A. ROLAND HOLST COLLEGE, HILVERSUM Beoordelingen bij aardrijkskunde, Questonderwijs Beroepsproduct 1(projectverslag), lerarenopleiding aardrijkskunde Joost Klaver (1657163) Periode 2015-2016 Instituut Archimedes begeleider: dhr. Rinus Tiesma Kennisbank volgnummer: 8516 Inhoud Hoofdstuk 1: Inleiding ....................................................................................................... 2 1.1 Aanleiding en opdracht .................................................................................................... 2 1.2 Context van de school in relatie tot het probleem .......................................................... 2 1.3 Onderzoeksvraag met toelichting .................................................................................... 2 Hoofdstuk 2: Verkennend onderzoek ................................................................................ 3 2.1 Inleiding ............................................................................................................................ 3 2.2 Praktijkverkenning ............................................................................................................ 3 2.2.1 Beginfase ................................................................................................................... 4 2.2.2 Middenfase................................................................................................................ 5 2.2.3 Afsluitende fase ......................................................................................................... 5 2.2.4 Resultaten en conclusies ........................................................................................... 6 2.3 Literatuurverkenning ........................................................................................................ 7 2.3.1 Inleiding ......................................................................................................................... 7 2.3.2 De beginselen van Quest-onderwijs .............................................................................. 7 2.3.3 Kennen en kunnen bij Quest-onderwijs ........................................................................ 8 2.3.4 Huidige projecten .......................................................................................................... 9 2.3.5 Huidige beoordeling .................................................................................................... 10 Hoofdstuk 3: Ontwerp .................................................................................................... 11 3.1 Conclusie verkenning ...................................................................................................... 11 3.2 Ontwerpeisen ................................................................................................................. 11 3.3 Het ontwikkelde beroepsproduct................................................................................... 12 Hoofdstuk 4: Presentatie en evaluatie ............................................................................. 13 4.1 Presentatie...................................................................................................................... 13 4.2 Evaluatie ......................................................................................................................... 14 Bijlagen .......................................................................................................................... 15 2A Onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning ................................................................ 15 3A Het beroepsproduct ........................................................................................................ 15 Literatuurlijst volgens APA-normen ..................................................................................... 15 Samenvatting: Als leraar in opleiding bij de lessen van aardrijkskunde heb ik geprobeerd duidelijkheid en structuur te bieden in het beoordelen van projecten bij Quest-onderbouw. Dit doe ik door middel van het doen van praktijkonderzoek, literatuuronderzoek en het ontwikkelen van een oplossing (een zogenoemd beroepsproduct). Ik heb gekeken waar het zogenoemde Quest-onderwijs voor staat, wat de doelstellingen zijn en wat er uiteindelijk bereikt moet worden. Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Aanleiding en opdracht Quest is een onderwijsvorm waarmee leerlingen op projectbasis werken aan het vak “zaakvakken” (aardrijkskunde en geschiedenis per zes weken afwisselend). Er is in Quest veel vrijheid voor de docent om de lessen, de schriftelijke toets en voornamelijk het project en de beoordeling daarvan vorm te geven. Wat er nu aan de hand is dat de door leerlingen gemaakt project enigszins louche wordt beoordeeld door middel van verschillende criteria, maar het resultaat kan achteraf niet goed worden onderbouwd. 1.2 Context van de school in relatie tot het probleem Naar aanleiding van deze situatie ben ik gevraagd door mijn werkplekbegeleidster voor het doen van dit onderzoek. Mijn opdrachtgever is namelijk een belangrijk sleutelfiguur in het aardrijkskundige gedeelte van het Quest-onderwijs in de onderbouw en daarmee de grootste belanghebber voor het beroepsproduct. Door middel van het onderzoeken waar Quest voor staat, wat er verwacht wordt van de leerlingen en wat docenten en leerlingen zelf het prettigst vinden werken wil ik duidelijkheid scheppen in de grijze mist die uiteindelijk leidt tot de meetbare resultaten van de leerlingen. Door uiteindelijk het maken van beoordelingsmatrixen wordt een oplossing gezocht in de manier van beoordelen van producten zodat dit onderbouwd kan worden. 1.3 Onderzoeksvraag met toelichting Hoofdvraag: Op welke manier kunnen aardrijkskundige Quest-projecten meer gestructureerd worden beoordeeld? Deelvraag 1: Deelvraag 2: Deelvraag 3: worden? Deelvraag 4: Wat zijn de beginselen van Quest-onderwijs? Wat wordt er verwacht van de leerlingen wat zij kennen en kunnen? Welke projecten staan er momenteel vast waarop geanticipeerd op moet Hoe wordt er momenteel in de praktijk beoordeeld? Door middel van deze deelvragen wil ik kijken hoe er vroeger werd getoetst, wat er moet worden getoetst, en hoe er momenteel wordt getoetst om uiteindelijk erachter te kunnen komen hoe het toetsen verbetert kan worden. Hoofdstuk 2: Verkennend onderzoek 2.1 Inleiding Het verkennend onderzoek welke ik heb uitgevoerd bestaat uit twee delen: een praktijkonderzoek en een literatuuronderzoek. Deze heb ik alle twee uitgevoerd terwijl ik zelf stage liep bij Quest eersteklas en Quest tweedeklas. De praktijkverkenning hield vooral in dat ik zelf in aanraking kwam met het lesgeven bij het Quest-onderwijs en uiteindelijk ook het beoordelen bij Quest. Daarna ben ik mijn literatuuronderzoek begonnen. Dit heb ik gedaan door middel van het spreken met verschillende docenten binnen het Quest-onderwijs, waaronder mijn opdrachtgever en één van de bedenkers en opzetters van het Quest-onderwijs in 2004. Tevens heeft zij mij ook een boel documenten gegeven uit die tijd waarin het gedachtengoed van de bedenkers van Quest duidelijk op papier staan. Overzichtelijk zijn hierdoor de doelen die het Questonderwijs heeft ten opzichte van regulier onderwijs. Door middel van de praktijkverkenning wil ik duidelijkheid krijgen over waar Quest nu staat, en door middel van de literatuurverkenning wil ik te weten komen waar het Quest-onderwijs voor staat (of stond) en dient daardoor ook als een soort reflectie. 2.2 Praktijkverkenning Door middel van praktijkverkenning probeer ik mijzelf duidelijkheid te geven van de oorzaak van het probleem, of anders gezegd de aanleiding van de hoofdvraag. Ik heb dit gedaan tijdens mijn gehele stageperiode dit jaar. Deze heb ik onderverdeeld in drie verschillende fasen op basis van de hoeveelheid verantwoordelijkheid die ik had en heb in deze klassen. Beginfase - Ik heb mijn werkplekbegeleider geobserveerd bij het geven van aardrijkskunde aan de Quest-klassen; - Ik heb zelf aardrijkskunde gedoceerd aan twee verschillende leerjaren (namelijk leerjaar Quest eersteklas en Quest tweedeklas); Middenfase - Ik heb zelf, samen met mijn opdrachtgever, de projecten die al vaststonden opnieuw bekeken en waar nodig aangepast; - Ik heb mijn werkplekbegeleider geobserveerd bij het nakijken van de projecten en de schriftelijke toetsen. Afsluitende fase - Ik ben zelf verantwoordelijk geweest voor één periode aardrijkskunde waarin ik de workshops, de opdracht en de schriftelijke toets heb ontwikkeld; 2.2.1 Beginfase In de beginfase van mijn stage dit jaar heb ik vooral mijn werkplekbegeleider geobserveerd hoe zij haar klassen managet en hoe zij omgaat met eigenlijk alles in het Quest-onderwijs. Zo werd mij al snel bekend hoe de lessen zijn ingedeeld. Dit is namelijk op de volgende wijze, gericht op één leerjaar: - Er is sprake van één periode van om en nabij zes weken waarin één onderwerp wordt behandeld, bijvoorbeeld “Weer en klimaat”. Dit onderwerp is vakgericht – aardrijkskunde of geschiedenis – en deze periodes wisselen om de plusminus zes weken af. - Er wordt een combinatie gegeven van twee werkvormen. De eerste werkvorm is de zogenoemde “workshop”. Dit kan men vergelijken met een hoorcollege, een werkvorm waarin de docent op zijn of haar eigen manier de lesstof over het onderwerp uiteindelijk moeten kennen en kunnen. Er wordt ook gefocust op leerdoelen en de uitleg kan afwisselen met een wat praktischere kleine opdracht, bijvoorbeeld een kaart maken of een “Kahoot-quiz”. De tweede werkvorm is een werkvorm waarin er praktisch gewerkt wordt aan een project dat uiteindelijk moet worden ingeleverd aan het einde van de periode. Deze projecten zijn meestal erg op werkelijkheid/beroep gericht en daarom erg uitdagend voor de leerlingen. Een voorbeeld is bijvoorbeeld een catalogus maken voor een tentoonstelling. De projecten zijn altijd gericht naar koppeling van het onderwerp naar de praktijk. - Op één middag wordt er gewerkt aan het vak zaakvakken. Aangezien er momenteel drie klassen zijn, betekent dit dat er drie lesuren zijn waarin elke klas één workshop heeft en twee uren waarin zij zelfstandig aan hun project kunnen werken. - Aangezien er drie lesuren zijn betekent dit dat er ook drie docenten zijn ingedeeld voor deze drie klassen. Hiervan is in de praktijk één aardrijkskundedocent en twee geschiedenisdocenten. Dit schooljaar liep ik mee met de aardrijkskundedocent, dit maakt dus ook de balans evenwichtiger. De docent die de workshops geeft is afhankelijk van welk project er loopt. Als dit een aardrijkskundeproject is, worden de workshops gegeven door de aardrijkskunde docent en vice versa. Als docent aardrijkskunde zijnde ben ik dus verantwoordelijk voor de workshops, het product (welke door collega’s wordt begeleid) en de schriftelijke toets aan het einde van een periode van zes weken. Tijdens de periode van geschiedenis ben ik vooral bezig met het begeleiden van de lesuren waarin de leerlingen zelfstandig werken aan dit project voor geschiedenis. Aangezien zowel mijn werkplekbegeleider als ik workshops hebben gegeven aan Questonderbouw voor aardrijkskunde, kan ik veel zeggen over de manier van lesgeven op deze manier. Eigenlijk werken alle docenten nog met een methodeboek en in dit geval is dat De Geo. Uit het zogenoemde basisboek van havo/atheneum onderbouw ben ik in aanraking gekomen met de hoofdstukken “Weer en klimaat”, “Natuurlandschappen” bij de eerste klas en “Ruimtelijke inrichting” bij de tweede klas (Ten Brinke e.a., 2007). Het eerste hoofdstuk heb ik de meeste lessen van gegeven, bij het tweede hoofdstuk heb ik een paar lessen gegeven en het laatste hoofdstuk was ik zelf verantwoordelijk. 2.2.2 Middenfase Tijdens de zogenoemde middenfase heb ik vooral gekeken, samen met mijn werkplekbegeleider, wat er veranderd moest worden aan de opdrachten voor aardrijkskunde die er op dat moment stonden. Wat ons betreft waren dit in grote lijnen sterke en goede opdrachten en hebben we een aantal kleine aanpassingen gedaan. Bij dit soort aanpassingen kunt u denken aan het veranderen van de datum, veranderen van de formulering van bepaalde leerdoelen of eisen. Ook hebben we bijvoorbeeld bij een project eraan toegevoegd dat de leerlingen een voortgangsverslag (logboek) moeten bijhouden elke week zodat ze kunnen verantwoorden wat ze wanneer hebben gedaan. Dit hebben wij overgenomen van een project van geschiedenis welke al een voortgangsverslag vereiste. Bovendien hebben we bij het derde project (Ruimtelijke inrichting) de aanpassing gedaan van het uiteindelijke product dat de leerlingen moesten inleveren. In plaats van dat ze een presentatie moesten maken over een deelonderwerp uit het boek moesten zij een filmpje maken waarin ook werd verwacht dat er een koppeling zou zijn tussen theorie (uit het basisboek van De Geo) en de praktijk (welke dus gefilmd kon worden, bijvoorbeeld in de buurt). 2.2.3 Afsluitende fase In de afsluitende fase heb ik te maken gehad met een flinke dosis verantwoordelijkheid, wat natuurlijk uiterst belangrijk is als docent zijnde en paste precies in dit onderzoek. Wat wel erg fijn was dat ik in ieder geval drie handvaten had waar ik ten alle tijden op terug kon vallen, namelijk mijn werkplekbegeleider, de schoolmethode waar de basis voor de stof van de schriftelijke toets in stond en de opdracht die al gemaakt was door mijn collega’s van vorig jaar. Wat daarnaast ook heel fijn was is dat ik tijdens het voorafgaande blok van geschiedenis natuurlijk la kon voorbereiden op wat ik dat daaropvolgende blok kon doen. Zo heb ik een lessenserie van vier workshops kunnen maken (PowerPoints, werkvormen en lesplannen). Dit heb ik uiteraard kunnen aanvullen met lesstof die niet in de lesmethode staat maar die ik heb geleerd tijdens de cursus van Ruimtelijke ordening op de Hogeschool Utrecht. In de periode tussen de laatste workshop en het lesuur waar de schriftelijke toets zou worden afgenomen zat een vakantie, wat voor mij erg goed uitkwam zodat ik op basis van de workshops die zijn gegeven, de schriftelijke toets kon gaan ontwikkelen. Aangezien mijn werkplekbegeleider eindverantwoordelijke was vereiste zij dat zij ook inspraak wilde de schriftelijke toets, wat mij niet verbaasde. Uiteindelijk bestond de toets uit een deel van de vragen uit de schriftelijke toets van vorig jaar die mijn werkplekbegeleider had uitgekozen en een deel van de vragen die ik zelf had bedacht. Na het afnemen van de toets heb ik deze ook nagekeken en nabesproken met de drie klassen wat voor beide onderdelen voor mij een primeur was. 2.2.4 Resultaten en conclusies Naar aanleiding van dit laatste gedeelte, de afsluitende fase, heb ik een inzicht kunnen krijgen welke verantwoordelijkheden je hebt als vakdocent in het Quest-onderwijs in de onderbouw. Op deze manier heb ik een indruk kunnen krijgen aan welke eisen een goede, papieren instructie moet zijn voor het project en op welke manier de getoetste stof moet worden gegeven. Zo heb ik ook een aanzet kunnen nemen om erover na te denken hoe deze opdrachten moeten worden beoordeeld en wat er nu uiteindelijk verwacht wordt van de leerlingen wat zij uiteindelijk moeten kunnen aan het einde van hun leerjaar en wat ze daarvoor moeten bereiken tijdens mijn lessen. Voordat ik daaraan kon beginnen leek het mij een verstandig idee om terug te vallen op de ontwerpers van het Quest-onderwijs. Bij één van hen kan ik er meer achter komen waar Quest voor staat, wat er uiteindelijk van de leerlingen verwacht wordt en welke doelen er dus bereikt moeten worden in mijn lessen. Met die reden heb ik contact gezocht één van de grondleggers van het Quest-onderwijs op het A. Roland Holst College Hilversum. 2.3 Literatuurverkenning 2.3.1 Inleiding Op vrijdag 20 mei 2016 had ik een gesprek met de schoolopleider en docent op het A. Roland Holst College Hilversum. Tevens is zij ook initiatiefneemster en docent van het eerste uur van het Quest-onderwijs. Aangezien zij zo’n belangrijke rol speelde in het vormen van het nieuwe “onderwijssysteem” kon zij mij veel vertellen over het systeem en ook beschikte zij ook over literatuur waarop de kerndoelen van Quest zijn vastgesteld. In het interview ben ik mij vooral gaan richten op mijn geformuleerde deelvragen (zie deel 1.3). Daarnaast maak ik de koppeling met de door haar verleende literatuur en daarnaast staande externe bronnen. De eerste stappen in het vormen van het nieuwe onderwijssysteem zijn gezet in het begin van deze eeuw, waarna in schooljaar 2003-2004 de eerste cohort van leerlingen in het Quest-onderwijs. Daarvoor is het doel en de uitwerking van het Quest-onderwijs op papier gebracht. Om die redenen zijn de meeste documenten die gemaakt zijn door de bedenkers van Quest aardig daterend en rond de tien jaar oud. Dit ontkracht echter niet dat het niet bruikbaar is. 2.3.2 De beginselen van Quest-onderwijs De beginselen van Quest-onderwijs is eigenlijk dat het een totaal andere manier is van klassiek onderwijs. Volgens de oprichtende werkgroep zijn de focuspunten van Quest voornamelijk (Oostdam & Peetsma, 20 april 2006): - - Er moet betekenisvol worden geleerd, dat wil zeggen dat er een beroep wordt gedaan op intrinsieke motivatie in plaats van extrinsieke motivatie. Gefocust wordt daardoor vooral op een leerling- of vraaggerichte in plaats van docent- of aanbod-gerichte manier van leren. Dit wil zeggen dat een docent geen rol heeft van een verteller maar van een coach. Daarnaast wordt gefocust op zowel samenwerkend leren en functioneren en het ontwikkelen van persoonlijke kwaliteiten. En volgens de Inspectie van het Onderwijs scoort het Quest-onderwijs erg goed. Deze Inspectie vindt dat “het leerstofaanbod en het didactisch repertoire rijk gevarieerd genoeg is en goed afstemt op de behoefte van individuele leerlingen” (Oostdam & Peetsma, 20 april 2006). Naast dat de Inspectie de bovenstaande doelen van de werkgroep bevestigt, bevestigt het natuurlijk ook mijn constatering die ik eerder heb gemaakt (zie 2.1) dat het projectmatig werken erg uitdagend zijn voor de leerlingen omdat het op werkelijkheid/beroepsgericht is. Bovendien wordt er in de opzet van Quest-onderwijs die gegeven is in Het nieuwe leren op het A. Roland Holst College ook duidelijk gesproken over het opzetten van een doorlopende leerlijn die tussentijds wordt getoetst en vakgericht het volledige driejarenplan tot stand wordt gebracht door de vakgroep. In het document (ondertussen tien jaar oud) wordt gesproken dat het verder uitwerken van deze doorlopende leerlijn een toekomstige uitdaging is. Echter is wegens tijdgebrek – puur rooster-technisch – geen baat bij gebracht, maar wellicht in een andere vorm of nu er andere docenten de leiding hebben er opnieuw leven geblazen in kan worden (Hoens, 20 mei 2016). Na het lezen en begrijpen van de beginselen van Quest die zijn opgesteld door de oprichtende werkgroep, valt deze natuurlijk compleet te spiegelen met de ontwikkelingen die te zien zijn in het onderwijs. In het onderwijs is er namelijk sprake van het zogenoemde project Onderwijs2032. Hierin wordt gefocust op een onderwijssysteem welke perfect zou moeten werken en waarmee wij als docenten de leerlingen klaarstomen voor de toekomst (onsonderwijs2032.nl, z.d.). Onderwijs2032 toont erg veel overeenkomsten met de zogenoemde 21st Century Skills. De 21st Century Skills zijn “generieke vaardigheden en daaraan te koppelen kennis, inzicht en houdingen die nodig zijn om te kunnen functioneren in en bij te dragen aan de kennissamenleving (Kennisnet, 28 april 2015). Hierin wordt dus ook gefocust op aspecten die het Quest-onderwijs ook volop bevat: samenwerken, individueel ontwikkelen, werken op projectbasis en werken met iPads. 2.3.3 Kennen en kunnen bij Quest-onderwijs Want uiteindelijk zijn deze 21st Century Skills te koppelen aan wat de Quest-leerlingen moeten doen. Althans, in de basis. Want volgens de bedenkers van Quest hoeven de leerlingen aan het einde van de Questperiode (dit is de volledige onderbouw, met andere woorden klas 1, 2 en 3 havo/atheneum) niets anders te kunnen dan een leerling aan het einde van klas 3 van het reguliere onderwijs (Hoens, 20 mei 2016). Na de periode van drie jaar Quest kunnen de leerlingen doorstromen naar óf havo 4 óf atheneum 4. Deze keuze is gebaseerd op hun prestaties die zij in de afgelopen drie jaar Quest hebben behaald. Het SLO maakt actuele leerlijnen waarin overzichtelijk staat op welk niveau een leerling moet zijn, op elk specifiek vak gericht. Het SLO spreekt over zogenoemde kerndoelen van de onderbouw. Als je kijkt naar aardrijkskunde zijn deze ingedeeld in de kernen Burgerschap, Duurzaamheid, Bevolking en ruimte, Globalisering, Arm en rijk, Grenzen en identiteiten, Systeem aarde, Landschappen en Water. Deze acht kernen worden gehanteerd bij zowel het primair onderwijs, de onderbouw en de bovenbouw van verschillende niveau’s van vmbo tot havo en vwo (SLO – nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling, z.d.). Naast deze ontwikkelpunten wordt er dus voorop gesteld dat de leerlingen die Questonderwijs niet alleen dezelfde leerdoelen hebben als regulier onderbouw, ook heeft de Quest-leerling “net even dat ene extraatje”, gericht op de ontwikkeling van de leerling in brede zin. De doorlopende leerlijn die in de beginjaren van Quest een rol hebben gespeeld zijn gebaseerd op zeven verschillende vlakken, vol staan met vaardigheden. Deze zeven vlakken zijn: - Informatie verwerven/verwerken (van google-brei tot kroonjuweel) - Informatie presenteren (het overbrengen van een boodschap in afstemming op het publiek) - Samenwerken (het werken aan een gemeenschappelijk doel) - Inlevingsvermogen (van hier ben ik naar hoe is het met jou?) - Organiseren (van chaos naar structuur) - Probleemoplossend vermogen (van gewoonte naar vernieuwing) Zelfstandigheid (van meedeinen naar zelf aan het roer staan) Deze zeven vlakken zijn allemaal te beoordelen door eerst de leerlingen zelf en daarna de docenten (A. Roland Holst College, 2004). Beide partijen kunnen de leerling op deze zeven vlakken beoordelen van ‘beginner’ tot ‘expert’ (van nul tot vijf). De persoonlijk begeleider bespreekt dit met zijn leerlingen. 2.3.4 Huidige projecten - De projecten die op dit moment in gebruik zijn, zijn in de onderbouw de volgende projecten: Een lessenserie maken voor groep 7/8 van de basisschool over Weer en Klimaat Een kwartetspel maken over Natuurlandschappen Een presentatie houden over Bevolking & Cultuur Deze opdrachten zijn gekoppeld aan de gelijknamige hoofdstukken uit het Basisboek van de methode, De Geo. In de uitleg van de opdracht die op papier wordt gegeven is er sprake van bepaalde eisen waar de zogenoemde producten aan moeten voldoen. Deze worden bij het nakijken van het product beoordeeld. 2.3.5 Huidige beoordeling Momenteel wordt er niet meer gewerkt met het zogenoemde leerlingvolgsysteem welke in de beginjaren is opgesteld. Er wordt nu gewerkt met zowel een toets als een project welke alle twee apart worden beoordeeld. De toets is een individuele opdracht waarin leerling een reguliere, schriftelijke toets krijgen. Hierin wordt de kennis die gegeven is op de verplichte workshops getoetst en beoordeeld. Dit is door middel van gewone kennisvragen (verschillend van RTTI-niveau) waarin de kennis over de lesstof, de aantekeningen die zijn gemaakt tijdens de workshops en de verwerkingsopdrachten die zijn gegeven tijdens de workshops. Dit is dus ook contrasterend met de beginfase. Toen was er sprake van een “repeterende kennistoets”. Deze werd gegeven aan het begin van het jaar. Daar werd gekeken waar een leerling zich in moest verbeteren. Dit verbeteren kon door de informatie zelf op te zoeken óf een workshop aanvragen. Contrasterend is dit omdat er nu eerst verplicht workshops worden gegeven, en daarna de toets wordt gegeven. Op zich is daar niets negatiefs aan, omdat dit in de loop van de jaren beter bleek te werken dan de oude methode. (Hoens, 20 mei 2016). Naast dat de leerlingen een schriftelijke toets moeten maken aan het eind van de periode, moeten zij ook in dezelfde week hun zogenoemde product inleveren. Deze wordt beoordeeld door de vakdocent van het vak waarvoor het product is gemaakt. Deze kijkt dan of het voldoet aan de eisen en kijkt naar hoe het product er vakinhoudelijk, verzorgd en creatief deze is uitgevoerd. Naar hand daarvan geeft de docent een cijfer (De Koning, z.d.). Hoofdstuk 3: Ontwerp 3.1 Conclusie verkenning Uit de onderzoeken die ik heb verricht naar aanleiding van de verkenning heb ik kunnen constateren dat er heel wat veranderd is tussen de beginfase van Quest-onderwijs (zo rond 2004) en nu, twaalf jaar later. Het heeft een proces meegemaakt van trial and error en heeft op zo’n manier de goed bedachte maar onhaalbare ideeën gefilterd en hier iets haalbaars uitgehaald. Het heeft zo een verandering gemaakt dat heeft geleid dat Quest nu is zoals het is, een effectieve en goede manier van leren op een meer experimentele en praktijkgerichtere wijze. Dat onthoud mij er echter niet van om deze manier van educatie te verbeteren door meer efficiëntie te brengen in het beoordelen van de producten. Naar mijn idee kan het beroepsproduct dat ik aan het ontwikkelen ben ervoor zorgen dat de docenten die hier te maken mee hebben, efficiënter kunnen beoordelen en dat de ontwikkeling van het kind net iets meer in de spotlights komen te staan. 3.2 Ontwerpeisen In het ontwerpen van het uiteindelijke beroepsproduct is er over nagedacht hoe ik deze drang om te verbeteren vorm te geven. Naar aanleiding van het praktijkonderzoek en het literatuuronderzoek heb ik een keuze gemaakt om een nieuw, “universeel” beoordelingsformulier te maken. Hierin moeten de goede aspecten die van te voren zijn opgesteld in de beginfase van Quest, naar voren komen. Maar dit moet wel op een praktische manier ingepakt worden in de producten die op dit moment vaststaan en moeten corresponderen met hoe er op dit moment wordt beoordeeld. Dit betekent dat het formulier aan de volgende eisen moet voldoen: - Er staat duidelijk vermeld voor wie, door wie en wat er nagekeken wordt in het algemeen; Er moet een koppeling zijn aan een doorlopende leerlijn (kortom: is er verbetering meetbaar?); Er moet koppeling zijn met de beginselen van Quest-onderwijs en de 21st Century Skills; Er moet aan duidelijke eisen voldaan zijn die voor het maken van de opdracht zijn gesteld; Er moet een duidelijke vakinhoudelijke basis in het project zitten en moet per project inzetbaar zijn. 3.3 Het ontwikkelde beroepsproduct Het ontwikkelde beroepsproduct is te vinden in bijlage 3A. Ik heb uiteindelijk het formulier gemaakt met zeven hoofdstukken: 1. Gegevens leerling: dit wil dus zeggen standaard informatie die ervoor zorgt dat het makkelijk te lezen is voor de docent, zodat het overzichtelijk blijft. Hierdoor kan de docent in één oogopslag zien van wie het beoordelingsformulier is. 2. Eisen bij het inleveren. Deze eisen worden eigenlijk standaard gegeven bij de opdrachten. In dit geval gaat het erom of die eisen voldaan zijn of niet, niet zozeer of ze goed zijn uitgevoerd of niet. De eisen zijn voor alle leerlingen verplicht dit af te tekenen, daarom worden deze ook niet beoordeeld. 3. De doorlopende leerlijn is een veel kleine versie van het leerlingvolgsysteem die in de beginfase van Quest is bedacht. In de door mij ontwikkelde beoordelingsmatrix is er eigenlijk alleen een toetsing op het verbeteren van de werkhouding (werkt de leerling beter, planmatiger, duidelijker, etc. dan de vorige keer) en verbetering in cijfers (is er een duidelijke stijgende lijn te zien in de cijfers) van de schriftelijke toetsen. Om dit te stimuleren worden hier wél punten aan gegeven. Eén ja telt voor één extra punt. 4. Bij het kopje vaardigheden wordt er gekeken naar de ontwikkelpunten die in het leerlingvolgsysteem werden getoetst, in ieder geval deels. Ik heb er vier punten uitgehaald die ik er nuttig vond en eigenlijk in elk Quest-project wel aan bod komen. Er kan worden beoordeeld in nul, één of twee punten. Nul punten is in dit geval niet aanwezig, één punt is twijfelachtig en drie punten is aanwezig. 5. De opdrachtgerichte eisen zijn verschillend per Quest-opdracht. Ik heb in het formulier dat ik ontwikkeld heb het voorbeeld genomen van de opdracht over Bevolking en Cultuur. Hierin wordt verwacht een presentatie te houden. Er worden vijf eisen gesteld die elk, net zoals bij de vaardigheden, nul, één of twee punten kunnen opbrengen. De vijf eisen kunnen veranderd worden per Quest-opdracht. 6. Uiteindelijk wordt bij deel zes het cijfer overzichtelijk bepaald. Een opsomming van het aantal ja’s bij de doorlopende leerlijn, het aantal punten bij de vaardigheden en het aantal punten bij de opdrachtgerichte eisen worden bij elkaar opgeteld en gedeeld door twee. Bij het halen van het maximum aantal punten zijn dit dus 2+8+10=20/2=10, het hoogste wat kan worden behaald. 7. Tot slot kan er bij hoofdstuk zeven nog een paar opmerkingen door de docent zelf worden geplaatst ter verbetering van de leerling. Hoofdstuk 4: Presentatie en evaluatie 4.1 Presentatie De presentatie van het gemaakte beroepsproduct bestaat uit de volgende onderdelen: - Het benoemen van deze planning (wat wordt er tijdens de presentatie gedaan); - Het nogmaals benoemen van de hoofd- en deelvragen; - Een korte samenvatting geven van de gemaakte verkenning (praktijk- en literatuuronderzoek); - Samen lezen van delen 3.1, 3.2 en 3.3, aan de hand van het gemaakte beroepsproduct (zie bijlage 3A). - Een algemeen oordeel ontvangen van de opdrachtgever; - Het invullen van het beoordelingsformulier (zie bijlage E). Tijdens de presentatie heb ik zelf ook aantekeningen gemaakt van wat er werd gezegd. Dit heb ik op papier gedaan. Hieronder staan deze aantekeningen in verhaalvorm, en geeft daarmee een samenvatting van de gegeven presentatie. Samenvatting van de gegeven presentatie Tijdens de presentatie die ik op 21 juni heb gegeven heb ik de bovenstaande lijn aangehouden. Tussendoor hebben we ook wat meer gepraat over wat Quest nou daadwerkelijk inhoud. Aangezien mijn opdrachtgever en tevens werkbegeleider pas twee jaar bij Quest aanwezig is, is zij ook nog een beetje aan het zoeken op welke manier zij dit zelf aan het invullen is. Volgens haar is het een steeds vernieuwend proces en is daarom iedereen met het verbeteren daarvan bezig. Volgens mijn opdrachtgever is het belangrijkste van Quest dat de leerlingen zelf tot op een zekere hoogte zelf een keuzevrijheid hebben en dat dit gestimuleerd en gecontroleerd moet worden door de docent. Deze docent heeft dus eigenlijk meer een begeleidende rol. Ze maakte bijvoorbeeld ook een vergelijking met het Montessorionderwijs waar zij al bekend mee was vanuit eigen ervaring. Voor haar was het hele idee achter Quest dus iets minder duidelijk dan bij mij. Het was daarom ook wel erg grappig om het te hebben over de doelstellingen van Quest nu in vergelijking met toen. Bij het bespreken van het gemaakte beroepsproduct kwamen we op het volgende. We bespraken namelijk ook de efficiëntie van een beoordelingsmatrix als deze. We waren namelijk alletwee van mening dat het erg lastig is om een matrix te maken, aangezien als de matrix te gedetailleerd is, dat de vrijheid van de opdracht daar wel onder kan lijden. Wat betreft de puntenschaal van 0-1-2 wist zij niet zeker of zij positief of negatief moest reageren. Positief was zij omdat deze niet erg gedetailleerd is uitgewerkt (wanneer geef je één punt, en wanneer twee?), waardoor dit per soort project kan verschillen. Ook kan het een valkuil worden omdat je dan sommige leerling beter kan beoordelen dan leerlingen die precies hetzelfde hebben. De vraag is dan waar de grens wordt gesteld. Al met al vond ze dat ik toch een goede keuze had gemaakt. Het nadeel is namelijk van het gedetailleerder uitwerken kan namelijk volgens haar zijn dat je soms tijdens het nakijken niet eens kan zijn met wat je van tevoren heb bedacht. Wat de opdrachtgever ook vond is dat het een erg duidelijke matrix was en als deze gebruikt zou worden, dat ze gebruikt kunnen worden voor meerdere projecten. Zo kan er per leerling een map bijgehouden worden waarin te zien is hoe de leerling heeft gescoord in een jaar. Ze was dus ook volledig eens met dat je het kan gebruiken voor tijdens rapportvergaderingen of leerlingbesprekingen. Wat bijvoorbeeld daar ook mee te maken had is dat hoofdstuk 2 (eisen) ook niet worden beoordeeld. Dit zorgt ervoor dat dit van afstraffen naar documenteren evolueert. Ook over de doorlopende leerlijn was ze positief. Ze vond het een goed idee, maar had er wel lichtelijke twijfels bij. Het is dan natuurlijk de vraag tot hoever je je kan ontwikkelen. Een goed alternatief zou dan kunnen zijn dat je van tevoren doelen opstelt waar de leerling zich in zou moeten verbeteren, en dit kan dan bij deze matrix worden getoetst. Dit zou alleen wel veel tijd kosten, maar het is altijd iets om over na te denken. 4.2 Evaluatie Al met al was mijn opdrachtgever erg positief over het beroepsproduct, zij geeft een beoordelingsadvies van een ruim voldoende dat ik erg waardeer. Ik vind het ook erg fijn om te horen dat ze het een zeer bruikbaar product vindt. Na een paar kleine aanpassingen zou het zeker gebruikt kunnen worden in de praktijk en dat doet mij ook erg goed om te horen dat ik het niet voor niets heb gedaan, zeg maar. Natuurlijk zijn er dingen die niet helemaal goed zijn gegaan of die dan met mooie woorden de volgende keer anders uitgevoerd zouden kunnen worden: - Wat betreft mijn opdrachtgever in mijn beoordeling ook volledig terecht noemt is dat mijn communicatie niet altijd even vlekkeloos ging. Ik had wat moeite met het daadwerkelijke schrijven van dit verslag en dat toonde ik ook niet helemaal duidelijk bij mijn collega’s aan en daar moet ik zeker aan gaan werken de volgende keer. - Daarnaast is ook nog aan de puntentelling wat te verbeteren, of in ieder geval, dit kan gedetailleerder uitgedacht worden. Dat heb ik nu niet gedaan. Daarnaast ben ik erg tevreden over het resultaat en over de presentatie. Bijlagen 2A Onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning - Eigen lesgeven en lesvoorbereidingen bij eerste en tweede klassen van Quest Observaties bij mijn werkplekbegeleider bij eerste en tweede klassen van Quest 3A Het beroepsproduct Zie volgende pagina. Literatuurlijst volgens APA-normen A. Roland Holst College. (2004). Quest: Een avontuurlijke zoektocht. Fragment uit de schoolgids. Hilversum: A. Roland Holst College. A. Roland Holst College. (2004). Leerling-volg-jezelf. Leerlingvolgsysteem daterend uit 2004, aangepaste versie van 2007. Hilversum: A. Roland Holst College. A. Roland Holst College. (2 december 2006). Van toen en nu – een beschrijving van Quest. 2dViewer, een interactieve beschrijving. Hilversum: A. Roland Holst College. Kennisnet. (28 april 2015). 21e eeuwse vaardigheden: Wat weten we? Geraadpleegd op 30 mei 2016, van https://www.leraar24.nl/dossier/6003#tab=0 Onsonderwijs2032.nl (z.d.) Kennis van de wereld: mens en maatschappij. Geraadpleegd op 29 mei 2016, van http://onsonderwijs2032.nl/mens-maatschappij/ Oostdam, R. & Peetsma, T. (20 april 2006). Het nieuwe leren op het A. Roland Holst College, Hilversum. Brochure. Hilversum: A. Roland Holst College. SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. (z.d.). Leerplan in beeld: havo/vwo onderbouw. Geraadpleegd op 2 juni 2016, van http://leerplaninbeeld.slo.nl/ Ten Brinke, W.B., De Jong, Chr., Padmos, J.H.A. (2007). De Geo Basisboek: aardrijkskunde voor de onderbouw. Baarn/Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. Daarnaast zijn de volgende bronnen gebruikt: Interview met Monique Hoens op 21 mei 2016. Gesprekken met Anne-Mat de Koning gedurende de hele periode.