joodse feesten en gedenkdagen

advertisement
JOODSE FEESTEN EN GEDENKDAGEN
een bundel artikelen
Regionale Werkgroep Kerk en Israël Utrecht
PDC Utrecht
1
JOODSE FEESTEN EN GEDENKDAGEN
een bundel artikelen
De Regionale Werkgroep Kerk & Israël Utrecht heeft in de loop der jaren regelmatig materiaal gestuurd
naar de redacties van lokale kerkbladen, en naar de lokale werkgroepen. We willen dit materiaal graag
bruikbaar en beschikbaar houden.
In deze bundel vindt u een deel van dit materiaal, en wel dat wat gaat over Joodse feesten en
gedenkdagen. Daarbij zijn soms twee of drie artikelen gewijd aan hetzelfde feest. Ze geven dan
verschillende accenten. De artikelen hebben een beperkte omvang, maximaal een 400 woorden, en
binnen dat bestek kun je natuurlijk niet volledig zijn. Oudere artikelen zijn soms licht gerenoveerd.
Ook deze bundel is niet volledig. Het is de bedoeling dat er nog aanvullingen komen.
De spelling van Hebreeuwse woorden is altijd een probleem: sabbat / sjabbat / sjabbath / sjabbos? We
hebben geprobeerd de lijn te volgen die is uitgezet in het boek van Henk Heikens ea:
Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands. (2002) Uitg SDU, ISBN 90 1209 2930.
In Joodse uitgaven vind u overigens ook vaak andere wijzen van spelling.
En verder: er is natuurlijk en gelukkig veel meer beschikbaar voor mensen die geïnteresseerd zijn en
verder willen lezen.
Enkele boeken:
Rabbijn de Vries
D. Hausdorff
Willem Zuidema
Pearl e.a.
Edward van Voolen
G.H. Cohen Stuart
Tenachon
daaronder:
Joodse Riten en Symbolen
Jom Jom
Gods Partner
Wegwijs in het Jodendom
Joods leven, thuis en in de synagoge
Joodse feesten en vasten
uitgaven van de Folkertsma Stichting
Tenachon over de feesten
(1927-32) 1968
1974
1977
1985
1991
2003
1999
Enkele websites:
www.joods.nl
www.jodendom.pagina.nl
www.bethhamidrash.org
www.chabad.nl
www.jhm.nl
www.nik.nl
www.ljg.nl
www.esnoga.com
****
De artikelen zijn ook digitaal beschikbaar via
www.utrecht.pkn.nl > wat kan het PDC voor u doen? > Kerk en Israël > artikelen.
Er zijn veel meer artikelen over allerlei onderwerpen. We willen hierna gaan werken aan andere bundels.
Vragen en opmerkingen van afnemers zijn daarbij welkom.
Bunnik, 2006
2
Inhoud van de bundel:
feest / gedenkdag
datum
Sjabbat
Rosj Chodesj
titel van het artikel
jaar
blz.
(voorwoord)
2
(inhoud)
3
(kalender)
4
Tijdindeling
2000
5
Maanden en jaren
2000
6
Dat wij zijn als kaarsen brandend op sjabbat
1992
7
Sjabbat
2000
8
Sjabbat in Israël: kabbalat sjabbat
2005
9
Sjabbat in Israël: motsé sjabbat
2005
10
Gedenk de sjabbat en de zondag
2001
11
De Nieuwe Maan, rest van een feest
2005
12
Rosj Hasjana
1, 2 tisjri
Rosj Hasjana: Joods Nieuwjaar
2000
13
Jom Kippoer
10 tisjri
Jom Kippoer: Grote Verzoendag
2000
14
Soekot
15 tisjri
Soekot: Loofhuttenfeest
2000
15
Simchat Tora
23 tisjri
Simchat Tora: Vreugde der Wet
2000
16
Chanoeka
25 kislev
Het Feest van de Lichtjes
1998
17
Chanoeka
2002
18
Chanoeka: feest van de Tempelvernieuwing
2000
19
Toe Bisjvat
15 sjevat
Toe Bisjvat: Nieuwjaar voor de bomen
2004
20
Poeriem
14 adar
Poeriem: Lotenfeest
2001
21
Poeriem
2004
22
Pesach: Joods Pasen
2001
23
Bevrijding... waartoe? De boodschap van Pesach
2003
24
Mimoena
2004
25
De vijftig dagen tussen Pesach en Sjavoeot
2001
26
Pesach
Mimoena
15 nisan
23 nisan
Omer-telling
Lag Baomer
18 ijar
Lag Baomer
2001
27
Sjavoeot
6 sivan
Sjavoeot: Wekenfeest
2001
28
Woord en Geest
2005
29
Vasten in de zomer
2005
30
Weken van troost en inkeer
2005
31
Tisja Beav
9 av
Jom Hasjoa
27 nisan
Jom Hasjoa
2006
32
Jom Haätsmaoet
5 ijar
Onafhankelijkheidsdag in Israël
1998
33
3
Kalender
7
tisjri
sep / okt
Rosj Hasjana, Jom Kippoer, Soekot, Simchat Tora
8
chesjva
n
kislev
nov / dec
Chanoeka
jan / feb
Toe Bisjvat
9
10
tevet
11
sjevat
12
adar
1
nisan
2
ijar
3
4
Poeriem
mrt / apr
Pesach
sivan
mei / jun
Sjavoeot
5
tammoe
z
av
jul / aug
Tisja Beav (gedenkdag verwoesting van de tempel)
6
elloel
Het begin van elke maand hangt af van de maan, en omdat onze kalender is losgemaakt van de maan is
de datum waarop bijvoorbeeld Rosj Hasjana valt ieder jaar weer anders. Lastig die verschillende
kalenders. Hoe zit dat eigenlijk?
Van oudsher heeft men geprobeerd het verloop van de tijd bij te houden. Daarvoor dienen zich in
hoofdzaak drie mogelijkheden aan:
1) de beweging van de aarde: dan ga je in dagen tellen, onderverdeeld in uren, minuten, seconden. Aan
de telling in dagen heb je voor niet te grote tijdvakken voldoende, maar het wordt gauw teveel. Zeven
dagen is een week.
2) de beweging van de maan: de maan groeit van nieuw tot vol en neemt weer af. Deze cyclus duurt een
maand.
3) de beweging van de zon: de zon loopt langs de hemel, langs de tekens van de Dierenriem. Na een jaar
is ze rond geweest. Honderd jaar is een eeuw.
Binnen deze drie groepen eenheden heb je mooie verhoudingen:
1 dag = 24 uur, 1 uur = 60 minuten, 1 minuut = 60 seconden, en 1 week = 7 dagen.
Maar tussen de drie groepen zijn er geen mooie verhoudingen:
1 jaar
=
ca 365,242 dagen
1 maand =
ca 29,5305 dagen
1 jaar
=
ca 12,368 maanden
Als je een goede kalender op wilt stellen, dan zul je vooral een goede regeling moeten treffen voor de
verdeling van de maanden in het jaar.
De Joodse kalender (naar Babylonisch voorbeeld) telt 12 of 13 maanmaanden in een jaar. Om in de pas te
blijven met het zonnejaar voegt men zo nu en dan een 13e maand in (een tweede adar, ruwweg in maart).
De Moslim kalender trekt zich niets aan van de zon, telt 12 maanmaanden van 29 of 30 dagen, en dus 354
of 355 dagen. We merken dat aan de vastenmaand ramadan, die door het jaar heenloopt (in 2002 in
december, in 2005 in oktober).
De kalender die nu algemeen in gebruik is danken we aan Julius Caesar. Hij gaf de maanden een lengte
van 30 of 31 dagen (en maakte ze dus los van de maan), zodat het jaar 365 dagen lang was. Dat is iets te
weinig, dus elk vierde jaar kwam er een schrikkeldag bij (op 29 februari).
Dat is nog niet helemaal correct, in 128 jaar hebben we dan een dag teveel. Dat viel niet direct op, maar in
1582 nam Paus Gregorius XIII maatregelen om te corrigeren, hij liet 11 dagen vervallen, en bepaalde dat
eeuwjaren geen schrikkeljaar zouden zijn, behalve de veelvouden van 400: 1600 wel, 1700 niet. Daarmee
is het natuurlijk nog niet correct, maar pas over ruim 3000 jaar moet er weer een schrikkeldag vervallen.
Deze Gregoriaanse kalender is in 1582 in de katholieke landen ingevoerd, ook in Holland en Zeeland,
maar elders pas (veel) later: 1701 Drenthe, 1752 Engeland, 1823 Zweden, 1918 Rusland, om maar wat
voorbeelden te noemen.
Wybrand Ganzevoort
4
Tijdindeling
Als we het eerste hoofdstuk uit de Bijbel lezen, horen we dat God orde brengt in de chaos en daarin
nieuwe fenomenen schept: de zon, maan en sterren, het uitspansel en de wateren van de aarde, de
planten en dieren, en tenslotte de mens. “Waarom de mens als laatste?” is een vraag uit de Joodse
overlevering. Met als verrassend antwoord: ”om de mens nederigheid te leren, want zelfs de mug is eerder
geschapen dan de mens.”
Het refrein bij al die scheppingsdagen is: ‘Toen was het avond geweest en het was morgen geweest...’
Aan deze teksten ontleent het jodendom de gewoonte om de dag te beginnen bij de avond. In de Joodse
kalender verspringt de datum bij het invallen van de duisternis, ‘als er drie sterren zichtbaar zijn aan de
hemel.’
Na zes scheppingsdagen rust God. ‘En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop
gerust heeft van al het werk dat God scheppende tot stand had gebracht.’
Die zevende dag krijgt van God een aparte plaats (heiligen is: apart zetten). De nieuwgeschapen mens
mag beginnen met een rustdag, om met God te genieten van Zijn schepping en te zien dat het goed is.
Als de mens op de wereld komt, heeft God de tijd ingedeeld: nacht en dag, zes dagen werk, één dag rust:
week in, week uit. In de Joodse kalender ziet u dat terug: de eerste tot en met de zesde dag hebben als
naam gewoon hun rangnummer, alleen de zevende dag heet anders: sjabbat, ophouddag.
De bruiloft in Kana werd gevierd ‘op de derde dag’, dus op dinsdag. Volgens goede Joodse traditie,
zouden we nu zeggen. Want op de derde scheppingsdag zei God twee keer dat het goed was --- een
dubbele zegen van die dag, wat in de traditie wel uitgelegd wordt als één zegen voor de bruid en één voor
de bruidegom.
De christelijke kerk heeft de eerste dag van de week, de dag van de Opstanding, ingevoerd als rustdag.
De dagen van de week kregen heidense namen. De dag van de Opstanding wordt genoemd naar de zon
--- een verwijzing naar de tijden dat farao’s en keizers vereerd werden als zonnegoden. En als u in uw
agenda kijkt, ziet u dat de eerste dag van de week ook aan het schuiven is: in de meeste agenda’s begint
de week op maandag, een teken van de secularisering van onze samenleving.
Martha Alderliesten
5
Maanden en jaren
In Genesis 1 worden ‘lichten’ als lampen aan het ‘uitspansel des hemels’ gezet ‘om scheiding te maken
tussen de dag en de nacht’ en om te dienen tot ’aanwijzing zowel van vaste tijden als van dagen en jaren’.
(vers 14)
De scheiding tussen dag en nacht, licht en donker is duidelijk. Het ritme van de dagen wordt aangegeven
door de zon, waarbij voor de Joden de zonsondergang het begin is van een nieuwe dag. Daarnaast
worden de jaren ‘aangewezen’ door de zon.
Ook de maan heeft een taak gekregen: hij geeft de maanden aan. Een nieuwe maand begint natuurlijk met
nieuwe maan. Een maanmaand duurt iets meer dan 29,5 dagen. Een maand van de Joodse kalender
duurt dus òf 29 òf 30 dagen, maar dat is niet zoals bij ons om en om een lange en een korte maand.
Ook in de islam wordt gerekend met maanmaanden. Wie consequent twaalf maanden van 29 of 30 dagen
zou nemen, komt uit op een jaar van 354 dagen. In de loop van een aantal van deze ‘maanjaren’ schuift
een maand dus van het ene seizoen naar het andere, omdat zo’n ‘maanjaar’ 11 dagen korter is dan het
zonnejaar dat de seizoenen bepaalt en waar onze kalender vanuit gaat. U ziet dan ook de ramadan, de
islamitische vastenmaand, door ons jaar heen schuiven.
In de Joodse kalender is wèl rekening gehouden met dit probleem. Zeven keer in 19 jaar wordt een extra
maand toegevoegd: een schrikkelmaand, zoals wij de schrikkeldag kennen, om in de pas te blijven lopen
met het zonnejaar. Hierdoor blijven de belangrijke feesten, die voor een deel ook oogstfeesten zijn, op hun
plaats en daardoor blijven ze ook verbonden met het seizoen. Die schrikkelmaand komt aan het eind van
het jaar en heet 'tweede adar'. [Onze schrikkeldag komt ook aan het eind van het jaar, want vroeger begon
ons jaar met de maand maart, wat nog te horen is in de naam van de maanden september t/m december:
de zevende t/m de tiende maand.]
Waar het Joodse jaar moet beginnen lezen we in Exodus 12:2: ‘Deze maand...’ (die van de Uittocht uit
Egypte) ‘... zal u de eerste der maanden van het jaar zijn.’
Martha Alderliesten
Rechts zijn de Hebreeuwse data aangegeven,
links de gewone; op vrijdag en zaterdag zijn
begin en einde van sjabbat vermeld.
21 juli was begin van de maand av (rechts);
links twee gedenkdagen, de onderste: 9 av.
6
Dat wij zijn als kaarsen brandend op sjabbat
Meekijken om de hoek, over de schouder heen, zo zou ik het nieuwe proces van omgang van christenen
met Joden willen noemen. In die benadering zit iets van voorzichtigheid en schroom, maar ook van
nieuwsgierigheid. Die nieuwsgierigheid is ingegeven door de hernieuwde ontdekking dat christenen
volgelingen zijn van een Jood, maar ook door de indrukwekkende geloofskracht die Joden de vele barre
anti-Joodse eeuwen deed doorstaan. Wat hield hen op de been?
De schroom is geboden, omdat er zoveel gebeurd is tussen ons, ook in het nog zo recente verleden. We
zullen eerst moeten leren luisteren en gevoel krijgen voor de gevoeligheden in Joodse kring.
Meekijken om de hoek op vrijdagavond in het Joodse huis is heel boeiend. De wereld van de week is
voorbij, de wereld van de sjabbat, de zevende dag, de dag van rusten is aangebroken. Om die overgang te
markeren worden twee kaarsen aangestoken door de vrouw des huizes. Twee kaarsen zoals op de tafel
twee broden liggen, want de Tora geeft de opdracht om de sjabbat te vieren in twee vormen: bewaren /
onderhouden (sjamor - Deuteronomium 5), en gedenken (zakor - Exodus 20).
Bewaren gaat terug op het verhaal van de Schepping. Gedenken wijst terug op de Uittocht, de bevrijding,
‘wij zijn geen slaven meer’. Twee lichten: in Genesis horen we hoe God het natuurlijke licht schept, in
Exodus horen we van de bevrijding, het vrijheidslicht wordt ontstoken door de sterke hand van de HEER.
Schepping en Openbaring leiden naar de Verlossing.
Zo branden de kaarsen en woelen de gedachten. Samen komen om te eten legt de noodzakelijke basis
voor het verdere bestaan in deze wereld, die steeds maar weer wil groeien. Aan de andere kant herinnert
de kaars eraan: om licht te verspreiden moet je ook op kunnen geven. Groeien door minder worden. Alleen
als we dat samen kunnen brengen wordt onze verlossing werkelijkheid.
Henk J Huyser, 1992 (herzien)
7
Sjabbat
Als een Jood gevraagd zou worden, wat de belangrijkste dag van het jaar is, zou hij waarschijnlijk ‘sjabbat’
zeggen. Iemand zei ooit: “de Joden hebben niet de sjabbat in stand gehouden, maar de sjabbat heeft de
Joden bijeen gehouden.”
‘Sjabbat’ komt van een Hebreeuws werkwoord dat ‘staken, ophouden’ betekent.
In de twee versies van de Tien Woorden (Exodus 20 en Deuteronomium 5) worden twee argumenten
gegeven om sjabbat te vieren: het rusten van God na de zes scheppingsdagen èn het uitgeleid worden uit
Egypte, het einde van de slavernij. De opdracht in beide versies is ook net even anders: ‘gedenk de
sjabbatdag dat gij die heiligt’ en ‘onderhoud de sjabbatdag dat gij die heiligt’.
Gedenken is: het verleden in herinnering brengen. Onderhouden (of: bewaren) gaat over het heden. Maar
beide is: met het oog op de toekomst. De schepping èn de geschiedenis leiden naar de toekomst van
Gods Koninkrijk. De sjabbat is daar een voorafschaduwing van. Daarom is sjabbat de 'Koningin der
dagen', de 'Bruid'. De beroemde sjabbathymne Lecha Dodi, gezongen in de vrijdagavonddienst, zegt met
een verwijzing naar het Hooglied “Kom, mijn vriend, om de bruid te ontmoeten.”
Sjabbat wordt met een speciale ceremonie ontvangen en er is ook een speciale ceremonie voor het einde,
het afscheid van sjabbat. Die ceremonies vinden thuis plaats en niet in de synagoge.
Vrijdags wordt hard gewerkt. Er heerst een sfeer van ‘vlug, vlug, het is bijna sjabbat’. Maar als iedereen
schoon en in sjabbatskleren rond de tafel staat en de vrouw des huizes de twee sjabbatskaarsen
aansteekt en de zegenspreuk zegt, heerst er feestelijke rust. Die twee kaarsen staan voor het ‘gedenken’
en ‘onderhouden’, zoals de twee speciale, gevlochten broden op de tafel staan voor de dubbele portie
manna die men vrijdags in de woestijn moest verzamelen. Voor het begin van de maaltijd wordt Kidoesj
gezegd: de zegenspreuk bij de wijn, symbool van vreugde en overvloed.
Bij het begin van iedere sjabbat leggen religieuze ouders de handen op de hoofden van hun kinderen om
hen te zegenen en te bidden dat ze op mogen groeien naar het voorbeeld van de aartsvaders en
aartsmoeders.
‘s Zaterdagsavonds, na het invallen van de duisternis, wordt afscheid van sjabbat genomen met wijn,
geurige kruiden en licht. Een zegenspreuk looft God, die scheiding maakt tussen heilig en profaan. Met de
geur van die kruiden wordt nog iets van de sfeer van sjabbat meegenomen de werkweek in.
Martha Alderliesten
8
Sjabbat in Israël: 'kabbalat sjabbat'
Ik zit op de stoep aan de achterkant van mijn kamer en kijk uit over het landschap. Het is vrijdagmiddag.
M’n kamer is opgeruimd, ik heb me gedoucht en gekleed voor 'erev sjabbat', sjabbat-avond, een gebeuren
waar je in Israël nauwelijks omheen kunt, religieus of niet-religieus, Jood of 'vreemdeling' zoals ik. Het
openbaar verkeer houdt na vijven op en iedereen haast zich naar huis om, hoe dan ook, zich voor te
bereiden op het beginnen van de sjabbat. Ik denk dat weinig Joden, waar ook ter wereld, dat begin van de
sjabbat helemaal naast zich neer kunnen leggen. Het is waar: de sjabbat heeft het Joodse volk bijeen
gehouden. Langzaamaan vermindert het autogeraas in de verte. In Jeruzalem, weet ik, zal nu gauw de
zachte fluittoon klinken, die het begin aangeeft van de scheiding tussen het profane en het heilige. Die
scheiding is voelbaar.
Veel vrouwen ontsteken nu, vlak vóór de sjabbat begint, de sjabbatkaarsen. Ze spreidt haar handen, het
licht speelt door haar vingers: het extra licht van de sjabbat: “Gezegend Gij, die ons geboden hebt het
sjabbatlicht te ontsteken”. 'Kabbalat sjabbat': het ontvangen van de sjabbat. De sjabbat-engel van de
huisvrede zal ook bij haar binnentreden.
Ik houd ervan om op mijn stoep te zitten en de rust in de verte, maar ook rondom mij, te voelen neerdalen.
Tot in mijn hart: stilte. Ik houd ervan zelf ook een kaars te ontsteken, een extra licht. Je ontkomt niet aan
die stilte in Israël, ook niet als 'vreemdeling'.
De sjabbatkaarsen geven een ontroerend licht. Er zijn allerlei beelden voor. Het extra licht, dat een Jood
vóór de sjabbat moet ontsteken, is een herinnering aan het eerste, volmaakte Scheppingslicht. Elke week
weer brengt het de troost dat “God zag, dat het goed was.” Hou daaraan vast. In de verwachting, dat eens
dat Licht voorgoed zal doorbreken. Het Licht van de volmaakte 'Sjalom'. Elke sjabbat is een pijler van een
brug, die Begin en Einde verbindt, elke week is het Licht even op aarde. Daarom is het goed dat het
Joodse volk geboden werd het sjabbatlicht te ontsteken. Daarna heft de man de wijnbeker van de
sjabbatvreugde: “Gezegend Gij, die de vrucht aan de wijnstok schept.”
Uiterlijke stilte, het innerlijke tot rust komen: de voorbereiding op sjabbat, opdat de sjabbatvrede en de
sjabbatvreugde je huis mogen vullen. Ook bij de vreemdeling. Even... een etmaal lang.
Machteld de Goederen
9
Sjabbat in Israël: “motsé sjabbat”
In Nes Ammim (een christelijk dorpje, dat zich o.a. inzet voor een beter verstaan van het Jodendom) werd
als leer-element, samen met Joodse leraren, een eigen liturgie ontwikkeld, vergelijkbaar met de Joodse
liturgie voor de feestelijke maaltijd op 'erev sjabbat', sjabbatavond, in kibboetsiem.
Geleidelijkaan begrepen wij, dat na een scheiding tussen het profane en het heilige ook weer een
scheiding tussen het heilige en het profane moet plaatsvinden: 'ben kodesj le-chol'. Hoe kan het immers
anders?
Inderdaad, er is ook 'motsé sjabbat', het 'weggaan' van de sjabbat. De pijler is er, de engel des Vredes
keert terug naar de Allerhoogste, in Wiens dienst de engelen staan.
Deze liturgie wordt in Israël minder intens beleefd. Wanneer een Jood bij dat moment stilstaat, zo leerden
we, wordt een sjabbatkaars in een overvolle wijnbeker gedoofd: de vreugde van de sjabbat moet
overstromen en de geur van de sjabbat, in de vorm van een geurig kruid, mag je meenemen, de werkweek
in, als je weer mede-schepper wordt, en taken in deze wereld op je gaat nemen. Het lofzingen en genieten
als schepsel is weer voorbij...
Dit riep in Nes Ammim vragen op. De sjabbat behoort tot de schepping: God zegende en heiligde de
zevende dag, en het is de Joden geboden de sjabbat niet verloren te laten gaan. We moeten de sjabbat
dus serieus opvatten. Maar hoe kunnen wij, christenen, scheiding maken tussen het heilige en profane,
onze zondag? “Hm,” zei Jehezkel Landau, onze leraar, “interessant: scheiding tussen twee vormen van
heiligheid. Daar moeten jullie zelf over nadenken, wat dat voor jullie betekent.” Dat deden we. Het was een
moeilijke opgave, want 'zondag' betekent niet voor elke christen hetzelfde.
Hoe maak je scheiding 'ben kodesj le-kodesj'? Een vraag, die na de eerste christenen, die volgens het
nieuwe testament beide vierden, niet meer aan de orde is geweest. Een vroege kerkvader zei: vier de
sjabbat als schepsel temidden van al het geschapene: prijs God met liederen, dankgebeden en studie.
Bereid daarna de komende week als mede-schepper voor: begin met het liefdemaal, collecteer voor de
armen, doe voorbede voor verdrukten.
Wat de christenen van toen deden, is nu niet gemakkelijk: een kleine motsé sjabbat liturgie met het
aansteken van de paaskaars aan het sjabbatlicht. Je kunt je afvragen wat latere kerkvaders teweeg
brachten, toen ze christenen verboden de sjabbat te gedenken, en Joden vervolgden omdat ze de sjabbat
bewaarden.
Machteld de Goederen
Wijnbeker, havdalabeker voor
geurige kruiden en
kandelaar voor havdalakaars
10
Gedenk de sjabbat en de zondag...
Nes Ammim is het christelijke, internationale dorpje dat sinds 1964 probeert een bijdrage te leveren aan
een beter verstaan van het jodendom, door als gemeente te leven in de staat Israël.
Meteen al kwam de vraag op: houden wij de zondag of doen we mee met “ ’s lands eer”: de sjabbat?
Zonder veel moeite werd besloten tot het laatste: het stond immers in de bijbel?
In de jaren tachtig kwam deze beslissing in discussie: gaat het hier niet om een principiële
identiteitskwestie? Wij zijn christenen. Door onze basisbeslissing om in solidariteit het leven met Joden in
Israël te delen kwamen dergelijke principiële verschillen soms scherp aan het licht. Thema’s voor
onderzoek: hoe, waarom, en wat doen we ermee? Wat betekent ten diepste de sjabbat voor Joden, de
zondag voor christenen? Waarom hebben wij de sjabbat opgegeven, ondanks het bijbelgebod?
Het Concilie van Laodicea (381) wilde een onomkeerbare scheiding tussen Joden en christenen en trof
sjabbathouders met de ban. Toch hebben beide feesten hun eigen geheiligde waarde. Zeer kort
samengevat: op de sjabbat eert de schepping, d.m.v. de mens, haar Schepper (Exodus 20:8); de zondag
wordt gezien als de 'dag des Heren'. Hoe deden christenen dat vóór het verbod?
Bij één kerkvader (eind 1e eeuw) vonden we aanwijzingen voor een verantwoorde verbinding van de twee.
Hij zegt: “Prijs en dank God op sjabbat, dat is een gebod.” Alles wat daartoe bijdraagt is geoorloofd: gebed,
zang, studie, preek. Dagelijkse beslommeringen zijn uitgesloten, bijvoorbeeld het omgaan met geld. De
'eerste dag' ('jom risjon' in het hebreeuws, bij christenen 'zondag' geheten) begint op 'zaterdag'-avond, na
de afscheidsdienst van de sjabbat. Dan begint de nieuwe week. “Maar”, zegt de kerkvader, “God schiep
daarop het licht – voor christenen symbool van de opstanding.” Hij beveelt daarom die avondviering aan
voor het gedenken van de opstanding, met een gemeenschappelijke maaltijd als gemeente, het breken
van het brood en het drinken van de beker. En schuldbelijdenis en vergeving van zonden, als begin van de
nieuwe week. Daar hoort ook de collecte voor de armen bij.
Wat een prachtige gedachte heeft het Concilie weggegooid. Ook voor een gemeente in Israël blijkt het
heel moeilijk gedane zaken terug te draaien. Maar zou het op de één of andere manier niet mogelijk zijn
om in onze tijd iets van die verbinding tussen de twee heilige dagen weer te vinden?
Machteld de Goederen
sjabbat
11
zondag
De Nieuwe Maan, rest van een feest
Zon en maan als tijdwijzers: ‘lichten aan het hemelgewelf als tekenen, voor feesttijden, voor dagen en
jaren...’ [Genesis 1:14]. De zon geeft het ritme aan van dag en nacht, bij haar opkomst is het tijd voor het
ochtendgebed, bij haar ondergang is het tijd voor het avondgebed.
De maan geeft langere tijden, maanden, aan: van Nieuwemaan groeiend tot Vollemaan, en dan weer
afnemend tot de volgende Nieuwemaan. Aan het eind van de maand is ze in de morgenschemering nog
even te zien, een paar dagen later komt ze ‘s avonds even te voorschijn.
Op de helft van de maand is de maan vol, en het is niet vreemd dat de grote feesten, Pesach / Joods
Pasen en Soekot / Loofhutten gevierd worden met volle maan, evenals Poeriem: dan is er ’s avonds licht
om door te vieren.
De maan is belangrijk als tijdwijzer voor de feesten, en het is dus van belang te weten wanneer de nieuwe
maand begint. In het Land was daar een deskundige rechtbank voor die wachtte tot twee betrouwbare
getuigen meldden de nieuwe maan te hebben gezien, en dan stelden zij vast: de nieuwe maand is
begonnen. Later (ongeveer de vierde eeuw) ging men over op berekening.
De dag van de nieuwe maan was van oudsher een feestdag. Saul gaf een groot diner (1 Samuël 20), en in
de Tempel werden op Nieuwemaan en sjabbat extra offers gebracht (2 Kronieken 2:3 Jesaja 1:13
Ezechiël 46:1-6). In het oude Israël was het dus een feest, een Tempelfeest vooral.
In de diaspora kwam de synagoge in de plaats van de Tempel, het gebed in plaats van de offers. Viering
van sjabbat wordt steeds belangrijker, viering van het Nieuwemaansfeest krijgt veel minder aandacht. Het
blijft een feestdag waarop men niet vast, in de liturgie wordt een gebed toegevoegd, maar het is een feest
dat weggekwijnd is. Er is alleen een rest van over.
Wybrand Ganzevoort
12
Rosj Hasjana: Joods Nieuwjaar
In Exodus 12:2 lezen we: ‘Deze maand’ (van de uittocht uit Egypte) ‘zal u het begin der maanden zijn; zij
zal u de eerste der maanden van het jaar zijn’. De uittocht had in het voorjaar plaats, dus u zult
verwachten, dat Rosj Hasjana (of Joods Nieuwjaar) in het voorjaar valt. Maar Rosj Hasjana valt ergens in
september of oktober. Hoe zit dat? Zijn er twee ‘nieuwjaren’? Het antwoord luidt: er zijn niet twee maar vier
‘nieuwjaren’. Er is er nl. nog één in januari/februari, het ‘nieuwjaar van de bomen’.Het vierde nieuwjaar,
samenhangend met de tienden, bestaat alleen nog op papier.
Terug naar Exodus. De maand van de uittocht, nisan, is dus de eerste maand. Daarna volgen de andere
elf maanden, met soms nog een schrikkelmaand erbij. Voor ons gevoel zou 1 nisan, de eerste dag van de
eerste maand, nieuwjaarsdag moeten zijn, of desnoods 14 nisan, de dag van de uittocht uit Egypte:
Pesach. Maar merkwaardig genoeg begint het Joodse jaar in het najaar - ook al is nisan de eerste maand.
Rosj Hasjana is de eerste (en tweede) dag van de zevende maand, de maand tisjri.
Volgens oude traditie heeft God in tisjri de wereld geschapen. Als met nisan dus het nieuwjaar voor het
volk Israël begint (de uittocht gezien als de geboorte van het Joodse volk), begint met tisjri het nieuwjaar
voor de wereld – en het hierboven genoemde nieuwjaar van de bomen is het nieuwjaar voor de natuur.
In de Bijbel wordt de eerste dag van de zevende maand genoemd als de ‘dag van het bazuingeschal’
(Leviticus 23: een rustdag, aangekondigd door bazuingeschal) – en inderdaad klinkt in de synagoge de
ramshoorn vele malen, wel honderd keer. Als je de ramshoorn hoort, krijg je kippevel: het is een rauw oergeluid. Het roept op tot inkeer. Ds. Elderenbosch heeft Joods Nieuwjaar ooit vergeleken met de middelste
levensfase, nog net geen midlife-crisis; maar het is wel: ‘We zijn in nisan met de door God gegeven
vrijheid begonnen (Pesach); we hebben bij de Sinaï God beloofd naar Hem te horen en Zijn woorden te
doen (Sjavoeot of Wekenfeest); nu zijn we zes maanden verder, halverwege het jaar, en wat heb ik, wat
hebben wij (als volk) ervan terecht gebracht?’ Het is een periode van bezinning en omkeer.
Rosj Hasjana is dus geen uitbundig feest. Het luidt tien bezinningsdagen in, op weg naar Jom Kippoer
(Grote Verzoendag).
Martha Alderliesten
13
Jom Kippoer: Grote Verzoendag
Op Joods Nieuwjaar wordt vele malen de sjofar geblazen, op verschillende manieren. Die verschillende
sjofar-klanken brengen een huivering teweeg. Volgens de Talmoed doet het rauwe geluid denken aan de
moeder van de Kanaänitische generaal Sisera, die, weeklagend, vergeefs wacht op de terugkeer van haar
zoon. Die klanken roepen op tot inkeer en bezinning.
De tien dagen tussen Joods Nieuwjaar en Grote Verzoendag zijn dan ook dagen van nadenken over het
afgelopen jaar. Maar ook dagen van goedmaken, schuld erkennen, verbroken relaties herstellen voor
zover mogelijk. Eerst moeten de onderlinge relaties hersteld worden vóór men op Jom Kippoer als
gemeenschap voor de Eeuwige kan verschijnen en als gemeenschap de zonden kan erkennen en
betreuren – en zeggen bereid te zijn de weg van het verkeerde handelen te verlaten.
Op Jom Kippoer ‘... moeten jullie je onthoudingen opleggen ...’ (Leviticus 16:29, vertaling J.Dasberg).
Daarom wordt de hele dag (25 uur) niets gegeten of gedronken. Men gedraagt zich als een rouwende en
geeft geen aandacht aan uiterlijke zaken, men wast zich niet en draagt geen leren schoenen.
Wie kan is de hele dag in de synagoge. Waar anders de mannen alleen tijdens de ochtenddienst de
gebedsmantel dragen, doen ze dat nu de hele dag.
De eerste (de avonddienst) van in totaal vijf synagogediensten heet Kol Nidre, naar een gezang waarin
God gevraagd wordt de mensen te ontslaan van de niet-ingeloste beloften die zij aan Hem gedaan
hebben. De melodie van dit gezang is te herkennen in de bekende compositie voor cello en orkest ‘Kol
Nidrei’ van Max Bruch.
In alle diensten wordt de zondenbelijdenis uitgesproken, een formuliergebed waarin alle mogelijke zonden
genoemd worden. Als lid van de gemeenschap belijdt men dus ook zonden die door anderen zouden
kunnen zijn begaan, want er ligt een smet op de gemeenschap. Er wordt gebeden om vergeving van
zonden en inschrijving in het Boek van het Leven. Dat gebeurt o.a. in het prachtige Avinoe Malkenoe,
'Onze Vader, onze Koning'. Een koning is een rechter-figuur, een vader is vol erbarmen. God wordt dus
gevraagd recht te spreken vol erbarmen.
In de laatste dienst wordt het boek Jona gelezen: het verhaal van al dan niet gehoor geven aan Gods
opdracht, en van de omkeer van de inwoners van Ninevé. Zelfs het vee blaat met de mensen mee om
omkeer! (Jona 3:7) Aan het eind van 25 uur vasten en bezigzijn met eigen tekortkomingen wordt nog
nagedacht over de bekeringsbereidheid van de volkeren...
Nog éénmaal klinkt de sjofar. Jom Kippoer is voorbij.
Martha Alderliesten
Handschrift met Kol Nidre
(Kol in donkere stuk van de poort,
Nidre in de poort)
14
Soekot: Loofhuttenfeest
In het najaar volgen de Joodse feesten elkaar heel snel op: Rosj Hasjana, tien dagen later Jom Kippoer,
na vier dagen Soekot, dat acht dagen duurt, en aansluitend Simchat Tora.
Soekot, het Loofhuttenfeest, herinnert aan de tocht door de woestijn. Het bouwen van de loofhut begint
direct na Jom Kippoer (Grote Verzoendag). De gedachte daarachter is, dat men na de verzoening zich
haast om weer opnieuw te beginnen uitvoering te geven aan Gods geboden. Tijdens de tocht door de
woestijn heeft het Joodse volk geleerd afhankelijk van God te leven, met het oog op Hem gericht. Daarom
moet de hemel zichtbaar zijn door het dak van de loofhut. Een loofhut wordt dan ook gebouwd in de tuin,
op het platte dak van een huis, of op het balcon. Een goede architect in Israël bouwt de balcons van een
flatgebouw dus niet boven elkaar. De loofhut wordt versierd met slingers, fruit, kindertekeningen en platen,
zodat het er gezellig uitziet.
Hier worden de maaltijden in de loofhut gebruikt, in warmere landen wordt er ook wel in geslapen. Acht
dagen woont men in een hutje: niet gesetteld, geen verworven zekerheden, steeds opnieuw in herinnering
roepend hoe het was om na de bevrijding uit Egypte de eerste stappen te zetten op weg naar het land van
belofte.
Het Loofhuttenfeest was een pelgrimsfeest, evenals Pesach (Joods Pasen) en Sjavoeot (Wekenfeest). Dat
zijn de feesten waarop in bijbelse tijden een vrome Jood naar Jeruzalem trok. Het zijn ook de
oogstfeesten, waarbij men God dankt voor de opbrengst van het land.
Hèt symbool van Soekot zijn ‘de vier soorten’. Dat is een plantenbundel, die ‘loelav’ genoemd wordt,
waarin een palmtak, drie myrtetakjes en twee wilgetakken zitten. Daarbij hoort ook nog de etrog, die op
een citroen lijkt. Tijdens de gebedsdiensten (behalve die op sjabbat) wordt de loelav gebruikt om naar de
zes kanten van de schepping (alle windstreken, en hemel en aarde) te zwaaien als erkenning van Gods
heerschappij over het heelal. De planten die samen de loelav vormen, hebben al dan niet geur en/of
smaak. De etrog heeft zowel geur als smaak. Zo is het ook met het volk Israël. Er zijn Joden die zich al
dan niet in de Tora verdiepen, en er zijn Joden die al dan niet daarnaar handelen. Maar samen vormen ze
één volk, zijn ze één gemeenschap, waaraan ieder zijn of haar identiteit ontleent.
Martha Alderliesten
15
Simchat Tora: Vreugde der Wet
Simchat Tora, of Vreugde der Wet, is het laatste van de grote najaarsfeesten.
Het sluit direct aan bij het Loofhuttenfeest, dat herinnert aan de tocht door de woestijn na de bevrijding uit
Egypte. De vraag is, hoe je als volk verder kunt leven, na de bevrijding van de onderdrukking en nadat je
hebt moeten leven volgens de wetten van je onderdrukker. De meest voorspelbare reactie is: weg met de
onderdrukker en zijn wetten, leve de vrijheid!
Als er nooit eerder richtlijnen of wetten geweest zijn, is zo’n nieuw begin moeilijk. Hoe kan je als volk
samen leven in vrijheid, zonder dat jouw vrijheid inbreuk maakt op die van een ander? Gelukkig geeft de
Bevrijder richtlijnen hoe je samen kunt leven in vrede.
Daarom vieren de Joden 'Vreugde der Wet'.
In de synagoge worden gewoonlijk vijf of zeven mannen opgeroepen om uit de Tora te lezen. Maar op
deze dag wordt ieder die dat wil opgeroepen. De Toralezing kan dan ook lang duren. Ook alle kinderen
(die nog geen 13 jaar zijn) worden samen opgeroepen om onder een gebedsmantel te gaan staan, dat als
een baldakijn boven hen wordt gehouden, terwijl de volwassen samen met hen de zegenspreuken zeggen.
Tijdens de avond- en ochtenddienst worden zeven ommegangen door de synagoge gemaakt met de Torarollen in de armen, en zo wordt ook gedanst. De kinderen doen mee, met vlaggetjes met afbeeldingen van
de Tora-rol, de Tien Geboden of de Davidsster.
Het laatste deel van Deuteronomium (hoofdstuk 33 en 34), het eind van de Tora, wordt gelezen en direct
daarop uit een andere Tora-rol het begin van de Tora: Genesis 1:1 – 2:3. De mannen die dat doen,
worden resp. 'Bruidegom van de Tora' en 'Bruidegom van het Begin' genoemd. Dat is een hele eer en
meestal zorgen zij daarom voor de traktaties voor de gemeente na afloop van de dienst.
Die eretitels zeggen iets van het feest. Bij Sjavoeot (Wekenfeest) wordt gevierd dat de Eeuwige de Tien
Woorden gegeven heeft. Dat is te vergelijken met een verloving. Maar nu wordt de bruiloft gevierd. Nu kan
Israël zeggen dat ze de Tora bestudeerd heeft en er liefde voor heeft gekregen.
Een lied voor dit feest zegt: “Eens komt de Messias op Simchat Tora. De Tora is een boom des levens,
voor al wat leeft, want bij U is de bron des levens.”
Martha Alderliesten
16
Het Feest van de lichtjes
Zo wordt het Joodse Chanoekafeest, dat in december gevierd wordt, vaak genoemd. Chanoeka betekent:
(her-)inwijding, nl. van de Tempel in Jeruzalem.
In de tweede eeuw voor Christus werden de Joden onderdrukt door de Grieks-Syrische koning Antiochus
IV Epifanes. Hij verbood het dagelijkse offer in de Tempel en ontwijdde die door zwijnen te offeren aan de
Griekse oppergod Zeus. Hiermee trof hij de Joden in het hart.
Verzet kon niet uitblijven. Het sein daartoe werd gegeven door de priester Mattitjahoe, terwijl na zijn dood
de strijd werd voortgezet door zijn zonen, Makkabeeën genaamd (Makkabi = strijdhamer). Van hen was
Juda de bekendste. Met een kleine verzetsgroep wist hij de machtige vijand te verslaan. In
I Makkabeeën 4 lezen wij, hoe hij de Tempel zuiverde van de afgodsdienst. Hij beval, dat voortaan de
herinwijding van de Tempel zou worden herdacht op de 25ste dag van de maand kislev, die datum valt
meestal in december.
In de viering van het feest staan echter vandaag niet alleen de heldendaden van de Makkabeeën centraal,
maar ook een bijzonder verhaal uit de Talmoed. Het gaat over de olie voor de menora, de kandelaar in de
Tempel. Te midden van alle verontreiniging, vond men in de Tempel slechts één verzegeld kruikje olie, dat
niet verontreinigd was. Het was genoeg voor één dag. Maar op dit kleine beetje olie brandde de menora
acht dagen. Grote vreugde was er onder het volk, nu de Eeuwige een teken gegeven had van zijn
aanwezigheid. Daaruit is de traditie ontstaan om iedere dag van het acht dagen durende feest een lichtje
op de negenarmige kandelaar te ontsteken met behulp van het licht op de negende arm. Het
Chanoekafeest is ieder jaar opnieuw een feest van toewijding: het Joodse volk beseft, dat het zijn
hartsgeheim niet mag laten overwoekeren door heidendom van welke aard ook.
Het feest wordt uiteraard in de synagoge gevierd, maar is vooral een huiselijk feest. Met vreugde wordt op
de eerste avond het eerste lichtje van de chanoekakandelaar aangestoken (kaars/olielamp).
Als de kaarsen branden worden vaak spelletjes gedaan en lekkernijen gegeten, zoals latkes ( in olie
gebakken aardappeldeeg) en soevganiot (met gelei gevulde oliebollen).
Een zgn. chanoeka-ijzer wordt zichtbaar in de vensterbank geplaatst, waarmee de Jood tot de
buitenwereld zegt: dit is mijn vlam, waardoor ik mijn weg laat verlichten.
En is ook tot ons niet gezegd: “Plaats het licht niet onder de korenmaat, maar laat het schijnen onder de
mensen”?
Jan de Vries
17
Chanoeka
In december wordt in Joodse kringen jaarlijks het Chanoekafeest gevierd. Chanoeka is het feest van de
inwijding van de Tempel. Het wordt gevierd ter herinnering aan de heugelijke dag dat de Makkabeeën de
Tempel in Jeruzalem opnieuw inwijdden, nadat zij de Syriërs verslagen hadden, in het jaar 165 voor de
gewone jaartelling.
De koning van Grieks-Syrië, Antiochus IV Epiphanes, verbood alles wat niet paste in de Griekse cultuur.
Het was verboden sjabbat te vieren, besnijdenissen uit te voeren en Tora-onderwijs te volgen. De
Makkabeeën kwamen hiertegen in opstand en na een paar jaar van strijd kon de Tempel weer opnieuw
worden ingewijd. Maar voor deze herinwijding had men olie nodig. De menora (zevenarmige
tempelkandelaar) moest ontstoken worden. Volgens het verhaal konden de Joden slechts één kruikje
bruikbare olie vinden, genoeg om de menora één dag te laten branden. Door een wonder brandde de
menora echter acht dagen lang. En het kostte acht dagen om nieuwe, reine olijfolie te persen.
Na de verwoesting van de Tempel in het jaar 70 van de gewone jaartelling bleef Chanoeka als lichtfeest
gehandhaafd. Chanoeka is het feest van het behoud van de eigen, Joodse identiteit. Thuis wordt acht
dagen lang een lichtje aangestoken, elke dag eentje meer. De kaarsjes worden aangestoken met behulp
van een extra lichtje, de sjammasj (dienaar). Uiteindelijk staan er acht kaarsjes, plus de sjammasj, in de
chanoekia, een negenarmige kandelaar die alleen tijdens Chanoeka wordt gebruikt.
De kandelaar die gebruikt wordt voor Chanoeka wordt een chanoekia genoemd. Deze achtarmige
chanoekia ontstaat in de late Middeleeuwen. Chanoekiot (het meervoud) komen in uiteenlopende stijlen
voor. Er zijn grofweg twee hoofdtypen te onderscheiden: voor huiselijk gebruik een klein model en voor
synagogaal gebruik een grotere, vrijstaande chanoekia. Ondanks de verschillende stijlen herken je een
chanoekia meteen aan de acht lichtjes en een afzonderlijk negende licht. Deze lichtjes hebben een rituele
functie en mogen niet gebruikt worden, behalve om naar te kijken, dus niet om bijvoorbeeld bij te lezen.
Het negende lichtje wordt toegevoegd als sjammasj (dienaar) om daarmee de overige aan te steken.
Bert de Goede.
18
Chanoeka: feest van de Tempelvernieuwing
Na de terugkeer uit de ballingschap was de Joodse staat eeuwenlang een vazalstaatje. De vrijheid die de
Perzen verleenden, werd sinds de overheersing door Alexander de Grote steeds meer beknot. De trend
was de Griekse godsdienst en beschaving tot de bindende factor in het enorme rijk te maken. De Joden
werden onderdrukt door de Syrisch-hellenistische Seleuciden. Toen hen verboden werd hun godsdienstige
gebruiken na te komen, brak een opstand uit onder leiding van de bejaarde priester Mattitjahoe (of
Mattathias).
Na het overlijden van Mattitjahoe werd de strijd voortgezet door zijn zonen, waarvan Juda de Makkabeeër
de bekendste is. De bijnaam Makkabeeën komt van makkabi: strijdhamer. Anderen zeggen dat het de
beginletters zijn van de spreuk die Juda in zijn vaandel droeg en die vertaald luidt: ‘Wie is gelijk aan U
onder de goden, God’.
Na enige jaren was de vijand verdreven. De Tempel werd opnieuw ingewijd (164 voor Chr). Juda beval dat
voortaan deze her-inwijding herdacht moet worden op de 25e van de maand kislev. Chanoeka (= inwijding)
duurt acht dagen.
Volgens een verhaal uit de Talmoed vond men nog één verzegeld kruikje met gewijde olie. Daarvan zou
de grote menora in de Tempel één dag kunnen branden. Maar de menora brandde acht dagen, precies
lang genoeg om nieuwe gewijde olie te maken. Daaruit ontstond de traditie om tijdens de acht dagen van
Chanoeka iedere avond een licht aan te steken op een achtarmige kandelaar met behulp van het lichtje
van een extra arm, zodat op de laatste avond acht lichtjes branden. Deze kandelaar staat zichtbaar in de
vensterbank, zodat ‘het wonder van Chanoeka’ aan iedereen verteld wordt.
Op de eerste avond van Chanoeka worden cadeautjes gegeven. Thuis worden allerlei spelletjes, o.a. met
een soort tol, gespeeld en speciale lekkernijen gegeten.
In de apocriefe boeken vindt u in I Makkabeeën 4 het verhaal van het Chanoeka-feest. In Johannes 10:22
wordt dit het ‘Vernieuwingsfeest’ of het ‘Feest van de Tempelvernieuwing’ genoemd. Het evangelie
vervolgt daar met de vraag of Jezus de Messias is. Dat is in dit verband geen godsdienstige, maar een
politieke vraag: Chanoeka gaat over politieke zelfstandigheid, èn over behoud van de Joodse identiteit.
Want naast Gods ingrijpen in de geschiedenis vormen die twee dingen ‘het wonder van Chanoeka’, en
daarvan vertellen de lichtjes.
Chanoeka betekent: niet ten onder gaan in assimilatie, maar de eigen Joodse identiteit behouden en
verder ontwikkelen – niet zomaar, maar terwille van de mensheid in haar geheel.
Martha Alderliesten
Redactionele noot:
Na het einde van de eeuwenlange ballingschap staat het feest ook in
het teken van 'onafhankelijkheidsverwerving', analoog aan die in 1948.
19
Toe Bisjvat: Nieuwjaar voor de bomen
Misschien vindt u dat vreemd: een nieuwjaar voor de bomen.
Wij kennen het gewone nieuwjaarsfeest, en de eerste zondag van Advent als begin van het kerkelijk jaar.
Maar de Joden kennen oorspronkelijk vier nieuwjaarsfeesten.
De Misjna – waarin de mondelinge leer tot ± 200 na Chr. is vastgelegd -- noemt ze:
“de eerste [dag van de maand] nisan is het nieuwjaar van de koningen en van de pelgrimagefeesten;
de eerste elloel is het nieuwjaar voor de tienden van het vee (...);
de eerste tisjri is het nieuwjaar voor [de berekening van] de jaren, de sjabbatjaren en de jubeljaren,
voor het planten van bomen en gewassen;
en de eerste sjevat is het nieuwjaar voor de fruitbomen overeenkomstig de school van Sjammai;
de school van Hillel zegt: op de vijftiende dag daarvan.”
Omdat de school van Hillel bepalend is geworden, valt het nieuwjaar voor de bomen op 15 sjevat, of in het
Hebreeuws: op Toe Bisjvat.
Alleen de eerste tisjri (Rosj Hasjana, Joods Nieuwjaar, in het najaar) en Toe Bisjvat functioneren nog als
nieuwjaarsfeest. De Joodse maand sjevat valt in januari/februari. Dan is het bij ons nog winter, maar in
Israël kondigt de lente zich al aan, de amandelbomen ontwaken.
Toe Bisjvat is een feest dat samenhangt met het gebod de tienden van de boomvruchten af te dragen aan
de Tempel èn het is de tijdgrens voor het berekenen van de drie jaren waarin niemand van de vruchten
van nieuwgeplante bomen mag eten (Lev.19:23-25). Deze geboden zijn gekoppeld aan de Tempel en het
land Israël. Na de val van de Tempel en in de verstrooiing is dit feest, dat aan het land gekoppeld is, toch
blijven bestaan. Dat hangt samen met de gebeden, want ook in de diaspora wordt gebeden om regen en
dauw voor het land Israël.
In de Tenach (het Oude Testament) is de boom niet zomaar een plant, maar symbool van leven en
menszijn, zie bijv. Psalm 1.
Zeker in een warm klimaat zijn bomen onmisbaar en kostbaar. Een boom betekent schaduw, voedsel en
water; kortom: leven. Een boom omhakken betekent woestijn, dood.
In de staat Israël planten schoolkinderen bomen op Toe Bisjvat. In de Middeleeuwen ontstond buiten Israël
de gewoonte om tijdens dit feest vruchten te eten van de ‘zeven soorten’ (Deuteronomium 8:8): druiven,
vijgen, granaatappelen, olijven, dadels, gerst en tarwe.
Zo is Toe Bisjvat: genieten van de schepping, maar ook: daar verantwoordelijkheid voor dragen.
Martha Alderliesten
De amandelboom is de eerste fruitboom die in Israël
bloeit, aan het eind van het regenseizoen, ongeveer in
het midden van de maand sjevat.
20
Poeriem: Lotenfeest
Op 14 adar (februari/maaart) vieren de Joden Poeriem, het Lotenfeest; maar in de synagoge wordt al een
voorzet gegeven op de sjabbat vóór Poeriem door de lezingen uit de Tora: “Gedenk wat Amalek u gedaan
heeft...” tijdens de woestijnreis (Deuteronomium 25:17 e.v.) en uit de Profeten: de strijd tussen koning
Saul en Agag, koning van Amalek (I Samuel 15).
Haman, ‘de Agagiet’ (dus een Amalekiet) en dienaar van koning Ahasveros van Perzië, gooide het lot - het
poer - om de datum te bepalen waarop hij de Joden zou uitroeien. Ester, de Joodse vrouw van Ahasveros
werd door haar oom Mordechai op de hoogte gebracht en wist met gevaar voor eigen leven deze
‘Endlösung’ te voorkomen. Haman en zijn zonen werden het slachtoffer van hun eigen plannen. Dat wordt
gevierd met Poeriem.
Vóórdat Ester haar leven in durfde te zetten, heeft ze drie dagen gevast (nota bene op Pesach!), net als
alle Joden uit de hoofdstad Soesan. Gedragen door die steun durfde ze - tegen alle hof-etiquette in - naar
de koning te gaan, om hem te vertellen van Hamans plannen. Ter herinnering daaraan wordt de dag voor
Poeriem gevast van zonsopgang tot zonsondergang. Daarna kan de uitbundige viering van de redding
beginnen.
In de synagoge wordt bij de avonddienst en de ochtenddienst het bijbelboek Ester uit een rol (megilla) op
een speciale melodie gereciteerd. Telkens wanneer de naam van Haman klinkt, maken vooral de kinderen
lawaai, met ratels, met deksels, of door te schreeuwen en te trappelen. Zo wordt het kwaad
overschreeuwd; men wil de naam van deze aartsvijand niet horen.
Volgens bijbels gebruik ontvangen de armen giften en worden tussen vrienden geschenken (vaak in de
vorm van eten) uitgewisseld.
Thuis worden spelletjes gedaan; er wordt gezongen en speciaal poeriem-gebak gegeten: kiesjeliesj (een
verbastering van het Duitse Küchlein), ook wel hamansoren genoemd. Voor deze gelegenheid mogen
dingen die anders niet mogen, o.a. dronken worden ofwel zóveel drinken dat je het verschil niet meer weet
tussen ‘vervloekt Haman’ en ‘gezegend Mordechai’.
Door de vrolijkheid en de verkleedpartijen lijkt dit feest een beetje op carnaval. Vooral de kinderen
verkleden zich als de hoofdfiguren uit het verhaal, of als andere figuren die op dat moment populair zijn.
Martha Alderliesten
21
Poeriem
Het Joodse Poeriem- of Lotenfeest wordt uitbundig gevierd.
Men leest de Esterrol. Dit gaat gepaard met een eigen ritueel. De voorganger rolt het hele perkament op
de biema (katheder) uit en opent daarmee als het ware de verborgen geschiedenis.
Ester is een prachtig geconstrueerd verhaal. Het begint met veel feesten in de burcht Soesan aan het
Perzische hof in de dagen van Ahasveros, een Perzische koning. Ester wordt als schoonheidskoningin
uitgekozen door de koning om de plaats van haar voorgangster Vasthi in te nemen. Ze houdt haar Joodse
naam Hadassa verborgen en ze vertelt ook niet, op aanraden van haar pleegvader Mordechai, dat ze
Joodse is. De Agagiet Haman, de Jodenhater, wil Mordechai doden en alle Joden uitroeien. Hij laat het lot
(poer) werpen over alle dagen en maanden van het jaar. De 13e adar rolt er als beste uit. Ester wordt
gezien als één der heldinnen van het Joodse volk omdat ze haar leven waagde door ongevraagd voor de
koning te verschijnen en te pleiten voor haar leven en dat van haar volk. Uiteindelijk wordt Haman op de
paal gespietst die voor Mordechai was opgericht, en omdat de koning creatief met de wet van Meden en
Perzen omging, konden ook de Joden zich redden. Daarna vierden ze feest.
Als bij het lezen in de synagoge de naam Haman klinkt, breekt er een hels kabaal van ratels los: de naam
moet wel uitgesproken worden want hij staat in de tekst, maar men wil hem niet horen.
Op Poerim worden feestmaaltijden aangericht en weggegeven. Bekende recepten zijn: hamanstasjen
(driehoekige pasteitjes) en zoete, gebakken of gefrituurde hamansoren in de vorm van de driehoekige
hoeden die in die tijd gedragen werden of als herinnering aan de drie dagen van vasten die Ester
uitgeschreven had. Men mag dan uitgebreid drinken, totdat men geen onderscheid meer kent tussen
‘gezegend Mordechai’ en ‘vervloekt Haman’. Ook zijn er verkleedpartijen en optochten. Men mag zich zelfs
verkleden als behorend tot het andere geslacht. In het boek Ester is immers het omkeermotief de kern van
de geschiedenis.
De rol van Ester wordt gelezen op de 14e adar, meestal in maart. Steden vieren Poerim op de 15e adar. In
steden waarvan niet vaststaat of ze eertijds ommuurd waren, wordt Poerim op beide dagen gevierd.
Poerim is een apart feest, ingesteld door Ester en Mordechai, met hoop op een messiaanse toekomst,
want zelfs in de messiaanse tijd zal men het feest blijven vieren.
Wat een vreugdevolle hoop!
Tjitske van Winzum
22
Pesach: Joods Pasen
Ook al was er vroeger met al het stof van de kachel stoken reden tot grote schoonmaak, toch is die
schoonmaak niet alleen typisch Hollands, maar ook typisch Joods. Voor Pesach wordt het huis met
bezemen gekeerd, want er mag geen kruimeltje gist of deegwaar met gist in huis zijn (Exodus 12:15). De
avond vóór Pesach, wordt het huis doorzocht of er nog ergens iets gegists ligt. Vaak wordt daar een spel
voor de kinderen van gemaakt en zijn er toevallig-expres bv. broodkorsten achtergelaten (liefst in papier of
plastic verpakt om morsen te voorkomen!). Wat er aan ‘verboden waar’ is, wordt buiten verbrand. Een
week lang wordt immers alleen ongegist (= ongezuurd) brood gegeten, de welbekende matzes. Dat ter
herinnering aan Egypte: er was geen tijd om deeg te laten rijzen, toen de Joden zo plotseling uit Egypte
trokken.
Zoals u ongetwijfeld weet, herinnert het Pesach-feest aan de uittocht uit Egypte, de bevrijding uit het
doodshuis van de slavernij. Toen als laatste van de plagen, de doodsengel door Egypte trok, ging hij
voorbij aan de huizen van de Joden waar op last van Mozes het bloed van een bokje aan de deurposten
gestreken was. Pesach betekent: voorbijgaan.
Het Pesach-feest begint met de seder-maaltijd. Vaak worden daarvoor gasten uitgenodigd. De sedermaaltijd heeft een vaste liturgie, de Pesach-haggada. Vijftien onderdelen zijn er, vijftien ‘stappen’,
corresponderend met de vijftien treden die de Levietische zangers in de tempel bestegen. Eén van die
onderdelen is de vraag van het (jongste) kind: “Waarom is deze avond anders dan alle andere avonden?”
Pas als die vraag is gesteld, kan het verhaal verteld, de traditie doorgegeven worden: “Wij waren slaven in
Egypte...”
Op vier vaste momenten wordt wijn gedronken; de laatste beker noemen wij “de beker der dankzegging”.
Tijdens de maaltijd leunt men achterover in de stoel, als vrije mensen.
In die seder-maaltijd zitten allerlei elementen verwerkt van het verhaal uit Exodus. Zo staat de matze voor
de haast, er zijn bittere kruiden (vaak mierikswortel) als herinnering aan de bittere tijd en de slavenarbeid,
er ligt een geroosterd botje op de schotel als herinnering aan het geslachte bokje en een hardgekookt ei
als herinnering aan de extra feestoffers in de tijd van de Tempel.
Bij de maaltijd horen een aantal Psalmen: Psalm 113 en 114 gaan aan de maaltijd vooraf en gedenken de
uittocht uit Egypte. Na de maaltijd volgen de Psalmen 115-118, waarover een messiaanse glans ligt.
Martha Alderliesten
Pesachschotel waarop de diverse
voorgeschreven gerechten staan
23
Bevrijding... waartoe? De boodschap van Pesach
Ergens in april valt Pesach, het Joodse Paasfeest, zeven dagen lang, met aan de vooravond de
“seder”-maaltijd. Ik had het voorrecht het feest in Israël vele malen mee te vieren, en wil u een (korte)
indruk daarvan geven.
Wetsgetrouwe Joden maken van tevoren het huis helemaal schoon en gistvrij.
Iedereen leeft toe naar de eerste avond, de “seder-avond”: een familie-maaltijd met een liturgische 'orde
van dienst' (seder). De meeste huisvrouwen steken veel tijd in het klaarmaken van de traditionele
gerechten – alles 'kosjer-le-pèsach': geschikt voor Pesach. Alleenstaande familie en vrienden worden voor
de maaltijd uitgenodigd, op school leren kindertjes heel oude, dierbare, maar ook splinternieuwe liedjes.
Op de radio hoor je ze steeds – te vergelijken met de voorpret voor Sinterklaas.
In Pesach zitten enkele essentiële boodschappen. Iedereen moet het verhaal van de wonderbare
bevrijding uit de slavernij aan zijn kinderen vertellen alsof hij er zelf bij was geweest. Dàt gebeurt tijdens de
seder-maaltijd. De kinderen initiëren de vertelling (haggada) aan het begin van de maaltijd: “Waarom is
deze avond anders dan alle andere avonden?” zingen ze. “Waarom eten wij vanavond bittere kruiden?”
“Waarom matsot?”
Het is heerlijk om je dan te laten meeslepen door de vertelling, doorweven met liedjes, een moment van
serieuze discussie, doe-dingen en andere zijpaadjes. Het is een oude, steeds aangegroeide 'seder', met
voor elck wat wils, waar hij/zij naar uitkijkt, met liedjes als: 'Komt allen die honger hebt...', 'Slaven waren
wij...' en het indrukwekkende 'Want Hij, die onze voorouders en ons bijstond, niet in één ramp maar in vele,
in elk geslacht: de Eeuwige, geprezen zij Hij, redde ons.'
'God ziet en grijpt in', dát is wat de vertelling wil overbrengen. Drie Pesach-geboden vormen daarom de
kern van de seder: het eten van de bittere kruiden, om je de slavernij te laten herbeleven, een geroosterd
botje herinnert aan het paaslam, waarvan het bloed bij de laatste plaag aan de deurpost gestreken moest
worden, zodat de engel des doods die voorbij zou gaan, en het eten van (ongezuurde) matses, wat het
haastig wegtrekken uit Egypte symboliseert. Zonder deze drie is aan het gebod niet voldaan, zegt de
seder.
Het is voor elke Jood het gedenken van die bevrijding, en de viering van de geboorte van het volk. Daarom
hoort het bediscussiëren van een thema wezenlijk bij de seder. Gedenken, genieten, maar ook de vraag:
'Bevrijding, waartoe?' Een opdracht: 'Denk hier ieder jaar over na!' Zeven dagen lang.
Machteld de Goederen
Pesach
Drie pesach-geboden op een dektafeltje:
rechtsboven het geroosterde botje,
middenop de bittere kruiden en
onder het bovenblad de drie matses.
24
Mimoena
De dag na Pesach vieren de Joodse Marokkanen feest: Mimoena!
Deze traditie is een herinnering aan de sterfdatum van Dajan Rabbi Maimon, de vader van de bekende
Joodse geleerde Maimonides.
Rabbi Maimon ben Josef leefde in de 12e eeuw in Cordoba, Andalusië. Hij was een beroemd arts, Toracommentator en dajan (rechter bij het rabbinaat). Op verzoek van sultan Moulay Ismael ging hij in 1160
naar Marokko vanwege de vele ziekten die er heersten. Maimon woonde vijf jaar in Fes, waar hij veel kon
betekenen bij de problemen die er waren tussen Joden en moslims.
Daarna vertrok hij naar Israël en Egypte, waar hij kort daarna overleed.
Marokkaanse Joden zijn er trots op dat Maimon en zijn familie in Marokko gewoond hebben. Daarom
wordt zijn overlijdensdag door Marokkaanse Joden altijd herdacht, of ze nu in Fes, Jeruzalem of
Amsterdam wonen.
Mimoena wordt door Marokkaanse Joden samen met moslim-buren gevierd als lentefeest en als
verbroederingsfeest.
Mimoena wordt gevierd met een feestmaaltijd. Alles wat op de tafel ligt heeft een symbolische betekenis,
zoals bij de sedermaaltijd met Pesach. Het zijn natuurproducten en hebben met vruchtbaarheid te maken.
Maar hoe kom je direct na het eind van Pesach aan een feestmaaltijd met ingrediënten die je met Pesach
niet in huis mag hebben? In het verleden begonnen moslims tijdens Pesach met de voorbereidingen voor
Mimoena, door bv. speciaal brood – moefleta - te bakken. Zodra Pesach was afgelopen, werd dat bij de
ingang van de Joodse wijk gelegd.
Dit tekent de relatie tussen moslims en Joden in Marokko. De Joden zijn volledig geïntegreerd. Bij een
Mimoena-viering in het Amsterdamse Stadhuis zegt wethouder Ahmed Aboutaleb, zelf van Marokkaanse
afkomst, in zijn toespraak: “Discriminatie is voor mij een begrip dat ik pas in Nederland heb leren kennen.”
De Joodse en islamitische gasten worden bij die viering hartelijk verwelkomd met melk en met dadels
gevuld met walnoot. Ook krijgen ze een moefleta, een plat broodje met boter en honing. Een ensemble
speelt enthousiast Marokkaanse muziek.
De sprekers worden afgewisseld met een modeshow van schitterende kaftans. Een Mimoena-lentebruid
wordt rondgedragen op een overkoepelde troon. Bij de tafel met zoete tractaties en gerechten uit de
Joods-Marokkaanse keuken wordt de betekenis van de Mimoena-schotel uitgelegd.
Terwijl opzwepende muziek klinkt, wordt er gegeten, gepraat en gedanst.
Mimoena is een prachtige gelegenheid voor Joden en moslims om elkaar en elkaars religieuze
achtergronden beter te leren kennen. Een feest om in ere te houden!
Martha Alderliesten
Mimoena-schotel
De schaal is gevuld met met, waarin rechtop
muntstukken, dadels, tuinbonen en korenaren zijn geprikt. In
het midden ligt een stukje gist.
25
De vijftig dagen tussen Pesach en Sjavoeot
Het Joodse Paasfeest, Pesach, is niet alleen het feest van de bevrijding uit Egypte, het is ook een
oogstfeest: de gerst staat rijp op het land. Vroeger werden op de tweede dag van het Pesachfeest de
eerste gersteschoven als beweegoffer naar Jeruzalem, naar de Tempel gebracht.
Ook nu nog telt men vanaf die dag: “tot de dag na de zevende week zullen jullie tellen, vijftig dagen. Dan
zullen jullie de Eeuwige een nieuw meeloffer brengen.” (Leviticus 23:15-16) Na de eerste schoof (= omer)
vijftig dagen tellen tot een nieuw oogstfeest: Sjavoeot, Wekenfeest, wanneer het eerste brood, gebakken
van de nieuwe tarwe, naar de Tempel werd gebracht.
In Handelingen 2 staat: “toen de Pinksterdag aanbrak...”, via het Grieks de vertaling van ”de vijftigste dag”
van de Omer-telling, dus: Sjavoeot, het Wekenfeest.
Behalve de Omer-telling verbindt ook de religieuze betekenis Pesach en Sjavoeot. Pesach is het feest van
de bevrijding uit Egypte. Nog steeds klinkt bij de sedermaaltijd waarmee Pesach begint: “Wij waren slaven
in Egypte.” Niemand hoeft zich te schamen voor zijn afkomst: wij waren slaven. Het bloed van het
geslachte bokje aan de deurpost, belediging van een heilig dier, was een publiekelijk verzet tegen de
heersende macht, een demonstratief wisselen van opdrachtgever. Wie geen moed had zich zo te
verzetten tegen slavernij, werd niet bevrijd. Hem ging de doodsengel niet voorbij (pesach = voorbijgaan).
Maar voor wie tegen alle rede in vertrouwen had dat er ‘iets’ kòn gebeuren, voor wie bereid was ‘erin te
springen’ terwijl de toekomst onbekend was, voor hem of haar kon de verlossing komen.
Het slavenvolk heeft in Egypte zwaar geleden. Het trekt de woestijn in. In dat ‘niemandsland’ is
gelegenheid om op verhaal te komen. Het lijden heeft ze kwetsbaar gemaakt, of vol wraakgevoelens. In de
woestijn wordt dat verwerkt.
Zo komen ze bij Sinaï, als één volk. Gekomen uit die traumatiserende realiteit van Egypte ontvangen ze de
Tien Woorden. Die geven andere waarden, een ander oriëntatiepunt. Het lijden komt erdoor in een ander
perspektief te staan: jij weet van het slavenbestaan, heb dan meegevoel met het lijden van je medemens.
Neem zelf je leven ter hand, met waarden die je geen slachtoffer laten zijn. Bevrijding uit het slavenhuis
(Pesach) is ook bevrijding tot dienst aan de Eeuwige (Sjavoeot). Vrijheid zonder leefregels is niet leefbaar.
Vieren wij ook zo de gave van de Heilige Geest in verband met de Opstanding?
Martha Alderliesten
Handgeschreven omertabel uit 1783
26
Lag Baomer
Leviticus (23:11) schrijft voor, dat op de tweede dag van Pesach een offergave van één omer gerst
gebracht moet worden in de Tempel. Een omer is een inhoudsmaat, oorspronkelijk (het meel van) één
garve gerst, d.w.z. zo’n 3½ pond.
Direct na de eerste dag van Pesach, dus ‘s avonds na zonsondergang, werden die offergaven, de
‘eerstelingen’, aangeboden.
Zuidema zegt in zijn boek 'Gods partner', dat het moment van Jezus’ opstanding gesitueerd wordt “in de
nacht na het joodse Pasen, d.w.z. het begin van de dag erna, ofwel de derde dag, gerekend vanaf de dag
van zijn kruisiging.” Dat is dus het moment van het aanbieden van de eerstelingen.
Vanaf die dag begon men 49 dagen te tellen: de 50ste dag is het Wekenfeest, Sjavoeot, waarop het eerste
tarwe(meel) naar de Tempel werd gebracht. Het Griekse woord 'pentekosta', dat 50 betekent, zorgt ervoor
dat wij Sjavoeot 'Pinksteren' noemen.
Ook na de verwoesting van de Tempel, zonder mogelijkheid offergaven te brengen, bleef men de dagen
van de Omer-periode tellen, thuis of in de synagoge. Vaak hangen er speciale Omer-kalenders aan de
muur, om geen dag te vergeten.
Oorspronkelijk is de Omer-periode, de tijd tussen Pesach en Sjavoeot een feestelijke tijd, o.a. vanwege de
verbinding met de oogst. Maar langzamerhand is het een tijd van rouw geworden. Na Goede Vrijdag en
Pasen kwam de opgekropte woede van christenen over de zgn. “Godsmoord” vaak tot uitbarsting in
pogroms. Maar ook woedde er ooit een pest-epidemie in deze tijd. Zo werd de Omer-tijd een periode van
half-rouw, waarin geen feesten gevierd werden en ook geen huwelijken gesloten werden.
Daarop is één uitzondering: Lag Baomer, de 33e dag van de Omer-telling (de L is 30 en de G is 3 in het
Hebreeuws, dus L(a)g is 33). Dan is het feest. De schoolkinderen hebben vrij of trekken in klasse-verband
de vrije natuur in. Ook worden er veel huwelijken gesloten.
Reden voor deze uitzondering? De traditie wil, dat op die dag de sterfte aan de pest ophield.
Anderen zeggen dat Bar Kochba op die dag een overwinning behaalde op de Romeinen, die bezig waren
Joden te vermoorden.
Voor weer anderen is Lag Baomer vooral de dag waarop Rabbi Sjimon bar Jochai, de grondlegger van de
Joodse mystieke kabbala, zijn geheimleer aan zijn leerlingen openbaarde. Veel aanhangers bezoeken
daarom op deze dag kabbala-centra als Tsfat in Israël, of de Ghriba Synagoge op het eiland Djerba in
Tunesië.
Martha Alderliesten
Omer 'dagkalender'
27
Sjavoeot: Wekenfeest
De Joden tellen vanaf de tweede Pesach-dag vijftig dagen. De vijftigste dag (in het Grieks pentekosta,
vandaar: Pinksteren) begint het Wekenfeest, in het Hebreeuws Sjavoeot.
Op de tweede Pesach-dag werd vroeger een schoof gerst (een omer) van de nieuwe oogst als offergave
naar de Tempel gebracht. Bij het Wekenfeest werd ook van de oogst geofferd, de eerstelingen van de
eerste tarwe en van andere landbouwproducten. Zowel Pesach als Sjavoeot zijn dus landbouwfeesten.
Door het tellen van die vijftig dagen (de Omer-telling) worden Pesach en Sjavoeot met elkaar verbonden.
Daarnaast ligt er ook een religieuze verbinding tussen beide feesten. Pesach is het feest van de bevrijding
uit het slavenhuis Egypte. Het volk trekt de woestijn in, waar het kan herstellen van de onderdrukking, en
het lijden kan verwerken. Zo komt het bij Sinaï. Daar krijgt het de Tora, de onderwijzing, door ons vertaald
met ‘wet’. De gave van de Tora haalt het volk uit de traumatiserende werkelijkheid van Egypte. De Tien
Woorden geven àndere waarden, een ander oriëntatiepunt dan het volk in Egypte had. Het lijden komt
erdoor in een ander perspektief te staan: jij weet van het slavenbestaan, heb dan meegevoel met het lijden
van je medemens. Neem zelf je leven ter hand, met waarden die je geen slachtoffer laten zijn. Bevrijding
uit het slavenhuis (Pesach) is ook bevrijding tot dienst aan de Eeuwige (Sjavoeot). Zo is het Wekenfeest
het feest van de gave van de Tora, 'matan Tora'. In Israël is de traditie ontstaan dat men de hele eerste
nacht van het feest Tora studeert.
De voorschriften voor Sjavoeot worden in Leviticus 23 direct gevolgd door het gebod de rand van het
korenveld niet te maaien, en wat bij het oogsten is blijven liggen niet op te rapen, maar dat voor de arme
en de vreemdeling te laten. Sjavoeot, een welvaartsfeest, is dus rechtstreeks verbonden met de zorg voor
de armen.
In de synagoge wordt dan ook, naast de lezing van de Tien Woorden uit Exodus, het verhaal van Ruth
gelezen, de Moabitische, die bij Naomi wilde blijven. Ruth en Naomi kwamen in Bethlehem bij het begin
van de gerste-oogst en Ruth liep daar aren te rapen achter de maaiers. Ruth is het prototype van een
proseliet. Een proseliet wordt ingelijfd, toegevoegd aan Israël. Zou de ‘toevoeging’ van de drieduizend
‘zielen’ op Pinksteren, in Handelingen 2:41, daarnaar verwijzen?
Martha Alderliesten
28
Woord en Geest
Pinksteren, pentekosta, vijftig. Het is de vijftigste dag van Pasen af gerekend, zeven weken dus. Evenzo
valt voor de Joden Sjavoeot, het Wekenfeest, vijftig dagen na Pesach.
Op het Wekenfeest wordt veel gevierd: het is het feest van de tarweoogst, en het is het feest van de Sinai,
nauwkeuriger het feest van Matan Tora, het geven van de Tora op Sinai. Daarmee wordt het Verbond
gesloten waarmee God zich aan Israël verbindt. “IK ben jullie God, jullie zijn Mijn volk”.
Dat mag voor christenen meespelen op Pinksteren, waarbij het voor christenen vooral gaat om het
gedenken van de gave van de Geest. De verschillende kanten aan het feest vullen elkaar aan.
Manna was nodig in de woestijn, maar in het Land niet meer, het Land voedt de mensen die het
bebouwen. De vrucht van de akker wordt dankbaar gevierd als een gave van God. De 'eerstelingen'
worden dus geofferd, aan God gegeven (Deuteronomium 26). Belangrijker nog is het tweede, God die zich
bindt aan mensen en hun Zijn Tora geeft, woord en weg en wil: “doe dat en je zult leven”.
Waar Israël naar Tora leeft, waar Tora gedaan wordt, daar is God aanwezig. Niet op de heilige berg, niet in
de Tempel, maar bij de mensen, tenminste, als zij naar Hem horen. Ezechiël ziet die aanwezigheid
(sjechina) wegtrekken uit de Tempel (Ezechiël 10) vanwege de gruwelen, onrecht en afgodendienst. Maar
als Israël zich bekeert, dan brengt de HEER geest in hen (Ezechiël 37) en dan keert Zijn heerlijkheid terug
(Ezechiël 43). Dat is een toekomstvisioen voor Ezechiël, maar wij christenen kunnen Pinksteren in de lijn
van dat visioen zo zien: God die de Geest geeft, om ons te bezielen en levend te maken.
Wybrand Ganzevoort
'Mozes ontvangt de Tora'
(Chagall)
29
Vasten in de zomer
Gedenkdagen zijn niet altijd feestelijk, maar het is goed om de mijlpalen te vieren. Zonder gedenken weet
je niet wie je bent. Daarom vieren we in familiekring de verjaardagen, daarom vieren we in de kerk Kerst
en Pasen, en ook Goede Vrijdag. Daarom vieren de Joden Pesach en Poerim, maar ook Jom Kippoer en
de 9e av. Feestdagen en vastendagen, want je moet gedenken, de vreugde en het verdriet. Jom Kippoer is
bekend, Grote Verzoendag, op de 10e dag van de 7e maand. Minder bekend is de 9e van de 5e maand, de
maand av. Het is een dag van vasten, minstens vanaf de tijd van de profeet Zacharia tot nu toe (Zacharia
7:3). Het is de dag waarop men wil gedenken hoe Jeruzalem is gevallen en de Tempel verwoest in de
dagen van Nebukadnezar
Het is meer geworden. Op de 9e av van het jaar 70 werd de tweede Tempel verwoest door de Romeinen
onder Titus. De tweede Joodse oorlog, die van 132 tot 135 woedde, die van Bar Kochba, eindigde op de 9 e
av 135 met de val van Bethar. Daarna mocht geen Jood meer in Jeruzalem komen, het werd een
Romeinse stad, Aelia Capitolina. Pas onder keizer Constantijn (ca 320) kregen de Joden toestemming om
op de 9e av Jeruzalem weer binnen te gaan en de verwoeste Tempel te bewenen.
Op 30 juli 1492 werd het edict getekend van de Spaanse koningen waarbij werd besloten dat alle Joden
het land moesten verlaten. Op de Joodse kalender was het die dag de 9e av.
De geschiedenis van de Joden kent vele dieptepunten, en die worden niet vergeten. Op de 9e av, meestal
in augustus, worden die herdacht. Dan wordt gevast, dan wordt in de synagoge het boek Klaagliederen
gelezen. Op de sjabbat ervoor wordt Jesaja 1 gelezen, de felle aanklacht tegen het volk. In Israel heeft de
zelfkritiek haar plaats, maar ook de troost. Op de sjabbat erna wordt Jesaja 40 gelezen: “Troost, troost mijn
volk.” Dat past ook bij het visioen van Zacharia: “Opnieuw zullen er op de pleinen van Jeruzalem oude
mensen zitten en de straten krioelen van spelende kinderen” (Zacharia 8:4v). De geschiedenis kent veel
dieptepunten, maar de hoop blijft levend. Wie niet gedenkt is niet realistisch, wie niet hoopt evenmin.
Wybrand Ganzevoort
biddende man bij
de 'Klaagmuur'
30
Weken van troost en inkeer
In de synagoge wordt de Tora gelezen, iedere week een stuk van ongeveer drie hoofdstukken, zodat in de
loop van het jaar de hele Tora, alle vijf boeken, doorgelezen worden. Bij iedere lezing voor de week hoort
een lezing uit de profeten, de haftara, en meestal wordt die lezing gekozen passend bij de lezing uit de
Tora. Maar in de maanden van de zomer gaat dat niet door. In de drie weken voor de 9e av, de dag waarop
de Verwoesting van de Tempel herdacht wordt, van de eerste en van de tweede Tempel, worden woorden
van aanklacht gelezen uit Jeremia 1 en 2 en Jesaja 1.
Maar na de 9e av komen er zeven weken van troost: op de sjabbat na de 9e av leest men Jesaja 40:
“Troost, troost, Mijn volk”, en in de weken daarna leest men verder in de latere hoofdstukken van Jesaja.
De eerste woorden van de lezingen vertellen het verhaal van de boodschap van troost. Die boodschap
heeft tijd nodig om gehoord te worden, zo diep ingrijpend is het verdriet om de Tempel.
Op de eerste sjabbat (Jesaja 40:1) spreekt de Eeuwige: “Troost, troost Mijn volk”.
Op de tweede sjabbat (Jesaja 49:14) maar Sion zegt: “De HEER heeft mij verlaten”.
De Eeuwige antwoordt daarop:
Op de derde sjabbat (Jesaja 54:11)
“Ongelukkige, door stormwind voortgedreven ...”,
op de vierde sjabbat (Jesaja 51:12)
“IK, ik ben het die je troost,” ,
op de vijfde sjabbat (Jesaja 54:1)
“Jubel, onvruchtbare, ...” ,
en op de zesde sjabbat (Jesaja 60:1) “Sta op, wordt verlicht, want je licht is gekomen” .
Op de zevende sjabbat durft Sion het dan eindelijk te geloven (Jesaja 61:10) : “Vol verrukking ben ik,
verrukt om de Heer”.
Zeven weken van troost, en dan zijn we toe aan Rosj Hasjana en Jom Kippoer, de Ontzagwekkende
Dagen. Dat is een tijd van inkeer, berouw en bekering. In die tijd zijn de haftara-lezingen
Jesaja 55:6: Zoek de Eeuwige terwijl Hij zich laat vinden
Hosea 14:2: Bekeer je, Israël, tot de Eeuwige je God, want je bent gestruikeld....
Na de catastrofe de troost, daarna de inkeer en de bekering, dat leidt tot verzoening en vergeving, waarna
je weer voluit feest kunt vieren.
Daar moet je dus de tijd voor nemen, voor rouw en verdriet, maar ook voor het feest.
Wybrand Ganzevoort
'Gebroken mens'
(Cocomir)
31
Jom Hasjoa
Telken jare gedenkt het Joodse volk over de hele wereld de moord op de 6 miljoen Joden die in de
Tweede Wereldoorlog omgebracht zijn. Op de Joodse kalender is het dan 27 nisan, 12 dagen na Pesach.
Die dag van gedachtenis heet Jom Hasjoa, dag der vernietiging.
Vaak hoor je die moord nog Holocaust noemen, brandoffer, maar dat woord gebruiken Joden liever niet.
De doden hebben niets geofferd, ze zijn vermoord. Het Nazi-bewind wilde hen vernietigen, uitroeien, zelfs
hun namen moesten worden weggevaagd. Bijna is dat voornemen geslaagd. Deze oorlog heeft Hitler bijna
gewonnen.
Dat moeten we blijven gedenken. Ook wij, zeker ook wij, want wij waren getuigen. En hoe reageerden wij?
Sommigen kozen voor verzet, sommigen voor medewerking met de Duitsers, de meesten hielden zich in
angst en machteloosheid afzijdig.
Er zijn dagen van gedenken.
Op 27 januari 1945 hebben de Russische legers Auschwitz bevrijd, en 27 januari is een dag van
gedenken. Nu ook internationaal sinds de Verenigde Naties in 2005 zo besloten hebben. Maar eerder al
heeft Israël besloten een speciale gedenkdag in te stellen. Er waren voorstellen om de Sjoa te herdenken
op de 9e av, de vastendag om de val van Jeruzalem en de verwoesting van de Tempel, of op een andere
vastendag, maar daarmee zou aan het unieke karakter van de Sjoa niet genoeg recht gedaan worden.
De overlevenden van het ghetto van Warschau vroegen om 19 april, omdat op die dag in 1943 de opstand
in het ghetto begon. Maar dat was op 14 nisan, de dag voor Pesach. Uiteindelijk koos men voor 27 nisan,
en sinds 1959 is dat de officiele gedenkdag.
Zo hier en daar in de kerken wordt een begin gemaakt met het mee-gedenken. Het lijkt me heel goed als
dat veel meer nadruk en aandacht krijgt. We leven na Auschwitz, en we kunnen niet doen alsof er niets
gebeurd is. Dan verraden we Israël opnieuw, door afzijdig te blijven, door te vergeten. Schuld kun je alleen
verwerken door het verleden eerlijk onder ogen te zien, hoe pijnlijk dat ook is.
Wybrand Ganzevoort
Monument in Yad Vashem, Jeruzalem
32
Onafhankelijkheidsdag in Israël (1998)
Voor de 50ste keer is in Israël de halfstokke vlag van de rouw weer in top gehesen om de onafhankelijkheid
van het Joodse volk in de staat Israël te vieren. Dat is niet zomaar een gebeurtenis van: je hijst de vlag en
je gaat feestvieren. In de Joodse traditie bereid je een 'heilige dag' voor, soms gedurende één of meerdere
weken. En hoewel onafhankelijkheidsdag geen religieuze feestdag is, is dat in de Joodse beleving toch
haast wel zo. Zoveel gebeden zijn daar eeuwenlang voor opgezonden, zoveel messiaanse hoop was met
de terugkeer verbonden. En voorbereiding moet er ook zijn om al het leed, waaraan nog steeds wordt
toegevoegd voor het behoud van de staat, een plaats te geven. Een week van rouw en gedenken gaat
eraan vooraf.
Deze opent met een indrukwekkende ceremonie in het noorden des lands, bij het museum van Kibboets
Lochamei ha-Ghettaot, de kibboets van de strijders uit de getto’s. De mensen in de getto’s beleefden al
zoveel verschrikkingen vóór hun einde in de gaskamers, dat ze elkaar zeiden: “Wie dit overleeft, moet ons
gedenken en de wereld zeggen wat er onder mensen mogelijk is; als waarschuwing.” Zo ontstond de
traditie van deze kibboets. Er is nu een openluchttheater met 20.000 zitplaatsen, ieder jaar vol met meest
jonge mensen. De (avond)ceremonie eindigt met: “Dit is de …e keer, dat wij aan onze gelofte tot gedenken
hebben voldaan.”
In de week daarop worden in het hele land veel herdenkingskaarsen aangestoken, thuis en op de
begraafplaatsen. Want iedereen heeft ook zijn eigen herinneringen aan de velen, die vielen in de strijd om
het (voort)bestaan van de staat. Zo vormt het gedenken een ononderbroken keten, van de Sjoa
(massamoord) naar de onafhankelijkheid toe. De week sluit af met weer een herdenkingsdag. In het hele
land loeien ’s morgens de sirenes voor twee minuten stilte. Deze dag eindigt met een ceremonie bij het
Museum Yad Vashem in Jeruzalem. Dan worden de vlaggen gehesen, die de hele week halfstok hebben
gehangen. De rouw is overgegaan in de vreugde om het bestaan in een eigen, vrij land.
Ik heb het hijsen van de vlag naar de vreugde toe steeds een adembenemend moment gevonden. Wat
men daarmee uitdrukt aan hoop en bemoediging, is eigenlijk niet onder woorden te brengen. Dat kan
alleen in een traditie, waarin iedere nieuwe dag met de avond begint; alleen dan beleef je de overgang van
het oude naar het nieuwe zo concreet en bewust.
Machteld de Goederen
Ceremonie in Kibboets Lochamei ha-Ghettaot
33
Download