergeten in vergelijking met vroeger. Dat is niet alleen hinderlijk, maar leidt ook dikwijls tot bezorgdheid. Maar al te vaak is men bang dat de vergeetachtigheid een voorbode is van dementie. Op de Maastrichtse Geheugenpolikliniek zien we regelmatig patiënten met uitgesproken geheugenklachten, die we na uitgebreid onderzoek kunnen geruststellen. Hun angst voor dementie blijkt gelukkig ongegrond. De volgende beschrijving van de lotgevallen van mevrouw M. is hiervan een goed voorbeeld. Mogelijk zult u een deel van haar problemen bij uzelf herkennen. Mevrouw M. is een vrouw van zestig die via haar neuroloog naar de geheugenpolikliniek wordt verwezen in verband met geheugenklachten. Ze vertelt dat ze al ruim vijf jaar lang merkt dat haar geheugen geleidelijk achteruitgaat. De laatste twee jaar zijn de klachten voor haar gevoel fors toegenomen. Ook vindt ze dat ze zich moeilijk kan concentreren. Voorheen onthield ze met het grootste gemak de namen van alle vroegere klanten uit de zaak van haar man. Maar de laatste tijd betrapt ze zichzelf erop dat ze die soms niet meer zo snel weet. Onlangs las ze een boek uit de bibliotheek en bemerkte pas na enkele bladzijden dat ze dit boek al eerder had gelezen. Ze was hiervan erg geschrokken. Haar zoon studeert aan de universiteit van Utrecht. Hij heeft haar al tweemaal moeten uitleggen hoe zijn studie in elkaar zit. En zo weet ze nog vele voorbeelden van vergeetachtigheid te noemen: ze kan thuis soms spullen niet terugvinden, is een keer een afspraak vergeten en voor haar gevoel moet ze ook steeds vaker naar woorden zoeken. ’s Nachts ligt ze vaak te piekeren in bed. De moeder van haar man is de laatste jaren opgenomen in een verpleeghuis omdat ze dement is geworden. Mevrouw M. weet zich te herinneren dat deze dementie ook begon met vergeetachtigheid en vooral met het niet meer onthouden van namen. Ze is bang dat zij ook dement wordt, maar durft daar met niemand over te praten. Iedere keer als mevrouw M. zichzelf erop betrapt dat ze iets is vergeten, raakt ze in paniek. Er was laatst een programma op de televisie over dementie, maar daar had ze niet naar durven kijken. Ze schaamt zich meer en meer voor haar slechte geheugen en voelt zich niet op haar gemak in het bijzijn van andere mensen omdat ze steeds bang is dat ze fouten zal maken. Toch is ze sociaal nog wel actief. Ze heeft veel kennissen en familie waar ze regelmatig op bezoek gaat. Ook zit ze in het bestuur van een vrouwenvereniging in het dorp waar ze woont. Ze is verder goed gezond. Wel was ze, toen ze vijftig was, een keer hard op haar Hoofdstuk 1 | Het probleem van vergeetachtigheid| 9 hoofd gevallen, omdat ze was uitgegleden op een besneeuwde stoep. Ze was toen enkele minuten weggeweest. Ze had na de val enkele dagen hoofdpijn gehad, maar was verder goed hersteld. Het was niet zo dat ze sindsdien geheugenproblemen had. Die begonnen pas enkele jaren later. Als wij haar onderzoeken op de geheugenpolikliniek, blijkt er gelukkig weinig aan de hand. Op de geheugentests die we haar voorleggen, presteert ze over het algemeen goed. Wanneer de prestaties minder goed zijn, komt dit vooral door haar nervositeit. Zelf is ze ervan overtuigd dat ze op de meeste geheugentests wel slecht zal hebben gepresteerd. We vertellen haar dat er sprake is van normale ouderdomsvergeetachtigheid en dat we geen enkele aanwijzing hebben om te denken dat haar vergeetachtigheid wijst op een begin van dementie. Doordat ze echter zo bezorgd is geweest, is ze eigenlijk te veel gaan letten op haar geheugen. Hoewel ze aanvankelijk gerustgesteld is door onze conclusies, komt ze twee jaar later weer op de geheugenpolikliniek terug, nu op verwijzing van haar huisarts. Ze vertelt dat haar vergeetachtigheid verder is toegenomen en dat ook haar angst voor dementie nog steeds aanwezig is. Die is nog eens versterkt, doordat er bij haar broer dementie is vastgesteld. Hiervan is ze erg geschrokken, ook omdat ze meent dat dementie wel erfelijk zal zijn en zij dus ook dement zal worden. In tegenstelling tot twee jaar tevoren is ze nu wel veel minder sociaal actief. Ze ziet steeds minder mensen. Ook overweegt ze om te stoppen met haar bestuurswerkzaamheden voor de vrouwenvereniging. Ze was met name actief in het organiseren van verschillende activiteiten voor de vereniging, bijvoorbeeld het jaarlijkse dagje uit. Iedereen vindt dat ze dat erg goed kan en tot dusver was het ook altijd goed gegaan. Toch wil ze nu maar stoppen om, zoals ze dat zelf zegt, ‘de fouten maar voor te zijn’. Opnieuw wordt ze uitgebreid door ons onderzocht en getest. Op de geheugentests presteert ze tot haar eigen grote verrassing nog beter dan twee jaar geleden. Dit sluit zeker uit dat er sprake zou kunnen zijn van dementie. In dat geval zouden de geheugenprestaties flink moeten zijn afgenomen. We nemen nu meer tijd om haar nogmaals uit te leggen wat er aan de hand is. Haar vergeetachtigheid is iets dat bij de leeftijd hoort, maar geenszins wijst op dementie. Doordat ze alleen maar let op de dingen die ze vergeet, groeit bij haar het gevoel dat haar vergeetachtigheid snel toeneemt. Het feit dat haar broer dement is geworden, versterkt haar overtuiging dat ze ook dement wordt. Dat dementie maar in zeer geringe mate erfelijk is, wist ze niet. Doordat ze zich schaamt voor haar vergeetachtigheid, is ze steeds onzekerder geworden. 10 | Zorgwijzer Geheugen Juist door deze onzekerheid is de kans op het maken van fouten alleen maar toegenomen. We hebben haar gevraagd ook eens met leeftijdgenoten te praten over vergeetachtigheid. Tot haar verrassing vinden veel van hen zichzelf ook vergeetachtig en een aantal heeft toegegeven dat ze vaak bezorgd zijn over dementie. Gek genoeg zijn dit juist de mensen waar ze zelf nooit iets aan gemerkt heeft. Van een aantal van hen was het haar zelfs opgevallen dat ze altijd zo’n goed geheugen hebben! Mevrouw M. heeft sindsdien meer oog gekregen voor wat ze wel kan onthouden en dat blijkt nog veel te zijn. Haar angst voor dementie is gelukkig verdwenen. Nu ze zich wat meer op haar gemak voelt en wat minder onzeker is, heeft ze ook het idee dat ze minder vergeetachtig is. Een van de dingen die opvallen in bovenstaande beschrijving, is dat mevrouw M. zichzelf niet alleen erg vergeetachtig vindt, maar blijkbaar ook denkt dat ze hierin alleen staat. Totdat ze hierover met leeftijdgenoten spreekt: ze is bepaald niet de enige met dit probleem. 1.2 Wie vindt zichzelf vergeetachtig en waarom? Aan de Universiteit van Maastricht hebben onderzoekers medio 1995 aan ongeveer 2000 mensen in de leeftijd van 25 tot 85 jaar gevraagd of men zichzelf vergeetachtig vond. Deze mensen vormden samen een goede doorsnede van de Nederlandse bevolking. In de figuur staan de antwoorden op de eenvoudige vraag: ‘Vindt u zichzelf vergeetachtig?’ Men kon antwoorden met ja of nee. Vindt u zichzelf vergeetachtig? 100 90 80 70 60 50 40 30 20 nee 10 ja 0 25 - 35 jaar 40 - 50 jaar 55 - 65 jaar Figuur 1: frequentie van vergeetachtigheid 70 - 85 jaar Hoofdstuk 1 | Het probleem van vergeetachtigheid | 11 Iets meer dan de helft (52 procent) van de mensen in de leeftijd van 70 tot 86 jaar vindt zichzelf vergeetachtig. Bij mensen van 50 tot 69 jaar is dit 42 procent. Bijna de helft van de mensen ouder dan 50 jaar vindt zichzelf dus vergeetachtig en dat is wat de onderzoekers ook wel hadden verwacht. Maar wat vooral opviel, was dat ongeveer een derde van alle mensen tussen de 25 en 50 jaar zichzelf ook vergeetachtig vindt. Uit het onderzoek bleek dat de vergeetachtigheid voor de meeste mensen niet een echt groot probleem was. Het merendeel van de mensen, jong en oud, ondervond maar weinig hinder van hun vergeetachtigheid. Ook maakten de meesten zich er weinig of geen zorgen over. Ongeveer een op de tien mensen die zichzelf als vergeetachtig omschreven, ondervond hiervan echter zeer veel hinder en wel zodanig, dat hierdoor het alledaagse functioneren werd bemoeilijkt. Diezelfde mensen waren ook bezorgd of zelfs zeer bezorgd over hun vergeetachtigheid. En opvallend was weer dat dit niet alleen voor oudere mensen gold, maar eveneens voor de relatief jonge mensen van 25 tot 50 jaar die zichzelf vergeetachtig vonden. Aan de mensen die zichzelf vergeetachtig vonden, werd ook gevraagd wat men dacht dat de mogelijke oorzaak was voor hun vergeetachtigheid. Een kwart van alle vergeetachtige mensen kon geen oorzaak bedenken. Van de mensen boven de 50 jaar noemde bijna de helft hun leeftijd ofwel het ouder worden als belangrijkste oorzaak. Mensen jonger dan 50 jaar noemden vooral spanningen, emotionele problemen, slechte concentratie en onvoldoende interesse als belangrijkste oorzaken. Slechts weinig ouderen noemden spanningen en emotionele problemen als mogelijke oorzaak voor hun vergeetachtigheid, terwijl dit ook bij het ouder worden vaak belangrijke oorzaken zijn voor de alledaagse vergeetachtigheid. Samenvattend: vergeetachtigheid is een veelvoorkomend probleem bij zowel jonge als oude mensen, al komt het bij oudere mensen vaker voor. Gelukkig vormt de vergeetachtigheid maar voor een relatief klein deel van de mensen ook echt een probleem, in die zin dat hierdoor het normale dagelijkse functioneren wordt verstoord of dat men zich er veel zorgen over maakt. Oudere mensen schrijven hun vergeetachtigheid vaak toe aan de leeftijd, jongere mensen vaak aan spanningen en emotionele problemen. Maar de belangrijkste en misschien ook geruststellende boodschap moet zijn dat wanneer u zichzelf vergeetachtig vindt, u dit probleem deelt met vele anderen. 1.3 Niet alleen vergeetachtigheid is een probleem Het is de mening van veel mensen dat met het ouder worden het geheugen slechter wordt. Maar in de beleving van mensen gaat niet alleen het geheugen achteruit. Uit onderzoek blijkt dat met name oudere mensen ook merken dat het denken ‘trager’ lijkt te worden. Men heeft het gevoel minder snel te kunnen reageren op 12 | Zorgwijzer Geheugen iets wat zich voordoet (zoals in het verkeer) en gesprekken lijken soms te snel te gaan. Ook vinden mensen vaak dat ze zich minder lang op iets kunnen concentreren en vaker een pauze moeten inlassen als ze bijvoorbeeld de krant of een boek lezen. Ook merken oudere mensen vaak dat ze sneller zijn afgeleid, vooral in een drukke omgeving, zoals in een winkel of bij veel visite. Wanneer mensen echter een lijst wordt voorgelegd met voorbeelden van veelvoorkomende alledaagse vergissingen die met ons denken te maken hebben, dan worden de vergissingen van het geheugen het vaakst genoemd. Voorbeelden van dergelijke vergissingen zijn dan niet alleen het vergeten van een naam of een afspraak, maar bijvoorbeeld ook dingen over het hoofd zien, dagdromen, niet opletten, links en rechts verwarren, verkeerde spullen weggooien of per ongeluk iets zeggen tegen iemand wat je al snel betreurt. Dat met name geheugenproblemen worden genoemd, is niet verwonderlijk. Op die momenten is immers duidelijk merkbaar dat er iets fout is gegaan. Verminderde concentratie daarentegen is minder direct ‘voelbaar’ of merkbaar. Uit die lijst met alledaagse vergissingen van met name het geheugen komt overigens telkens dezelfde ‘top-vijf’ van geheugenklachten naar voren, ongeacht de leeftijd van de mensen. Deze ‘top-vijf’ van meest genoemde geheugenproblemen bestaat achtereenvolgens uit (1) het niet op namen kunnen komen, (2) het niet op woorden kunnen komen terwijl het op het puntje van je tong ligt, (3) dingen vergeten te doen die je je had voorgenomen, (4) spullen kwijtraken of slechts met moeite kunnen terugvinden en ten slotte (5) iets vergeten wat je kortgeleden gelezen of gehoord hebt. 1.4 Geheugenklachten bij hersenletsel Mensen met hersenletsel, door welke oorzaak ook, hebben vrijwel altijd klachten over hun geheugen. De oorzaken kunnen velerlei zijn. De meest voorkomende zijn een val of klap op het hoofd (hersentrauma) of problemen met de bloedvoorziening in de hersenen (beroerte: een afsluiting of scheuring van een bloedvat in de hersenen). Veel gebieden in de hersenen spelen een rol bij het geheugen. De kans dat bij hersenletsel ook geheugenstoornissen optreden, is daarom heel groot. Hoe ernstig de geheugenstoornissen zijn, is afhankelijk van de omvang en plaats van het letsel. Soms zijn de geheugenstoornissen zo ernstig, dat de getroffen persoon niet meer in staat is om zelfs de eenvoudigste dingen te leren of voor zichzelf te zorgen. Hij of zij is dan altijd aangewezen op de hulp van anderen of van een uitgebreide agenda. Anders ligt dat bij licht hersenletsel waarbij de geheugenstoornissen beperkt zijn en waarbij, met een goede aanpak, de gevolgen voor het alledaagse leven niet zo groot hoeven te zijn. Toch pakt dit soms anders uit en zien we dat mensen met een lichte geheugenstoornis toch enorm veel problemen hebben met Hoofdstuk 1 | Het probleem van vergeetachtigheid | 13 hun alledaagse geheugen. Deze geheugenproblemen zijn in de tijd vaak alleen maar erger geworden, terwijl je zou verwachten dat door verder herstel van de hersenen deze geheugenproblemen juist zouden moeten afnemen. Vaak is er dan meer aan de hand. Mensen schamen zich bijvoorbeeld voor hun vergeetachtigheid en raken verkrampt en nerveus als hun geheugen wordt ‘aangesproken’. Ze gaan sterk op hun geheugenmissers letten. Vaak leidt dit ertoe dat in de beleving het geheugen volstrekt onbetrouwbaar is geworden en als een grote gatenkaas wordt ervaren. Ook is het deze mensen vaak niet gelukt eenvoudige en passende oplossingen te vinden voor de alledaagse problemen van het geheugen, zoals het consequent vaker dingen opschrijven. Men heeft, kortom, geen goede geheugenstrategieën ontwikkeld. Een zekere vergelijking met ouderdomsvergeetachtigheid is dan te maken. Zoals u in dit boek herhaaldelijk zult lezen, blijkt dat veel ouderen hun geheugen als veel slechter ervaren dan dat deze in werkelijkheid is. Ook dan wordt alleen met onrust gereageerd op vergeetmomenten en worden geen goede oplossingen meer bedacht. Door deze overeenkomsten kan een deel van de informatie uit dit boek over ouderdomsvergeetachtigheid ook bruikbaar zijn voor mensen met hersenletsel en geheugenproblemen. De geheugenstrategieën die aangereikt worden, zijn bruikbaar voor mensen met ouderdomsvergeetachtigheid en voor mensen met lichte geheugenstoornissen als gevolg van hersenletsel. 1.5 Onderwerpen in dit boek Wanneer we vaststellen dat met het ouder worden het geheugen minder goed werkt, is de volgende vraag waardoor dit komt. In dit boek zullen we proberen een antwoord te geven op deze belangrijke vraag. Deze is overigens niet zo eenvoudig te beantwoorden. Alledaagse vergeetachtigheid op oudere leeftijd kan namelijk vele oorzaken hebben. Een van de oorzaken heeft te maken met veranderingen die optreden in de hersenen bij het ouder worden, waardoor het onthouden en het herinneren wordt bemoeilijkt. Kort samengevat heeft dit te maken met wat we nu gemakshalve ‘slijtage’ van de hersenen zullen noemen. Zoals ook de gewrichten met het ouder worden wat meer zijn versleten waardoor je wat minder snel loopt dan op jonge leeftijd, zijn ook de hersenen aan slijtage onderhevig met als gevolg dat ze wat minder snel en foutloos werken. De kans dat u vaker dingen vergeet, neemt daardoor toe. Om deze veranderingen in het ouder wordende geheugen te kunnen bespreken, zullen we in het volgende hoofdstuk eerst ingaan op hoe het geheugen werkt. Veranderingen in de hersenen zijn echter niet de enige oorzaak voor vergeetachtigheid op oudere leeftijd. Uit onderzoek blijkt dat sommige oudere mensen die het heel goed doen op geheugentests, toch veel geheugenklachten kunnen hebben. 14 | Zorgwijzer Geheugen Ook het omgekeerde komt voor: mensen scoren slecht in geheugentests, maar hebben toch geen klachten over hun alledaagse geheugen. Vergeetachtigheid is dus niet altijd alleen het gevolg van een slecht geheugen, zoals dat met geheugentests wordt gemeten. Vaak blijkt dat de oorzaak van de vergeetachtigheid dan gezocht moet worden in het verlies aan zelfvertrouwen in het eigen geheugen. Hoe vaak hoor je mensen niet zeggen: ‘Dat vergeet ik vast!’ Als u dit maar vaak genoeg tegen u zelf zegt, zult u inderdaad veel vergeten. De vraag of u wel of niet een goed geheugen heeft, heeft dan niet meer te maken met wat u nog kunt, maar vooral met wat u zelf denkt dat u kunt. Dit verlies aan zelfvertrouwen is daarom ook een belangrijk onderwerp in dit boek. Uit onderzoek en eigen ervaring weten we dat onzekerheid over het eigen geheugen mede wordt veroorzaakt door de angst die veel oudere mensen hebben voor dementie. Maar al te vaak denken ze dat hun alledaagse vergeetachtigheid de voorbode is van dementie. In de meeste gevallen is dit onterecht, maar soms helaas niet. Dementie is een ziekte en verschilt wezenlijk van wat normale ouderdomsvergeetachtigheid wordt genoemd. Toch blijken veel mensen onvoldoende op de hoogte van deze verschillen, wat dan vaak de bron is van veel ongerustheid. Daarom besteden we ruim aandacht aan wat dementie is en vooral aan het verschil tussen dementie en normale ouderdomsvergeetachtigheid. We stelden al eerder dat oudere mensen hun vergeetachtigheid vaak toeschrijven aan de leeftijd, ofwel het ouder worden. Jongere mensen daarentegen schrijven hun vergeetachtigheid vaak toe aan spanningen, drukte en psychische of emotionele problemen. Toch zijn die laatste verschijnselen ook bij ouderen vaak een belangrijke oorzaak van vergeetachtigheid. Daarbij gaat het met name over depressieve klachten. Ook daaraan wordt in dit boek ruim aandacht besteed. Ook zullen we spreken over de vraag in hoeverre de lichamelijke gezondheid een rol speelt bij het geheugen en of er werkzame medicijnen tegen vergeetachtigheid bestaan. Aan het eind van het boek zullen we ingaan op de vraag hoe het probleem van ouderdomsvergeetachtigheid zo goed mogelijk kan worden tegengegaan of ondervangen. We zullen ons daarbij richten op geheugentips en geheugensteuntjes die in de praktijk niet alleen makkelijk kunnen worden toegepast, maar waarvan ook bekend is dat ze echt helpen. 2 Het geheugen 16 | Zorgwijzer Geheugen 2.1 Inleiding Als u geen geheugen had, zou u nog maar heel weinig kunnen. Allerlei vanzelfsprekende activiteiten, zoals schrijven, rekenen of een vakantie voorbereiden, zouden zonder uw geheugen niet mogelijk zijn. Ook zou u bijvoorbeeld de krant niet kunnen lezen, omdat u zonder geheugen de betekenis van de woorden niet kent. U zou de mensen om u heen niet herkennen, omdat u ze telkens voor de eerste keer ziet. Zonder geheugen zou u leven van moment tot moment, zonder verleden én toekomst. Alles wat u zou zien, horen of doen, zou altijd volledig nieuw voor u zijn. Zonder geheugen zou u niet meer weten wie u bent. Gelukkig heeft u een geheugen dat ervoor zorgt dat alles wat u weet, geleerd en ervaren heeft, niet zomaar verloren gaat. Het geheugen kan het beste worden omschreven als het vermogen om allerlei soorten informatie op te slaan en weer terug te halen als dat nodig is. U zou het kunnen vergelijken met een enorme bibliotheek waar pakketjes informatie (boekjes) supersnel en overzichtelijk worden opgeborgen en weer kunnen worden opgezocht. Deze bibliotheek is enorm groot; de hoeveelheid kennis en informatie die u kunt onthouden, lijkt onbeperkt. Toch onthoudt u niet alles: u onthoudt de ‘grote lijn in uw leven’ waarbij belangrijke of emotionele gebeurtenissen meer gedetailleerd en beter lijken opgeslagen. Ook kunt u niet altijd alles terugvinden in uw geheugen op het moment dat u dat zou willen. Soms is een naam u ontschoten, bent u een boodschap vergeten, komt u niet op een woord, of vergeet u een afspraak. Het geheugen is zeker niet perfect, maar maakt voortdurend fouten en vergissingen en laat u maar al te vaak en ongevraagd in de steek. In dit hoofdstuk zal achtereenvolgens worden besproken waar het geheugen zit, de verschillende soorten geheugens (zintuiglijk geheugen, kortetermijngeheugen en het langetermijngeheugen) en het onderscheid dat moet worden gemaakt in het opslaan van informatie in het geheugen en het weer opdiepen ervan uit het geheugen. 2.2 Waar zit het geheugen? Het geheugen bevindt zich in de hersenen. De menselijke hersenen bestaan uit maar liefst 100 miljard zenuwcellen, een aantal waar men zich amper een voorstelling van kan maken. Er heeft lang discussie bestaan over de vraag waar het geheugen precies zit in de hersenen. Een tijdlang hebben onderzoekers gedacht dat het geheugen eigenlijk overal in de hersenen zat. Dit idee was gebaseerd op onderzoek met ratten die de weg moesten leren vinden in een doolhof. Onderzoekers vonden dat wanneer ze een deel van de hersenen kapotmaakten bij de ratten, deze veel meer tijd nodig hadden om de weg door het doolhof te vinden. En het leek niet uit te maken welk deel van de hersenen werd beschadigd. Wel vonden ze dat naarmate er meer gebieden van de hersenen beschadigd werden, het voor de ratten moeilijker werd om de weg te vinden. Hoofdstuk 2 | Het geheugen | 17 Later kwamen onderzoekers weer tot hele andere conclusies. Zo vond men dat patiënten bij wie bepaalde kleine kernen diep in de hersenen werden weggenomen, geen enkele gebeurtenis meer konden onthouden. Alles van vóór de operatie (zoals de eigen jeugdjaren) wist men zich te herinneren, maar men kon niets nieuws meer leren of onthouden. Het geheugen, althans het vermogen iets nieuws te leren, kon dus blijkbaar wel worden toegeschreven aan specifieke delen van de hersenen. Ook bij andere hersenoperaties werd iets merkwaardigs gevonden. Wanneer men tijdens een operatie waarbij de hersenen blootlagen, mensen liet bijkomen en vervolgens specifieke plekken op de buitenkant van de hersenen prikkelde met zwakke elektrische stroompjes, dan kregen patiënten soms zeer levendige herinneringen aan momenten uit hun jeugd of ze hoorden flarden van liedjes. Hier leek men dus de opslagplaats van het geheugen te hebben gevonden. Zoals zo vaak bleek uiteindelijk de waarheid in het midden te liggen. Het geheugen ligt niet ergens afgeschermd op één plek in de hersenen. Bij het geheugen zijn zeer veel gebieden en kernen van de hersenen betrokken, elk met hun eigen specifieke functie, zoals het leren van nieuwe informatie, het ophalen van oude kennis of het herkennen van gezichten. Dat is ook de reden dat mensen met een hersenletsel vrijwel altijd geheugenproblemen krijgen; de kans dat gebieden worden getroffen die met het geheugen te maken hebben, is immers groot. 2.3 Verschillende geheugens Binnen het geheugen wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen het zintuiglijke geheugen, het kortetermijngeheugen en het langetermijngeheugen. informatie zintuiglijk kortetermijn- langetermijn- geheugen geheugen geheugen Figuur 2: schema van de drie geheugens declaratief procedureel U episodisch U semantisch U vaardigheden U automatismen 18 | Zorgwijzer Geheugen Zintuiglijk geheugen Alles wat mensen horen en zien, komt allereerst binnen in het zogeheten zintuiglijke geheugen. Al deze informatie wordt hier heel kort vastgehouden, voor slechts enkele delen van een seconde. Toch wordt in deze korte tijdsspanne de informatie al enigszins geselecteerd. Wat op dat moment belangrijk is, wordt doorgegeven aan het kortetermijngeheugen. Hierdoor is het bijvoorbeeld mogelijk dat u op een druk feest een gesprek kunt voeren met iemand. Alle achtergrondgeluiden, zoals muziek of de stemmen van andere personen, worden min of meer weggefilterd in dit zintuiglijke geheugen, zodat u alleen of overwegend de stem hoort van degene met wie u spreekt. Toch is dit geheugen nog zeer oplettend. Wanneer enkele meters van u vandaan uw naam wordt genoemd, dan zal dit toch onmiddellijk uw aandacht trekken, een fenomeen dat de meesten van ons wel kennen. Kortetermijngeheugen Via het zintuiglijke geheugen komt informatie in het kortetermijngeheugen, waar het hoogstens enkele minuten kan worden vastgehouden of opgeslagen. Gedurende deze tijdelijke opslag wordt bepaald wat er met de informatie moet gebeuren. Achtereenvolgens wordt bekeken wat voor soort informatie het is (herkenning), welk deel van de informatie er moet worden opgeslagen in het langetermijngeheugen (selectie) en op welke wijze dat het best kan gebeuren (organisatie). In dit kortetermijngeheugen gebeurt niet alleen de passieve opslag, maar vindt ook een actieve bewerking van de binnengekomen informatie plaats. Daarom wordt het kortetermijngeheugen ook wel werkgeheugen genoemd. De hoeveelheid informatie die in het werkgeheugen ‘past’ is maar beperkt. Wanneer de aandacht binnen het kortetermijngeheugen verschuift naar nieuwe informatie, dan gaat de oude informatie verloren, tenzij deze inmiddels is doorgegeven aan het langetermijngeheugen. Het kortetermijngeheugen is zeer belangrijk voor het dagelijkse leven. Het speelt bijvoorbeeld een rol bij het begrijpen van spraak, bij het lezen en bij hoofdrekenen. Als u bijvoorbeeld iemand wilt begrijpen die tegen u spreekt, dan zult u altijd het begin van de zin moeten vasthouden om de gehele zin te begrijpen. Alleen zo heeft het geheugen voldoende tijd om de betekenis van de gesproken woorden te onthouden. Een alledaags voorbeeld kan verder illustreren hoe het kortetermijngeheugen werkt. Stel, u zoekt een telefoonnummer van een bloemist op in het telefoonboek, omdat u bij iemand een bos bloemen wilt laten bezorgen. Omdat u dit niet elke dag doet, is het verder niet van belang dit nummer te onthouden. Als u het nummer hebt opgezocht in het telefoonboek (bijvoorbeeld 235235), dan wordt dit vastgehouden in het kortetermijngeheugen. U draait vervolgens het nummer. Zodra u het laatste cijfer Hoofdstuk 2 | Het geheugen | 19 hebt ingetoetst op uw toestel, is het nummer verder niet meer van belang en wordt het uit het kortetermijngeheugen weggegooid (selectie) en is niet meer beschikbaar. Dat het nummer inderdaad direct wordt weggegooid, merkt u als het nummer in gesprek is. U moet het dan weer opzoeken als u het opnieuw wilt intoetsen. Iets heel anders gebeurt er als u het nummer wel wilt onthouden, omdat het bijvoorbeeld het nieuwe nummer is van een familielid of vriend die vaak zal worden gebeld. Veel mensen zoeken dan een systeem of een ezelsbruggetje bij het nummer (organisatie). Dit kan van alles zijn. Zo zou u kunnen zoeken naar een bepaalde regelmaat of logische regel in het nummer. Het nummer 235235 zou bijvoorbeeld onthouden kunnen worden als ‘2 plus 3 is 5 en dat 2 keer’. Doordat er nu extra aandacht is besteed aan het nummer en er ook gezocht is naar een zekere organisatie in het nummer, is de kans groot dat het blijvend in het langetermijngeheugen wordt opgeslagen. Langetermijngeheugen Vanuit het kortetermijngeheugen wordt een deel van de informatie, na te zijn bewerkt, doorgesluisd naar het langetermijngeheugen, waar het in principe voor de rest van het leven opgeslagen kan blijven. In tegenstelling tot het kortetermijngeheugen, is de hoeveelheid informatie die het langetermijngeheugen kan bevatten, onbeperkt. Het langetermijngeheugen kan niet vol raken. Binnen het langetermijngeheugen wordt een onderscheid gemaakt in het declaratieve geheugen en het procedurele geheugen. Het declaratieve geheugen bevat alle bewust toegankelijke (feiten)kennis. Dat is kennis waarvan men zich een voorstelling kan maken en waarover men kan spreken. Het declaratieve of expliciete geheugen wordt verder weer onderscheiden in het semantische en episodische geheugen. Het semantische geheugen bevat de algemene kennis van de wereld. Dit is kennis die niet aan tijd en plaats is gebonden, bijvoorbeeld de kennis over de hoofdsteden van landen of provincies, het kennen van de onderdelen van een fiets, woordenkennis, rekentafels of spellingregels. Dergelijke kennis is ‘onpersoonlijk’ en wordt in belangrijke mate gedeeld met anderen. Het episodische geheugen daarentegen bevat juist unieke ‘persoonlijke’ informatie en is aan tijd en plaats gebonden. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen uw herinnering aan het ontbijt van vanochtend, aan uw activiteiten van gisteren of de herinnering aan de brief die u vorige week aan een vriend hebt geschreven. Zo is de kennis dat Parijs de hoofdstad is van Frankrijk afkomstig uit uw semantische geheugen; de herinnering aan uw eerste bezoek aan Parijs is daarentegen afkomstig uit het episodische geheugen. De laatste jaren wordt binnen het episodische geheugen vaker nog een aparte plaats ingeruimd voor het zogeheten prospectieve geheugen: het geheugen voor plannen, voornemens en afspraken, kortom, het geheugen voor de dingen die u in de naaste toekomst nog moet doen. 20 | Zorgwijzer Geheugen Het procedurele geheugen bevat kennis die men zich nauwelijks bewust kan maken en dus ook niet kan verwoorden. Het gaat hierbij om allerlei opgeslagen vaardigheden en automatismen. Een goed voorbeeld is fietsen; dat kunnen mensen goed, zonder dat ze in staat zijn in woorden te beschrijven hoe ze dat doen. 2.4 Het geheugen als bibliotheek Het geheugen is vaak vergeleken met een bibliotheek. Hoewel deze vergelijking niet helemaal opgaat, kan hiermee de uitleg over het korte- en langetermijngeheugen goed worden toegelicht. De vergelijking met een bibliotheek is bovendien goed bruikbaar als we in de volgende hoofdstukken zullen spreken over dementie en de verschillende oorzaken van ouderdomsvergeetachtigheid. Als we het geheugen vergelijken met een bibliotheek, kan het kortetermijngeheugen of werkgeheugen het beste vergeleken worden met de werkzaamheden van een bibliothecaris, terwijl de boekenplanken in de bibliotheek model kunnen staan voor het langetermijngeheugen. Als er een nieuw boek op zijn bureau wordt gelegd, probeert de bibliothecaris eerst te herkennen wat voor soort boek het is (bijvoorbeeld een Engelstalig boek over vogelsoorten). Vervolgens gaat hij selecteren: is het boek van belang voor de bibliotheek? Wil men in deze bibliotheek bijvoorbeeld uitsluitend Nederlandstalige boeken, dan kan het boek weg; zo niet dan kan de bibliothecaris gaan nadenken hoe het boek het beste kan worden opgeslagen en gecatalogiseerd in de bibliotheek. Hij zal proberen het boek op te bergen volgens het bestaande systeem van de bibliotheek (organisatie). Is het boek vervolgens van de nodige etiketten voorzien en in het systeem beschreven, dan kan het op een van de boekenplanken (het langetermijngeheugen) worden gezet. Later kan het dan gemakkelijk weer worden teruggevonden. De beschreven activiteiten van de bibliothecaris vergen de nodige tijd. In het echte geheugen worden dergelijke activiteiten razendsnel uitgevoerd, het gaat hierbij letterlijk om duizendsten van seconden. 2.5 Opslaan van informatie: onthouden en leren Wat betreft de werking van het geheugen, kan een onderscheid worden gemaakt tussen het onthouden of opslaan van nieuwe informatie in het geheugen en het herinneren of terugvinden van oude informatie uit het geheugen. Mensen nemen voortdurend nieuwe informatie in zich op: nieuwe gezichten, namen, het nieuws van het journaal, een telefoongesprek. Veel van deze informatie onthouden ze zonder dat ze daar schijnbaar moeite voor doen. Je kunt spreken van passief onthouden of leren. Soms proberen ze juist heel bewust iets te onthouden, zoals het leren van de rekentafels vroeger op school. Bij dit doelgericht en aandachtig informatie opnemen, kun je spreken van actief leren of onthouden. De meeste kennis in het geheugen heb je op een passieve manier geleerd en opgeslagen. Hoofdstuk 2 | Het geheugen | 21 Om iets te onthouden, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Voorwaarden om goed te onthouden • aandacht en tijd • verbanden leggen • informatie ordenen • beelden vormen Figuur 3: voorwaarden om goed te onthouden Aandacht en tijd. Twee belangrijke voorwaarden om iets goed te onthouden, zijn dat u er aandacht en tijd aan besteedt. Ergens de aandacht op richten, betekent meestal dat er ook iets met die informatie wordt gedaan. Ze wordt op de een of andere manier bewerkt, zoals het zoeken naar een regelmaat in een telefoonnummer. Informatie waar veel aandacht aan is gegeven, of gebeurtenissen die veel aandacht hebben getrokken, worden vaak goed opgeslagen in het geheugen. Iedereen kan nog de rekentafels opdreunen, omdat daar vroeger op school zoveel aandacht en tijd aan is besteed. Men spreekt wel van ‘overleerde’ informatie. Ook kunnen de meeste oudere mensen zich nog heel goed de moord op president John F. Kennedy herinneren. Dit was een zeer belangrijke en emotionele gebeurtenis, die destijds bij velen lang en intens in de aandacht heeft gestaan. Informatie waar u geen aandacht aan besteedt, zult u in de regel niet goed onthouden. Een goed voorbeeld is de kennis van de euro. Wanneer u nu zou proberen te tekenen wat er op de beide zijden van de Nederlandse euro staat, zult u wellicht verbaasd zijn hoeveel moeite dat nog kost. Niettemin hebt u duizenden malen zo’n euro in uw hand gehad. Toch weet u niet goed wat erop staat, omdat u er zelden echt aandacht aan hebt besteed. Ook het vergeten van namen is vaak een aandachtsprobleem. Wanneer iemand zich aan u voorstelt, luistert u vaak niet echt goed naar de naam, omdat u afgeleid bent door de kleding, iets opvallends opmerkt in het gezicht, u zich afvraagt wie de partner is, enzovoort. Het is dan niet verwonderlijk dat de naam niet echt wordt opgeslagen in het geheugen. Meer tijd aan iets besteden, betekent vaak ook meer aandacht aan iets geven. Op de basisschool werd veel tijd besteed aan belangrijke leerstof, zoals de al genoemde rekentafels. Elke dag werden de rekentafels weer herhaald. In het algemeen geldt dat niet alleen de hoeveelheid tijd belangrijk is, maar ook de manier waarop deze tijd wordt verdeeld om iets te leren. Het is beter en effectiever om het leren van iets over verschillende dagen te spreiden, in plaats van alles op één dag in het geheugen proberen te stampen. 22 | Zorgwijzer Geheugen Verbanden leggen. Voor het goed onthouden is, naast aandacht en tijd, het aanbrengen van verbanden tussen hetgeen u wilt onthouden en datgene wat u al weet zeer belangrijk. Anders gezegd: nieuwe informatie en kennis moet zo goed mogelijk worden ingepast in de kennis die al in uw langetermijngeheugen zit. Meestal gaat dit ook vanzelf, soms moet u er actief iets voor doen. Er zijn veel voorbeelden te bedenken die dit kunnen verduidelijken. Het leren van een nieuwe taal is in het begin het moeilijkst, omdat de structuur van een taal nog niet duidelijk is. Is deze eenmaal bekend, dan wordt het steeds makkelijker om woorden, uitdrukkingen en de grammaticale regels in de vreemde taal bij te leren. Deze nieuwe informatie kan dan beter in verband worden gebracht met de regels en de structuur van de taal die dan al bekend zijn. Ook het bijhouden van het politieke nieuws is voor iemand die uit interesse al veel weet van politiek, gemakkelijker dan voor iemand die daar incidenteel eens iets over leest of hoort. Iemand die veel van de politiek weet, ziet sneller de verbanden en heeft in zijn geheugen al een systeem waarbinnen nieuwe politieke feiten kunnen worden ingepast. Ordening. Naast het leggen van verbanden, is het belangrijk een ordening aan te brengen in de informatie die moet worden onthouden. Hoe beter mensen erin slagen een indeling, structuur of organisatie te vinden in de informatie die ze moeten onthouden, hoe beter en gemakkelijker de informatie wordt opgeslagen in het geheugen. Twee voorbeelden kunnen dit verduidelijken. Stel, u zou gevraagd worden om de volgende rij letters te onthouden, terwijl u ze slechts eenmaal te horen krijgt: U–F–Z–C–X–B–A–Y–E–D–W–V Dat lijkt in eerste instantie een moeilijke opdracht, maar bij nadere beschouwing blijkt het toch eenvoudig. De ordening bestaat er namelijk uit dat het hier gaat om de eerste zes en de laatste zes letters van het alfabet. Met dit ‘inzicht’ is het nauwelijks nog een geheugentaak te noemen. Een ander voorbeeld is het volgende. U wordt gevraagd een rij van zestien woorden te onthouden die voor u op een papier staan. U krijgt slechts dertig seconden leertijd. De rij woorden is: AAP – SLA – PEN – TAFEL – WORTEL – INKT – HOND – STOEL – BLOEMKOOL – GUM – GIRAFFE – KAST – MUS – PAPIER – BED – ANDIJVIE Dit zal u niet lukken zolang u slechts zestien losstaande woorden ‘ziet’. Het zal daarentegen veel beter lukken als u de ordening in de woorden herkent. Het gaat hier namelijk om vier categorieën, te weten: dieren (aap, hond, giraffe, mus), groenten (sla, wortel, bloemkool, andijvie), schrijfmateriaal (pen, inkt, gum, papier) en meubelstukken (tafel, stoel, kast, bed). Zelf maakt u in uw dagelijkse Hoofdstuk 2 | Het geheugen | 23 leven vaak gebruik van ordening. Een boodschappenlijst zult u vaak opdelen in iets als zuivelproducten, schoonmaakartikelen, ontbijtspullen, enzovoort. Of wanneer u aan het klussen bent, zult u de materialen die u nodig hebt in de goede volgorde klaarleggen. Beelden vormen. Ten slotte kan bij bepaalde informatie het onthouden worden verbeterd door er visuele beelden bij te vormen. Plannen die u hebt voor een dag worden vaak beter onthouden wanneer u in gedachten de activiteiten ook uitvoert, alsof u het voor zich ziet. Ook bij het onthouden van namen kan het vormen van beelden heel goed helpen. Als iemand met zijn achternaam Neus heet en deze persoon heeft ook werkelijk een grote neus, dan zal het verband gemakkelijk zijn gelegd. Niet elk gezicht en zeker niet elke achternaam leent zich hier echter voor. 2.6 Herinneren: het terugzoeken van informatie Net als bij het opslaan van informatie in het geheugen, gaat het terugzoeken of ophalen van informatie en kennis in de regel ook vanzelf. Het kost geen moeite of inspanning. Men weet direct de betekenis van woorden die men hoort of leest, men herkent gezichten, kan zonder moeite de melodie van ‘Stille nacht, heilige nacht’ neuriën en kan vaak ook zonder al te veel inspanning vertellen wat men gisteren of tijdens de laatste vakantie gedaan heeft. Je kunt spreken van passieve herinnering. Toch heeft men niet altijd even gemakkelijk toegang tot het geheugen. Iedereen kent het gevoel dat iets ‘voor op de tong ligt’: je weet zeker dat je iets weet, alleen kom je er op dat moment niet op (en later als het niet meer nodig is, alsnog). Op deze momenten moet je actief proberen je iets te herinneren. Dat terugzoeken in het geheugen lijkt nog het meest op spoorzoeken. Op basis van wat u zich nog wel weet te herinneren (fragmenten, bepaalde details) over een voorval of een boek, probeert u alsnog de hele gebeurtenis of het verhaal van het boek in herinnering te roepen. Tijdens dat zoeken met fragmentjes informatie komt vaak vanzelf steeds meer informatie boven en uiteindelijk levert dat een vrij volledige herinnering op. Wanneer u zich iets niet kunt herinneren, moet u daarom ook altijd proberen ‘eromheen te zoeken’. U moet actief op zoek gaan naar die extra informatie die mogelijk de herinnering alsnog terugbrengt. Als mensen een naam niet weten, zie je vaak dat ze zichzelf eindeloos dezelfde vraag stellen: ‘Hoe heet die man nou toch ook alweer?’ Veelal neemt de ergernis alleen maar toe en het gewenste antwoord wordt dan zelden gevonden. Veel beter is daarom om uzelf vragen te stellen die u op het goede spoor kunnen zetten: ‘Hoe zag-ie eruit?’, ‘Vind ik hem aardig?’, ‘Wat voor werk doet-ie?’, enzovoort. De kans dat u de naam dan toch nog vindt, is groter op deze manier. U kunt dat bij uzelf nagaan met de volgende opdracht. Probeert u zich de namen 24 | Zorgwijzer Geheugen te herinneren van de kinderen die er in de laatste klas van de basisschool naast, voor en achter u in de schoolbanken zaten. De meeste mensen hebben deze namen niet direct paraat en in eerste instantie lijkt het wellicht ook ondenkbaar dat u zich deze zou kunnen herinneren. Neem eens de tijd en probeer u zoveel mogelijk informatie over deze vroegere klassensituatie voor de geest te halen (‘eromheen zoeken’). Mogelijk staat u verbaasd over het uiteindelijke succes van dit zoeken naar de namen, al vergt het ongetwijfeld de nodige tijd. Het op deze manier proberen alsnog een naam te vinden door extra vragen te stellen, illustreert een belangrijke regel over het terugvinden van informatie in het geheugen. Als de omstandigheden of situaties waarin mensen zich bepaalde informatie willen herinneren dezelfde zijn als de omstandigheden waarin ze die informatie hebben onthouden, wordt de kans op een succesvolle herinnering groter. Dit wordt wel aangeduid als de omgevings- of contextafhankelijkheid van het geheugen. Een zeer alledaags en voor iedereen welbekend voorbeeld is dat iemand naar de kelder gaat (of de koelkast opent) om iets te halen en, aldaar aangekomen, niet meer weet wat hij wilde ophalen (of pakken). Pas als hij weer terug is in de keuken voor het aanrecht (op dezelfde plek waar hij zich iets voornam) herinnert hij zich weer wat hij moest halen. Ook het ophalen van herinneringen aan de basisschool gaat veel gemakkelijker wanneer je ook echt in het oude schoollokaal staat, omdat je veel extra ondersteunende informatie krijgt over hoe het toen was. Geuren en smaken zijn eveneens te beschouwen als belangrijke omgevingskenmerken: bepaalde geuren en smaken kunnen zeer sterke en gedetailleerde herinneringen oproepen aan vroeger. Het zijn prikkels die de oude herinneringen weer levendig kunnen maken. De bekende Franse schrijver Marcel Proust (18711922) werd op latere leeftijd ‘overvallen’ door een stroom aan jeugdherinneringen, nadat hij een door hem in zijn jeugdjaren zeer geliefd koekje at. Over deze herinneringen die werden opgeroepen door de geur en de smaak van dit koekje, is hij vervolgens zeven boeken gaan schrijven waarmee hij wereldberoemd is geworden. Ook stemming is belangrijk als ‘omstandigheid’. Ben je in een sombere stemming, dan zul je je veel gemakkelijker de tegenslagen en nare dingen uit je leven herinneren; ben je in een vrolijke bui, dan zul je je vooral de leuke dingen herinneren. 2.7 Waarom vergeten mensen? Als mensen iets zijn vergeten, betekent dat dan ook dat het niet in hun geheugen zit? Of zit de informatie wel in het geheugen, maar is ze alleen niet terug te vinden? Sommige geheugenonderzoekers zijn ervan overtuigd dat het geheugen permanent is. Informatie die eenmaal is opgeslagen, blijft levenslang aanwezig in het geheugen. Hoofdstuk 2 | Het geheugen | 25 Dat wil overigens niet zeggen dat men deze informatie ook altijd even gemakkelijk kan terugvinden. Als bewijsvoering voor deze opvatting wordt vaak gewezen op de effecten van hypnose. Wanneer mensen onder hypnose worden gebracht, kunnen ze zeer volledige herinneringen ophalen over gebeurtenissen die totaal vergeten leken. Ook wanneer de juiste ophaalaanwijzingen beschikbaar zijn (denk aan geuren, een bepaalde omgeving), kan men vaak zeer volledige en gedetailleerde herinneringen oproepen. En wat te denken van oudere mensen die zonder enige oefening oude liedjes en versjes die ze op vijf- of zesjarige leeftijd geleerd hebben, na zeventig of tachtig jaar weer kunnen herhalen. Hoe aantrekkelijk de gedachte van een permanent geheugen ook lijkt, erg waarschijnlijk is ze niet. En nog belangrijker, men zal nooit in staat zijn een definitief antwoord te vinden op de vraag of het geheugen permanent is. Daarvoor zou men in strikte zin moeten weten wat er allemaal in de loop der jaren in het geheugen is gestopt. Vervolgens zou men moeten nagaan of al deze informatie ook nog aanwezig is op een later tijdstip. Het zal duidelijk zijn dat dit niet onderzoekbaar is. Er zijn twee gangbare opvattingen over vergeten. De eerste gaat uit van het verval van geheugeninformatie in de tijd (vervaltheorie). Ervaringen die zijn opgeslagen in het geheugen zullen, wanneer ze nooit of zelden weer in herinnering worden geroepen, met het verstrijken van de jaren verdwijnen uit het geheugen. Deze opvatting spoort duidelijk met de dagelijkse ervaringen; naarmate een voorval langer geleden is gebeurd, weten mensen er zich in de regel minder van te herinneren. Alleen ervaringen die ze regelmatig oproepen, zullen langdurig beklijven in het geheugen. Een simpel voorbeeld is dat u zich de dag van gisteren nog goed kunt herinneren, maar wat u op dezelfde datum een jaar daarvoor hebt gedaan, zult u amper meer weten, laat staan wat u veertig jaar geleden op deze datum deed. Wat dan nog wel wordt herinnerd van vroeger zijn de gebeurtenissen die niet alleen belangrijk of opvallend waren, maar waaraan in latere jaren nog vaak is teruggedacht en over is gesproken. Denk bijvoorbeeld aan uw trouwdag, de geboorte van uw kinderen of een ongeval dat u ooit hebt meegemaakt. Deze vervaltheorie van het geheugen gaat er dus vanuit dat het geheugen niet permanent is; informatie in het geheugen kan definitief verloren gaan. De tweede opvatting over vergeten staat bekend onder de naam interferentietheorie, waarbij we interferentie hier gemakshalve zullen gebruiken in de betekenis van ‘verstoring’. In deze opvatting gaat men ervan uit dat het geheugen mogelijk permanent is, maar dat het wel steeds moeilijker wordt geheugeninformatie op te halen naarmate het geheugen ‘voller’ raakt. Veel informatie in het geheugen gaat meer en meer op elkaar lijken en zal elkaar voor een deel zelfs overlappen. Denk bijvoorbeeld maar aan de vele namen en gezichten die u in de loop van de tijd heeft moeten onthouden. Het zal duidelijk zijn dat naarmate de informatie in uw 26 | Zorgwijzer Geheugen geheugen steeds meer op elkaar gaat lijken, het ook moeilijker wordt om nu juist dat te vinden waar u naar op zoek bent. Een simpel voorbeeld van interferentie of verstoring in het geheugen is het door elkaar halen van de namen van collega’s, vrienden of de kinderen. Het komt maar al te vaak voor dat u iemand met de verkeerde naam aanspreekt. Maar bijna altijd gaat het dan om een naam die ‘in de buurt ligt’, zoals de naam van een van uw jongere kinderen in het geval u uw oudste zoon of dochter aanspreekt, of het verwisselen van de namen van de buren. 3 Ouderdoms vergeetachtigheid 28 | Zorgwijzer Geheugen 3.1 Inleiding Uit onderzoek blijkt dat ouderdomsvergeetachtigheid vooral een probleem is van het terugzoeken van informatie. Veel informatie wordt ook op oudere leeftijd wel opgeslagen, zij het misschien wat minder goed dan op jongere leeftijd. Maar het voornaamste probleem op oudere leeftijd is dat de eenmaal opgeslagen informatie minder toegankelijk is; de informatie wordt moeilijk teruggevonden op het moment dat het nodig is. Oudere mensen zeggen vaak: ‘Ik ben het vergeten’, terwijl ze eigenlijk zouden moeten zeggen: ‘Ik kan het nu niet vinden.’ Het verschil tussen het niet kunnen opslaan van informatie en het niet kunnen terugvinden (terwijl ze wél is opgeslagen), is van groot belang om normale ouderdomsvergeetachtigheid te kunnen onderscheiden van dementie. In het volgende hoofdstuk komen we hierop terug. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de oorzaken van ouderdomsvergeetachtigheid. Voor een deel kunnen ze worden toegeschreven aan veranderingen in de hersenen met het ouder worden. Daarnaast kan vergeetachtigheid het gevolg zijn van psychische problemen, zoals depressie, spanningen en angst voor dementie. Echter, niet alle mensen krijgen te maken met ouderdomsvergeetachtigheid; er zijn mensen die op hoge leeftijd een uitstekend geheugen behouden en ook in het geheel geen klachten hebben over vergeetachtigheid. Anderen daarentegen merken al op relatief jonge leeftijd dat hun geheugen achteruitgaat. Allereerst zullen we ingaan op de redenen voor deze grote verschillen tussen mensen. 3.2 Verschillen tussen mensen Er zijn mensen die van jongs af een heel goed of juist een heel slecht geheugen hebben. Deze verschillen kunnen tot op hoge leeftijd blijven bestaan. Daarvoor zijn verschillende oorzaken te noemen. In de eerste plaats heeft het te maken met aanleg. Sommige mensen hebben een geheugen om jaloers op te zijn. Anderen daarentegen staan van jongs af aan al bekend als vergeetachtig. Deze verschillen in geheugen tussen mensen worden voor een deel bepaald door aanleg. Het zijn verschillen die bij de geboorte al bestaan, zoals er in aanleg ook verschillen bestaan tussen rekenvaardigheden of het gemak waarmee mensen zich vreemde talen eigen maken. Zoals je dan kunt spreken van mensen met een ‘wiskundeknobbel’ of ‘talenknobbel’, zou je ook kunnen spreken van mensen met een ‘geheugenknobbel’. Behalve verschillen in aanleg, spelen ook verschillen in ervaring een rol. Er zijn verschillen tussen mensen wat betreft de levenslange oefening van het geheugen. Zo zal de eendoor zijn vroegere werkzaamheden voortdurend een flink beroep op zijn geheugen hebben moeten doen; bij een ander zal dit veel minder het geval Hoofdstuk 3 | Ouderdomsvergeetachtigheid |29 zijn geweest. Vergelijk bijvoorbeeld de verschillen in geheugenbelasting van iemand die veel lopendebandwerk heeft verricht, waarbij steeds dezelfde handeling moest worden uitgevoerd, met de taken van een secretaresse op een druk kantoor die veel zaken tegelijk moest afhandelen (brieven, telefoon, afspraken maken). De secretaresse is voortdurend ‘getraind’ om veel dingen tegelijk te doen en te onthouden. Door deze ervaring heeft ze geleerd om snel en op een efficiënte wijze dingen te onthouden. Een ervaring waar ze ook buiten het werk en vooral ook op oudere leeftijd nog van kan profiteren. Ook intelligentie speelt een rol bij het geheugen. In het algemeen hebben mensen met een hoge intelligentie ook een beter geheugen. Dit heeft te maken met de wijze waarop het geheugen werkt. Zoals eerder besproken, wordt iets beter onthouden naarmate de informatie beter wordt geordend. Ook wordt nieuwe informatie beter onthouden als deze zoveel mogelijk in verband wordt gebracht met al bestaande kennis in het geheugen. Intelligente mensen zijn vaak snel én goed in het aanbrengen van ordening en het leggen van deze verbanden. Daardoor onthouden ze wat gemakkelijker en beter. Dit blijkt vooral als er veel informatie tegelijkertijd moet worden onthouden, zoals bij het lezen van een boek of het lezen van lange en ingewikkelde krantenartikelen. Dit wil overigens niet zeggen dat minder intelligente mensen ook altijd een slechter geheugen zouden hebben. Zo eenduidig is de relatie tussen intelligentie en geheugen ook niet. Maar het staat buiten kijf dat intelligentie en een grote algemene kennis zonder meer profijtelijk zijn voor een goed geheugen. 3.3 Ouderdomsvergeetachtigheid als gevolg van veranderingen in de hersenen Met het ouder worden treden er veranderingen op in de hersenen die nadelige gevolgen hebben voor het geheugen. Ook bij het normale (dus niet ziekelijke) ouder worden neemt het totaal aantal hersencellen af. Hierdoor neemt ook de snelheid af waarmee de hersenen informatie kunnen verwerken. Zowel de opslag van nieuwe informatie in het geheugen alsook het terugzoeken van oude informatie uit het geheugen verloopt moeilijker. Het is enigszins te vergelijken met slijtage van de gewrichten met het ouder worden, waardoor je minder snel loopt in vergelijking tot vroeger. Niettemin kan er nog steeds worden gewandeld, mits men rekening houdt met de veranderingen en de nodige aanpassingen maakt. Zo zullen er meer rustpauzes nodig zijn en moeten de afstanden wellicht wat worden aangepast. Voor het geheugen op oudere leeftijd geldt hetzelfde. Het geheugen is kwetsbaarder, maar dat wil geenszins zeggen dat het geheugen niet meer kan functioneren. Met enige aanpassingen en maatregelen, zoals verderop in dit boek worden besproken, kan de ouderdomsvergeetachtigheid goed het hoofd worden geboden. 30 | Zorgwijzer Geheugen Zoals gezegd, neemt bij het ouder worden de snelheid af waarmee de dingen die we zien en horen, kunnen worden verwerkt en opgeslagen in het geheugen. Ook het terughalen van informatie uit het geheugen kost meer tijd. Het zal duidelijk zijn dat dit problemen kan geven wanneer veel informatie tegelijkertijd moet worden verwerkt of wanneer er sprake is van tijdsdruk. Een voorbeeld is een drukke verjaardagsvisite waar veel mensen snel achter elkaar of tegelijk aan het woord zijn. Heel herkenbaar is ook dat u de pincode niet meer weet bij de betaalautomaat of in de supermarkt als er een rij mensen achter u staat te wachten. Door deze tijdsdruk komt u niet op de pincode, terwijl deze thuis (geen tijdsdruk) moeiteloos wordt herinnerd. De verschillen tussen jongeren en ouderen zijn wat dat betreft groot. Jongeren leren en herinneren gemakkelijker en sneller, maar dat wil niet zeggen dat ouderen niet meer kunnen leren of onthouden. Zowel een twintigjarige als een tachtigjarige kan de Russische taal leren; alleen zal de tachtigjarige daar beduidend meer tijd voor nodig hebben. Behalve dat ouderen wat trager zijn, hebben ze doorgaans meer moeite met het vasthouden van de aandacht. Hierdoor wordt het moeilijker om tegelijkertijd met verschillende dingen bezig te zijn, bijvoorbeeld een gesprek voeren én televisie kijken. Vooral in een drukke omgeving, met veel mensen en veel lawaai, hebben oudere mensen vaak meer moeite hun concentratie vast te houden; men is sneller afgeleid. In het vorige hoofdstuk hebben we al gezien dat hoe minder aandacht men aan iets kan besteden, hoe minder goed men het kan onthouden. Ook heeft men met het ouder worden vaak meer moeite met het lang vasthouden van de aandacht. Men is sneller ‘geestelijk’ moe, minder goed in staat voor lange tijd geconcentreerd met iets bezig te zijn. Veel ouderen merken bijvoorbeeld dat ze niet meer zo lang kunnen lezen als vroeger. Waar men zich vroeger moeiteloos twee uur achtereen in de zaterdagkrant kon verdiepen, lukt dat nu veel minder goed. In het vorige hoofdstuk is reeds gesproken over het belang van het leggen van verbanden tussen wat je al weet en wat je wilt onthouden om tot een betere geheugenopslag te komen. Ook het goed ordenen van informatie die je wilt onthouden is belangrijk. Dit leggen van verbanden en het ordenen verloopt op oudere leeftijd minder vlot en efficiënt. Op oudere leeftijd wordt informatie blijkbaar minder diep verwerkt. De verschillende geheugenstrategieën die u in de tweede helft van dit boek aangeboden krijgt, zijn vooral bedoeld om het ordenen van informatie te ondersteunen. Met het ouder worden, wordt het geheugen ook meer afhankelijk van de omgeving of context. Ouderen hebben veel steun bij het herinneren van informatie, wanneer ze door aanwijzingen uit de omgeving op het juiste spoor worden gezet. Dit verloopt Hoofdstuk 3 | Ouderdomsvergeetachtigheid | 31 veel gemakkelijker dan wanneer ouderen zelf actief informatie uit het geheugen moeten ophalen. Nu is dit ook bij jongeren het geval, maar bij ouderen is dit verschil meer uitgesproken. Zij merken veel vaker dat ze bij het herinneren extra geholpen worden met een aanwijzing door iets of iemand uit hun omgeving. Ouderen vinden het bijvoorbeeld moeilijk de inhoud van een boek na te vertellen dat ze enige tijd geleden hebben gelezen, maar ze zijn vaak heel erg geholpen bij het zien van de kaft of het weer lezen van de eerste pagina. Ouderen hoor je het vaak ook letterlijk vragen aan anderen: ‘Toe, help mijn geheugen weer op weg, hoe begon dat ook alweer?’ Oorzaken van ouderdomsvergeetachtigheid • verandering in hersenen: invloed op snelheid, aandacht en verwerken van informatie • psychische problemen: depressie en spanning Figuur 4: oorzaken van ouderdomsvergeetachtigheid 3.4 Ouderdomsvergeetachtigheid als gevolg van psychische problemen ‘Oud worden is niet leuk. Het is vreemd: de mensen houden van oude meubels, oude schilderijen, oude kaas, oude wijn, antieke juwelen. Maar een oud mens, dat is net oudbrood... Dan vindt men geen waardering meer.’ Met bovenstaand citaat aanvaardde de Utrechtse hoogleraar Thea Heeren haar leerstoel in de ouderenpsychiatrie. Toch is de oude dag voor de meesten niet zo erg als jongeren dat veelal verwachten. Een (beperkt) aantal ouderen kampt evenwel met ziekelijke somberheid of heeft veel last van spanningen. Een depressie of sombere stemming gaat bijna altijd gepaard met een verminderd geheugen. Toch is het geheugen niet stuk. Door de depressieve stemming heb je minder aandacht en interesse voor je omgeving. Je bent afwezig, veel gaat langs je heen en merk je sowieso niet op. Het lijkt dan alsof je veel bent vergeten, terwijl je eigenlijk weinig hebt gezien of gehoord. Wat je niet hebt gezien of gehoord, zul je ook niet onthouden. Soms kan de vergeetachtigheid bij met name depressieve ouderen zulke sterke vormen aannemen dat het lijkt alsof er sprake is van dementie. We spreken dan van pseudo-dementie. Bij het opklaren van de depressie zie je dan echter dat het geheugen ook weer ‘terugkomt’. Ook spanningen kunnen al snel leiden tot geheugenproblemen. Er kunnen thuis of op je werk problemen zijn die 32 | Zorgwijzer Geheugen je geheel in beslag nemen. Net als bij een depressie gaat er dan veel langs je heen. De aandacht en concentratie op je omgeving is sterk verminderd. Omdat depressie en spanningen zoveel te maken kunnen hebben met vergeetachtigheid op oude leeftijd, willen we hier wat uitgebreider bij stilstaan. Met name zullen we ingaan op depressie. Depressie. Iedereen kent wel het gevoel van somberheid. Meestal is dit niet van heel lange duur en lukt het je wel om je eroverheen te zetten. In een aantal gevallen lukt dat niet zo goed. Het gevoel van somberheid blijft bestaan en krijgt de overhand in alles wat je doet en waarneemt. Dit gaat vaak gepaard met interesseverlies. Terwijl voorheen het leven kleur had en men zich uitgenodigd voelde om eraan deel te nemen, verliezen mensen die lijden aan een depressie deze natuurlijke belangstelling. Naast klachten over somberheid en interesseverlies komen ook andere, vaak meer lichamelijke klachten bij een depressie voor. Dat kunnen moeheid, allerlei pijntjes, slaapproblemen en duizeligheid zijn, maar ook klachten over het geheugen. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, komt depressie niet vaker voor bij ouderen dan bij jongeren. Rond vijf procent van de mensen, jong en oud, heeft van tijd tot tijd last van ziekelijke somberheid, oftewel depressies. De opvatting dat op hoge leeftijd depressie vaker voorkomt, is dus onjuist. Wel zijn er aanwijzingen dat depressiviteit zich onder ouderen anders uit. Ze zijn minder geneigd voor hun depressie hulp te zoeken bij bijvoorbeeld hun huisarts. Hierbij speelt waarschijnlijk een rol dat de generatie ouderen van nu is opgegroeid in een tijd dat de dokter alleen voor lichamelijke problemen werd geraadpleegd. In het algemeen heeft de oudere generatie ook meer moeite om, zoals ze dat vaak ervaart, de ‘vuile was buiten te hangen’. Dit zeker bij een dokter die, qua leeftijd, hun kleinkind zou kunnen zijn. Uit diverse onderzoeken blijkt dat slechts ongeveer de helft van de depressieve ouderen hun huisarts bezoekt. Daarom lopen ouderen wanneer ze depressief zijn ook een grotere kans dat dit niet wordt opgemerkt, en dus dat een mogelijke behandeling uitblijft. Wanneer ze toch bij een dokter komen, klagen depressieve ouderen in tegenstelling tot jongeren, vaker over lichamelijke klachten, zoals moeheid en duizeligheid of vergeetachtigheid, en niet zozeer over een verminderde stemming. Doordat er niet over de sombere stemming wordt gesproken, lopen ouderen het risico dat hun huisarts de depressie minder snel herkent. De kans is groot dat de huisarts direct op de lichamelijke klachten afgaat, niet verder doorvraagt en daarmee de depressie niet ontdekt. Veel ouderen krijgen heel wat voor hun kiezen. Ze moeten leren omgaan met een leven dat duidelijke beperkingen heeft door lichamelijke aandoeningen. Opvallend Hoofdstuk 3 | Ouderdomsvergeetachtigheid | 33 is echter dat de meeste ouderen daar weliswaar tijdelijk grote moeite mee hebben, maar zich daar na verloop van tijd toch in lijken te schikken en een goede aanpassing vinden. Een aantal lukt dat minder goed. Sommige ouderen lopen meer kans om depressief te worden dan anderen. Vooral ouderen die kampen met langdurige en invaliderende aandoeningen, bijvoorbeeld de ziekte van Parkinson en na een beroerte, lopen meer risico. Door veranderingen in de hersenen, worden deze patiënten ook psychisch kwetsbaarder. Veel aandoeningen op de oude dag gaan gepaard met chronische pijn of beperkingen anderszins. Het is bekend dat een groot aantal - soms ook onverdachte - geneesmiddelen bij ouderen een depressie in de hand kan werken. Dit geldt met name voor sommige antihogebloeddrukmiddelen en voor pijnstillers. Ook speelt de emotionele verwerking van de lichamelijke achteruitgang een belangrijke rol. Een toestand van psychische uitputting is dan niet zeldzaam. Ook blijkt dat voor ouderen een (dreigend) verlies van zelfstandigheid, bijvoorbeeld door een lichamelijke aandoening, een belangrijke maatschappelijke oorzaak is van depressie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de hoogste aantallen depressieve mensen onder de bewoners van een verpleeghuis te vinden zijn. Ook eenzaamheid verhoogt de kans op depressie. Ouderen die depressief zijn, denken vaak dat dit bij het ouder worden hoort. Zij beleven hun toestand niet als een ziekte. Toch is het raadzaam depressie als een echte ziekte te beschouwen, als iets wat je ineens kan overkomen en waarvoor een behandeling niet alleen mogelijk, maar ook verstandig is. Behandeling van een depressie kan de kwaliteit van het leven ook op de oude dag duidelijk verbeteren. Verbetering van de lichamelijke toestand heeft vaak een goede uitwerking op het psychische functioneren. Een kritisch oog op de lijst van geneesmiddelen is dan vaak op zijn plaats. Het komt regelmatig voor dat er te veel medicijnen worden geslikt, waardoor de lichamelijke conditie achteruit kan gaan. Dit betekent overigens weer niet dat er zo min mogelijk medicijnen moeten worden geslikt. Verander nooit op eigen houtje iets aan de voorgeschreven geneesmiddelen, want hierdoor kunt u soms verder van huis raken. Het komt echter wel voor dat de ene specialist niet weet wat de andere heeft voorgeschreven, en dat al die middelen samen een averechtse uitwerking hebben op het lichamelijke en psychische functioneren. Een goede arts zal daarom altijd vragen welke medicijnen u neemt en kijken of hierin verandering aangebracht kan worden. Een depressie op oudere leeftijd wordt meestal behandeld met medicijnen (antidepressiva) en soms met een gesprekstherapie of een combinatie van beide. De antidepressiva zijn dezelfde als die welke voor jongeren met depressie worden voorgeschreven, maar wel is de dosering doorgaans wat lager. 34 | Zorgwijzer Geheugen 3.5 Ouderdomsvergeetachtigheid en de bibliotheek In paragraaf 2.4 is het geheugen vergeleken met een bibliotheek. Aan de hand van deze vergelijking kunnen we ook normale ouderdomsvergeetachtigheid verder toelichten. De ouder wordende bibliothecaris heeft meer tijd nodig om zijn werk te doen. Hij doet er wat langer over om de boeken (informatie) systematisch op te bergen en ook het terugvinden van de boeken kost meer tijd. Verder kan hij zich minder goed en lang concentreren op zijn werk en is hij sneller afgeleid, bijvoorbeeld omdat hij aan het piekeren is. Het gevolg is dat hij meer fouten maakt bij het wegzetten van de boeken (en ze dus moeilijk terugvindt) en dat hij zich ook bij het opzoeken wat vaker vergist (hij loopt naar het verkeerde boekenrek). Tenslotte ligt er wat extra stof op de oude boeken, zodat het soms moeilijk is ze van elkaar te onderscheiden. Maar in principe wordt alles nog wel opgeborgen en teruggevonden, alleen kost het meer tijd en moeite. Er gaat dan ook niet echt veel mis, de bibliotheek functioneert nog goed. Alleen als het heel druk wordt, komt de bibliothecaris in de problemen. Dan merkt hij dat hij niet meer snel genoeg is om grote stapels boeken in hoog tempo en zonder fouten op te bergen of op te zoeken en worden er meer fouten gemaakt. 4 Dementie 36 | Zorgwijzer Geheugen 4.1 Inleiding De heer A., nu 78 jaar, is altijd gezond geweest. Sinds een jaar of vijf, maar vooral sinds het laatste jaar, valt het zijn vrouw echter op dat hij vergeetachtig is. Hij vergeet door te geven dat er telefoontjes voor haar zijn geweest, ondanks het feit dat hij steeds meer gebruikmaakt van schriftelijke notities. Zijn werkkamer is tegenwoordig bezaaid met briefjes. Wanneer zijn echtgenote zijn vergeetachtigheid met hem wil bespreken, wuift hij haar bezwaren luchtig weg: ‘Jij vergeet toch ook wel eens wat.’ Dat laatste is ongetwijfeld het geval, maar mevrouw A. vindt toch dat er verschillen zijn. Vroeger zag hij er altijd onberispelijk uit, maar tegenwoordig zou hij dagenlang met hetzelfde overhemd lopen als zij er niets van zou zeggen. Aan zijn hobby fotograferen doet hij al sinds een halfjaar niets meer. De laatste keer dat hij met zijn camera in de weer was, had hij grote moeite er een nieuwe film in te leggen. Hij raakte daardoor zelfs enigszins van streek. Een aantal aspecten in het verhaal van de heer A. wijst erop dat er meer aan de hand zou kunnen zijn dan normale ouderdomsvergeetachtigheid. Allereerst de aard van de geheugenstoornissen. Hij maakt gebruik van allerlei geheugensteuntjes, maar desondanks loopt het toch vaak fout. Dat zou erop kunnen wijzen dat hij de inhoud van de briefjes en aantekeningen niet meer goed kan plaatsen. Dit zou kunnen betekenen dat er niet zozeer sprake is van geheugen-opdiep-problemen, maar van geheugen-opslag-problemen. Er gaat geen belletje meer bij hem rinkelen als hij het briefje ziet, omdat hij niet goed meer kan beschikken over de noodzakelijke informatie die nodig is om een dergelijke aantekening goed te begrijpen. Ook lopen in de dagelijkse situatie de dingen niet meer zo soepel als voorheen. Hij is niet goed meer in staat om het falen van zijn geheugen te compenseren. Verder betreft het probleem bij de heer A. meer dan alleen het geheugen: er lijkt ook sprake te zijn van problemen in de zelfverzorging en bij het uitvoeren van ingewikkelde handelingen, zoals het vervangen van de film in zijn camera. Bij de heer A. is er dus mogelijk sprake van een eerste begin van dementie. Of dit inderdaad zo is, kan op grond van de informatie hierboven niet met zekerheid gezegd worden. Daarvoor is het nodig na te gaan of er wellicht een andere oorzaak voor zijn problemen aanwezig is. Hij zou ook depressief kunnen zijn, te veel medicijnen kunnen gebruiken of een lichamelijke aandoening kunnen hebben. Dementie is een grote bedreiging voor het welzijn van ouderen en een drama voor ieder die ermee te maken krijgt. De meeste mensen met klachten over het geheugen zijn gelukkig niet dement. Toch zijn in een aantal gevallen de geheugenklachten een mogelijk teken van beginnende dementie. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat vele oudere mensen, wanneer ze zichzelf ‘betrappen’ op iets vergeten, zichzelf Hoofdstuk 4 | Dementie | 37 vroeg of laat zullen afvragen: word ik nu dement? In de vorige hoofdstukken werd al uitgebreid stilgestaan bij de vraag wat normale vergeetachtigheid is. Belangrijk is te beseffen dat dementie niet hetzelfde is als vergeetachtigheid: bij dementie is er meer aan de hand dan alleen vergeetachtigheid. Ook de aard van de geheugenproblemen bij dementie is anders dan bij normale ouderdomsvergeetachtigheid. Toch wordt die laatste nog vaak verward met dementie. In dit hoofdstuk zullen we daarom uitgebreid stilstaan bij wat dementie is, de oorzaken van dementie en de verschillen tussen dementie en normale ouderdomsvergeetachtigheid. Ook gaan we in op de vraag hoe u dementie kunt herkennen en wat u dan het beste kunt doen. 4.2 Wat is dementie? Naar schatting lijden in Nederland 200 á 300 duizend mensen aan lichte of ernstige vormen van dementie. Dit is ongeveer vijf procent van alle mensen boven de 65 jaar. Een op de drie Nederlanders heeft ermee te maken, hetzij zelf, hetzij omdat in de directe omgeving iemand lijdt aan dementie. Het is te verwachten dat dit aantal de komende decennia zal toenemen gezien het snel groeiend aantal ouderen en de steeds hogere leeftijdsverwachting. Vijf procent is veel. Maar tegelijkertijd moet u bedenken dat 95 procent van alle bejaarden niet dement is. Dementie kan worden omschreven als een toestand waarin het gehele geestelijke functioneren, dus niet alleen het geheugen, is achteruitgegaan, zodanig dat het leiden van een normaal leven niet meer mogelijk is. Vroeger noemde men dit in de volksmond ten onrechte ‘aderverkalking’. Dementie is niet één bepaalde ziekte met één bepaalde oorzaak. Het is een toestand op een bepaald tijdstip, een momentopname. De verschijnselen van dementie die op zo’n moment worden waargenomen, kunnen vele oorzaken hebben. In sommige gevallen kan er wél iets aan gedaan worden, mits tijdig professionele hulp wordt ingeroepen. Of dementie te genezen is of niet, hangt af van de oorzaak. 4.3 Oorzaken van dementie Er zijn vele verschillende oorzaken van dementie. De ziekte van Alzheimer is er één van. In ongeveer vijfenzestig van de honderd gevallen (65 procent) wordt dementie veroorzaakt door de ziekte van Alzheimer. Daarnaast zijn er ook andere oorzaken. Dementie is dus niet helemaal hetzelfde als de ziekte van Alzheimer. Deze ziekte is genoemd naar de Duitse neuroloog (hersenspecialist) Alois Alzheimer (1864-1915). Hij heeft in het begin van deze eeuw de ziekte voor het eerst ontdekt bij een patiënte, een 53-jarige vrouw. Dr. Alzheimer heeft na haar overlijden haar hersenen onderzocht onder de microscoop. Met een toen net ontdekte nieuwe techniek kon hij bepaalde vormsels in de hersenen onder de microscoop zichtbaar maken. Dit waren minuscule eiwitafzettingen (seniele plaques) en kluwens van heel kleine draadjes, de tangles. Daarmee maakte hij aannemelijk dat de ziekte, 38 | Zorgwijzer Geheugen die later zijn naam zou krijgen, een echte ziekte was, en niet het onvermijdelijke gevolg van ouder worden of verkalking van de bloedvaten. De ziekte van Alzheimer tast belangrijke delen van de hersenen aan. Vooral die gedeeltes die van belang zijn voor het geheugen, de taal, de planning en andere psychische functies bevatten de hierboven genoemde seniele plaques en tangles. Ze ontstaan meestal heel langzaam en geleidelijk. Waarschijnlijk bestaat de ziekte al vele jaren, voordat de eerste verschijnselen duidelijk worden. Hoewel deskundigen veel onderzoek doen, is de oorzaak van de ziekte van Alzheimer nog niet gevonden. Wel is er steeds meer bekend over hoe de afwijkingen in de hersenen zich vormen (maar nog niet waardoor dat komt). Waarschijnlijk gaat het om vele, grotendeels nog niet goed in kaart gebrachte factoren die tezamen de ziekte van Alzheimer veroorzaken. Voorkomen of genezen is dus op dit moment nog niet mogelijk. Wél kan soms door het tijdig inroepen van medische hulp de verdere achteruitgang worden vertraagd. En er kan iets worden gedaan aan verwerkingsproblemen, zoals angst en depressie. Hiermee kan worden voorkomen dat de patiënt snel afglijdt. Ook al wordt door het tijdig inroepen van medische hulp de ziekte van Alzheimer niet genezen, toch kan daardoor veel ellende, onzekerheid en onbegrip worden voorkomen, voor zowel de patiënt als de familie. Vaak wordt goede raad gegeven over de wijze waarop met de verschijnselen van dementie kan worden omgegaan. In de praktijk blijkt dat vaak (veel) te lang wordt gewacht met het inroepen van professionele hulp. In ongeveer vijftien van de honderd gevallen (15 procent) is er sprake van een zogenaamde vasculaire dementie. Soms wordt daarvoor de (ouderwetse) term multi-infarctdementie gebruikt. Multi-infarct is een samentrekking van multipele (= verscheidene) infarcten (= plaatsen waar de bloedvoorziening gestoord is, in dit geval in de hersenen). Deze vorm van dementie kan ontstaan bij patiënten die verschillende malen een herseninfarct of een hersenbloeding hebben gehad. Soms gaat het om kleine bloedingen, soms om plekken waar te weinig bloed is. Bij vasculaire dementie ontstaan de dementieverschijnselen meestal vrij plotseling. Dit in tegenstelling tot de ziekte van Alzheimer, waarbij de verschijnselen juist heel geleidelijk ontstaan. Het voorkómen van vasculaire dementie is tot nu toe niet goed mogelijk gebleken, omdat niet bekend is hoe en bij wie deze veranderingen in de bloedtoevoer ontstaan. Ook is genezing in principe niet mogelijk, omdat de schade in de hersenen onherstelbaar is. Door bepaalde medicijnen te gebruiken kunnen nieuwe bloedingen wel zoveel mogelijk voorkomen worden, waardoor de verschijnselen van dementie niet verergeren. Dementie kan ook ontstaan door andere lichamelijke aandoeningen of bepaalde ziektes van de hersenen, zoals de ziekte van Parkinson en de ziekte van Pick. Hoofdstuk 4 | Dementie | 39 Bij de ziekte van Parkinson treedt er een achteruitgang van de motoriek op. Dit betekent dat het lopen moeilijker gaat: de patiënt maakt kleine pasjes en kan sneller ten val komen. Ook heeft hij vaak last van beverige handen en verandert zijn gelaatsuitdrukking en zijn stem. Het tempo van het denken, waaronder het onthouden en plannen, wordt vaak veel trager. Wanneer de patiënt hierdoor problemen krijgt met zijn dagelijkse bezigheden, kan er sprake zijn van Parkinsondementie. Voor deze vorm van dementie kunnen bepaalde medicijnen (anti-Parkinsonmiddelen) voorgeschreven worden, die de motoriek verbeteren en in sommige gevallen ook het psychische tempo. Een vierde vorm van dementie, die veel zeldzamer is dan de hierboven genoemde, is de zogenaamde frontaalkwabdementie. Eén van de oorzaken hiervan is de ziekte van Pick. De frontale (= voorste) kwab is het gedeelte van de hersenen waarmee mensen plannen maken en organiseren. Wanneer dit gedeelte van de hersenen niet goed meer functioneert, zullen deze functies niet goed meer verlopen. Patiënten met frontaalkwabdementie worden impulsiever, denken minder goed na, en hebben vaak moeilijkheden met het nemen van nieuwe initiatieven. Omdat hun geheugen pas in een later stadium aangedaan is, maken ze niet de indruk van een ‘typische’ demente patiënt. Het duurt dan vaak ook veel langer voordat de diagnose wordt gesteld. Overmatig alcoholgebruik is ook een oorzaak voor dementie. Vooral wanneer de normale voedselinname verwaarloosd wordt, bestaat het gevaar dat de hersenen worden aangetast. Deze vorm van dementie heeft nog kans te verbeteren wanneer de patiënt geen alcohol meer gebruikt. In een klein aantal gevallen kan dementie optreden bij patiënten die lijden aan een depressie, waarover ook in het vorige hoofdstuk al is gesproken. Dit lijkt vreemd, omdat de meeste mensen depressie niet als een ziekte van de hersenen beschouwen. Toch doen zich ook bij een depressie veranderingen in de hersenen voor, die ertoe kunnen leiden dat de geheugen- en andere verstandelijke vermogens minder worden. Dementie bij depressie kan vaak wel verbeteren als de depressie goed wordt behandeld. In een klein aantal gevallen blijkt een lichamelijke oorzaak te bestaan voor dementie. Dit kunnen onder meer zijn: een verkeerd werkende schildklier, vitaminetekort of een afwijking aan lever of nieren. Vandaar dat iedere patiënt met verschijnselen van dementie ook een goed lichamelijk onderzoek moet krijgen om deze afwijkingen op te sporen. 4.4 Verschillen tussen normale ouderdomsvergeetachtigheid en dementie Iedereen vergeet weleens om de voordeur op slot te doen, raakt de sleutels kwijt of weet niet meer hoe een bekende ook alweer heet. Gewoonlijk staat men niet al te 40 | Zorgwijzer Vermoeidheid lang stil bij dergelijke gebeurtenissen. Maar als men zich al zorgen maakt over een eventuele dementie, zullen juist deze gebeurtenissen aanleiding zijn zich nóg meer ongerust te maken. Doorgaans zijn dergelijke voorvallen onschuldig en wijzen ze niet op dementie. Het is daarom belangrijk om te weten wat de belangrijke verschillen zijn tussen normale ouderdomsvergeetachtigheid en dementie. Dit kan onnodige ongerustheid voorkomen. Verschillen tussen normale vergeetachtigheid en dementie ouderdomsvergeetachtigheid dementie • bijna iedereen • gezond, niet abnormaal • 5-7% van alle mensen boven 65 jaar • ziekte, wel abnormaal • is lastig, maar maakt niet hulpbehoevend • alleen geheugen • maakt hulpbehoevend • meer dan alleen geheugen • details van gebeurtenissen kwijt • achteraf wel bekend • gebeurtenis zelf kwijt (probleem is het terugzoeken) • echt kwijt in geheugen (probleem is het opslaan) Figuur 5: verschillen dementie en ouderdomsvergeetachtigheid De kans op dementie is relatief klein. Er is een groot verschil tussen de mate waarin normale ouderdomsvergeetachtigheid en dementie voorkomen. Vergeetachtigheid is iets waar bijna iedereen last of hinder van heeft. Dementie daarentegen komt veel minder vaak voor, bij ongeveer 5 tot 7 procent van alle mensen boven de 65 jaar. De kans dat je nooit dement wordt is dus vele malen groter dan de kans dat je dat wél wordt. Dementie kan in principe iedereen treffen, ook wanneer in de familie nooit eerder dementie is opgetreden. Een veelgestelde vraag is of dementie ook erfelijk is. Dat is maar beperkt het geval. Wanneer een van je ouders (of beiden) op latere leeftijd dement is (zijn) geworden, neemt de kans dat je zelf later ook dementie krijgt iets toe (tot 10-12 procent). Maar de kans dat je deze ziekte niet zult krijgen, blijft ook dan vele malen groter. Dementie is meer dan alleen problemen met het geheugen. Bij ouderdomsvergeetachtigheid is er alleen sprake van problemen met het geheugen. Bij dementie zijn er echter veel meer problemen die uiteindelijk een normaal leven onmogelijk maken. Bovendien gaat het om een zeer ernstige vorm van vergeetachtigheid, die niet te vergelijken is met af en toe niet op een naam kunnen komen, de sleutels in de auto laten zitten of een verjaardag vergeten. Demente mensen hebben zelfs moeite met het onthouden van gebeurtenissen die kortgeleden hebben plaatsgevonden. De telefoon gaat en vijf minuten later zijn ze niet alleen vergeten wie er Hoofdstuk 4 | Dementie | 41 gebeld heeft, maar zelfs dát er iemand gebeld heeft. Allerlei dagelijkse dingen die vroeger vanzelf gingen, zoals aankleden, afwassen en koffiezetten kosten méér tijd. Het wordt moeilijker om in bepaalde situaties de juiste beslissing te nemen, de krant blijft steeds vaker ongelezen en ze hebben minder belangstelling voor hetgeen om hen heen gebeurt. In een later stadium weten ze niet meer of het ochtend of middag is. Ze slapen overdag en dwalen ’s nachts door het huis. De patiënt vlucht steeds vaker in herinneringen van vroeger en raakt de weg kwijt in het dorp waar hij al zestig jaar woont. Iemand kan geleidelijk aan van karakter veranderen en bijvoorbeeld, tegen zijn gewoonte in, agressief worden of heel wantrouwend. Of de patiënt met dementie kan grote beoordelingsproblemen hebben in normale alledaagse situaties, waardoor hij bijvoorbeeld in zijn pyjama boodschappen gaat doen. Andere voorbeelden hiervan zijn problemen met autorijden of niet goed meer met geld kunnen omgaan. Het aan- en uitkleden gaat niet meer zonder problemen en een kopje thee zetten wordt een knoeiboel. Dementie maakt hulpbehoevend. Vergeetachtigheid is vaak lastig en hinderlijk, maar de meeste mensen kunnen hun vergeetachtigheid goed ondervangen met geheugensteuntjes, aantekeningen of een agenda. Vergeetachtigheid leidt in de regel niet tot een verstoring van het gewone dagelijkse leven. Bij dementie is dat wel het geval. Iemand die dement is kan niet meer zelfstandig functioneren en heeft toezicht en hulp nodig. Dus wanneer iemand klaagt over het feit dat hij zo weinig kan onthouden, maar diezelfde persoon is goed in staat om bijvoorbeeld het huishouden te doen, zijn financiën te regelen of ergens naar toe te reizen, dan is de kans dat er sprake is van dementie eigenlijk al heel klein. Voor hem is er eigenlijk geen reden om medische hulp in te roepen. Bij dementie wordt vrijwel alles vergeten. Normale ouderdomsvergeetachtigheid wordt vooral gekenmerkt door het feit dat de details van een bepaalde gebeurtenis niet goed meer kunnen worden herinnerd. Bij dementie wordt juist de hele gebeurtenis vergeten. Het is dus niet zorgelijk als u zich de naam niet meer kunt herinneren van iemand die zich zojuist aan u heeft voorgesteld, maar wél als u zich helemaal niet meer kunt herinneren dát deze zich aan u heeft voorgesteld. Of een ander voorbeeld: u hoeft zich niet direct zorgen te maken als u de sleutels in de auto heeft laten zitten, maar wél als u niet meer weet hoe u die autosleuteltjes moet gebruiken. Bij dementie kan het geheugen geen informatie meer opslaan. Een laatste verschil tussen normale ouderdomsvergeetachtigheid en dementie is het volgende. Bij normale ouderdomsvergeetachtigheid gebeurt het vaak dat iemand ergens niet op kan komen, maar tegelijkertijd weet dat het toch ergens in zijn hoofd moet zitten. Iedereen kent dit verschijnsel wel. Het antwoord ligt ‘op het puntje van uw 42 | Zorgwijzer Geheugen tong’. Hoe heette dat plaatsje in Spanje ook alweer, waar u op vakantie bent geweest? Of u piekert zich suf over de naam van een vroegere klasgenoot. Het gebeurt dan vaak dat zo’n naam u na een tijdje weer te binnen schiet. Of dat u, als iemand anders die naam noemt, zegt: ‘Ja, ik wist het eigenlijk wel.’ Dat betekent dat zo’n naam dus niet echt verdwenen is uit uw hoofd, maar toch nog ergens zit. Het woord is wel in het geheugen opgeslagen, maar kan moeilijk worden teruggevonden. U herinnert zich het woord misschien niet, maar u herkent het wel. Zoals al eerder gezegd, heeft normale ouderdomsvergeetachtigheid vooral te maken met het niet goed kunnen terugvinden van informatie, maar deze is wél in het geheugen opgeslagen. Bij dementie kan nieuwe informatie niet meer in het geheugen worden opgenomen. Men heeft dus ook niet ‘het gevoel’ dat men het wel weet. 4.5 Wanneer een arts raadplegen en wat kan deze doen? Het antwoord op de vraag wanneer een arts geraadpleegd moet worden, hangt samen met de vraag wat een arts zou kunnen doen, bijvoorbeeld in het geval van de heer A. die aan het begin van dit hoofdstuk werd besproken. Vaak bestaat het idee dat tegen dementie toch niets te doen valt en dat een bezoek aan de arts geen zin heeft. Hier zijn wij het niet mee eens, hoewel we moeten erkennen dat dementie helaas nog niet te genezen valt. Allereerst moet een duidelijke diagnose worden gesteld. Hoe vervelend de diagnose dementie, of de ziekte van Alzheimer, ook is, voor de naaste familie is een juiste diagnose ook een soort omslagpunt. Vaak zeggen mensen: ‘Het is er niet gemakkelijker door geworden, maar ik weet nu wel beter waar ik aan toe ben.’ Onzekerheid aan het begin van de aandoening is bij de meeste patiënten eerder regel dan uitzondering. Familieleden gaan vaak twijfelen: wil hij het niet, of kan hij het niet meer? Moeten we accepteren dat vader minder goed functioneert, of moeten we hem juist wat meer aansporen? Vanaf het moment dat bekend wordt wat er precies aan de hand is, kan aan deze twijfel een einde komen. Achteraf voelt de omgeving zich soms ook schuldig. ‘Hadden we maar eerder geweten wat er aan de hand is, dan hadden we er beter op kunnen inspelen.’ Ook kan hulp worden ingeroepen of kunnen familieleden de diagnose met elkaar bespreken, waardoor ze steun hebben aan elkaar. Hoe komt de arts tot een diagnose? Daartoe zal hij zich goed moeten verdiepen in de situatie van de patiënt die met geheugenklachten komt. Hoe lang bestaan de klachten al? Nemen ze toe, of lijken ze stabiel te zijn? Hebben de klachten alleen betrekking op het geheugen of ook op andere gebieden van het geestelijk functioneren? Leiden ze tot problemen in het dagelijkse leven? Wat kan de patiënt, en waar heeft hij moeite mee? Daarna zal de arts moeten nagaan of er wellicht sprake is van andere, psychische of lichamelijke aandoeningen die een dergelijk beeld kunnen veroorzaken. Hiervoor is noodzakelijk dat hij nauwgezet doorvraagt of er ook depressieve verschijnselen zijn, zoals slaapproblemen, interesseverlies of Hoofdstuk 4 | Dementie | 43 eetlustvermindering. Daarnaast moet hij de patiënt lichamelijk onderzoeken om vast te stellen of er neurologische afwijkingen zijn die zouden kunnen wijzen op een doorgemaakte beroerte of de ziekte van Parkinson, of op andere lichamelijke aandoeningen, zoals een te traag werkende schildklier. Vaak is het noodzakelijk bloedonderzoek te doen naar eventuele vitaminetekorten of andere interne afwijkingen. Of bovengenoemde onderzoeken door de huisarts kunnen worden gedaan, of dat er een verwijzing volgt naar een specialist, hangt van een aantal aspecten af, onder meer hoe ervaren de eigen huisarts op dit gebied is en wat de familie wil. Sinds kort zijn op verschillende plaatsen in Nederland gespecialiseerde geheugenpoliklinieken opgericht, waar diverse specialisten op het gebied van dementie samenwerken. Doorgaans wordt daar ook wetenschappelijk onderzoek naar dementie gedaan. Nadat de diagnose gesteld is, doet zich de vraag voor: hoe nu verder? Het antwoord hangt ook weer met vele factoren samen. Belangrijk is dat er een gesprek plaatsvindt tussen de arts, de patiënt en zijn familieleden, of andere personen die nauw bij de patiënt betrokken zijn. Hieronder zullen we een aantal vragen bespreken die tijdens dergelijke gesprekken aan de orde kan komen. Moet de patiënt zelf ook op de hoogte worden gebracht van de diagnose? Sommige familieleden willen onder geen beding dat de diagnose, bijvoorbeeld de ziekte van Alzheimer, met zoveel woorden wordt meegedeeld, anderen vinden een maximale openheid hierover normaal. Een algemeen antwoord op de vraag is moeilijk te geven. Het meedelen van de diagnose maakt vaak wel veel duidelijk, omdat daarmee ook erkend wordt dat bepaalde zaken niet goed meer kunnen verlopen. Onze ervaring met het bespreken van de diagnose is dat, zeker in een beginnend stadium van de ziekte, met de patiënt toch vaak een goed gesprek mogelijk is, mits dit maar met tact en vriendelijkheid wordt gebracht. Soms is het ook beter de term ‘Alzheimer’ niet met zoveel woorden te noemen, maar te spreken van ‘uw geheugenstoornissen’ of soortgelijke bewoordingen te hanteren. Zijn er medicijnen tegen dementie? Er bestaan geen medicijnen die dementie kunnen genezen of kunnen voorkomen. Sinds kort zijn er in Nederland en de andere landen wel bepaalde geneesmiddelen die de verschijnselen enigszins kunnen afremmen, onder andere het middel Rivastigmine, dat de afbraak van een stofje in de hersenen remt. Dit stofje (acetylcholine) speelt een belangrijke rol bij geheugenprocessen en is bij patiënten met de ziekte van Alzheimer verminderd in de hersenen aanwezig. Wonderen, in de zin van spectaculaire verbeteringen, moet u van dit middel overigens niet verwachten. Op zijn best blijken de medicijnen de toestand tijdelijk te kunnen stabiliseren. De winst van deze medicijnen moet worden afgewogen tegen 44 | Zorgwijzer Geheugen de eventuele bijwerkingen. Om voor dit middel in aanmerking te komen, moet de huisarts de patiënt verwijzen naar afdelingen die met dit middel ervaring hebben, bijvoorbeeld geheugenpoliklinieken. Wat staat de familie te doen als de diagnose dementie gesteld wordt? Wanneer voor het eerst de diagnose dementie duidelijk gemaakt wordt, ontstaan bij de naaste familieleden dikwijls nogal wat tegenstrijdige gevoelens. Vaak hadden ze iets dergelijks wel verwacht en komt de diagnose niet geheel als een verrassing. Toch roept de diagnose ook veel vragen op: wat gaat er nu gebeuren? Hoe ziet de toekomst er nu verder uit? Vaak bestaat de behoefte om van alles te ondernemen. Toch is het het beste dat er een zekere rust ontstaat. Wanneer de situatie rustig is, kan de verwerking van de diagnose beter verlopen. Hiertoe is het goed om met de rest van de familie alles goed door te spreken, zodat iedereen volledig op de hoogte is. Hiervoor is veel tijd nodig. Voor partners van demente patiënten is het een enorme steun als ze ervaren dat ze er niet alleen voor staan. De onmacht die de ziekte nu eenmaal oproept, kan op die manier beter worden gedeeld. Directe naasten lopen vaak het risico dat ze eenzaam en geïsoleerd raken, hetgeen moet worden voorkomen. Zeker wanneer de diagnose in een vroeg stadium is gesteld, kan de patiënt daarna nog een hele tijd min of meer stabiel zijn. Het beste is zijn problemen te zien als een handicap waarvoor een zekere aanpassing nodig is, en niet als een ziekte alleen. Hoe een dergelijke aanpassing moet geschieden, ligt voor iedere situatie weer anders. Tegenwoordig is er veel literatuur voor geïnteresseerden, waarin de omgang met de dementerende nader wordt besproken. Na verloop van tijd is een verdere achteruitgang meestal onvermijdelijk. Nu is het moment gekomen waarop naast verwerking en aanpassing, ook daadwerkelijke hulp geboden moet worden. Meestal wordt deze via de huisarts in gang gezet. 4.6 Dementie en de bibliotheek In paragraaf 3.5 is de vergelijking met de bibliotheek gebruikt om normale ouderdomsvergeetachtigheid toe te lichten. De belangrijkste conclusie was dat de ouder wordende bibliothecaris alle werkzaamheden nog goed kan verrichten, alleen kosten ze meer tijd en is hij ook sneller afgeleid. Maar zolang het niet al te druk wordt in de bibliotheek, hoeft dit niet tot problemen te leiden. Bij dementie is er echter iets heel anders aan de hand. Het begin van dementie is te vergelijken met de situatie waarbij de bibliothecaris echt de kluts kwijtraakt. Hij wordt niet alleen trager, maar verliest vooral ook de kennis van het bibliotheeksysteem. En dit leidt tot veel problemen. Alle boeken staan nog wel op de planken, alleen weet de bibliothecaris niet meer goed hoe hij de boeken moet Hoofdstuk 4 | Dementie | 45 opbergen en waar hij de boeken kan terugvinden. Alleen met hulp van anderen lukt het nog wel de weg te vinden in de bibliotheek. Als de dementie ernstiger wordt, verdwijnt de bibliothecaris zelfs helemaal van het toneel. Er kan dan niets meer worden teruggevonden of opgeborgen. Bovendien beginnen de boeken en de boekenplanken ook echt te verdwijnen. De bibliotheek raakt langzaam maar zeker leeg. Er blijft alleen nog een lege zaal, ofwel een leeg geheugen, achter. 46 | Zorgwijzer Geheugen 5 Geheugen en zelfvertrouwen 48 | Zorgwijzer Geheugen 5.1 Inleiding Op onze geheugenpolikliniek zien we regelmatig ouderen met klachten over het geheugen. Naast een medisch onderzoek dat vooral gericht is op de mogelijke oorzaken van de vergeetachtigheid, wordt een uitgebreid geheugenonderzoek gedaan. Dat bestaat uit het afnemen van geheugentests. Voorbeelden van geheugentests zijn het onthouden van een rij woorden die verschillende keren wordt aangeboden, het onthouden van een kort verhaal dat voorgelezen wordt, het onthouden van gezichten of het onthouden van een tekening van een ingewikkeld figuur. Van al deze geheugentests weten we hoe de gemiddelde prestaties zijn op verschillende leeftijden, waarbij in de regel de prestaties afnemen met het ouder worden. Ook wordt rekening gehouden met het geslacht en de opleiding die iemand genoten heeft. Vrouwen presteren doorgaans iets beter op geheugentaken met talige informatie (woorden, teksten). Hoger opgeleide mensen hebben gemiddeld iets betere geheugenscores. Wanneer iemands prestaties bij een testonderzoek overeenkomen met wat mag worden verwacht gegeven de leeftijd, geslacht en opleiding, dan kunnen geheugenstoornissen worden uitgesloten. Zijn de prestaties opvallend veel lager, dan is er vermoedelijk sprake van geheugenstoornissen. Bij een aanzienlijk deel van de vergeetachtige ouderen die wij zien, kunnen we geen geheugenstoornissen vaststellen. De scores op de geheugentests wijken dan niet af van wat we zouden verwachten. En dat is op het eerste gezicht natuurlijk vreemd. De mensen klagen erover zeer veel te vergeten in hun alledaagse leven en toch blijkt uit ons onderzoek dat het geheugen goed werkt. Betekent dit dan dat men ten onrechte klaagt of de klachten overdrijft? Het antwoord is nee. Het is heel goed mogelijk dat er werkelijk problemen zijn met het alledaagse geheugen, terwijl het geheugen niet gestoord blijkt bij een gericht geheugenonderzoek. De oorzaak moet dan vaak gezocht worden in het verlies aan zelfvertrouwen in het eigen geheugen. Sommige mensen kunnen zo onzeker worden over hun geheugen dat ze eigenlijk niet anders verwachten dan dat het geheugen hun wel in de steek zal laten. En wanneer je daar maar genoeg van overtuigd bent, dan bestaat er een goede kans dat je je ook als een vergeetachtig iemand gaat gedragen. Je zult steeds minder moeite doen om nog iets te onthouden in de verwachting dat het toch niet zal lukken. Het heeft, kortom, alles te maken met het geloof in je eigen kunnen. Een vergelijking met sporters kan dit verduidelijken. Een sporter kan zich heel goed voorbereiden op een wedstrijd, maar op het moment dat hij vlak voor de wedstrijd door de spanning onzeker wordt en het idee krijgt dat hij toch niet kan winnen, dan heeft hij de wedstrijd al verloren ondanks het feit dat hij topfit is. Het verhaal van de vergeetachtige mevrouw M. in het eerste hoofdstuk ging uiteindelijk vooral over onzekerheid en twijfels over het eigen geheugen. In dit hoofdstuk wordt verder uitgelegd hoe een gebrek aan zelfvertrouwen vergeetachtigheid Hoofdstuk 5 | Geheugen en zelfvertrouwen | 49 in de hand kan werken. Door onzekerheid en een gering zelfvertrouwen in het eigen geheugen, kun je gemakkelijk in een neerwaartse spiraal belanden, die de geheugenproblemen en de bezorgdheid over het geheugen alleen maar groter maakt. In de beschrijving die we hierover geven, kunt u voor uzelf nagaan of en in hoeverre een gebrek aan zelfvertrouwen ook bij uw alledaagse geheugenproblemen een rol speelt. 5.2 Begin van vergeetachtigheid Vergeetachtigheid op oudere leeftijd kan verschillende oorzaken hebben, zoals in de voorgaande hoofdstukken al is besproken: door veranderingen in de hersenen ten gevolge van het ouder worden, door spanningen of een sombere stemming of doordat je het een tijdlang te druk hebt. Ook kan het geheugen door ziekte (bijvoorbeeld een forse griep) of een narcose voor een operatie tijdelijk minder goed werken. Vergeetachtigheid (vaak tijdelijk) door: • normale veroudering • spanningen • drukte • depressie, sombere stemming • ziekte • narcose • ... Figuur 6: oorzaken van vergeetachtigheid De meeste mensen zien wel in dat de toegenomen vergeetachtigheid direct te maken heeft met bijvoorbeeld somberheid, spanningen of een te druk leven. Ze zullen zich er dan ook weinig zorgen over maken. De vergeetachtigheid is weliswaar hinderlijk, maar hun verwachting is dat de vergeetachtigheid wel weer zal overgaan als de stemming opklaart of de spanningen afnemen. 5.3 Vergeetachtigheid wordt een apart probleem Niet iedereen lukt het echter om onbezorgd te blijven over toegenomen vergeetachtigheid, ook al ligt de oorzaak voor de hand en mag worden verwacht dat het hier om een tijdelijk probleem gaat. Merken dat je geheugen slechter wordt, is vaak beangstigend. Je schaamt je ervoor, je vraagt je af of je wellicht dement wordt, of je gaat twijfelen of je je dagelijkse bezigheden in de toekomst nog wel kunt blijven doen. Dat kan betrekking hebben op het gezin, het werk en het onderhouden van de sociale contacten. Het falende geheugen kan zó gaan opvallen dat het een probleem op zichzelf wordt. De koppeling met de eigenlijke oorzaak wordt dan niet meer gemaakt. De vergeetachtigheid wordt een apart probleem. 50 | Zorgwijzer Geheugen Vergeetachtigheid wordt apart probleem • bezorgdheid • schaamte • angst voor dementie • onzekerheid over de toekomst: gezin of werk verlies van zelfvertrouwen in eigen geheugen Figuur 7: vergeetachtigheid wordt apart probleem Vaak horen we mensen dan zeggen: ‘Ik ben niet alleen depressief of gespannen, maar mijn geheugen wordt ook slechter’, waar de eigenlijke boodschap moet zijn: ‘Mijn geheugen is slecht, omdat ik gespannen of somber ben.’ Vergelijk dit met griep en koorts. Weinigen zullen zeggen: ‘Ik heb griep en ook nog koorts’, maar ze zeggen: ‘Ik heb griep en daardoor koorts.’ Griep en koorts horen bij elkaar, zoals ook spanningen, een sombere stemming of een slechte lichamelijke conditie door ziekte kan samengaan met een (tijdelijke) toename in vergeetachtigheid. Wanneer deze koppeling echter niet meer wordt gelegd, dan wordt het slechte geheugen een probleem op zichzelf en worden mensen toenemend onzeker. Dit verlies aan zelfvertrouwen in het geheugen heeft vaak tot gevolg dat de geheugenproblemen toenemen. Hiervoor bestaan twee oorzaken: (1) selectieve waarneming en (2) te veel of te weinig geheugeninspanning. 5.4 Selectief waarnemen Vind je jezelf vergeetachtig, dan let je heel selectief op de vergeetmomenten. Alle voorvallen van vergeten krijgen extra aandacht (‘Zie je wel, daar heb je het weer’), je gaat steeds meer letten op de geheugenmissers. Dingen die je niet vergeet, vallen echter nauwelijks op. Je krijgt, ironisch genoeg, een heel goed geheugen voor je eigen geheugenmissers, maar een slecht geheugen voor de geheugensuccessen. Vaak merken we dat aan bezorgde patiënten op de geheugenpolikliniek. Vrijwel moeiteloos weet men een reeks van voorvallen van vergeten in de laatste weken gedetailleerd na te vertellen, hetgeen eigenlijk kan worden beschouwd als een voorbeeld van een goed geheugen. Voorvallen van vergeten krijgen, kortom, te veel aandacht en worden te belangrijk bevonden. Die enkele keer dat een naam vergeten is, is dan genoeg reden om te denken dat het geheugen voor namen altijd héél slecht is, terwijl de meeste namen feitelijk wel goed worden herinnerd. Alleen dat laatste wordt nu juist vergeten! Behalve dat je steeds meer gaat letten op de geheugenmissers, word je vaak ook zeer kritisch en veeleisend ten aanzien van het eigen geheugen. Iedereen, jong en oud, zal elke dag meemaken dat men iets is vergeten. Dat is heel normaal. Hoofdstuk 5 | Geheugen en zelfvertrouwen | 51 Gelukkig betreft het vaak onbeduidende zaken, waar de meeste mensen verder niet bij stilstaan. Maar juist mensen die bezorgd zijn over het geheugen, gaan het normale alledaagse vergeten vaak zien als iets abnormaals. Als men bijvoorbeeld niet op een woord kan komen, dan wordt dit gezien als iets abnormaals, terwijl dit nu juist het beste voorbeeld is van iets wat bijna iedereen dagelijks overkomt. Nog opvallender is dat er dan ook nog met twee maten wordt gemeten. De vergeetachtigheid van anderen wordt heel normaal en begrijpelijk gevonden (‘Je hebt ook zo veel aan je hoofd’, ‘Dat overkomt iedereen toch’). Gek genoeg geldt dat voor anderen, maar niet voor jezelf. Zelf mag je blijkbaar niets vergeten! Als je voortdurend let op je geheugenmissers en ook het normale alledaagse vergeten als abnormaal gaat zien, dan wordt het gevoel van geheugenfalen alleen maar versterkt. Dit leidt tot een toename van de bezorgdheid en een verder verlies aan zelfvertrouwen. Daardoor ga je nog meer letten op het (falende) geheugen. En zo is de vicieuze cirkel rond. Selectief waarnemen • alleen nog letten op geheugenmissers • ‘normaal’ vergeten wordt abnormaal gevoel van geheugenfalen wordt sterker Figuur 8: geheugen en selectief waarnemen 5.5 Geheugeninspanning Als je niet meer gelooft in de betrouwbaarheid van je eigen geheugen, is er een goede kans dat je je er ook minder voor inspant. Waarom zou je immers nog moeite doen voor iets, waarvan je toch weet dat het niet zal lukken. Opmerkingen als: ‘Vertel dat maar tegen mijn man, dat vergeet ik toch’ of ‘Dat moet je mij niet vragen, dat weet ik toch niet meer’, zijn bekende voorbeelden. Maar er is vaak een groot verschil tussen wat je denkt te kunnen en wat je feitelijk kunt. Dat geldt voor veel dingen die je doet en meemaakt in het dagelijkse leven en dus óók voor het geheugen. Als je je niet meer inspant om de krant goed te lezen, zal de inhoud je ook snel zijn ontschoten. En dat geldt eveneens voor namen, boodschappen en gesprekken. In die zin krijg je gelijk, het geheugen lijkt je steeds meer in de steek te laten, al heeft dit nu niets met een slecht geheugen te maken, maar is dit geheel te wijten aan het feit dat je er geen moeite voor doet. En als je maar lang genoeg iets niet meer doet, weet je al snel niet beter dan dat je het ook niet kunt. Een voorbeeld uit onze praktijk. Een 67-jarige vrouw vertelde ons dat ze al enige tijd niet meer naar recepties of verjaardagsfeestjes ging. Ze deed dit niet meer omdat haar ‘ervaring’ was dat ze gezichten niet altijd herkende, vaak namen was 52 | Zorgwijzer Geheugen vergeten en ook in gesprekken niet kon meepraten, omdat ze zoveel kwijt was van vroeger. Ze was ervan overtuigd dat ze daardoor voortdurend verschrikkelijke blunders maakte. Toen we haar vroegen of dit ook al eens écht gebeurd was, bleek dit niet zo te zijn! Het was dus haar verwachting dat haar geheugen zou falen bij recepties en feestjes die haar had doen besluiten niet meer te gaan. Feitelijk was er nog nooit iets fout gegaan. Andere bekende voorbeelden: geen boek meer lezen (‘Dat onthoud ik toch niet meer’) of niet meedoen aan gesprekken en alleen maar luisteren (‘Zeg ik ook niks stoms of dubbel’). Geheugeninspanning • te weinig inspanning • te veel inspanning Gevoel van geheugenfalen wordt sterker Figuur 9: geheugen en geheugeninspanning Behalve dat je je soms te weinig inspant om iets te onthouden, kun je je ook te veel inspannen. Wat bedoelen we daarmee? In een eerder hoofdstuk kwam al aan de orde dat het geheugen in de regel vanzelf werkt. Je hoeft er niet veel extra’s voor te doen. Aandachtig naar iets luisteren of kijken of met aandacht iets lezen is in de regel voldoende. Vaak zie je dat mensen die bezorgd zijn over hun geheugen zich juist te veel gaan inspannen om normale alledaagse zaken te onthouden en dit werkt nogal eens averechts. Het lijkt dan wel dat je extra aandacht aan iets besteedt, maar veel van deze aandacht wordt echter ook weer opgeslokt door afleidende twijfels (‘Zal het wel lukken dit te onthouden?’, ‘Als ik dit niet onthoud, dan is het toch echt mis’). En zo gaat er weer veel van de extra aandacht verloren. Het uiteindelijke resultaat is dan zelfs dat je minder aandacht overhoudt voor datgene wat je nu juist probeert te onthouden of te herinneren. En dat werkt wel zeer ontmoedigend en versterkt de twijfels die er al bestonden (‘Nu doe ik toch zo mijn best en dan lukt het nog niet’). Opnieuw een voorbeeld uit onze eigen praktijk. Het betreft hier een 70-jarige man die bang was om dement te worden. Het dagelijkse televisiejournaal werd door hem gebruikt als een soort geheugentest om te zien hoe goed of slecht zijn geheugen was. Terwijl hij heel aandachtig probeerde te luisteren naar het journaal, was hij tegelijkertijd in gedachten al aan het repeteren voor zichzelf wat hij tot dusver had gehoord. Had hij dit niet direct paraat, dan werd hij al ongerust en sloeg de vertwijfeling toe. Op dat moment kon hij natuurlijk niet meer volgen wat op het journaal werd verteld, hij leidde zichzelf immers steeds af. Hierdoor wist hij zich vaak maar weinig te herinneren van het journaal. Toch had hij zich voor zijn Hoofdstuk 5 | Geheugen en zelfvertrouwen | 53 gevoel steeds meer dan honderd procent ingespannen. Uiteindelijk raakte hij er steeds meer van overtuigd dat het geheugen achteruitholde en dat hij dement aan het worden was. Een meer alledaags voorbeeld hoe te veel inspanning het geheugen in de weg kan zitten, zien we vaak op de televisie. Bij quizzen waar grote prijzen kunnen worden gewonnen, zien we kandidaten die zodanig gaan twijfelen aan zichzelf, dat ze de meest simpele vragen niet meer kunnen beantwoorden. Het geheugen raakt door de spanning, de overconcentratie en de vele twijfels, geheel geblokkeerd. Te veel of te weinig inspanning leidt dus tot meer vergeten en daarmee tot een versterking van het gevoel dat het geheugen voortdurend faalt. Ook nu kan dit weer leiden tot een toename van de bezorgdheid en een verder verlies aan zelfvertrouwen, waardoor men zich nog minder of juist te veel gaat inspannen. Opnieuw is hiermee de vicieuze cirkel rond. 5.6 De vicieuze cirkel De belangrijkste conclusie van dit hoofdstuk is dat door een verlies aan zelfvertrouwen de geheugenproblemen al snel kunnen verergeren. Door de negatieve verwachtingen die je hebt over je eigen geheugen, kun je je zo gaan gedragen dat de geheugenproblemen alleen maar kunnen toenemen. In figuur 10 zijn de verschillende onderdelen van de vicieuze cirkel in onderlinge samenhang weergegeven. 54 | Zorgwijzer Geheugen Volledig model van de vicieuze cirkel Vergeetachtigheid (vaak tijdelijk) door: • normale veroudering • spanningen • drukte • depressie, sombere stemming • ziekte • narcose • ... Vergeetachtigheid wordt apart probleem door: • bezorgdheid • schaamte • angst voor dementie • onzekerheid over de toekomst: gezin of werk • ziekte • narcose verlies van zelfvertrouwen in eigen geheugen Selectief waarnemen • alleen nog letten op geheugenmissers Geheugeninspanning • te weinig inspanning • te veel inspanning • ‘normaal’ vergeten wordt abnormaal gevoel van geheugenfalen wordt sterker Figuur 10: De viciueze cirkel, het complete model Hoofdstuk 5 | Geheugen en zelfvertrouwen | 55 Een gebrek aan zelfvertrouwen als mogelijke oorzaak van de vergeetachtigheid speelt niet bij iedereen een even grote rol. Het is belangrijk dat u voor uzelf nagaat of en in hoeverre het op u van toepassing is. Dit geeft u een betere kijk op de achtergronden van uw vergeetachtigheid. U weet dan waar u in het vervolg meer op moet letten. Mogelijk moet u zich wat minder zorgen maken over uw vergeetmomenten, juist omdat u er te veel op let of ze ten onrechte als voorbeelden van abnormale vergeetachtigheid ziet. Wellicht moet u ook onderkennen dat u te snel denkt dat u dingen niet meer kunt onthouden en dat u zich daardoor onvoldoende inspant. 5.7 De onzekere bibliothecaris Ook bij het beschrijven van de rol van zelfvertrouwen en het geheugen is de vergelijking met de bibliotheek weer bruikbaar. Wat kan er nu aan de hand zijn? De bibliothecaris is niet opvallend trager geworden ten gevolge van het ouder worden (ouderdomsvergeetachtigheid) en ook is er bij hem geen sprake van beginnende dementie waardoor hij het systeem van de bibliotheek kwijtraakt. Alleen, de bibliothecaris denkt zelf wel dat er iets ernstigs met zijn geheugen aan de hand is. En dit werkt verschillende dingen in de hand. Hij wordt in toenemende mate onzeker en het valt hem steeds meer op hoeveel fouten hij maakt. Feitelijk maakt hij niet meer fouten dan enkele jaren geleden, alleen is hij er nu meer op gaan letten. De wat moeilijkere klussen in de bibliotheek, zoals het werken achter de nieuwe computers, laat hij liever over aan jongere collega’s. Hij voelt zich niet zeker in het werken met computers en verwacht nog eens grote fouten te maken. Hoewel hij nog nooit fouten heeft gemaakt, behalve de kleine gebruikelijke vergissingen die al zijn collega’s ook maken, heeft dit er inmiddels toe geleid dat hij de computer helemaal niet meer gebruikt. Wanneer de bibliothecaris ’s ochtends naar de bibliotheek gaat, is hij ook veel meer gespannen dan vroeger. Hij is bang dingen te vergeten en in zijn werk is hij zichzelf daarom voortdurend aan het controleren. Zo kijkt hij steeds na of hij de boeken inderdaad op de goede plekken heeft teruggezet. Dit blijkt eigenlijk niet nodig, want hij heeft zich tot nu toe niet op fouten kunnen betrappen. Door dit extra controleren komt hij echter voortdurend in tijdnood. Op het eind van de dag moet hij zich haasten in het afronden van zijn werk. Door deze tijdsdruk maakt hij echter wél fouten. Hierdoor wordt hij uiteindelijk zo gespannen en nerveus dat hij zich ziek meldt. Thuis blijft hij piekeren over zijn geheugenproblemen en vraagt hij zich af of hij niet gaat dementeren. 56 | Zorgwijzer Geheugen 6 Geheugen en gezondheid 58 | Zorgwijzer Geheugen 6.1 Inleiding Ouderen hebben veel vragen over het verband tussen geheugen en gezondheid. Moet je ‘topfit’ blijven om ook een goed geheugen te behouden? En zo ja, wat moet je daar dan voor doen? Betekent dit bijvoorbeeld dat je extra op je lichamelijke en psychische gezondheid moet letten of wellicht meer actief moet worden? Zijn er wellicht ook medicijnen die het geheugen ondersteunen en is het zinvol deze te gebruiken? Op deze vragen willen we in dit hoofdstuk nader ingaan. 6.2 Lichamelijke gezondheid Het is niet nodig om extra gezond te gaan leven voor een goed geheugen. Een normale leefwijze is genoeg. Wanneer u let op de normale afwisseling in uw voeding en verder een regelmatig leven leidt, is er niets aan de hand. Ook regelmatige lichaamsbeweging is van belang. Extra vitaminen zijn zelden nodig. Als u normaal eet, krijgt u met de goede kwaliteit van levensmiddelen in Nederland meer dan genoeg vitaminen binnen. Het geheugen heeft, ook op oudere leeftijd, geen extra voedingsstoffen nodig. Van belang is verder dat tal van lichamelijke aandoeningen hun weerslag kunnen hebben op het psychische functioneren, dus ook op het geheugen. Mensen die moe zijn vanwege een doorgemaakte infectie, bijvoorbeeld griep, hebben vaak grote moeite zich te concentreren, en klagen over een verminderde werking van het geheugen. Vaak maken de geheugenklachten deel uit van andere klachten, zoals moeheid en gebrek aan levenslust. Wanneer deze klachten lang aanhouden, kan het zinvol zijn de huisarts hierover te raadplegen. 6.3 Psychische gezondheid Het functioneren van het geheugen is sterk afhankelijk van het overige psychische functioneren. Ook voor ouderen is het belangrijk actief in het leven te staan, interesses te hebben en regelmatig met andere mensen te spreken. Mensen die overspannen zijn of in de put zitten, hebben in het algemeen veel moeite zich te concentreren, zoals in hoofdstuk 3 al werd besproken. Dat is bijvoorbeeld te merken aan het feit dat een krantenartikel uitlezen niet goed meer lukt, of dat de draad van een film moeilijk te volgen wordt. Daardoor is het ook lastig de informatie uit dat artikel of die film goed in het geheugen op te slaan. Strikt genomen heeft dat niet zozeer te maken met het geheugen. Concentratie is een voorwaarde, zonder welke het geheugen niet goed kan functioneren. In de beeldspraak van de bibliotheek: het is belangrijk dat de bibliothecaris oplettend is en zijn werk goed kan doen anders worden de boeken niet goed meer gerubriceerd en opgeborgen, of kan hij de gevraagde boeken niet goed meer terugvinden. Hoofdstuk 6 | Geheugen en gezondheid | 59 Een ‘uitgeruste’ geest is dus noodzakelijk voor een goede werking van het geheugen. Bij bepaalde psychische stoornissen wordt aan deze voorwaarde niet voldaan. Het duidelijkst is dat het geval bij mensen die zich depressief voelen. Zij worden zó in beslag genomen door hun eigen piekergedachten dat er geen plaats meer is voor nieuwe indrukken. Depressieve mensen voelen zich vaak niet meer uitgenodigd om alles om hen heen in zichzelf op te nemen en aandacht te geven. Dat is ook de reden waarom ze zich zo geïsoleerd voelen van de wereld om hen heen. Bij ouderen uit een depressie zich vaak in de vorm van geheugenklachten. Depressieve ouderen klagen niet snel over somberheid of zich in de put voelen, maar wel over het feit dat ze niets meer kunnen onthouden. Of ze spreken vooral over de lichamelijke klachten die bij een depressie horen, zoals slaapproblemen en moeheid. Vaak heeft de omgeving dan ook niet door dat er sprake is van depressie. Vooral bij ouderen wordt een depressie dan ook niet altijd herkend. Soms bestaat ook het idee dat de verschijnselen nu eenmaal horen bij het ouder worden: met het stijgen van de leeftijd nemen de klachten toe, zo lijkt men te denken. Veel mensen zullen zich van tijd tot tijd een dag of een paar dagen rot voelen. Dat betekent nog niet dat er sprake is van een depressie. We spreken pas van een depressie wanneer de stemming gedurende langere tijd aan een stuk door verlaagd is, en zodanig dat een normaal dagelijks functioneren moeilijk wordt. Van belang daarbij is te beseffen dat het hebben van een depressie niet vergelijkbaar is met ‘je een dag rot voelen’. Mensen met een depressie lijden daar sterk onder. Ze kunnen er zelf meestal weinig aan doen, hoewel ze zich vaak wel schuldig daarover voelen. In dit opzicht is de depressieve patiënt echt als ziek te beschouwen. Het inroepen van hulp, in eerste instantie van de huisarts, is daarom belangrijk. Deze zal met de patiënt nagaan welke factoren een rol spelen bij het depressief zijn en een behandeling voorstellen. Soms bestaat deze uit antidepressiva, soms uit gesprekken, of uit een combinatie van deze twee. 6.4 Geheugenpillen De laatste jaren heeft men in de media regelmatig kunnen lezen over de komst van ‘de geheugenpil’. Bestaat dit middel nu echt? Het antwoord op deze vraag hangt allereerst samen met wat er precies aan de hand is. Wanneer sprake is van een depressie, zal men baat hebben bij antidepressiva. In hoofdstuk 4 werd kort ingegaan op medicijnen die het geheugen bij patiënten met de ziekte van Alzheimer enigszins kunnen ondersteunen. Als uw vergeetachtigheid wordt veroorzaakt door een bepaalde ziekte, dan zijn er soms ook wel specifieke medicijnen voor. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een niet goed werkende schildklier of bij een tekort aan bepaalde vitamines. Echte geheugenpillen, dat wil zeggen medicijnen die direct het geheugen positief beïnvloeden, bestaan er tot op de dag van vandaag niet. Uw arts zal ze u dan ook 60 | Zorgwijzer Geheugen niet kunnen voorschrijven. Er wordt al wel lange tijd onderzoek gedaan naar geheugenpillen, vooral door de geneesmiddelenindustrie. Het is echter niet de verwachting dat er snel effectieve geheugenpillen zullen komen. Daarvoor is nog te veel onbekend van de werking van het geheugen en de hersenen. Niettemin worden in veelal kleurrijke advertenties steeds vaker pillen, drankjes of poeders aangeboden die ouderdomsvergeetachtigheid zouden tegengaan. Dit zijn middelen die u vrij kunt kopen bij de drogist of in de supermarkt. Er is geen recept voor nodig van de huisarts. Op de vraag of deze middelen helpen, kunnen twee antwoorden worden gegeven: ja en nee. De meeste geheugenmiddelen die vrij verkrijgbaar zijn, zijn nooit in een wetenschappelijk onderzoek onderzocht op hun werkzaamheid. In die zin kunt u ze dan ook beter niet kopen, ondanks de vele beloften die er soms op de verpakking staan (‘NOOIT meer vergeetachtig’ of ‘Uw geheugen weer 100 procent!’). Dergelijke middelen zijn weliswaar niet schadelijk voor uw gezondheid, maar of ze uw geheugen verbeteren, is maar zeer de vraag. In de geneeskunde is de gouden regel: het werkt pas als de werkzaamheid ook wetenschappelijk is aangetoond. Bovendien zijn dergelijke middelen vaak erg duur en worden ze niet vergoed door ziekenfonds of verzekering. U kunt het geld daarom beter in uw zak houden. Toch zijn er mensen die zeggen dat ze veel baat hebben bij deze middelen, ook al is dat wetenschappelijk niet bewezen. Dat is op zichzelf genoeg reden om ermee door te gaan. Voor deze mensen zijn deze middelen dus nuttig. Een kritische houding is hier echter op zijn plaats. U zou eens moeten proberen om het middel een tijd niet te gebruiken om te zien of de vergeetachtigheid dan ook weer toeneemt. Dat is lang niet altijd het geval. Het is dan maar zeer de vraag of het inderdaad ook het middel zélf is dat het geheugen verbetert. Alleen al de verwachting dat het middel zal helpen, kan genoeg zijn om uw geheugen als beter te beoordelen. Ook het feit dat u het middel koopt, betekent dat u actief bezig bent uw geheugen te ondersteunen. U bent alerter op uw geheugen, staat er meer bij stil en let beter op, waardoor u inderdaad minder vergeet. Maar dit hoeft helemaal niets te maken te hebben met het middel dat u gebruikt. 6.5 Extra actief blijven voor een goed geheugen? In de afgelopen jaren zijn de opvattingen over ouder worden veranderd. Voorheen werd de ‘oude dag’ als een min of meer afgebakende derde levensfase beschouwd, waarbij de eerste levensfase het kind zijn was en de tweede levensfase die van de volwassenheid. De derde levensfase van ouderdom betekende dan het einde van de productieve volwassenheid en impliceerde ook min of meer een terugtrekking uit het maatschappelijke leven. Deze scheiding tussen volwassenheid en ouderdom is inmiddels vervaagd en de nadruk ligt nu op vitaal en succesvol ouder Hoofdstuk 6 | Geheugen en gezondheid | 61 worden. Ouderdom is geen derde fase, maar een voortzetting van de periode van volwassenheid waarin je actief en productief blijft. Vitaliteit staat hierbij niet alleen voor een goede lichamelijke gezondheid, maar ook voor goede geestelijke vermogens, waaronder een goed geheugen. In de reclame wordt de ‘moderne’ oudere dan ook bij voorkeur afgebeeld als een zeer energiek persoon die op latere leeftijd nog van alles onderneemt, zoals verre vakanties, het volgen van cursussen en het uitoefenen van hobby’s die je eerder bij jonge mensen verwacht (bijvoorbeeld motorrijden). De impliciete boodschap die hier eigenlijk gegeven wordt, is dat je vooral extra actief moet worden om gezond oud te worden en je geestelijke vermogens, zoals het geheugen, te kunnen behouden. Dit beeld is echter overdreven en kan van de nodige kanttekeningen worden voorzien. Om het geheugen te behouden, hoeft u niet per se méér te gaan doen. Een normaal leven, waarin je die dingen doet die je leuk en belangrijk vindt en vooral ook aankunt, is genoeg. Soms zie je wel dat oudere mensen de neiging hebben om zich te veel terug te trekken uit het sociale leven en nog weinig activiteiten ondernemen. Dat kan om velerlei redenen zijn. Men vindt zich ‘te oud’ of is bang te veel ‘een last’ te worden voor anderen. Sommige activiteiten kun je door ‘gebreken van de oude dag’ wat minder goed dan vroeger - voor mensen soms reden om dan maar helemaal niets meer te doen. Ook spelen ideeën die men zelf heeft over wat ouderen kunnen en moeten doen een grote rol. Bijvoorbeeld het idee dat niemand meer zit te wachten op een oud mens. ‘Waarom zal ik mijn (klein)kinderen bellen, ze zullen het wel veel te druk hebben.’ ‘Op mijn leeftijd begin je toch niet meer aan een hobby?’ Deze ideeën zijn wél slecht voor het geheugen. Ook voor het geheugen geldt: rust roest. Wat je niet gebruikt, raak je sneller kwijt. Net zoals overspannenheid een reden van vergeetachtigheid kan zijn, kan dat ook door te weinig activiteit, door onderspannenheid het geval zijn. Er is geen eenduidig antwoord te geven op de vraag wat ‘normaal’ actief is. Dat verschilt van persoon tot persoon. De een gaat op zijn oude dag bewust wat rustiger leven, terwijl de ander juist extra activiteiten gaat ondernemen (hobby’s, verenigingen, studie). Dat heeft te maken met verschillen in belangstelling en interesses. Belangrijk is alleen dat je dat blijft doen waar je plezier in hebt en waar je je goed bij voelt. Je moet jezelf niet overbelasten, maar ook niet onderbelasten. Voor de ene persoon kan dit betekenen: veel op zichzelf zijn, de drukte vermijden en de rust zoeken in het lezen van boeken of tuinieren. De ander gaat daarentegen in een appartement wonen midden in de stad om gemakkelijker te kunnen winkelen, mensen te kunnen bezoeken of te kunnen deelnemen aan het verenigingsleven. De ene levenswijze is niet beter dan de andere. Het gaat erom dat ze bij de persoon past. 62 | Zorgwijzer Geheugen 7 Ouderdomsvergeetachtigheid: wat kunt u eraan doen? 64 | Zorgwijzer Geheugen 7.1 Inleiding In het voorgaande hoofdstuk hebben we gesproken over de rol van gezondheid en alledaagse activiteiten, en hun invloed op het geheugen. Een belangrijke conclusie was dat voor een goed geheugen een normale gezondheid en een patroon van alledaagse activiteiten dat goed bij u past voldoende is. Ook hebben we gezien dat er tot heden geen geheugenpillen bestaan. Toch zijn er methoden waarmee u uw geheugen kunt ondersteunen. Het kan echter niet in zijn algemeenheid worden verbeterd. Wel is het mogelijk met behulp van geheugenstrategieën veel voorkomende alledaagse geheugenproblemen het hoofd te bieden. Voordat u echter allerlei geheugenstrategieën gaat toepassen, is het van belang dat u voor uzelf nagaat wat de belangrijkste redenen zijn voor uw vergeetachtigheid. Als u de belangrijkste oorzaken in kaart hebt kunnen brengen, weet u ook waar u rekening mee moet houden. Bent u bijvoorbeeld vooral vergeetachtig omdat u vaak te veel dingen tegelijkertijd wilt doen, dan zult u eerst hierin iets moeten veranderen en uw activiteiten meer moeten spreiden over de dag. Mogelijk is dan het grootste probleem al opgelost en zijn specifieke geheugenstrategieën niet meer nodig. Voor dit doel introduceren we aan het eind van dit hoofdstuk een geheugendagboek, waarmee u meer inzicht krijgt in de oorzaken van uw vergeetachtigheid. 7.2 Is door oefening een algemene geheugenverbetering mogelijk? Uit onderzoek is gebleken dat het extra oefenen en trainen met behulp van allerlei geheugenspelletjes en geheugentaakjes (‘hersengymnastiek’) het geheugen in zijn algemeenheid niet verbetert. Mensen worden weliswaar beter op de geoefende geheugentaken, maar laten geen prestatieverbetering zien op niet-geoefende of niet-getrainde geheugentaken. Het verkeerde idee achter dergelijke hersengymnastiek is dat het geheugen te vergelijken is met een spier die sterker kan worden gemaakt door regelmatige extra belasting. Wanneer je vaak bepaalde spieren belast door bijvoorbeeld met gewichten te trainen, zullen de getrainde spieren groter en sterker worden. De spiercapaciteit wordt vergroot. Maar ons geheugen werkt niet als een spier, hetgeen duidelijk werd aangetoond in een beroemd geworden onderzoek naar het onthouden van cijferreeksen. In dit onderzoek trainde men een student in het onthouden van cijferreeksen. Zonder oefening bleek deze student maximaal zes of zeven cijfers in de juiste volgorde te kunnen onthouden na eenmalige aanbieding. Dit komt overeen met de maximale opslagcapaciteit van het kortetermijngeheugen die ongeveer zeven eenheden informatie bedraagt (in dit geval is een eenheid informatie één cijfer). Vervolgens ging de student oefenen met deze taak, zo’n vier à vijf keer per week, telkens een uur per dag. Na vele maanden van oefening (in totaal zo’n 215 uur) bleek de student in staat om foutloos een willekeurige rij van tachtig cijfers in de Hoofdstuk 7 | Ouderdomsvergeetachtigheid: wat kunt u eraan doen? | 65 juiste volgorde te kunnen onthouden! Dit resultaat suggereert dat het geheugen inderdaad als een spier getraind kan worden. Door veel oefening is de capaciteit van het kortetermijngeheugen immers ‘gegroeid’. Maar feitelijk was dit niet zo. Toen men in plaats van cijfers, een reeks losstaande letters aanbood, bleek de student gewoon weer een rij van maximaal zes of zeven letters te kunnen onthouden. De capaciteit van het kortetermijngeheugen was dus niet in zijn algemeenheid toegenomen. Bij nadere beschouwing bleek dat de student een goede geheugenstrategie had ontwikkeld bij het onthouden van de cijferreeksen. Hij was toevallig een fanatiek langeafstandloper, waardoor hij veel bekende en persoonlijke looptijden uit zijn hoofd kende. Bij het onthouden van de cijfers, zette hij deze zeer snel om in looptijden op bekende afstanden (bijvoorbeeld wereldrecordtijden op de mijl, de 10 kilometer of de 100 meter sprint) of in tijden die daarbij in de buurt lagen of in tijden die overeenkwamen met zijn eigen persoonlijke tijden. De reeks cijfers 3-2-7-8 werd bijvoorbeeld omgezet in 3 minuten en 27,8 seconden, hetgeen destijds dicht bij het wereldrecord hardlopen op de Engelse mijl lag. Op deze wijze was hij in staat een ordening aan te brengen in de lange en in eerste instantie willekeurige en betekenisloze reeks van cijfers. Hij deelde de lange reeks cijfers op in kleine betekenisvolle groepjes, waardoor hij uiteindelijk in staat was het verbluffende aantal van tachtig cijfers te onthouden. Soortgelijke geheugenstrategieën gebruiken wij zelf vaak bij telefoonnummers. Ook hierbij proberen we groepjes of een ordening te vinden in het nummer. U herinnert zich het voorbeeld uit hoofdstuk 2 waar het nummer 235235 werd onthouden als ‘2 plus 3 is 5 en dat twee keer’. Het geheugen kan dus niet op dezelfde wijze worden getraind als een spier. Het onderzoek naar het onthouden van cijferreeksen maakt duidelijk dat het geheugen in zijn algemeenheid niet kan worden verbeterd, maar dat het wel mogelijk is met behulp van geheugenstrategieën specifieke informatie beter en efficiënter te onthouden. Toch blijven veel mensen het idee houden dat het geheugen vergelijkbaar is met een spier. Om die reden gebruiken veel oudere mensen kruiswoordpuzzels als een algemene training van het geheugen. Het resultaat hiervan is dat men heel goed wordt in kruiswoordpuzzels: het geheugen voor de typische woorden uit kruiswoordpuzzels neemt enorm toe. Toch zal men hierdoor niet beter namen onthouden of een betere herinnering krijgen aan gebeurtenissen van vroeger. Overigens is dit geen reden om te stoppen met kruiswoordpuzzels; dit is tenslotte een leuke bezigheid. 7.3 Geheugenstrategieën Hoewel het geheugen in zijn algemeenheid dus niet verbeterd kan worden, is het wel mogelijk voor specifieke alledaagse geheugentaken specifieke geheugenvaar- 66 | Zorgwijzer Geheugen digheden of geheugenstrategieën te leren, waardoor u deze taken beter kunt uitvoeren. Geheugenstrategieën zijn hierbij de hulpmiddelen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt in externe en interne geheugenstrategieën. Externe geheugenstrategieën zijn geheugensteuntjes als briefjes, een agenda, het op een vaste plaats leggen van spullen of allerlei variaties op de bekende ‘knoop in de zakdoek’. Externe hulpmiddelen helpen vooral om je ergens aan te herinneren en worden door vrijwel iedereen veel gebruikt. Interne geheugenstrategieën spelen zich af ‘in je hoofd’ (in gedachten) en kunnen uiteenlopen van het zich extra goed concentreren, het vinden van ezelsbruggetjes of het vormen van visuele beelden bij datgene wat men wil onthouden. In de volgende twee hoofdstukken wordt uitgebreid ingegaan op voorbeelden van externe en interne geheugenstrategieën. Daarbij worden niet alle bekende geheugenstrategieën besproken, maar slechts die waarvan de ervaring heeft geleerd dat ze makkelijk te gebruiken zijn voor veelvoorkomende problemen van vergeetachtigheid. Het is niet de bedoeling dat u zich al deze geheugenstrategieën eigen maakt. U moet die strategieën uitkiezen die u aanspreken en goed toepasbaar zijn voor de alledaagse geheugenproblemen die u het meeste hinderen. 7.4 Geheugendagboek Zoals eerder al is besproken, kan ouderdomsvergeetachtigheid veel verschillende oorzaken hebben. Het is mogelijk dat het geheugen door het ouder worden inderdaad wat minder efficiënt werkt. Geheugenstrategieën toepassen kan dan een goede oplossing zijn om veelvoorkomende problemen van alledaagse vergeetachtigheid te ondervangen. Het is echter ook mogelijk dat er niet zozeer sprake is van een minder goed werkend geheugen, maar dat u door drukte of spanningen vaak onvoldoende geconcentreerd bent en om die reden veel vergeet. In hoofdstuk 5 bespraken we al de mogelijkheid dat sommige mensen zo bezorgd en onzeker zijn over hun geheugen, dat hierdoor hun vergeetachtigheid in stand wordt gehouden of zelfs toeneemt. Omdat vergeten op oudere leeftijd zoveel oorzaken kan hebben, is het allereerst van belang om te kijken welke oorzaken bij u mogelijk een rol spelen. Ook is het goed te weten wát u eigenlijk vergeet. Mensen hebben vaak het idee dat ze ‘niets’ kunnen onthouden en ‘alles’ zomaar zijn vergeten. Dit is echter zelden het geval. Wanneer u voor uzelf een tijdlang dagelijks opschrijft wat u vergeet, dan zal al snel blijken dat er een bepaald patroon in zit. Vaak gaat het steeds om dezelfde voorvallen van vergeetachtigheid (bijvoorbeeld spullen kwijt zijn), die dan ook nog één gemeenschappelijke oorzaak hebben (geen vaste opbergplekken) en waarbij er een voor de hand liggende oplossing bestaat (vaste opbergplekken). Om uw vergeetachtigheid en de mogelijke oorzaken in kaart te brengen, zou u gedurende Hoofdstuk 7 | Ouderdomsvergeetachtigheid: wat kunt u eraan doen? | 67 enkele weken een geheugendagboek moeten bijhouden volgens het onderstaande voorbeeld. In het dagboek houdt u gedurende enkele weken dagelijks bij wat u vergeten bent. Voor het invullen kunt u het beste een vast en rustig moment op de avond kiezen. U moet hierbij een aantal dingen beschrijven: wat u vergeten bent (bijvoorbeeld sleutels kwijt), hoe u hierop reageerde (het huis op zijn kop gezet) en wat u hierbij voelde (lichte paniek). Ten slotte probeert u een oplossing te bedenken om dit probleem in de toekomst te ondervangen (sleutels bij thuiskomst altijd op een vaste plek leggen). U kunt ook positieve ervaringen opschrijven. U hebt er bijvoorbeeld aan gedacht een jarig familielid op te bellen. Ook nu kunt u nagaan hoe het kwam dat u dit hebt onthouden. Heeft u bijvoorbeeld gebruikgemaakt van een hulpmiddel (een briefje op de keukentafel). Het kan natuurlijk voorkomen dat er op een dag niets speciaals gebeurd is. U kunt die dag dan gewoon openlaten. dinsdag maandag Voorbeeld geheugendagboek vergeetmoment reactie/gevoel oplossing Tijdens winkelen Werd onzeker in de winkel Bij vertrek altijd controleren of boodschappen vergeten. toen lijstje ontbrak. ik de lijst heb. Lijst daarvoor op een vaste plek leggen. Afspraak met buurvrouw Schaamte. Smoesje Niet vreemd dat ik het was ver- vergeten om ‘s middags te bedacht: man had de geten na dat slechte bericht. gaan winkelen. Ik had net afspraak gemaakt, maar Geheel door in beslag genomen. bericht gehad dat vriendin had deze niet op de Gewoon moeten vertellen tegen ernstig ziek was. kalender gezet. de buurvrouw, had dat wel be- woensdag grepen. Beter dan een smoesje. Echtgenoot sprak mij aan Schrok in eerste instantie. Later bedacht ik dat ik de krant over een bericht in de krant. Lijkt alsof dit steeds vaker eigenlijk heel oppervlakkig had Dit bericht wel gelezen, voorkomt. Zijn grapje vond gelezen. Was nog steeds aan maar wist er bijna niets ik niet leuk. Ik ben al zo het piekeren over mijn zieke meer over. Hij maakte er bezorgd over mijn vriendin. Moet mijn man ook ook nog een grap over geheugen. vertellen over mijn bezorgdheid (‘mevrouw Alzheimer’). en dat zijn grapjes mij nog onzekerder maken. Hij zegt altijd dat mijn vergeetachtigheid niets voorstelt , maar daar ben donderdag ik niet mee geholpen. Verjaardagskaart voor Schaamte. Zij is zelf altijd Kaart op opvallende plek zus niet op tijd op de heel precies in dat soort leggen (keukentafel). post gedaan. dingen. vrijdag 68 | Zorgwijzer Geheugen vergeetmoment reactie/gevoel oplossing Bezoek huisarts. Was Onzeker. Gevoel Vooraf briefje met vragen maken. nerveus. Bang voor slecht afgescheept te worden. Iemand meenemen. Opschrijven nieuws. Bij thuiskomst wat de huisarts zegt. meeste vergeten van wat zaterdag de huisarts had gezegd. Sleutels niet kunnen vinden. Tas drie keer op de kop Eerst nadenken, dan gaan Moesten in de tas zitten. gezet. Toen nagedacht. zoeken. Had ik ze speciaal in mijn zondag jaszak (ritssluiting) gestopt. Tijdens wandelen niet zeker Tijdens wandelen alleen Niet laten opjagen bij vertrek. of ik de achterdeur op slot maar daaraan kunnen Rustig controleren. Man even had gedaan. Gehaast denken. Niet genoten van laten wachten. vertrokken. Man zat al in de wandeling. de auto ongeduldig te wachten. 8 Externe geheugenstrategieën 70 | Zorgwijzer Geheugen 8.1 Inleiding Vrijwel iedereen, jong en oud, gebruikt externe geheugenstrategieën, zoals memobriefjes op de koelkast, een agenda, aantekeningen op de kalender of een notitieblok bij de telefoon. Dergelijke hulpmiddelen voor het geheugen zijn gemakkelijk toepasbaar en in de regel zeer effectief. Toch bestaat er soms weerstand bij met name ouderen om hulpmiddelen te gebruiken. Men denkt weleens dat deze hulpmiddelen het geheugen ‘lui’ zouden maken en eigenlijk schadelijk zouden zijn voor het resterende geheugen. Dit is niet zo. Soms is schaamte een reden om geen hulpmiddelen te gebruiken. Aan je agenda en notities zien anderen hoe slecht je geheugen is. Hoewel dit in eerste instantie wel begrijpelijk is, is dit toch niet terecht. Ten eerste gebruiken ook mensen met een goed geheugen deze hulpmiddelen, men zou niet eens zonder kunnen. Ten tweede is het vergeten van belangrijke zaken, zoals een afspraak of een verjaardag, uiteindelijk vele malen vervelender dan het raadplegen van een agenda. Vaak denken ouderen dat men geen hulpmiddelen meer nodig heeft. Men vindt bijvoorbeeld dat een agenda uitsluitend een hulpmiddel is voor mensen die het ‘heel druk hebben’, omdat ze werken of een groot huishouden moeten bestieren. Maar ook oudere mensen hebben vaak veel bezigheden en zaken waar ze aan moeten denken. Bovendien is ‘druk zijn’ een betrekkelijk begrip. Je hebt het druk als je het idee hebt veel dingen tegelijk te moeten doen. Mensen verschillen hierin. De een vindt het pas druk als hij tien dingen moet doen op een dag en de ander vindt het al druk als hij drie dingen moet doen. De een doet nu eenmaal meer dan de ander, maar belangrijk is dat beiden het idee hebben dat ze druk zijn en daar dus rekening mee moeten houden. Een agenda is voor beiden zinvol. We bespreken varianten van vier externe geheugenstrategieën. Dit zijn (1) mensen om u heen, (2) agenda en notities, (3) vaste plekken en vaste gewoontes en (4) de ‘knoop in de zakdoek’. Externe geheugenstrategieën • mensen om u heen • agenda en notities • vaste plekken, vaste gewoontes • de ‘knoop in de zakdoek’ Figuur 11: externe geheugenstrategieën Hoofdstuk 8 | Externe geheugenstrategieën | 71 8.2 Mensen om u heen Misschien is dit niet het eerste voorbeeld waaraan u denkt, toch is het vragen aan mensen in uw omgeving om u ergens aan te herinneren een effectieve externe geheugenstrategie. Een aantal voorbeelden. • U kunt iemand letterlijk vragen om u te helpen om iets te herinneren: ‘Help mij herinneren dat ik...’ • U kunt iemand vragen om uw geheugen weer op te frissen: ‘Herinner ik het me nu goed? Het is toch zo dat...’ of ‘Het is me nu even ontschoten. Was het niet zo dat...’ • U kunt iemand vragen iets nog een keer of op een andere manier te vertellen, vooral als u er niet zeker van bent of u iets goed begrepen hebt of volledig hebt gehoord: ‘Heb ik nu goed begrepen dat je zegt...’ of ‘Het was wel veel wat je hebt verteld. Ik weet niet zeker of ik alles heb meegekregen. Kun je het nog een keer kort vertellen...’ Mocht u nu denken dat het vreemd is om een dergelijk beroep te doen op anderen, dan zou u eens moeten opletten hoe vaak mensen elkaar hiervoor inschakelen. U zult mensen voortdurend dergelijke vragen horen stellen. Dat kan op een feestje of een receptie zijn, maar ook wanneer u luistert naar bijvoorbeeld een praatprogramma op de radio of de tv. Dergelijke vragen zijn eigenlijk zo gewoon, dat ze amper opvallen. Toch blijkt dat mensen die onzeker zijn over hun geheugen veel minder gebruikmaken van deze, nogmaals, heel normale ondersteunende vragen, omdat ze zich schamen voor hun eigen vergeetachtigheid (‘Men zou eens kunnen denken dat...’). Maar door dergelijke vragen niet te stellen, wordt u nog onzekerder met als gevolg dat de kans toeneemt dat u meer gaat vergeten. Bovendien geldt hier vaak dat er met twee maten wordt gemeten. Iemand vindt het heel normaal als men hem vraagt om iets nog eens te vertellen of hem ergens aan te herinneren, maar hij schaamt zich ervoor om hetzelfde te doen bij een ander. 8.3 Agenda en notities Vrijwel iedereen schrijft dingen op om ze te onthouden. De een gebruikt een agenda, de ander schrijft alles op briefjes of op de kalender. Alleen al het opschrijven van iets is een extra herhaling die het geheugen ondersteunt. Veel notitiebriefjes raken echter zoek in jaszakken, tassen of tussen het oud papier zonder dat ze ooit gelezen worden. Het is daarom belangrijk briefjes op vaste plekken neer te leggen waar u dagelijks komt, zoals ergens op de hoek van het aanrecht of de keukentafel. Ook een prikbord op een centrale plaats in het huis is heel geschikt. Zeer handig zijn ook de zelfklevende memobriefjes die u bijvoorbeeld op de koelkastdeur plakt. Maar het handigst is een vast notitieblok waarin u de zaken kunt afstrepen die u gedaan hebt en noteert welke zaken u nog moet doen en in welke volgorde. Dit voorkomt dat u een wirwar van briefjes krijgt die u bovendien niet in de juiste volgorde raadpleegt. 72 | Zorgwijzer Geheugen Voor lijstjes van zaken die u nog moet doen, kunt u ook een agenda gebruiken. Hierin noteert u afspraken of dingen die u op een bepaalde dag moet doen. U kunt hem ook gebruiken als een klein dagboek. Zorg dan wel voor een grotere agenda met voldoende schrijfruimte. Schrijf ’s avonds op wat u zoal gedaan hebt die dag, met wie u waarover gesproken hebt of wat veel indruk heeft gemaakt. Daar hoeft u geen hele verhalen voor op te schrijven. Vaak zijn enkele korte aantekeningen of steekwoorden al voldoende. Met behulp van deze aantekeningen kunt u veel gemakkelijker terugblikken op wat u de afgelopen dagen of weken hebt gedaan. Het staat dan zwart op wit en u hoeft er achteraf niet over te twijfelen hoe iets precies gegaan is of wat er zoal is afgesproken. Ook hier geldt: alleen al het opschrijven van deze alledaagse gebeurtenissen zorgt ervoor dat ze beter worden onthouden. Een agenda goed gebruiken vergt echter wel enige discipline en oefening. Het moet een vaste gewoonte worden. Houd u aan de volgende regels om een agenda effectief te gebruiken. 1. Zorg ervoor dat u de agenda altijd bij u hebt als u de deur uitgaat en zorg thuis voor een vaste opbergplek. 2. Schrijf afspraken direct op. Vaak wordt iets vergeten omdat het niet direct in de agenda wordt genoteerd. 3. Kijk regelmatig in de agenda, ten minste een keer per dag. Kijk niet alleen naar de dag van vandaag, maar kijk ook vooruit in de week om een overzicht te houden over uw afspraken en de activiteiten die u nog moet doen. 4. Schrijf per dag op wat u gedaan heeft of met wie u gesproken heeft. Korte aantekeningen en steekwoorden zijn voldoende. Doe dit bij voorkeur op een vast tijdstip op de dag, bijvoorbeeld na de avondmaaltijd. Lees deze korte aantekeningen regelmatig terug. Deze herhaling bevordert de opslag in het geheugen. Sinds enkele jaren zijn er ook elektronische agenda’s te koop, een soort kleine computers. Deze zijn er inmiddels in vele soorten en maten en tegen betaalbare prijzen. Alles wat u met een normale ‘papieren’ agenda kunt doen, is ook mogelijk met een elektronische agenda: afspraken en verjaardagen noteren, een lijst met adressen en telefoonnummers bijhouden, notities voor het dagboek maken, enzovoort. Er zijn echter twee voordelen. Het is gemakkelijk om iets te wijzigen zonder dat het, zoals in een gewone agenda, een wirwar wordt van doorstrepingen of onleesbaar gekriebel in een hoekje van een pagina, omdat de beschikbare ruimte vol was. Het belangrijkste voordeel is wellicht nog dat u de elektronische agenda zo kunt instellen dat deze u door middel van een geluidssignaal attendeert op dingen die u beslist op een bepaalde dag of een bepaald tijdstip moet doen. Wat u dan moet doen, leest u af in een beeldschermpje. U kunt dergelijke verplichtingen weken van tevoren invoeren in de agenda. Hij is nog het beste te vergelijken met een Hoofdstuk 8 | Externe geheugenstrategieën | 73 kookwekker voor afspraken en verplichtingen. Hoewel een elektronische agenda veel voordelen biedt in vergelijking met een normale agenda, gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat het leren omgaan ermee veel oefening vereist. U moet er daarom ook echt interesse voor hebben en voldoende tijd nemen om u de werking eigen te maken. Is dit niet het geval, dan kunt u zich beter beperken tot de papieren agenda die uiteraard ook voldoet. 8.4 Vaste plekken, vaste gewoontes De belangrijkste oorzaken van het kwijtraken van spullen zijn het ontbreken van vaste opbergplekken of het gedachteloos ergens neerleggen. Het zoekraken van sleutels en (lees)brillen is hierbij het meest bekend. De oplossing is simpel, maar vergt enige discipline. Bedenk vaste plekken en gebruik ze dan ook echt. Leer dit uzelf aan. Dit voorkomt veel irritatie en gezoek achteraf. En wat betreft de leesbril, een touwtje eraan dat u om uw nek draagt, doet wonderen. Deze oplossing ligt voor de hand, maar let wel, de meeste mensen met het ‘leesbrilprobleem’ doen dit niet. Vaste gewoontes en regelmaat ontlasten bovendien het geheugen. Hiervan kunnen legio voorbeelden worden genoemd. Heel nuttig is bijvoorbeeld een vast controlelijstje voor als u het huis uitgaat en dat bijvoorbeeld naast de voordeur hangt (deur afsluiten, koffiezetapparaat uit, sleutels bij me gestoken, portemonnee bij me, boodschappenlijst op zak, antwoordapparaat aan, enzovoort). U kunt beter vooraf dit lijstje even doornemen dan achteraf, wanneer u de deur uit bent, gaan twijfelen. Ook uw administratie kunt u systematisch aanpakken. Rekeningen die nog moeten worden voldaan, legt u op een vaste plaats zodra die binnenkomen. Giro- en bankafschriften laat u niet liggen, maar bergt u direct op in een map. Op een vaste avond in de week werkt u de administratie bij en betaalt u de rekeningen. Leer uzelf ook aan dat u sleutels, bij binnenkomst, direct op een vaste plek neerlegt of ophangt aan een sleutelrekje. Ook een lijst met taken die op vaste dagen van de week moeten gebeuren, is behulpzaam (woensdag: vuilnis naar buiten voor 10.00 uur, bed verschonen, was draaien, 16.00 uur kaartclub, enzovoort). Hang dergelijke lijstjes op een opvallende plek. Maak voor uzelf een vaste boodschappenlijst van de dingen die u altijd in huis wilt hebben. Deze kunt u dan altijd raadplegen, thuis of in de winkel. Als iets op is, noteer dit dan direct op een boodschappenlijst die uiteraard weer op een vaste plek ligt. Er zijn nog veel andere voorbeelden te bedenken van handige gewoontes die het geheugen kunnen ondersteunen. Ga eens te rade bij leeftijdgenoten en kijk wat zij voor handige geheugensteuntjes hebben bedacht. Bovenstaande voorbeelden lijken eenvoudig en voor de hand liggend. Toch is het verbazingwekkend dat juist mensen die klagen over hun geheugen, deze relatief eenvoudige oplossingen vaak over het hoofd zien. 74 | Zorgwijzer Geheugen 8.5 De ‘knoop in de zakdoek’ Ten slotte zijn er allerlei varianten te bedenken op de bekende knoop in de zakdoek. Handigheden waardoor u wel aan iets moet worden herinnerd. Leg dingen op een vreemde of opvallende plaats neer, zodat u zeker weet dat u er op een later en gewenst tijdstip weer tegenaan zult lopen (in letterlijke dan wel figuurlijke zin). Voorbeelden: een brief die u moet posten, legt u op de stoel of op de deurmat. Iets wat naar de buurman moet of wat u per se ergens mee naar toe moet nemen, zet u pal voor de deur. Dingen die naar boven moeten, legt u aan de zijkant van de onderste traptrede. De knoop in de zakdoek (of sok) helpt ook, mits u maar onthoudt waar de knoop ook alweer voor was! Hoofdstuk 1 | Titel | 75 9 Interne geheugenstrategieën 76 | Zorgwijzer Geheugen 9.1 Inleiding Zoals in hoofdstuk 7 al werd besproken, spelen interne geheugenstrategieën zich af in uw hoofd, in uw gedachten. U schrijft niets op, maar probeert in gedachten een methode te gebruiken waardoor u iets beter kunt onthouden. Iedereen kent natuurlijk wel enkele ezelsbruggetjes. Zich extra goed concentreren is wellicht het eenvoudigste voorbeeld van een interne geheugenstrategie. Interne geheugenstrategieën doen vaak een fors beroep op fantasie en creativiteit. Dat maakt de bruikbaarheid ervan beperkt. Ook zijn deze strategieën meestal slechts bestemd voor specifieke zaken. De volgende strategieën worden besproken: (1) herhalen, (2) ordenen, (3) verbanden leggen, (4) visualiseren en (5) ezelsbruggetjes. Interne geheugenstrategieën • herhalen • ordenen • verbanden leggen • visualiseren • ezelsbruggetjes Figuur 12: interne geheugenstrategieën 9.2 Herhalen Herhalen is een van de gemakkelijkste en meest gebruikte interne geheugenstrategieën. U kunt een tekst nog eens nalezen, een naam voor uzelf een aantal malen herhalen, of een gesprek in gedachten nog eens nalopen. Door de herhaling zult u de informatie beter verankeren in uw geheugen. Het beste is de informatie gespreid in de tijd te herhalen, met voldoende tijd tussen de herhalingen. Drie keer achter elkaar een tekst lezen heeft veel minder effect dan de tekst op drie opeenvolgende dagen telkens één keer te lezen. Ook helpt het als u de gelezen tekst nog eens hardop in uw eigen woorden samenvat. Soms doet u dit al vanzelf en betrapt u zich erop dat u in uzelf aan het ‘mompelen’ bent over wat u zojuist heeft gelezen. Sommige mensen schrikken ervan dat ze in zichzelf praten. Dat is echter niet raar, maar juist een hele efficiënte manier om uw geheugen te ondersteunen. 9.3 Ordenen Door belangrijke informatie te ordenen, brengt u er meer structuur in aan waardoor het onthouden ervan wordt vergemakkelijkt. Wat is bijvoorbeeld de verhaallijn in een boek, wat zijn hoofdzaken en bijzaken, wat is belangrijk om te onthouden en wat is minder belangrijk, wat hoort bij elkaar en wat niet, enzovoort. Hoe beter het systeem van ordening, hoe beter de informatie wordt verankerd in het geheugen. Een voorbeeld van ordening is om alleen de belangrijkste of interessantste artikelen Hoofdstuk 9 | Interne geheugenstrategieën | 77 in een krant te lezen. Eerst kijkt u globaal de krant door om vervolgens opnieuw de krant open te slaan, waarbij u een selectie hebt gemaakt van de artikelen die u echt wilt lezen. Ook tijdens het lezen van een artikel kunt u weer ordenen: probeer hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden en na het lezen de belangrijkste zaken nog eens op een rij te zetten. Ordenen is ook effectief bij het onthouden van cijferreeksen, zoals telefoon nummers of pincodes. Kijk of er toevallig al een ordening in het nummer zit. Voorbeelden: ‘14710 = vanaf 1 met drie sprongen van 3 ofwel 1-4-7-10’ of ‘5501 = 5 min 5 is 0 en niet 1’. Een andere manier van getallen ordenen is het opdelen van lange getallen in deelgetallen zoals bij telefoonnummers (3263976 = 326-39-76). 9.4 Verbanden leggen Wanneer u iets heel goed wilt onthouden, is het van belang datgene wat u ziet, hoort of leest zoveel mogelijk in verband te brengen met hetgeen u al weet. Vaak doet het geheugen dit al vanzelf. Als u iets nieuws hoort of leest, komen er vanzelf allerlei associaties of verbanden naar boven. Maar u kunt hier ook zelf bewuster bij stilstaan en actief op zoek gaan naar de verbanden. U staat wat langer stil bij het onderwerp en u probeert alles nog eens op een rij te zetten wat u er al over weet. Zo zult u allerlei ontwikkelingen in de politiek beter en gemakkelijker kunnen volgen en onthouden als u voor uzelf regelmatig probeert na te gaan wie ook alweer voorof tegenstanders waren van een bepaald politiek besluit en welke argumenten daarbij werden gebruikt. Hier kan weer de vergelijking van het geheugen als bibliotheek worden gebruikt. Door het nadenken over een onderwerp, gaat u bij uzelf na op welke plank in de bibliotheek het onderwerp of boek eigenlijk thuishoort en daarmee wordt het netjes opgeborgen zodat u het later gemakkelijk terugvindt. Ook bij het terugzoeken van informatie in het geheugen moet u op zoek gaan naar verbanden. Stel, u kunt ergens niet opkomen: een naam of iets wat u nog moest kopen. Of u bent iets kwijt. Wat nu? De eerste reactie van veel mensen is ergernis en het steeds maar herhalen van dezelfde vraag (‘Hoe heet-ie ook alweer… hoe heetie ook alweer?’). Maar dit levert in de regel niets op. Pas als u op zoek gaat naar verbanden, bij uzelf nagaat wat u wel nog weet, is er een goede kans dat u alsnog op de naam komt of iets terugvindt. U moet systematisch gaan spoorzoeken in uw geheugen (‘Wat weet ik nog wel van die persoon?’, ‘Wanneer zou ik de bril voor het laatst hebben gebruikt?’, ‘Wanneer bedacht ik me dat ik iemand moest bellen, waar was ik toen mee bezig?’). Deze manier van zoeken, uzelf steeds vragen stellen, levert steeds meer stukjes informatie op waarmee u het geheugen ondersteunt. Er bestaat dan een goede kans dat u alsnog op een naam komt of iets terug weet te vinden. 78 | Zorgwijzer Geheugen 9.5 Visualiseren Visuele beelden vormen bij de dingen die u hoort en ziet, is een goede steun voor het geheugen. U kunt dat toepassen in veel situaties, zoals bij het horen van het journaal, bij het onthouden van namen of de inhoud van een boek. Ook plannen en voornemens onthouden gaat veel gemakkelijker als u zich daar van tevoren al een voorstelling van hebt gemaakt. Wanneer u bijvoorbeeld een aantal boodschappen moet doen in de stad, werkt het heel goed wanneer u zich thuis in gedachten voorstelt dat u naar de diverse winkels loopt en daar verschillende artikelen koopt. Dit is een voorbeeld van vooruitkijken, maar u kunt ook achteruitkijken. Dit is heel behulpzaam wanneer u iets kwijt bent geraakt. U gaat dan nauwgezet in gedachten na waar u allemaal bent geweest (‘Toen ik thuiskwam, heb ik eerst de melk in de koelkast gezet... toen ging de telefoon, terwijl ik de jas nog aanhad... ik ben daarna naar de gang gelopen om de jas op te hangen en ik heb de post opgepakt... de post heb ik op de trap gelegd... toen had ik de sleutels misschien nog in mijn handen... zou ik ze bij de post op de trap hebben gelegd?’..., enzovoort). Visuele voorstellingen kunnen eveneens heel behulpzaam zijn bij het onthouden van namen. U moet proberen de naam (voor- en/of achternaam) in een visueel beeld te koppelen aan het gezicht. Dat beeld mag eventueel gek of bizar zijn. Een aantal voorbeelden. De naam Van Toren kunt u onthouden als u zich in gedachten voorstelt dat mijnheer Van Toren naast een kerktoren staat. Mevrouw Vermeeren kan wellicht beter worden herinnerd als u zich een groot aantal meren voorstelt die u in de verte ziet en waarboven het gezicht van mevrouw Vermeeren ‘zweeft’. Ook iemands beroep of een opvallend uiterlijk kenmerk kunt u in verband brengen met zijn naam (de heer Bakker die familie is van de bakker in het dorp, de heer Bouwman die in de bouw zit, de heer Langman die toevallig ook lang is). Deze wijze van namen onthouden werkt goed, maar is in de praktijk niet eenvoudig. Veel namen lenen zich niet gemakkelijk voor het vinden van visuele verbanden. Daar zult u de nodige fantasie bij moeten gebruiken. Ook inkopen onthoudt u gemakkelijker door er een visuele voorstelling van te maken. In gedachten legt u alle boodschappen die u wilt kopen een voor een op de keukentafel of op het aanrecht. Vervolgens ‘kijkt’ u daar enige seconden naar. In de winkel probeert u dit beeld van de tafel met boodschappen weer op te roepen. Geheid dat u nu de meeste boodschappen weer weet en voor u ziet. 9.6 Ezelsbruggetjes Iedereen kent wel een paar ezelsbruggetjes. Hele generaties zijn opgevoed met het ’t KOFSCHIP (of FOKSCHAAP): eindigt de stam van een werkwoord op een van de medeklinkers uit ‘t kofschip, dan krijgt het voltooide deelwoord altijd een ‘t’ op het einde in plaats van een ‘d’. Ezelsbruggetjes combineren veelal een aantal interne geheugenstrategieën: ordening, verbanden leggen en vaak ook iets als Hoofdstuk 9 | Interne geheugenstrategieën | 79 visualiseren. Daardoor zijn ze ook zo effectief. Hebt u zich eenmaal een ezelsbruggetje eigen gemaakt, dan raakt u het bijna niet meer kwijt. Ezelsbruggetjes zijn vaak woorden of zinnetjes waarbij de letters van het woord of de eerste letters van de woorden in de zin voor bepaalde handelingen, voorwerpen of cijfers staan. Enkele voorbeelden. Het woord SABEL kan u helpen herinneren wat u moet doen als u de deur uitgaat (controlelijstje): de S staat voor Sleutels meenemen, de A voor de Achterdeur op slot doen, de B voor het meenemen van de Beurs, de E voor het uitzetten van alle Elektrische apparaten en de L voor het uitschakelen van de Lampen in huis. Een pincode kunt u omzetten in letters en daarmee mogelijk een woord vormen. Zo kan de pincode 4557 worden onthouden als DEEG, waarbij de letter D staat voor de 4e letter van het alfabet, de twee E’s voor tweemaal de 5e letter van het alfabet en de G voor de 7e letter van het alfabet. Maar in plaats van een woord kunt u ook een zin proberen te maken. Zo wordt de pincode 5792 onthouden als ‘Een Geldzak In Breda’: de E van Een is de 5e letter van het alfabet, de G van Geldzak de 7e, de I van In de 9e en de B van Breda, ten slotte, is de 2e letter van het alfabet. Een variant is het omzetten in een datum, waarbij dezelfde pincode 5792 wordt onthouden als ‘5 juli (maand 7) 1992’. Op deze wijze kunt u getallenreeksen, zoals pincodes of telefoonnummers, of een vaste volgorde van handelingen in een ezelsbruggetje proberen te vangen. Maar net als bij het onthouden van namen met behulp van visuele voorstellingen, hebt u hiervoor enige fantasie en creativiteit nodig. 80 | Zorgwijzer Geheugen Hoofdstuk 10 | Samenvatting | 81 10 Samenvatting U bent nu aan het eind gekomen van dit boek. U hebt het geheugendagboek misschien al gebruikt om bij uzelf na te gaan waardoor u vooral last hebt van vergeetachtigheid. We hopen dat we onnodige bezorgdheid hierover hebben kunnen wegnemen en u ook handvatten hebben kunnen bieden hoe u uw geheugen kunt ondersteunen. We zouden u in elk geval willen aanraden het boek op een later moment nog eens in alle rust na te lezen. Hieronder hebben we de belangrijke onderwerpen uit het boek nog eens op een rij gezet. • Het kan geruststellend zijn te weten dat u zeker niet alleen staat met uw klachten over het geheugen. Vergeetachtigheid is een probleem dat u deelt met maar liefst de helft van alle mensen die ouder zijn dan vijftig jaar. Gelukkig is niet iedereen even bezorgd over zijn vergeetachtigheid. Ook de mate waarin deze hinderlijk is, lijkt voor de meeste mensen mee te vallen. Dat laat onverlet dat u er wel wat tegen kunt doen. • Er wordt een onderscheid gemaakt in een kortetermijngeheugen (of werkgeheugen) en een langetermijngeheugen. In het kortetermijngeheugen wordt de informatie die u ziet of hoort, herkend (wat is het?), geselecteerd (moet dit worden onthouden?) en geordend (hoe past dit het beste bij de al aanwezige informatie in het langetermijngeheugen?). De hoeveelheid informatie die mensen in het langetermijngeheugen kunnen opslaan, is onbeperkt. Maar niet alles wat ze zien en horen, wordt echter onthouden; dat is ook niet nodig. • In het algemeen kunt u informatie beter onthouden (en herinneren) naarmate u er meer tijd en aandacht aan besteedt. Zorg dat u niet wordt afgeleid wanneer u iets probeert te onthouden. Zorg er ook voor dat u voldoende geïnteresseerd en gemotiveerd bent om iets te onthouden. Leer hierbij een onderscheid te maken tussen wat u nuttig en belangrijk vindt om te onthouden en wat niet. • Veel oudere mensen zijn bang dat hun ouderdomsvergeetachtigheid een voorbode is van dementie. Dementie is echter heel iets anders dan ouderdomsvergeetachtigheid. Dementie is een ziekte die bij ongeveer 5-7 procent van alle ouderen boven de 65 jaar voorkomt. Ouderdomsvergeetachtigheid daarentegen is een normaal verschijnsel dat bijna iedereen treft. Dementie tast bovendien meer aan dan alleen het geheugen. Ook het spreken, de concentratie, het uitvoeren van de normale alledaagse bezigheden of het vermogen om activiteiten te organiseren en te plannen, raken verstoord. Hierdoor kan iemand die dement wordt uiteindelijk niet meer voor zichzelf zorgen. 82 | Zorgwijzer Geheugen • Vergeetachtigheid maakt vaak onzeker. Schaamte en angst voor dementie kunnen het vertrouwen in het eigen geheugen zodanig aantasten dat een toenemend geheugenfalen het gevolg is. Mensen letten dan voortdurend op de geheugenmissers, spannen zich onvoldoende in voor het geheugen (‘Het lukt toch niet’) of raken zeer gespannen als er een beroep gedaan wordt op het geheugen. Door dit alles neemt de vergeetachtigheid alleen maar toe. Niet omdat er sprake is van een slecht geheugen, maar meer omdat men denkt dat men een slecht geheugen heeft. Voor een beter geheugen is dan allereerst belangrijk dat het zelfvertrouwen wordt herwonnen. • Blijf actief in het leven staan en zorg goed voor uw gezondheid (voeding, beweging). Zorg voor een goede balans tussen ontspanning en inspanning, tussen plezierige en minder plezierige bezigheden (die er nu eenmaal ook bij horen). Zorg ervoor dat u die dingen blijft doen waarvoor u belangstelling heeft en waarvoor u zich fit genoeg voelt. Twee dingen moet u zeker niet doen. Ten eerste: te weinig dingen ondernemen, omdat u vindt dat ze niet meer bij uw leeftijd zouden horen, terwijl u er eigenlijk nog wel belangstelling voor heeft en u ze ook nog prima aankunt (rust roest!). Ten tweede: te veel dingen ondernemen, omdat u denkt dat u alleen op die manier fit zult blijven. Maar dit is niet nodig voor een goed geheugen. Er is zelfs een goede kans dat u zich hierdoor overbelast waardoor de vergeetachtigheid eerder toeneemt. Nogmaals, doe datgene waar u belangstelling voor heeft en waar u zich goed bij voelt. Voor iedereen is dit heel verschillend. • Soms is het goed een arts te raadplegen. Dit is het geval wanneer u zich zorgen blijft maken over het geheugen, wanneer u voortdurend angstig, somber of pessimistisch bent of wanneer u merkt dat herhaaldelijk zaken in uw dagelijkse leven fout lopen. • Er bestaan helaas geen geheugenpillen. Wilt u minder last hebben van uw vergeetachtigheid, dan zult u daar zelf actief iets voor moeten doen. Het geheugen is in elk geval geen spier. Het eindeloos belasten van uw geheugen met geheugenspelletjes (hersengymnastiek), zal het geheugen in zijn algemeenheid niet verbeteren. Wel zult u goed worden in de geheugenspelletjes die u oefent (bijvoorbeeld kruiswoordpuzzels). Daarentegen zijn geheugenstrategieën, zoals besproken in hoofdstuk 8 en 9, wel effectief. Hiermee kunt u informatie op een betere manier opslaan (en later terugvinden) in uw geheugen. Hoofdstuk 10 | Samenvatting | 83 Geheugenstrategieën kunt u gebruiken voor specifieke alledaagse geheugentaken. Wij raden u aan vooral externe strategieën te gebruiken, met name een agenda die tevens als een klein dagboek dienst doet. Externe strategieën zijn gemakkelijk te gebruiken en toe te passen en in de regel, mits regelmatig en systematisch gebruikt, zeer effectief. Zorg daarnaast voor zoveel mogelijk regelmaat in uw leven, waarbij u profiteert van vaste gewoontes, routines en schema’s. 84 | Zorgwijzer Geheugen 11 Adressen Hersenstichting Nederland Postbus 191 2501 CD Den Haag 070-360 48 16 [email protected] www.hersenstichting.nl Alzheimer Nederland 030 - 659 69 00 [email protected] www.alzheimer-ned.nl Cerebraal (hersenletsel) 030 - 296 44 69 (ma, di, do 10-13 uur) [email protected] www.cerebraal.nl Nederlandse CVA-vereniging (beroerte) 088 - 38 38 300 [email protected] www.cva-vereniging.nl Parkinson Vereniging 030 - 656 13 69 [email protected] www.parkinson-vereniging.nl Mezzo (landelijke vereniging voor Mantelzorgers en Vrijwilligerszorg) 030 - 659 22 22 [email protected] www.mezzo.nl Per Saldo (over het persoonsgebonden budget) 030 - 230 40 66 [email protected] www.pgb.nl www.geheugenpoli.com Adressen van geheugenpoli’s in Nederland www.thuiswonenmetdementie.nl Praktische tips om het huis aan te passen Adressen van andere organisaties op neurologisch en psychiatrisch terrein vindt u via (de site van) de Hersenstichting Nederland, www.hersenstichting.nl.