LICHT Lichteffect: Licht zorgt er ook voor dat er schaduwen ontstaan. Dat is een van de effecten van licht. Andere effecten die veroorzaakt worden door de lichtval zijn onder andere: schaduw, schaduwwerking, plasticiteit, licht – donkercontrasten en Clair – obscur, sfeer. Lichtrichting: de richting waaruit het licht schijnt, dit kun je zien door de manier waarop de slagschaduw valt. Meelicht: je kijkt met het licht mee, zonnetje in je rug. Tegenlicht: je kijkt tegen het licht in, je ziet vaak silhouetten (zwarte vormen, de omtreklijn bepaald de vorm). Zijlicht: licht dat van links of rechts komt. Strijklicht: licht dat over iets heen glijdt, vaak in de schemering. Strijklicht zorgt voor lange slagschaduwen. Natuurlijk licht: licht dat in de natuur voor komt; zon, maan, sterren, bliksem, vuur. Kunstlicht: kunstmatig licht, lamp, tl, led, halogeen. Schaduw: plek waar geen of weinig direct licht op valt, terwijl dat in de directe omgeving wel gebeurt. Eigen schaduw: de plek op het voorwerp zelf waar het licht niet direct op valt. Slagschaduw: de schaduw die een object op zijn omgeving “slaat”, bv de schaduw van een stoel op de grond. Clair-obscur: grote verschillen, contrast, tussen licht - donker. Niet altijd is duidelijk waar het licht vandaan komt. Dit geeft een groot dramatisch effect. Rembrandt is hier heel beroemd om.