powerpoint fenotype genotype en kruisingsschema`s

advertisement
Erfelijkheid
Chromosomen en
waarom je op je
ouders lijkt.
Fenotype en genotype


Fenotype  uiterlijke (zichtbare)
kenmerken
Genotype  De informatie in je erfelijke
materiaal
Chromosomen




In de celkern van elke cel
46 chromosomen bij de
mens in lichaamscellen.
Altijd in paren van twee in
lichaamscellen (2n)
In geslachtscellen 23
chromosomen, niet in
paren (n)
Genen


Op elke chromosoom zitten heel veel genen.
Genen bepalen allerlei eigenschappen:




haarkleur
lengte
Op een chromosomenpaar zitten dezelfde
genen
Samen met de omgeving bepalen de genen
het fenotype

bijvoorbeeld: huidskleur, type haar, lengte, enz.
Voortplanting





23 chromosomen in een zaadcel en 23
in een eicel.
Na bevruchting dus weer 46
Dit heet geslachtelijke voortplanting
Je hebt dus 23 chromosomen van je
vader en 23 van je moeder.
Je hebt dus een uniek eigen genotype!
Voortplanting

Stel:
 Vader heeft blauwe ogen
 moeder heeft bruine ogen
 het kind heeft bruine ogen

Hoe kan dit?
Wat valt je op?
Het gen voor bruine
oogkleur overheerst.
dit heet dominant
het “ondergeschikte”
gen heet recessief
Kan een kind van deze
ouders ook blauwe
ogen hebben?
Jazeker
welke genen je
van je moeder of
vader krijgt is
puur kans
Kunnen deze
ouders ook
kinderen krijgen
met blauwe
ogen?
Let op: in
werkelijkheid is
oogkleur niet
volledig dominant.
Dit is dus een
sterke
versimpeling!
Samengevat




Fenotype komt door het genotype en
omgeving
Genotype is erfelijke informatie vastgelegd op
de chromosomen
Genen op de chromosomen bepalen je
lichaamskenmerken (huidskleur, haarstijl)
Door geslachtelijke voortplanting ontstaat een
uniek nieuw genotype. Een beetje van je
vader en een beetje van je moeder.
Monohybride
kruisingen


Om erachter te komen wat
de kans op overerving van
bepaalde eigenschappen is
worden kruisingen
uitgevoerd.
Gregor Johann Mendel is
de grondlegger van de
erfelijkheidsleer.
Kruisingsschema’s
Aanname: Allel voor een zwartbonte vacht is volledig
dominant over het allel voor een roodbonte vacht (dus
recessief)
Vader is homozygoot zwartbont, moeder is roodbont.
Vraag: Is moeder homozygoot of heterozygoot voor
het eigenschap vachtkleur?
Antwoord: homozygoot
Kruisingsschema
Dominante allelen geven we aan met een hoofdletter,
recessieve met een kleine letter.
Bij ons koeienvacht voorbeeld:
Vader
Moeder
Z
Z
z
Z z
Z z
z
Zz
Z z
Kruisingsschema’s

Alle jongen van ons koeienstel
hebben/zijn:



Zwartbonte vacht
Genotype voor vachtkleur = Zz
heterozygoot
Opgave



Vader heeft zwartbonte vacht en een
heterozygoot genotype voor dit gen.
Moeder is roodbont.
Maak een kruisingsschema hiervan en
geef aan wat de verdeling (in %)
zwartbont – roodbont bij de
nakomelingen zal zijn.
Antwoord
Vader
Moeder
z
z
Z
z
Zz
zz
Zz
zz
Totaal is 100%. Er zijn 4 vakjes, dus 25% per vakje.
Zz = 2 x 25 = 50%
zz = 2 x 25 = 50%
De kans op roodbonte jongen is dus hier even groot als de
kans op zwartbonte jongen.
Opgave



Vader heeft zwartbonte vacht en een
heterozygoot genotype voor dit gen.
Moeder is ook heterozygoot.
Maak een kruisingsschema hiervan en
geef aan wat de verdeling (in %)
zwartbont – roodbont bij de
nakomelingen zal zijn.
Antwoord
Vader
Moeder
z
z
Z
z
ZZ
Zz
Zz
zz
Totaal is 100%. Er zijn 4 vakjes, dus 25% per vakje.
ZZ = 1 x 25 = 25%
Zz = 2 x 25 = 50%
zz = 1 x 25 = 25%
Antwoord (vervolg)






Dus:
25 % heeft genotype ZZ
50 % heeft genotype Zz
25 % heeft genotype zz
Hoeveel procent kans is er op zwartbont en
hoeveel op roodbont?
75% kans op zwartbont en 25% op
roodbont
Download