Beoordelingen bij aardrijkskunde, Questonderwijs

advertisement
A. ROLAND HOLST COLLEGE, HILVERSUM
Beoordelingen bij
aardrijkskunde,
Questonderwijs
Beroepsproduct 1(projectverslag),
lerarenopleiding aardrijkskunde
Joost Klaver (1657163)
Periode 2015-2016
Instituut Archimedes
begeleider: dhr. Rinus Tiesma
Kennisbank volgnummer: 8516
Inhoud
Hoofdstuk 1: Inleiding ....................................................................................................... 2
1.1 Aanleiding en opdracht .................................................................................................... 2
1.2 Context van de school in relatie tot het probleem .......................................................... 2
1.3 Onderzoeksvraag met toelichting .................................................................................... 2
Hoofdstuk 2: Verkennend onderzoek ................................................................................ 3
2.1 Inleiding ............................................................................................................................ 3
2.2 Praktijkverkenning ............................................................................................................ 3
2.2.1 Beginfase ................................................................................................................... 4
2.2.2 Middenfase................................................................................................................ 5
2.2.3 Afsluitende fase ......................................................................................................... 5
2.2.4 Resultaten en conclusies ........................................................................................... 6
2.3 Literatuurverkenning ........................................................................................................ 7
2.3.1 Inleiding ......................................................................................................................... 7
2.3.2 De beginselen van Quest-onderwijs .............................................................................. 7
2.3.3 Kennen en kunnen bij Quest-onderwijs ........................................................................ 8
2.3.4 Huidige projecten .......................................................................................................... 9
2.3.5 Huidige beoordeling .................................................................................................... 10
Hoofdstuk 3: Ontwerp .................................................................................................... 11
3.1 Conclusie verkenning ...................................................................................................... 11
3.2 Ontwerpeisen ................................................................................................................. 11
3.3 Het ontwikkelde beroepsproduct................................................................................... 12
Hoofdstuk 4: Presentatie en evaluatie ............................................................................. 13
4.1 Presentatie...................................................................................................................... 13
4.2 Evaluatie ......................................................................................................................... 14
Bijlagen .......................................................................................................................... 15
2A Onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning ................................................................ 15
3A Het beroepsproduct ........................................................................................................ 15
Literatuurlijst volgens APA-normen ..................................................................................... 15
Samenvatting: Als leraar in opleiding bij de lessen van aardrijkskunde heb ik geprobeerd
duidelijkheid en structuur te bieden in het beoordelen van projecten bij Quest-onderbouw.
Dit doe ik door middel van het doen van praktijkonderzoek, literatuuronderzoek en het
ontwikkelen van een oplossing (een zogenoemd beroepsproduct). Ik heb gekeken waar het
zogenoemde Quest-onderwijs voor staat, wat de doelstellingen zijn en wat er uiteindelijk
bereikt moet worden.
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Aanleiding en opdracht
Quest is een onderwijsvorm waarmee leerlingen op projectbasis werken aan het vak
“zaakvakken” (aardrijkskunde en geschiedenis per zes weken afwisselend).
Er is in Quest veel vrijheid voor de docent om de lessen, de schriftelijke toets en
voornamelijk het project en de beoordeling daarvan vorm te geven. Wat er nu aan de hand
is dat de door leerlingen gemaakt project enigszins louche wordt beoordeeld door middel
van verschillende criteria, maar het resultaat kan achteraf niet goed worden onderbouwd.
1.2 Context van de school in relatie tot het probleem
Naar aanleiding van deze situatie ben ik gevraagd door mijn werkplekbegeleidster voor het
doen van dit onderzoek. Mijn opdrachtgever is namelijk een belangrijk sleutelfiguur in het
aardrijkskundige gedeelte van het Quest-onderwijs in de onderbouw en daarmee de
grootste belanghebber voor het beroepsproduct.
Door middel van het onderzoeken waar Quest voor staat, wat er verwacht wordt van de
leerlingen en wat docenten en leerlingen zelf het prettigst vinden werken wil ik duidelijkheid
scheppen in de grijze mist die uiteindelijk leidt tot de meetbare resultaten van de leerlingen.
Door uiteindelijk het maken van beoordelingsmatrixen wordt een oplossing gezocht in de
manier van beoordelen van producten zodat dit onderbouwd kan worden.
1.3 Onderzoeksvraag met toelichting
Hoofdvraag: Op welke manier kunnen aardrijkskundige Quest-projecten meer
gestructureerd worden beoordeeld?
Deelvraag 1:
Deelvraag 2:
Deelvraag 3:
worden?
Deelvraag 4:
Wat zijn de beginselen van Quest-onderwijs?
Wat wordt er verwacht van de leerlingen wat zij kennen en kunnen?
Welke projecten staan er momenteel vast waarop geanticipeerd op moet
Hoe wordt er momenteel in de praktijk beoordeeld?
Door middel van deze deelvragen wil ik kijken hoe er vroeger werd getoetst, wat er moet
worden getoetst, en hoe er momenteel wordt getoetst om uiteindelijk erachter te kunnen
komen hoe het toetsen verbetert kan worden.
Hoofdstuk 2: Verkennend onderzoek
2.1 Inleiding
Het verkennend onderzoek welke ik heb uitgevoerd bestaat uit twee delen: een
praktijkonderzoek en een literatuuronderzoek. Deze heb ik alle twee uitgevoerd terwijl ik
zelf stage liep bij Quest eersteklas en Quest tweedeklas.
De praktijkverkenning hield vooral in dat ik zelf in aanraking kwam met het lesgeven bij het
Quest-onderwijs en uiteindelijk ook het beoordelen bij Quest. Daarna ben ik mijn
literatuuronderzoek begonnen. Dit heb ik gedaan door middel van het spreken met
verschillende docenten binnen het Quest-onderwijs, waaronder mijn opdrachtgever en één
van de bedenkers en opzetters van het Quest-onderwijs in 2004. Tevens heeft zij mij ook een
boel documenten gegeven uit die tijd waarin het gedachtengoed van de bedenkers van
Quest duidelijk op papier staan. Overzichtelijk zijn hierdoor de doelen die het Questonderwijs heeft ten opzichte van regulier onderwijs.
Door middel van de praktijkverkenning wil ik duidelijkheid krijgen over waar Quest nu staat,
en door middel van de literatuurverkenning wil ik te weten komen waar het Quest-onderwijs
voor staat (of stond) en dient daardoor ook als een soort reflectie.
2.2 Praktijkverkenning
Door middel van praktijkverkenning probeer ik mijzelf duidelijkheid te geven van de oorzaak
van het probleem, of anders gezegd de aanleiding van de hoofdvraag.
Ik heb dit gedaan tijdens mijn gehele stageperiode dit jaar. Deze heb ik onderverdeeld in drie
verschillende fasen op basis van de hoeveelheid verantwoordelijkheid die ik had en heb in
deze klassen.
Beginfase
- Ik heb mijn werkplekbegeleider geobserveerd bij het geven van aardrijkskunde aan
de Quest-klassen;
- Ik heb zelf aardrijkskunde gedoceerd aan twee verschillende leerjaren (namelijk
leerjaar Quest eersteklas en Quest tweedeklas);
Middenfase
- Ik heb zelf, samen met mijn opdrachtgever, de projecten die al vaststonden opnieuw
bekeken en waar nodig aangepast;
- Ik heb mijn werkplekbegeleider geobserveerd bij het nakijken van de projecten en de
schriftelijke toetsen.
Afsluitende fase
- Ik ben zelf verantwoordelijk geweest voor één periode aardrijkskunde waarin ik de
workshops, de opdracht en de schriftelijke toets heb ontwikkeld;
2.2.1 Beginfase
In de beginfase van mijn stage dit jaar heb ik vooral mijn werkplekbegeleider geobserveerd
hoe zij haar klassen managet en hoe zij omgaat met eigenlijk alles in het Quest-onderwijs. Zo
werd mij al snel bekend hoe de lessen zijn ingedeeld. Dit is namelijk op de volgende wijze,
gericht op één leerjaar:
- Er is sprake van één periode van om en nabij zes weken waarin één onderwerp
wordt behandeld, bijvoorbeeld “Weer en klimaat”. Dit onderwerp is vakgericht –
aardrijkskunde of geschiedenis – en deze periodes wisselen om de plusminus zes
weken af.
- Er wordt een combinatie gegeven van twee werkvormen. De eerste werkvorm is de
zogenoemde “workshop”. Dit kan men vergelijken met een hoorcollege, een
werkvorm waarin de docent op zijn of haar eigen manier de lesstof over het
onderwerp uiteindelijk moeten kennen en kunnen. Er wordt ook gefocust op
leerdoelen en de uitleg kan afwisselen met een wat praktischere kleine opdracht,
bijvoorbeeld een kaart maken of een “Kahoot-quiz”. De tweede werkvorm is een
werkvorm waarin er praktisch gewerkt wordt aan een project dat uiteindelijk moet
worden ingeleverd aan het einde van de periode. Deze projecten zijn meestal erg op
werkelijkheid/beroep gericht en daarom erg uitdagend voor de leerlingen. Een
voorbeeld is bijvoorbeeld een catalogus maken voor een tentoonstelling. De
projecten zijn altijd gericht naar koppeling van het onderwerp naar de praktijk.
- Op één middag wordt er gewerkt aan het vak zaakvakken. Aangezien er momenteel
drie klassen zijn, betekent dit dat er drie lesuren zijn waarin elke klas één workshop
heeft en twee uren waarin zij zelfstandig aan hun project kunnen werken.
- Aangezien er drie lesuren zijn betekent dit dat er ook drie docenten zijn ingedeeld
voor deze drie klassen. Hiervan is in de praktijk één aardrijkskundedocent en twee
geschiedenisdocenten. Dit schooljaar liep ik mee met de aardrijkskundedocent, dit
maakt dus ook de balans evenwichtiger. De docent die de workshops geeft is
afhankelijk van welk project er loopt. Als dit een aardrijkskundeproject is, worden de
workshops gegeven door de aardrijkskunde docent en vice versa.
Als docent aardrijkskunde zijnde ben ik dus verantwoordelijk voor de workshops, het
product (welke door collega’s wordt begeleid) en de schriftelijke toets aan het einde van een
periode van zes weken. Tijdens de periode van geschiedenis ben ik vooral bezig met het
begeleiden van de lesuren waarin de leerlingen zelfstandig werken aan dit project voor
geschiedenis.
Aangezien zowel mijn werkplekbegeleider als ik workshops hebben gegeven aan Questonderbouw voor aardrijkskunde, kan ik veel zeggen over de manier van lesgeven op deze
manier.
Eigenlijk werken alle docenten nog met een methodeboek en in dit geval is dat De Geo. Uit
het zogenoemde basisboek van havo/atheneum onderbouw ben ik in aanraking gekomen
met de hoofdstukken “Weer en klimaat”, “Natuurlandschappen” bij de eerste klas en
“Ruimtelijke inrichting” bij de tweede klas (Ten Brinke e.a., 2007). Het eerste hoofdstuk heb
ik de meeste lessen van gegeven, bij het tweede hoofdstuk heb ik een paar lessen gegeven
en het laatste hoofdstuk was ik zelf verantwoordelijk.
2.2.2 Middenfase
Tijdens de zogenoemde middenfase heb ik vooral gekeken, samen met mijn
werkplekbegeleider, wat er veranderd moest worden aan de opdrachten voor
aardrijkskunde die er op dat moment stonden. Wat ons betreft waren dit in grote lijnen
sterke en goede opdrachten en hebben we een aantal kleine aanpassingen gedaan.
Bij dit soort aanpassingen kunt u denken aan het veranderen van de datum, veranderen van
de formulering van bepaalde leerdoelen of eisen.
Ook hebben we bijvoorbeeld bij een project eraan toegevoegd dat de leerlingen een
voortgangsverslag (logboek) moeten bijhouden elke week zodat ze kunnen verantwoorden
wat ze wanneer hebben gedaan. Dit hebben wij overgenomen van een project van
geschiedenis welke al een voortgangsverslag vereiste.
Bovendien hebben we bij het derde project (Ruimtelijke inrichting) de aanpassing gedaan
van het uiteindelijke product dat de leerlingen moesten inleveren. In plaats van dat ze een
presentatie moesten maken over een deelonderwerp uit het boek moesten zij een filmpje
maken waarin ook werd verwacht dat er een koppeling zou zijn tussen theorie (uit het
basisboek van De Geo) en de praktijk (welke dus gefilmd kon worden, bijvoorbeeld in de
buurt).
2.2.3 Afsluitende fase
In de afsluitende fase heb ik te maken gehad met een flinke dosis verantwoordelijkheid, wat
natuurlijk uiterst belangrijk is als docent zijnde en paste precies in dit onderzoek.
Wat wel erg fijn was dat ik in ieder geval drie handvaten had waar ik ten alle tijden op terug
kon vallen, namelijk mijn werkplekbegeleider, de schoolmethode waar de basis voor de stof
van de schriftelijke toets in stond en de opdracht die al gemaakt was door mijn collega’s van
vorig jaar.
Wat daarnaast ook heel fijn was is dat ik tijdens het voorafgaande blok van geschiedenis
natuurlijk la kon voorbereiden op wat ik dat daaropvolgende blok kon doen. Zo heb ik een
lessenserie van vier workshops kunnen maken (PowerPoints, werkvormen en lesplannen).
Dit heb ik uiteraard kunnen aanvullen met lesstof die niet in de lesmethode staat maar die ik
heb geleerd tijdens de cursus van Ruimtelijke ordening op de Hogeschool Utrecht.
In de periode tussen de laatste workshop en het lesuur waar de schriftelijke toets zou
worden afgenomen zat een vakantie, wat voor mij erg goed uitkwam zodat ik op basis van
de workshops die zijn gegeven, de schriftelijke toets kon gaan ontwikkelen.
Aangezien mijn werkplekbegeleider eindverantwoordelijke was vereiste zij dat zij ook
inspraak wilde de schriftelijke toets, wat mij niet verbaasde. Uiteindelijk bestond de toets uit
een deel van de vragen uit de schriftelijke toets van vorig jaar die mijn werkplekbegeleider
had uitgekozen en een deel van de vragen die ik zelf had bedacht.
Na het afnemen van de toets heb ik deze ook nagekeken en nabesproken met de drie
klassen wat voor beide onderdelen voor mij een primeur was.
2.2.4 Resultaten en conclusies
Naar aanleiding van dit laatste gedeelte, de afsluitende fase, heb ik een inzicht kunnen
krijgen welke verantwoordelijkheden je hebt als vakdocent in het Quest-onderwijs in de
onderbouw. Op deze manier heb ik een indruk kunnen krijgen aan welke eisen een goede,
papieren instructie moet zijn voor het project en op welke manier de getoetste stof moet
worden gegeven.
Zo heb ik ook een aanzet kunnen nemen om erover na te denken hoe deze opdrachten
moeten worden beoordeeld en wat er nu uiteindelijk verwacht wordt van de leerlingen wat
zij uiteindelijk moeten kunnen aan het einde van hun leerjaar en wat ze daarvoor moeten
bereiken tijdens mijn lessen.
Voordat ik daaraan kon beginnen leek het mij een verstandig idee om terug te vallen op de
ontwerpers van het Quest-onderwijs. Bij één van hen kan ik er meer achter komen waar
Quest voor staat, wat er uiteindelijk van de leerlingen verwacht wordt en welke doelen er
dus bereikt moeten worden in mijn lessen. Met die reden heb ik contact gezocht één van de
grondleggers van het Quest-onderwijs op het A. Roland Holst College Hilversum.
2.3 Literatuurverkenning
2.3.1 Inleiding
Op vrijdag 20 mei 2016 had ik een gesprek met de schoolopleider en docent op het A.
Roland Holst College Hilversum. Tevens is zij ook initiatiefneemster en docent van het eerste
uur van het Quest-onderwijs. Aangezien zij zo’n belangrijke rol speelde in het vormen van
het nieuwe “onderwijssysteem” kon zij mij veel vertellen over het systeem en ook beschikte
zij ook over literatuur waarop de kerndoelen van Quest zijn vastgesteld.
In het interview ben ik mij vooral gaan richten op mijn geformuleerde deelvragen (zie deel
1.3). Daarnaast maak ik de koppeling met de door haar verleende literatuur en daarnaast
staande externe bronnen.
De eerste stappen in het vormen van het nieuwe onderwijssysteem zijn gezet in het begin
van deze eeuw, waarna in schooljaar 2003-2004 de eerste cohort van leerlingen in het
Quest-onderwijs. Daarvoor is het doel en de uitwerking van het Quest-onderwijs op papier
gebracht. Om die redenen zijn de meeste documenten die gemaakt zijn door de bedenkers
van Quest aardig daterend en rond de tien jaar oud. Dit ontkracht echter niet dat het niet
bruikbaar is.
2.3.2 De beginselen van Quest-onderwijs
De beginselen van Quest-onderwijs is eigenlijk dat het een totaal andere manier is van
klassiek onderwijs. Volgens de oprichtende werkgroep zijn de focuspunten van Quest
voornamelijk (Oostdam & Peetsma, 20 april 2006):
-
-
Er moet betekenisvol worden geleerd, dat wil zeggen dat er een beroep wordt
gedaan op intrinsieke motivatie in plaats van extrinsieke motivatie.
Gefocust wordt daardoor vooral op een leerling- of vraaggerichte in plaats van
docent- of aanbod-gerichte manier van leren. Dit wil zeggen dat een docent geen rol
heeft van een verteller maar van een coach.
Daarnaast wordt gefocust op zowel samenwerkend leren en functioneren en het
ontwikkelen van persoonlijke kwaliteiten.
En volgens de Inspectie van het Onderwijs scoort het Quest-onderwijs erg goed. Deze
Inspectie vindt dat “het leerstofaanbod en het didactisch repertoire rijk gevarieerd genoeg is
en goed afstemt op de behoefte van individuele leerlingen” (Oostdam & Peetsma, 20 april
2006). Naast dat de Inspectie de bovenstaande doelen van de werkgroep bevestigt,
bevestigt het natuurlijk ook mijn constatering die ik eerder heb gemaakt (zie 2.1) dat het
projectmatig werken erg uitdagend zijn voor de leerlingen omdat het op werkelijkheid/beroepsgericht is.
Bovendien wordt er in de opzet van Quest-onderwijs die gegeven is in Het nieuwe leren op
het A. Roland Holst College ook duidelijk gesproken over het opzetten van een doorlopende
leerlijn die tussentijds wordt getoetst en vakgericht het volledige driejarenplan tot stand
wordt gebracht door de vakgroep.
In het document (ondertussen tien jaar oud) wordt gesproken dat het verder uitwerken van
deze doorlopende leerlijn een toekomstige uitdaging is. Echter is wegens tijdgebrek – puur
rooster-technisch – geen baat bij gebracht, maar wellicht in een andere vorm of nu er
andere docenten de leiding hebben er opnieuw leven geblazen in kan worden (Hoens, 20
mei 2016).
Na het lezen en begrijpen van de beginselen van Quest die zijn opgesteld door de
oprichtende werkgroep, valt deze natuurlijk compleet te spiegelen met de ontwikkelingen
die te zien zijn in het onderwijs. In het onderwijs is er namelijk sprake van het zogenoemde
project Onderwijs2032. Hierin wordt gefocust op een onderwijssysteem welke perfect zou
moeten werken en waarmee wij als docenten de leerlingen klaarstomen voor de toekomst
(onsonderwijs2032.nl, z.d.).
Onderwijs2032 toont erg veel overeenkomsten met de zogenoemde 21st Century Skills. De
21st Century Skills zijn “generieke vaardigheden en daaraan te koppelen kennis, inzicht en
houdingen die nodig zijn om te kunnen functioneren in en bij te dragen aan de
kennissamenleving (Kennisnet, 28 april 2015). Hierin wordt dus ook gefocust op aspecten die
het Quest-onderwijs ook volop bevat: samenwerken, individueel ontwikkelen, werken op
projectbasis en werken met iPads.
2.3.3 Kennen en kunnen bij Quest-onderwijs
Want uiteindelijk zijn deze 21st Century Skills te koppelen aan wat de Quest-leerlingen
moeten doen. Althans, in de basis. Want volgens de bedenkers van Quest hoeven de
leerlingen aan het einde van de Questperiode (dit is de volledige onderbouw, met andere
woorden klas 1, 2 en 3 havo/atheneum) niets anders te kunnen dan een leerling aan het
einde van klas 3 van het reguliere onderwijs (Hoens, 20 mei 2016). Na de periode van drie
jaar Quest kunnen de leerlingen doorstromen naar óf havo 4 óf atheneum 4. Deze keuze is
gebaseerd op hun prestaties die zij in de afgelopen drie jaar Quest hebben behaald.
Het SLO maakt actuele leerlijnen waarin overzichtelijk staat op welk niveau een leerling
moet zijn, op elk specifiek vak gericht. Het SLO spreekt over zogenoemde kerndoelen van de
onderbouw. Als je kijkt naar aardrijkskunde zijn deze ingedeeld in de kernen Burgerschap,
Duurzaamheid, Bevolking en ruimte, Globalisering, Arm en rijk, Grenzen en identiteiten,
Systeem aarde, Landschappen en Water. Deze acht kernen worden gehanteerd bij zowel het
primair onderwijs, de onderbouw en de bovenbouw van verschillende niveau’s van vmbo tot
havo en vwo (SLO – nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling, z.d.).
Naast deze ontwikkelpunten wordt er dus voorop gesteld dat de leerlingen die Questonderwijs niet alleen dezelfde leerdoelen hebben als regulier onderbouw, ook heeft de
Quest-leerling “net even dat ene extraatje”, gericht op de ontwikkeling van de leerling in
brede zin.
De doorlopende leerlijn die in de beginjaren van Quest een rol hebben gespeeld zijn
gebaseerd op zeven verschillende vlakken, vol staan met vaardigheden. Deze zeven vlakken
zijn:
- Informatie verwerven/verwerken (van google-brei tot kroonjuweel)
- Informatie presenteren (het overbrengen van een boodschap in afstemming op het
publiek)
- Samenwerken (het werken aan een gemeenschappelijk doel)
- Inlevingsvermogen (van hier ben ik naar hoe is het met jou?)
- Organiseren (van chaos naar structuur)
- Probleemoplossend vermogen (van gewoonte naar vernieuwing)
Zelfstandigheid (van meedeinen naar zelf aan het roer staan)
Deze zeven vlakken zijn allemaal te beoordelen door eerst de leerlingen zelf en daarna de
docenten (A. Roland Holst College, 2004). Beide partijen kunnen de leerling op deze zeven
vlakken beoordelen van ‘beginner’ tot ‘expert’ (van nul tot vijf). De persoonlijk begeleider
bespreekt dit met zijn leerlingen.
2.3.4 Huidige projecten
-
De projecten die op dit moment in gebruik zijn, zijn in de onderbouw de volgende
projecten:
Een lessenserie maken voor groep 7/8 van de basisschool over Weer en Klimaat
Een kwartetspel maken over Natuurlandschappen
Een presentatie houden over Bevolking & Cultuur
Deze opdrachten zijn gekoppeld aan de gelijknamige hoofdstukken uit het Basisboek van de
methode, De Geo. In de uitleg van de opdracht die op papier wordt gegeven is er sprake van
bepaalde eisen waar de zogenoemde producten aan moeten voldoen. Deze worden bij het
nakijken van het product beoordeeld.
2.3.5 Huidige beoordeling
Momenteel wordt er niet meer gewerkt met het zogenoemde leerlingvolgsysteem welke in
de beginjaren is opgesteld. Er wordt nu gewerkt met zowel een toets als een project welke
alle twee apart worden beoordeeld.
De toets is een individuele opdracht waarin leerling een reguliere, schriftelijke toets krijgen.
Hierin wordt de kennis die gegeven is op de verplichte workshops getoetst en beoordeeld.
Dit is door middel van gewone kennisvragen (verschillend van RTTI-niveau) waarin de kennis
over de lesstof, de aantekeningen die zijn gemaakt tijdens de workshops en de
verwerkingsopdrachten die zijn gegeven tijdens de workshops.
Dit is dus ook contrasterend met de beginfase. Toen was er sprake van een “repeterende
kennistoets”. Deze werd gegeven aan het begin van het jaar. Daar werd gekeken waar een
leerling zich in moest verbeteren. Dit verbeteren kon door de informatie zelf op te zoeken óf
een workshop aanvragen. Contrasterend is dit omdat er nu eerst verplicht workshops
worden gegeven, en daarna de toets wordt gegeven. Op zich is daar niets negatiefs aan,
omdat dit in de loop van de jaren beter bleek te werken dan de oude methode. (Hoens, 20
mei 2016).
Naast dat de leerlingen een schriftelijke toets moeten maken aan het eind van de periode,
moeten zij ook in dezelfde week hun zogenoemde product inleveren. Deze wordt
beoordeeld door de vakdocent van het vak waarvoor het product is gemaakt. Deze kijkt dan
of het voldoet aan de eisen en kijkt naar hoe het product er vakinhoudelijk, verzorgd en
creatief deze is uitgevoerd. Naar hand daarvan geeft de docent een cijfer (De Koning, z.d.).
Hoofdstuk 3: Ontwerp
3.1 Conclusie verkenning
Uit de onderzoeken die ik heb verricht naar aanleiding van de verkenning heb ik kunnen
constateren dat er heel wat veranderd is tussen de beginfase van Quest-onderwijs (zo rond
2004) en nu, twaalf jaar later. Het heeft een proces meegemaakt van trial and error en heeft
op zo’n manier de goed bedachte maar onhaalbare ideeën gefilterd en hier iets haalbaars
uitgehaald. Het heeft zo een verandering gemaakt dat heeft geleid dat Quest nu is zoals het
is, een effectieve en goede manier van leren op een meer experimentele en
praktijkgerichtere wijze.
Dat onthoud mij er echter niet van om deze manier van educatie te verbeteren door meer
efficiëntie te brengen in het beoordelen van de producten. Naar mijn idee kan het
beroepsproduct dat ik aan het ontwikkelen ben ervoor zorgen dat de docenten die hier te
maken mee hebben, efficiënter kunnen beoordelen en dat de ontwikkeling van het kind net
iets meer in de spotlights komen te staan.
3.2 Ontwerpeisen
In het ontwerpen van het uiteindelijke beroepsproduct is er over nagedacht hoe ik deze
drang om te verbeteren vorm te geven. Naar aanleiding van het praktijkonderzoek en het
literatuuronderzoek heb ik een keuze gemaakt om een nieuw, “universeel”
beoordelingsformulier te maken. Hierin moeten de goede aspecten die van te voren zijn
opgesteld in de beginfase van Quest, naar voren komen. Maar dit moet wel op een
praktische manier ingepakt worden in de producten die op dit moment vaststaan en moeten
corresponderen met hoe er op dit moment wordt beoordeeld. Dit betekent dat het
formulier aan de volgende eisen moet voldoen:
-
Er staat duidelijk vermeld voor wie, door wie en wat er nagekeken wordt in het
algemeen;
Er moet een koppeling zijn aan een doorlopende leerlijn (kortom: is er verbetering
meetbaar?);
Er moet koppeling zijn met de beginselen van Quest-onderwijs en de 21st Century
Skills;
Er moet aan duidelijke eisen voldaan zijn die voor het maken van de opdracht zijn
gesteld;
Er moet een duidelijke vakinhoudelijke basis in het project zitten en moet per project
inzetbaar zijn.
3.3 Het ontwikkelde beroepsproduct
Het ontwikkelde beroepsproduct is te vinden in bijlage 3A.
Ik heb uiteindelijk het formulier gemaakt met zeven hoofdstukken:
1. Gegevens leerling: dit wil dus zeggen standaard informatie die ervoor zorgt dat het
makkelijk te lezen is voor de docent, zodat het overzichtelijk blijft. Hierdoor kan de
docent in één oogopslag zien van wie het beoordelingsformulier is.
2. Eisen bij het inleveren. Deze eisen worden eigenlijk standaard gegeven bij de
opdrachten. In dit geval gaat het erom of die eisen voldaan zijn of niet, niet zozeer of
ze goed zijn uitgevoerd of niet. De eisen zijn voor alle leerlingen verplicht dit af te
tekenen, daarom worden deze ook niet beoordeeld.
3. De doorlopende leerlijn is een veel kleine versie van het leerlingvolgsysteem die in de
beginfase van Quest is bedacht. In de door mij ontwikkelde beoordelingsmatrix is er
eigenlijk alleen een toetsing op het verbeteren van de werkhouding (werkt de
leerling beter, planmatiger, duidelijker, etc. dan de vorige keer) en verbetering in
cijfers (is er een duidelijke stijgende lijn te zien in de cijfers) van de schriftelijke
toetsen. Om dit te stimuleren worden hier wél punten aan gegeven. Eén ja telt voor
één extra punt.
4. Bij het kopje vaardigheden wordt er gekeken naar de ontwikkelpunten die in het
leerlingvolgsysteem werden getoetst, in ieder geval deels. Ik heb er vier punten
uitgehaald die ik er nuttig vond en eigenlijk in elk Quest-project wel aan bod komen.
Er kan worden beoordeeld in nul, één of twee punten. Nul punten is in dit geval niet
aanwezig, één punt is twijfelachtig en drie punten is aanwezig.
5. De opdrachtgerichte eisen zijn verschillend per Quest-opdracht. Ik heb in het
formulier dat ik ontwikkeld heb het voorbeeld genomen van de opdracht over
Bevolking en Cultuur. Hierin wordt verwacht een presentatie te houden. Er worden
vijf eisen gesteld die elk, net zoals bij de vaardigheden, nul, één of twee punten
kunnen opbrengen. De vijf eisen kunnen veranderd worden per Quest-opdracht.
6. Uiteindelijk wordt bij deel zes het cijfer overzichtelijk bepaald. Een opsomming van
het aantal ja’s bij de doorlopende leerlijn, het aantal punten bij de vaardigheden en
het aantal punten bij de opdrachtgerichte eisen worden bij elkaar opgeteld en
gedeeld door twee. Bij het halen van het maximum aantal punten zijn dit dus
2+8+10=20/2=10, het hoogste wat kan worden behaald.
7. Tot slot kan er bij hoofdstuk zeven nog een paar opmerkingen door de docent zelf
worden geplaatst ter verbetering van de leerling.
Hoofdstuk 4: Presentatie en evaluatie
4.1 Presentatie
De presentatie van het gemaakte beroepsproduct bestaat uit de volgende onderdelen:
- Het benoemen van deze planning (wat wordt er tijdens de presentatie gedaan);
- Het nogmaals benoemen van de hoofd- en deelvragen;
- Een korte samenvatting geven van de gemaakte verkenning (praktijk- en
literatuuronderzoek);
- Samen lezen van delen 3.1, 3.2 en 3.3, aan de hand van het gemaakte
beroepsproduct (zie bijlage 3A).
- Een algemeen oordeel ontvangen van de opdrachtgever;
- Het invullen van het beoordelingsformulier (zie bijlage E).
Tijdens de presentatie heb ik zelf ook aantekeningen gemaakt van wat er werd gezegd. Dit
heb ik op papier gedaan. Hieronder staan deze aantekeningen in verhaalvorm, en geeft
daarmee een samenvatting van de gegeven presentatie.
Samenvatting van de gegeven presentatie
Tijdens de presentatie die ik op 21 juni heb gegeven heb ik de bovenstaande lijn
aangehouden. Tussendoor hebben we ook wat meer gepraat over wat Quest nou
daadwerkelijk inhoud. Aangezien mijn opdrachtgever en tevens werkbegeleider pas twee
jaar bij Quest aanwezig is, is zij ook nog een beetje aan het zoeken op welke manier zij dit
zelf aan het invullen is. Volgens haar is het een steeds vernieuwend proces en is daarom
iedereen met het verbeteren daarvan bezig.
Volgens mijn opdrachtgever is het belangrijkste van Quest dat de leerlingen zelf tot op een
zekere hoogte zelf een keuzevrijheid hebben en dat dit gestimuleerd en gecontroleerd moet
worden door de docent. Deze docent heeft dus eigenlijk meer een begeleidende rol. Ze
maakte bijvoorbeeld ook een vergelijking met het Montessorionderwijs waar zij al bekend
mee was vanuit eigen ervaring.
Voor haar was het hele idee achter Quest dus iets minder duidelijk dan bij mij. Het was
daarom ook wel erg grappig om het te hebben over de doelstellingen van Quest nu in
vergelijking met toen.
Bij het bespreken van het gemaakte beroepsproduct kwamen we op het volgende. We
bespraken namelijk ook de efficiëntie van een beoordelingsmatrix als deze. We waren
namelijk alletwee van mening dat het erg lastig is om een matrix te maken, aangezien als de
matrix te gedetailleerd is, dat de vrijheid van de opdracht daar wel onder kan lijden.
Wat betreft de puntenschaal van 0-1-2 wist zij niet zeker of zij positief of negatief moest
reageren. Positief was zij omdat deze niet erg gedetailleerd is uitgewerkt (wanneer geef je
één punt, en wanneer twee?), waardoor dit per soort project kan verschillen. Ook kan het
een valkuil worden omdat je dan sommige leerling beter kan beoordelen dan leerlingen die
precies hetzelfde hebben. De vraag is dan waar de grens wordt gesteld. Al met al vond ze dat
ik toch een goede keuze had gemaakt. Het nadeel is namelijk van het gedetailleerder
uitwerken kan namelijk volgens haar zijn dat je soms tijdens het nakijken niet eens kan zijn
met wat je van tevoren heb bedacht.
Wat de opdrachtgever ook vond is dat het een erg duidelijke matrix was en als deze gebruikt
zou worden, dat ze gebruikt kunnen worden voor meerdere projecten. Zo kan er per leerling
een map bijgehouden worden waarin te zien is hoe de leerling heeft gescoord in een jaar. Ze
was dus ook volledig eens met dat je het kan gebruiken voor tijdens rapportvergaderingen of
leerlingbesprekingen. Wat bijvoorbeeld daar ook mee te maken had is dat hoofdstuk 2
(eisen) ook niet worden beoordeeld. Dit zorgt ervoor dat dit van afstraffen naar
documenteren evolueert.
Ook over de doorlopende leerlijn was ze positief. Ze vond het een goed idee, maar had er
wel lichtelijke twijfels bij. Het is dan natuurlijk de vraag tot hoever je je kan ontwikkelen. Een
goed alternatief zou dan kunnen zijn dat je van tevoren doelen opstelt waar de leerling zich
in zou moeten verbeteren, en dit kan dan bij deze matrix worden getoetst. Dit zou alleen wel
veel tijd kosten, maar het is altijd iets om over na te denken.
4.2 Evaluatie
Al met al was mijn opdrachtgever erg positief over het beroepsproduct, zij geeft een
beoordelingsadvies van een ruim voldoende dat ik erg waardeer. Ik vind het ook erg fijn om
te horen dat ze het een zeer bruikbaar product vindt. Na een paar kleine aanpassingen zou
het zeker gebruikt kunnen worden in de praktijk en dat doet mij ook erg goed om te horen
dat ik het niet voor niets heb gedaan, zeg maar.
Natuurlijk zijn er dingen die niet helemaal goed zijn gegaan of die dan met mooie woorden
de volgende keer anders uitgevoerd zouden kunnen worden:
- Wat betreft mijn opdrachtgever in mijn beoordeling ook volledig terecht noemt is dat
mijn communicatie niet altijd even vlekkeloos ging. Ik had wat moeite met het
daadwerkelijke schrijven van dit verslag en dat toonde ik ook niet helemaal duidelijk
bij mijn collega’s aan en daar moet ik zeker aan gaan werken de volgende keer.
- Daarnaast is ook nog aan de puntentelling wat te verbeteren, of in ieder geval, dit
kan gedetailleerder uitgedacht worden. Dat heb ik nu niet gedaan.
Daarnaast ben ik erg tevreden over het resultaat en over de presentatie.
Bijlagen
2A Onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning
-
Eigen lesgeven en lesvoorbereidingen bij eerste en tweede klassen van Quest
Observaties bij mijn werkplekbegeleider bij eerste en tweede klassen van Quest
3A Het beroepsproduct
Zie volgende pagina.
Literatuurlijst volgens APA-normen
A. Roland Holst College. (2004). Quest: Een avontuurlijke zoektocht. Fragment uit de
schoolgids. Hilversum: A. Roland Holst College.
A. Roland Holst College. (2004). Leerling-volg-jezelf. Leerlingvolgsysteem daterend uit 2004,
aangepaste versie van 2007. Hilversum: A. Roland Holst College.
A. Roland Holst College. (2 december 2006). Van toen en nu – een beschrijving van Quest.
2dViewer, een interactieve beschrijving. Hilversum: A. Roland Holst College.
Kennisnet. (28 april 2015). 21e eeuwse vaardigheden: Wat weten we? Geraadpleegd op 30
mei 2016, van https://www.leraar24.nl/dossier/6003#tab=0
Onsonderwijs2032.nl (z.d.) Kennis van de wereld: mens en maatschappij. Geraadpleegd op
29 mei 2016, van http://onsonderwijs2032.nl/mens-maatschappij/
Oostdam, R. & Peetsma, T. (20 april 2006). Het nieuwe leren op het A. Roland Holst College,
Hilversum. Brochure. Hilversum: A. Roland Holst College.
SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. (z.d.). Leerplan in beeld: havo/vwo
onderbouw. Geraadpleegd op 2 juni 2016, van http://leerplaninbeeld.slo.nl/
Ten Brinke, W.B., De Jong, Chr., Padmos, J.H.A. (2007). De Geo Basisboek: aardrijkskunde
voor de onderbouw. Baarn/Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff.
Daarnaast zijn de volgende bronnen gebruikt:
Interview met Monique Hoens op 21 mei 2016.
Gesprekken met Anne-Mat de Koning gedurende de hele periode.
Download