Profielwerkstuk - Profielwerkstuk Dementie

advertisement
Profielwerkstuk Dementie
De kracht van een fotoboek
Namen:
Daniël de Vries, Kaj Zwakenberg en Jelmer Meenhuis
Begeleider: M. ter Harmsel
Datum:
11 maart 2016
©2016, Daniël de Vries, Kaj Zwakenberg en Jelmer Meenhuis
Voor meer informatie, bezoek onze website: www.dementie.co.nf
Pagina 2 van 89
Inhoudsopgave
1
VOORWOORD ....................................................................................................................... 4
2
INLEIDING ............................................................................................................................. 6
3
THEORIE EN LITERATUUR ...................................................................................................... 8
3.1
DE HERSENEN EN HET GEHEUGEN ................................................................................................................... 9
3.1.1 Anatomie van de hersenen ................................................................................................................ 9
3.1.2 Neuronen ......................................................................................................................................... 16
3.1.3 Het geheugen .................................................................................................................................. 20
3.2
DEMENTIE ............................................................................................................................................... 29
3.2.1 Vormen van dementie ..................................................................................................................... 33
3.2.2 Diagnose .......................................................................................................................................... 44
3.2.3 Therapieën en genezing .................................................................................................................. 45
3.2.4 Omgaan met dementerende ouderen en jongeren ......................................................................... 47
4
MATERIAAL EN METHODE ................................................................................................... 50
4.1
4.2
MATERIAAL ............................................................................................................................................. 50
METHODE ............................................................................................................................................... 50
5
RESULTATEN ....................................................................................................................... 51
6
CONCLUSIE, DISCUSSIE EN REFLECTIE ................................................................................... 57
6.1
6.2
6.3
CONCLUSIE .............................................................................................................................................. 57
DISCUSSIE ............................................................................................................................................... 57
REFLECTIE ............................................................................................................................................... 59
7
NAWOORD ......................................................................................................................... 60
8
BIBLIOGRAFIE ..................................................................................................................... 61
9
DANKWOORD ..................................................................................................................... 66
10 BIJLAGEN ............................................................................................................................ 67
10.1
10.2
10.3
10.4
10.5
BIJLAGE 1 – HET ONDERZOEK...................................................................................................................... 67
BIJLAGE 2 – HET FOTOBOEK........................................................................................................................ 79
BIJLAGE 3 – LOGO .................................................................................................................................... 83
BIJLAGE 4 – WEBSITE (WWW.DEMENTIE.CO.NF) ............................................................................................ 84
BIJLAGE 5 – LOGBOEKEN ............................................................................................................................ 86
Pagina 3 van 89
1
Voorwoord
Het onderwerp van ons profielwerkstuk is dementie. Voor ons onderzoek hebben wij niet alleen
boeken en websites gebruikt, maar zijn we ook nog naar een Alzheimer Café geweest. Hier komen
mensen met een beginnende vorm van dementie en mantelzorgers bijeen. Wij hebben hier verteld
over ons onderzoek en telkens weer werd ons dezelfde vraag gesteld: ‘Waarom hebben jullie
gekozen voor het onderwerp dementie?’ We zullen nu een ieder uitleggen waarom wij hebben
gekozen voor dit onderwerp.
De reden voor mij (Daniël) was dat mijn opa dementie heeft gehad. Uiteindelijk is hij aan de gevolgen
van zijn ziekte overleden. Mijn opa had Lewy Body dementie. Hierover krijgt u later nog meer uitleg,
maar een belangrijke eigenschap van deze ziekte is de schommelde achteruitgang. Dit betekent dat
het van het ene op het andere moment heel goed kan gaan met de persoon met dementie en op het
andere moment weer heel slecht. Er zijn momenten geweest dat mijn opa compleet nuchter was.
Eens was er een moment op de verjaardag van mijn oma dat mijn opa naar mij toe kwam en mij
vertelde dat hij zijn auto weg had moeten doen vanwege zijn ziekte en dat hij dat erg jammer vond.
Op dit moment was hij compleet nuchter, maar een paar minuten later was hij alweer compleet in de
war. Ik vond dit natuurlijk hartstikke vervelend, maar tegelijkertijd ook heel interessant. In de vierde
klas had ik het met mevrouw Ter Harmsel al een paar keer erover gehad om mijn profielwerkstuk te
houden over dementie en aan het begin van de vijfde klas heb ik ook even gedacht om te gaan
beginnen, maar toen overleed mijn opa plotseling. Daarom heb ik gewacht tot de zesde klas. Toen
heb ik besloten om dit samen te doen met Jelmer en Kaj. Verder ligt dit onderwerp bij mij nogal
gevoelig, daarom wilde ik dit graag doen met twee mensen die ik vertrouw en waarmee ik graag deze
uitdaging aanga. Ik heb mij gefocust op de diagnose, behandeling en hoe je zelf om moet gaan met
dementie en hoe je om moet gaan met iemand die dementie heeft. Soms zorgde dit ervoor dat ik bij
mezelf dacht dat ik bepaalde dingen eerder had willen weten, zodat ik het ook bij of met mijn opa
had kunnen doen. Ook als ik de reacties hoor van mensen die ons hebben geholpen bij ons
onderzoek, baal ik erg dat ik het onderzoek niet heb uit kunnen voeren bij mijn opa. Ik zou heel
benieuwd zijn geweest naar de resultaten bij mijn opa. Helaas kan ik dat nu niet meer veranderen,
maar ik hoop met dit onderzoek wel een deur te openen voor mensen die in een soortgelijke situatie
zitten als waarin ik gezeten heb.
De reden voor mij (Jelmer) was het horen van het verhaal van Daniël over zijn opa. Het verhaal
raakte mij zodanig dat ik ontzettend gedreven werd om onderzoek naar dementie te doen. Zelf wist
ik niet veel over dementie en al haar vormen. In de omgeving van mij grootouders hoorde ik er wel
eens wat van en las in kranten of op internetpagina’s wel eens wat over dementie, maar veel meer
dan dat niet. Naarmate ik me meer ging verdiepen in de literatuur over dementie werd het alsmaar
interessanter om er onderzoek naar te doen. Dit kwam vooral omdat er eigenlijk nog zo bijzonder
weinig over bekend is. Ik wil zelf graag technische geneeskunde studeren en heb me daarom (samen
met Kaj) gefocust op de anatomie van hersenen, wat dementie inhoudt en wat de vormen van
dementie zijn, de geneeskundige kant dus. Verder heb ik me bezig gehouden met het programmeren
en ontwerpen van onze site (www.dementie.co.nf) en met het ontwerp van het logo. Ik hoop dat wij
met ons onderzoek iets hebben kunnen betekenen voor de dementerenden, hun familie en
mantelzorgers.
Pagina 4 van 89
De reden voor mij (Kaj) is mijn interesse in het menselijk lichaam en de geneeskunde. Ik wil wanneer
ik mijn diploma VWO heb gehaald geneeskunde gaan studeren aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ik
vind het heel interessant om te leren over hoe het menselijk lichaam precies in elkaar steekt, maar
ook vooral wat de gevolgen zijn van een ziekte, hoe deze ziekte tot stand komt en natuurlijk hoe deze
kan worden opgelost. Dementie vind ik in dit opzicht een zeer interessante ziekte, omdat er nog niet
echt een behandeling ter genezing van deze ziekte bestaat. Aangezien Jelmer ook een geneeskundige
studie wil gaan volgen heb ik mij samen met hem verdiept in de anatomie van de hersenen van de
mens, de verschillende geheugen- en dementievormen en wat dementie inhoudt. Terwijl ik mij aan
het verdiepen was in de literatuur merkte ik dat ik steeds nieuwsgieriger werd naar de oorzaken van
dementie op celniveau. Ik las bijvoorbeeld over een bepaalde oorzaak, maar dan was ik direct weer
nieuwsgierig en stelde ik mijzelf de vraag: ‘Maar, waarom en hoe ontstaat deze oorzaak nou
precies?’. Ik heb veel plezier gehaald uit het verdiepen in de literatuur en ben vooral nog
enthousiaster geworden van een aantal resultaten van ons onderzoek. Het zou mooi zijn als wij
iemands leven en de levens van de personen om diegene heen wat aangenamer hebben kunnen
maken.
Wij wensen u veel leesplezier!
Pagina 5 van 89
2
Inleiding
Dementie is een omschrijving voor een situatie waarbij er achteruitgang van het denkvermogen en
verandering in het gedrag opspeelt (VUmc Alzheimercentrum, 2016). Letterlijk betekent dementie
’ontgeesting’ of ‘geestelijke aftakeling’. Echter, alleen geheugenstoornissen maken iemand niet
dement. Ook komt bij lang niet alle vormen van dementie geheugenverlies aan de orde. Problemen
die verder kunnen ontstaan bij dementie zijn bijvoorbeeld; problemen met de taal, het uitvoeren van
bepaalde handelingen, het besef van tijd en plaats en het veranderen van het gedrag. [2] Het
kernbegrip bij de problemen die optreden door dementie, is het begrip ‘cognitieve vermogen’. Dit is
het vermogen van de hersenen, psyché of de geest om te leren, te onthouden, te onderscheiden en
het vermogen om kennis uit te wisselen. Het cognitieve vermogen wordt sterk aangetast door
dementie.
Verder wordt dementie vaak geassocieerd met ouderdom, maar dementie is echter geen direct
gevolg van ouderdom. Na 65 jaar werkt bij de meeste mensen het verstand nog naar behoren. Wel
neemt het cognitieve vermogen langzaam af, maar dit is een natuurlijk proces. Het verschil met
dementie hierin is dat de aftakeling van het cognitieve vermogen een veel extremere vorm
[1]
aanneemt.
Dementie wordt veroorzaak door verschillende hersenziekten. Dementie zelf is dus eigenlijk geen
ziekte maar een combinatie van verschillende ziekteverschijnselen die samen een syndroom vormen,
het dementiesyndroom. De meest voorkomende vorm van dementie is de ziekte van Alzheimer.
Vaak wordt het begrip ‘dementie’ en ‘(de ziekte van) Alzheimer’ met elkaar verward. Echter,
dementie is dus een verzamelnaam voor verschillende ziekteverschijnselen (symptomen) waarbij de
hersenen worden aangetast. Terwijl de ziekte van Alzheimer een vorm is van dementie. Andere
vormen van dementie zijn onder andere vasculaire dementie, Lewy body dementie en
[2]
frontotemporale dementie.
Jarenlang is dementie een vergeten ziekte geweest, tot de komst van nieuwe onderzoekstechnieken.
De nieuwe technieken maakten het de afgelopen 15 jaar langzaam maar zeker mogelijk om de
hersenstructuur van patiënten bloot te leggen. Toch is er nog ontzettend weinig bekend over
dementie en maandelijks worden er weer nieuwe ontdekkingen gedaan op het gebied van dementie
en de hersenziekten die de dementie veroorzaken.[3] Dit zette ons aan tot het formuleren van de
volgende hoofdvraag: ‘Wat is dementie en wat kunnen we er tegen doen?’. Het antwoord op het
eerste deel van de vraag, ‘Wat is dementie?’ is te beantwoorden na een literatuuronderzoek. Toch
(zoals net hierboven beschreven) zullen er onduidelijkheden blijven over de vraag wat dementie is.
Om het tweede deel van de hoofdvraag te beantwoorden, ‘Wat kunnen we er tegen doen?’, wilden
we zelf naast een literair onderzoek ook zelf een experimenteel onderzoek bedenken waarbij we het
cognitieve vermogen verbeteren van de dementerende. Wij ontwikkelden hiervoor een fotoboek,
waarin verschillende algemene foto’s stonden van vroeger en we formuleerden de volgende
onderzoeksvraag: ‘Wat is het effect van een fotoboek (met algemene foto’s van vroeger) op het
cognitieve vermogen van de dementerende en op zijn gedrag?’.
Pagina 6 van 89
Wij willen dus met een onderzoek aantonen of het mogelijk is, door met iets simpels als een
fotoboek, herinneringen terug te halen en of dit terughalen van herinneringen ook invloed heeft op
het cognitieve vermogen.
Wanneer wij aan kunnen tonen dat een fotoboek wel degelijk herinneringen kan terughalen en het
een positief effect heeft op de cognitieve functies, zouden meer mensen zoals mantelzorgers1,
naaste familie of kennissen, een fotoboek kunnen gebruiken. Zo zou met een dergelijk fotoboek ook
de relatie tussen de mantelzorger en de dementerende verbeterd kunnen worden (deze relatie staat
vaak onder druk door de zware taak als mantelzorger), maar kunnen ze vooral plezier beleven door
samen herinneringen terug te halen.
Er zijn al eerder onderzoeken gedaan naar methoden om positieve herinneringen terug te halen bij
dementerenden. Het terughalen van positieve herinneringen, met methoden zoals muziek of oude
foto’s, wordt reminiscentie genoemd. De conclusie bij die onderzoeken was meestal positief en
reminiscentie zou dus echt kunnen werken. [4] Ook ons fotoboek is een vorm van reminiscentie en wij
hopen aan te kunnen tonen dat ons fotoboek een positief effect heeft op het gedrag van de
dementerende en zijn of haar cognitieve vermogen. Onze hypothese op de onderzoeksvraag luidt
dan ook: ‘Het effect van een fotoboek (met algemene foto’s van vroeger) heeft een positief effect op
het cognitieve vermogen van de dementerende en zijn gedrag’.
Om de hoofdvraag te beantwoorden hebben wij de volgende deelvragen opgesteld:
 Welk gebied in de hersenen heeft welke functie?
 Hoe werken de hersenen?
 Wat zijn neuronen?
 Hoe werkt het geheugen?
 Welke soorten geheugen zijn er?
 Welke vormen van dementie bestaan er?
 Zijn er medicijnen tegen dementie?
 Welke therapieën bestaan er voor dementie?
 Hoe moet je omgaan met een dementerend iemand?
 Wat ervaart iemand met dementie zelf?
Deze laatste twee deelvragen hebben we gekozen omdat we voor ons onderzoek ook met
mantelzorgers en dementerenden gaan werken. In het volgende hoofdstuk zal antwoord worden
gegeven op deze deelvragen (Hoofdstuk 3 Theorie en literatuur).
1
“Mantelzorg is de zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door
naasten: familieleden, vrienden, kennissen en buren. Kenmerkend is de reeds bestaande, persoonlijke
band tussen de mantelzorger en zijn of haar naaste. Daarnaast gaat het om langdurige zorg die onbetaald
is.”(Wikipedia, 2016)
Pagina 7 van 89
3
Theorie en literatuur
Dit hoofdstuk bevat alle verzamelde en verwerkte literatuur, dat ter ondersteuning is voor ons
onderzoek naar dementie en voor het beantwoorden van onze opgestelde deelvragen. Voor het
schrijven van dit hoofdstuk hebben wij verschillende soorten bronnen gebruikt, variërende uit
verschillende boeken en internetsites, krantenteksten en studiemateriaal van school. Voor alle
gebruikte literatuur verwijzen wij naar (ook figuren): Hoofdstuk 8 Bibliografie.
In de verschillende paragrafen wordt antwoord gegeven op de door ons opgestelde deelvragen. In
paragraaf 3.1 De hersenen en het geheugen, zal worden ingegaan op de volgende deelonderwerpen:
 In paragraaf 3.1.1 Anatomie van de hersenen, wordt antwoord gegeven op de volgende
deelvraag: ‘Welk gebied in de hersenen heeft welke functie?’.
 In paragraaf 3.1.2 De werking van de hersenen, wordt antwoord gegeven op de volgende
deelvragen: ‘Hoe werken de hersenen?’ en ‘Wat zijn neuronen?’.
 In paragraaf 3.1.3 Het geheugen, wordt antwoord gegeven op de volgende deelvragen: ‘Hoe
werkt het geheugen?’ en ‘Welke soorten geheugen zijn er?’.
In paragraaf 3.2 Dementie, zal antwoord worden gegeven op de hoofdvraag: ‘Wat is dementie?’.
Hierbij zal worden ingegaan op de volgende deelonderwerpen:
 In paragraaf 3.2.1 Vormen van dementie, wordt antwoord gegeven op de volgende
deelvraag: ‘Welke vormen van dementie bestaan er?’.
 In paragraaf 3.2.2 Diagnose, wordt antwoord gegeven op de volgende deelvraag: ‘Welke
vormen van dementie bestaan er?’.
 In paragraaf 3.2.3 Therapieën en genezing, wordt antwoord gegeven op de volgende
deelvragen: ‘Zijn er medicijnen tegen dementie?’ en ‘Welke therapieën bestaan er voor
dementie?’.
 In paragraaf 3.2.4 Omgaan met dementerende ouderen en jongeren wordt antwoord
gegeven op de volgende deelvragen: ‘Hoe moet je omgaan met een dementerend iemand?’
en ‘Wat ervaart iemand met dementie zelf?’.
Pagina 8 van 89
3.1 De hersenen en het geheugen
3.1.1 Anatomie van de hersenen
De hersenen worden ook wel het brein of de encephalon genoemd. Ze liggen beschermd achter de
schedel en vormen het centrale deel van het zenuwstelsel. De hersenen zijn gevormd uit een grijze
massa van zenuwcellen (neuronen) en wegen bij een volwassen mens ongeveer 1330 gram. In de
hersenen worden allerhande vitale levensfuncties geregeld, zoals de ademhaling en de
hartslagfrequentie. Verder worden er belangrijke mentale processen geregeld, zoals het denken, het
voelen en het opslaan van informatie. Ook worden bewegingen van ons lichaam aangestuurd in de
[5]
hersenen.
Onder de hersenvliezen liggen de hersenen en die kunnen we onderverdelen in twee helften, de
linker- en rechterhersenhelft. Beide helften, ook wel hemisferen genoemd, vormen samen de grote
hersenen en worden met elkaar verbonden door de hersenbalk. Door deze balk kunnen de beide
hersenhelften met elkaar communiceren. De overige onderdelen van de hersenen zijn het
cerebellum (de kleine hersenen), die onder de grote hersenen liggen, en de hersenstam, bestaande
uit de middenhersenen, de pons en het verlengde merg.2 [5,6]
De hersenen zijn onder te verdelen in verschillende gebieden, ook wel de kwabben genoemd. De
motorische en sensorische informatie wordt verwerkt door verschillende gebieden in de
hersenkwabben. Deze kwabben worden gescheiden door groeven, die de hersenen in vier grote
kwabben verdelen. Deze groeven en plooien, respectievelijk gyri en sulci genoemd, zorgen voor een
geplooid uiterlijk. Elk van de vier kwabben heeft gebieden waarin specifieke informatie wordt
verwerkt. We kijken hierbij naar FIGUUR 1 –HERSENKWA BBEN . [7]
FIGUUR 1 –HERSENKWABBEN

2
De temporale kwab (met groen aangegeven in de figuur) zit aan de onderkant van de grote
hersenen. De temporale kwab speelt een rol bij het gehoor, visuele waarneming,
taalverwerking en het herkennen en benoemen van objecten, personen en dieren. In de
Verdere uitleg over deze onderdelen wordt gegeven bij FIGUUR 2 –HERSENATONOMIE .
Pagina 9 van 89



temporale kwab bevindt zich een groot gedeelte van het geheugen. De temporale kwab kan
worden aangetast door ziektes zoals Alzheimer.
De frontale kwab bevindt zich aan de voorkant (met blauw aangegeven in de figuur) van
beide hersenenhelften (hemisferen). De frontale kwab stuurt bewegingen aan en verder is
de frontale kwab betrokken bij verschillende mentale functies, zoals sociaal gedrag, taal en
probleemoplossing.
De occipitale kwab bevindt zich aan de achterkant van de hersenen (met roze aangegeven
in de figuur). Deze kwab zorgt voor de verwerking van visuele informatie. Cellen in deze
kwab detecteren visuele prikkels op zaken als kleur, lengte en contouren.
De pariëtale kwab (met geel aangegeven in de figuur) zit aan de bovenkant van de grote
hersenen. De pariëtale kwab speelt een rol bij het integreren van zintuigelijke informatie en
bij het ruimtelijk denken.
De temporaalkwab is dus de belangrijkste kwab met betrekking tot het geheugen. Het geheugen
wordt onderscheiden in het kortetermijngeheugen en het langetermijngeheugen, maar hier over in
Hoofdstuk 3.1.3 Het geheugen meer.
Na deze korte inleiding met betrekking tot de hersenen zal verder worden ingegaan op de
onderdelen van de hersenen en de functies van deze onderdelen, hierbij wordt gekeken naar FIGUUR
3 [6 t/m 14]
2 –HERSENATONOMIE .
De onderdelen van de hersenen worden ook wel hersenstructuren
genoemd.
FIGUUR 2 –HERSENANATOMIE
3
De weergegeven kwabben in: FIGUUR 2 –HERSENATONOMIE worden uitgelegd bij FIGUUR 1 –HERSENKWABBEN .
Pagina 10 van 89
Schedel
De schedel, ook wel het cranium genoemd, is de buitenste beschermlaag van de hersenen. De
schedel bestaat uit 22 botten.
Hersenbalk
De hersenbalk wordt ook wel corpus callosum genoemd. Deze hersenbalk vormt
de hoofdverbinding tussen beide hersenhelften (ook wel hemisferen) en zo zorgt
de hersenbalk ervoor dat informatie ter beschikking komt bij beide hemisferen.
De hersenbalk bevat ongeveer 200 miljoen zenuwuitlopers. Dit betekent dat
wanneer alleen de rechterhersenhelft een beeld ‘ziet’, dat de linkerhersenhelft
ook gelijk dit beeld herkent. De hersenbalk heeft de vorm van een uitgerekt
hoefijzer, zie: FIGUUR 3 –HE RSENBALK . Er geldt dat de voorste delen van de
hersenbalk ook de voorste delen van de hersenen met elkaar verbindt en
omgekeerd.
FIGUUR 3 –HERSENBALK
Hersenstam
De hersenstam is het hardst werkende deel van de hersenen en evolutionair gezien ook het oudste
deel. Elk moment van de dag regelt en controleert de hersenstam honderden, zo niet duizenden,
onbewuste processen per seconde. Deze processen houden de mens in leven. Alle inkomende en
uitgaande zenuwprikkels passeren de hersenstam. Voor het grootste deel zorgt de hersenstam voor
de automatische verwerking van de zenuwprikkels. De hersenstam bestaat onder andere uit de
middenhersenen, het verlengde merg en de pons en ook uit de thalamus en de hypothalamus. Hij
vormt de verbinding tussen de grote hersenen, het ruggenmerg en de kleine hersenen. De
belangrijkste processen die de hersenstam aanstuurt zijn bijvoorbeeld de lichaamstemperatuur, de
hartslag, de ademhaling, de bloeddruk, de ademhaling en het regelen van de bloedcirculatie. De
middenhersenen, het verlengde merg en de pons worden in de volgende kopjes uitgelegd.
In de hersenstam ligt de oorsprong van de hersenzenuwen, die zorgen voor de gehele verwerking
van alle inkomende signalen van de zintuigen en zorgen ervoor dat er opdrachten door worden
gegeven aan spieren in de nek en het gezicht.
Een andere belangrijke structuur in de hersenstam is het formatio reticularis, die verantwoordelijk is
voor de alertheid. De formatio reticularis bestaat uit een netwerk van verbonden zenuwcellen en
zorgen voor het bewustzijnsniveau en het slaap-waakritme (Wikipedia, 2016).
Middenhersenen
De middenhersenen (ook wel mesencephalon) vormen het bovenste deel van de hersenstam. In de
middenhersenen ligt het beloningscentrum. Dit beloningscentrum beloont bepaalde gedragingen,
zoals het eten na honger of het drinken na dorst (Bouwman, et al., 2014). Verder helpen de
middenhersenen bij de verwerking van zintuiglijke en motorische functies. De middenhersenen zijn
een schakelstation tussen hogere en lagere hersengebieden (Geelen & Dam, 2016). Zo worden
visuele prikkels vanuit de middenhersenen naar de verschillende gebieden in de hersenschors
gestuurd.
Pons
De pons is een verbinding tussen de grote hersenen en de kleine hersenen. Het is een uitstulping van
zenuwvezels en ligt tussen het verlengde merg en de tussenhersenen. De kleine hersenen worden
Pagina 11 van 89
door de twee armvormige structuren van de pons vastgehouden. De pons zorgt er onder andere voor
dat prikkels van het evenwichts- en gehoororgaan worden doorgegeven aan het de kleine
hersenen.[15]
Verlengde merg
Het verlengde merg verbindt de hersenen met het ruggenmerg (Bouwman, et al., 2014). Het
verlengde merg is het onderdeel van de hersenstam waar de belangrijke processen worden geregeld,
zoals het regelen van de ademhaling, hartslag, het slikken en het vernauwen of verbreden van de
bloedvaten. Allemaal processen die van groot vitaal belang zijn. De inkomende zenuwbanen in het
verlengde merg kruisen elkaar, hierdoor bestuurt de rechter hersenhelft de linkerkant van je lichaam
en andersom.
Gyrus cinguli
De gyrus cinguli wordt ook wel de gordelwinding genoemd. Hij loopt om de hersenbalk heen en ligt
dus diep in de groeve tussen de twee hemisferen. De gordelwinding bestaat uit twee delen; de
voorste gordelwinding en de achterste gordelwinding. De gordelwinding zorgt voor een verbinding
tussen de emotie en het cognitieve. Letsel aan de voorkant van de gordelwinding, kunnen
emotionele gevolgen veroorzaken, zoals persoonlijkheidsveranderingen en emotionele labiliteit. De
gordelwinding speelt verder een rol bij het voelen van pijn en het detecteren van fouten.
Hersenvliezen
De hersenvliezen, ook wel meninges, liggen tussen de
schedel en het hersenschors en omhullen de hersenen
en het ruggenmerg (wat samen het centrale
zenuwstelsel wordt genoemd). De volgende drie
hersenvliezen zijn te onderscheiden (van binnen naar
buiten): het zachte hersenvlies (ofwel: pia mater), het
spinnenwebvlies (ofwel: arachnoid) en het harde
hersenvlies (ofwel: dura mater). De ruimte tussen het
zachte hersenvlies en het spinnenwebvlies ligt de
FIGUUR 4 –HERSENVLIEZEN
zogenaamde: subarachnoïdale ruimte. Deze ruimte is
gevuld met hersenvocht.
Zie ook FIGUUR 4 –HERSENV LI EZEN voor de verschillende hersenvliezen. Deze hersenvliezen zorgen voor
een goede bescherming van de hersenen.
Bij een ontsteking van deze hersenvliezen, hersenvliesontsteking (meningitis), is het dan ook zaak
deze ontsteking snel te verhelpen, omdat deze vliezen een belangrijke functie hebben in de
bescherming van de hersenen.
Kleine hersenen
De kleine hersenen worden zoals al gezegd het cerebellum genoemd. De kleine hersenen zijn een
soort miniatuurweergave van de hersenen. Het cerebellum is gelegen aan de achterzijde van de
schedel en onder de grote hersenen (cerebrum). De grote hersenen en de kleine hersenen zijn met
elkaar verbonden door de hersenstam (zie kopje: ‘Hersenstam’). De kleine hersenen bestaan uit
zenuwweefsel en bevatten meer dan de helft van alle zenuwcellen in de hersenen. Om zoveel
zenuwcellen te huisvesten zijn de kleine hersenen erg geplooid.
Pagina 12 van 89
De kleine hersenen zijn betrokken bij het complexe patroon van zenuwprikkels die nodig zijn voor
soepele en gecoördineerde bewegingen. Veel aspecten bij het bewegen worden dan ook (onbewust)
geregeld door de kleine hersenen. De kleine hersenen spelen dus een rol bij het coördineren van
bewegingen. Zij bevatten hiervoor programma’s of systemen voor aangeleerde bewegingspatronen,
bijvoorbeeld de volgorde van bewegingen bij het fietsen of het behouden van het evenwicht. Echter,
de kleine hersenen zijn niet (erg) betrokken bij het samentrekken van de spieren. Spieren kunnen dus
nog gewoon samen worden getrokken bij disfunctionaliteit van de kleine hersenen en zelfs na het
operatief verwijderen van de kleine hersenen (bijvoorbeeld bij een tumor in de kleine hersenen), wel
zullen mensen met hersentumor last hebben van evenwichtsstoornissen. Hieruit is dus af te leiden
dat de kleine hersenen indirect werken. De kleine hersenen controleren of het doel van de beweging
behaald wordt.
De kleine hersenen zijn niet alleen betrokken bij het behouden van het evenwicht en bij
bewegingssystemen, maar ook bij het impliciet leren. Dit is een manier van leren zonder er bewust
mee bezig te zijn, maar door het doen en herhalen van een bepaalde taak. Neem als voorbeeld het
leren van fietsen. Geen enkel kind weet hoe hij of zij moet fietsen, maar door het te oefenen met
vallen en opstaan (herhaling) krijgt het kind uiteindelijk de goede manier om te fietsen onder
controle.
Verder spelen de kleine hersenen een rol bij het leren van een taal en bij het werkgeheugen, hierover
wordt in Hoofdstuk 3.1.3 Het geheugen meer verteld.
Ventrikels
De ventrikels, die ook wel de hersenkamers worden genoemd, zijn holtes in de hersenen waar geen
weefsel voorkomt, maar wel hersenvocht. De mens heeft vier van deze met vocht gevulde
hersenkamers. De eerste twee ventrikels worden de laterale of zijventrikels genoemd en zijn gelegen
in de grote hersenen. De zijventrikels zijn verbonden met het derde ventrikel. Het derde ventrikel ligt
in de tussenhersenen en is verbonden met het vierde ventrikel. Het vierde ventrikel bevindt zich in
de hoek tussen de hersenstam en de kleine hersenen (cerebellum). De ventrikels staan dus met
elkaar in verbinding, maar ze zijn ook verbonden met de subarachnoïdale ruimte (zie kopje:
‘Hersenvliezen’).
Hersenvocht
Hersenvocht is een vloeistof die zich om de hersenen en het ruggenmerg bevindt, specifieker bevindt
het hersenvocht zich in de ventrikels en de subarachnoïdale ruimte (zoals verteld onder het kopje:
‘Ventrikels’). Het hersenvocht, wat ook wel liqour wordt genoemd, is een kleurloze vloeistof en is er
om de zachte hersenen te beschermen tegen de harde schedel. Een andere functie van het
hersenvocht is het vervoeren van voedingsstoffen en de afvoer van afvalstoffen, maar ook het
behouden van een goede temperatuur. De aanmaak van het hersenvocht gebeurt in speciale cellen
uit de ventrikels. Het gevormde hersenvocht wordt dan weer afgevoerd door het bloed.
Gebied van Broca
Het gebied van Broca is een gebied in de grote hersenen in de frontale kwab. Het wordt ook wel het
motorisch spraakcentrum genoemd en is dus betrokken bij de taal. Het gebied of centrum van Broca
zorgt voor de spraak, maar ook voor het in stilte tegen jezelf praten. Ook is het gebied betrokken bij
lichaamsbewegingen en bij het actieve denken.
Pagina 13 van 89
Hippocampus
De hippocampus heeft zijn naam te danken aan de gelijkenis met een zeepaardje. De hippocampus is
een hersengebied gelegen aan de onder/voorkant van de temporaalkwab en vormt een onderdeel
van het limbisch systeem. Het limbisch systeem is een groep hersenstructuren dat onder andere
bestaat uit de hippocampus, de fornix en de hypothalamus. Het limbisch systeem is betrokken bij
emotie, motivatie, genot en het emotioneel geheugen. De hippocampus speelt een belangrijke rol bij
de opslag van informatie in het geheugen, het aanleren van nieuwe vaardigheden, voor de
herkenning en het controleren van gedrag wat van belang is voor het overleven.
Hypothalamus
De hypothalamus is een regelcentrum in de hersenen dat verschillende processen van je lichaam
controleert en probeert te handhaven. Zo probeert de hypothalamus het interne milieu constant te
houden, zodat het nooit te ver afwijkt van de norm (homeostase). Dit doet de hypothalamus op twee
manieren, namelijk op de indirecte en de directe manier. Bij de directe manier stuurt de
hypothalamus het autonome zenuwstelsel aan en daarbij motiveert de hypothalamus bepaalde
gedragingen (bijvoorbeeld een dorst- of hongergevoel). Het beïnvloeden en controleren van het
endocriene stelsel of hormoonstelsel wordt de indirecte manier genoemd. De hypothalamus
controleert dus het autonome en het endocriene stelsel.
De besturing van het endocriene of hormoonstelsel gebeurt ook op een indirecte en directe manier.
Direct, door de aanmaak van neurohormonen (door de hypothalamus)(zie: FIGUUR 5A –HYPOFYSE EN
HYPOTHALAMUS ), dit zijn de hormonen oxytocine en ADH. Deze twee hormonen worden door de
hypofyseachterkwab afgegeven aan het bloed, waarna de hormonen hun werk kunnen doen bij de
doelwitorganen. Indirect, door de afgifte van releasing- en inhibiting-hormonen (door de
hypothalamus) ) (zie: FIGUUR 5B –HYPOFYSE EN HYPOTHALAMUS ), die respectievelijk de
hormoonproductie van de hypofysevoorkwab aanzetten en afremmen. Deze hormonen bereiken via
het bloed hun doelwitorganen (hierover meer in het volgende kopje: ‘Hypofyse’).
A
B
FIGUUR 5 –HYPOFYSE EN HYPOTHALAMUS
Pagina 14 van 89
Hypofyse
Zoals verteld bestaat de hypofyse uit een voorkwab en een achterkwab. De hypofyse zit vast aan de
hypothalamus (zie hiervoor ook: FIGUUR 5 –HYPOFYSE EN HYPOTHALAMUS ) en heeft de grootte van een
erwt. De functies van de twee hypofysekwabben zijn al verteld. De hypofyseachterkwab geeft de
door de hypothalamus gevormde neurohormonen af aan het bloed en de hypofysevoorkwab maakt
zelf hormonen aan, namelijk TSH, ACTH, FSH en LH, groeihormoon, prolactine en endorfinen (de
functies van deze hormonen staan vermeld in FIGUUR 5B –HYPOFYSE EN HYPOTHALAMUS ). Hormonen zijn
boodschapperstoffen die, meestal via het bloed, zaken regelen als de groei en de voortplanting. De
hypofyse vormt dus samen met de hypothalamus een schakel tussen het (centrale) zenuwstelsel en
het hormoonstelsel.
Fornix
De fornix is een bundel zenuwuitlopers die de hippocampus met de hypothalamus verbindt.
Pijnappelklier
De pijnappelklier is een andere naam voor de epifyse. De pijnappelklier of epifyse is een typische
jeugdklier die na het tiende levensjaar begint af te nemen (Stamcel.org, 2014). De epifyse heeft een
remmende werking op de hormonale activiteit van geslachtsklieren (tot de pubertijd) en produceert
hiervoor het hormoon melatonine. Vermoed wordt dat melatonine ook een rol speelt bij het
biologische ritme van de mens.[16]
Thalamus
De thalamus is een belangrijk onderdeel van de tussenhersenen. De tussenhersenen bestaan uit de
hypothalamus, de hypofyse en dus de thalamus. De tussenhersenen zijn evolutionair gezien een zeer
oude hersenkern. De thalamus geeft motorische en sensorische informatie door. Deze informatie
komt vanuit het ruggenmerg via de thalamus in de hersenschors en de kleine hersenen (het
cerebellum). De thalamus is dus de poort naar de hersenschors. Deze motorische en sensorische
informatie komt van de gehoor- en gezichtszintuigen, maar ook van waarnemingen van pijn,
temperatuur en ‘het voelen’ (tast). Verder kan de thalamus ook bepaalde inkomende prikkels
onderdrukken, dit gebeurt wanneer de hersenschors hier opdracht voor geeft. Wanneer wij
bijvoorbeeld een boek lezen, horen wij nog nauwelijks iets van de omgeving om ons heen. Verder is
een belangrijke functie van de thalamus (vooral met betrekking tot dementie en ons onderzoek) de
bewustwording van bepaalde prikkels, waaraan de hersenschors een zekere betekenis hecht. Dus dat
een bepaalde prikkel, zoals een geur, een herinnering van vroeger oproept. Als laatste is de thalamus
betrokken bij de motoriek en het bewustzijn.
Ruggenmerg
Het ruggenmerg (ook wel medulla spinalis) is een heel belangrijk element in het zenuwstelsel, het
treedt namelijk als een schakel op tussen het perifeer zenuwstelsel en de hersenen. Het perifeer
zenuwstelsel vormt de verbinding van en naar de organen en/of weefsels en het centrale
zenuwstelsel. Het ruggenmerg loopt op een gegeven moment over in het verlengde merg. Het
ruggenmerg is een streng van zenuwkabels met vele vertakkingen die loopt door het wervelkanaal.
Verder bestaat het ruggenmerg uit een grijze (in de kern) en witte substantie (om de kern). Ook
speelt het ruggenmerg een belangrijke rol bij reflexen.
Pagina 15 van 89
3.1.2 Neuronen
We hebben het bij de anatomie van de hersenen constant gehad over prikkels, zenuwen en
zenuwcellen, maar wat zijn dit eigenlijk en wat hebben zij te maken met de werking van de
hersenen? Zoals verteld bestaan je hersenen uit miljarden zenuwcellen die ook wel neuronen
worden genoemd. Deze speciale cellen hebben een bijzondere functie, namelijk elektrochemische
signalen ontvangen en doorgeven zonder verlies van signaalsterkte. De hersenen hebben grote
netwerken van deze zenuwcellen.
Een neuron bestaat uit een cellichaam dat de celkern bevat en een aantal uitlopers. Er zijn twee
typen uitlopers, namelijk axonen en dendrieten. Uitlopers die impulsen van andere neuronen of
zintuigcellen aanvoeren heten dendrieten. De afvoerende uitloper is aan het einde vertakt en heet
een axon. Hierbij kijken we naar FIGUUR 6 – NEURON . Elke aftakking van een axon eindigt in een
synaps. Bij een synaps schakelt het neuron zijn informatie door naar een ander neuron. Dit
doorschakelen gebeurt met een bijzondere stof: een neurotransmitter. Verder is het lange axon
omringd met de cellen van Schwann. Deze cellen maken een isolerende myelinelaag om het axon. Dit
is gemaakt van vet en zorgt voor betere isolatie van het axon, hierdoor wordt een impuls sneller
doorgegeven. Tussen de cellen van Schwann zit de insnoering van Ranvier. [8]
3
FIGUUR 6 –NEURON
Wanneer we naar FIGUUR 6 – NEURON kijken, is er een bepaald stappenplan te beschrijven over hoe
een neuron een impuls doorgeeft (de nummers komen overeen met de nummers uit FIGUUR 6 –
NEURON ):
1. Dendrieten ontvangen impulsen van andere neuronen of zintuigcellen.
2. Het axon voert impulsen van het cellichaam (en dus ook de dendriet) af
3. De overdracht van informatie naar een volgende zenuwcel (neuron) gebeurt in de synapsen
met behulp van een neurotransmitter.
Er bestaan drie verschillende typen neuronen, namelijk het sensorische neuron, het schakelneuron
en het motorische neuron. Er zit veel verschil tussen de neuronen. Bijvoorbeeld een dendriet van de
gevoelszenuw in het topje van je teen loopt door je hele been, terwijl de neuronen in de hersenen
Pagina 16 van 89
minuscuul zijn. Zoals net verteld bestaan er drie verschillende typen neuronen. Hoe de neuronen
eruit zien ligt dus aan hun functie. We kijken hierbij naar FIGUUR 7 – SOORTEN NEU RONEN
 Het sensorische neuron (zie: FIGUUR 7A – SOORTEN NEU RONEN ) ontvangt impulsen van zintuigen
en vervoert deze naar het centrale zenuwstelsel (dus richting de hersenen). De cellichamen
van deze neuronen liggen dicht bij het ruggenmerg. Het sensorische neuron heeft vaak een
lange dendriet, deze loopt dan bijvoorbeeld vanaf je teen tot het begin van je ruggenmerg.
De cellichamen van deze sensorische neuronen liggen bijna altijd voor het ruggenmerg, deze
plek wordt de spinale ganglia genoemd. In spinale ganglia stoppen dus ook de dendrieten en
gaan hier over in axonen, deze axonen zijn kort (vanaf het spinale ganglion naar het
ruggenmerg).
 Het schakelneuron (zie: FIGUUR 7B – S OORTEN NEURONEN ) schakelt de impulsen van de
sensorische neuronen en andere neuronen door naar het centrale zenuwstelsel (dus richting
de hersenen en het ruggenmerg).
 Het motorische neuron (zie: FIGUUR 7C – S OORTEN NEURONEN ) voert impulsen van het centrale
zenuwstelsel naar spieren (of klieren). De motorische neuronen hebben korte dendrieten
(wel sterk vertakt) en hebben erg lange axonen.
FIGUUR 7 – SOORTEN NEU RONEN
Wanneer we dit geheel terugkoppelen naar de anatomie van de hersenen, kunnen we het volgende
afleiden. De cellichamen van de neuronen vormen de buitenste grijze laag van onze hersenen, ook
wel het hersenschors genoemd. De uitlopers van deze neuronen in de hersenschors (de dendrieten)
staan met andere uitlopers van andere neuronen in verbinding. Een neuron kan duizenden van deze
uitlopers hebben en staan dus ook met ontzettend veel andere neuronen in verbinding. Deze
uitlopers samen vormen de binnenkant van de hersenen, de witte laag.
Wat nu nog niet duidelijk is hoe deze prikkels of impulsen nou worden doorgegeven tussen de
verschillende neuronen. Neuronen geven impulsen aan elkaar door met behulp van synapsen. Dit is
de plaats waar twee neuronen contact met elkaar maken. De impuls wordt vanuit een axon van een
neuron doorgegeven aan een dendriet of cellichaam van een volgend neuron, zie hierbij ook FIGUUR 8
– SYNAPS . De ruimte tussen het membraan van het axon (het presynaptisch membraan) en het
membraan van het andere neuron (postsynaptisch membraan) wordt de synapsspleet genoemd. Het
uiteinde van het axon bevat synaptische blaasjes met een neurotransmitter. Er is daardoor altijd
sprake van een eenrichtingsverkeer van het doorgeven van impulsen. Sommige neurotransmitters
[8,
werken stimulerend (exciterend), terwijl andere neurotransmitters remmend werken (inhiberend).
13]
Pagina 17 van 89
FIGUUR 8 – SYNAPS
De overdracht van een impuls gebeurt in de volgende stappen (bij een exciterende
neurotransmitter):
1. Door de impuls in het axon gaan de calcium (Ca2+)-poorten open, en zo stromen de Ca2+ionen in het presynaptisch neuron. Ook gaan de Na+-poorten open.
2. Onder invloed van de Ca2+-ionen bewegen de aanwezige synaptische blaasjes zich naar het
presynaptische membraan. De synaptische blaasjes versmelten zich met het presynaptische
membraan en de neurotransmitter, die zich in het synaptische blaasje bevond, wordt
geloosd in de synapsspleet.
3. De neurotransmitter hecht zich aan de receptoren van een speciale Na+-poort van het
postsynaptisch membraan (zie FIGUUR 8B – SYNAPS voor een gedetailleerde weergave). Ook
gaan de Na+-poorten open.
4. De Na+-ionen stromen het postsynaptisch neuron in. De Na+-ionen zijn de deeltjes die
uiteindelijk zorgen voor een impuls. Door de grotere concentratie Na+-ionen zal de lading
stijgen in dit deel van het celmembraan (dus bij de poort). Dit leidt dus tot een
spanningsverschil met het celmembraan er vlak naast. Wanneer er genoeg Na+-ionen zijn
Pagina 18 van 89
binnengekomen door de poort en de lading dus hoog genoeg is, dan is de prikkeldrempel
bereikt. Dit betekent dat andere Na+-poorten in het celmembraan er vlak naast ook open
gaan. Dit leidt tot een domino effect, waarbij de lading zich over het membraan verplaatst.
Dit is een impuls en deze zal zich bewegen over het postsynaptisch neuron.
5. Een enzym breekt de neurotransmitter weer af. Hierdoor sluiten de Na+-poorten (zie FIGUUR
8B – SYNAPS ). De restproducten van het enzym gaan terug naar de presynaptische cel voor
recycling.
6. Vanuit stukjes celmembraan vormt de cel nieuwe synaptische blaasjes.
Het voorgaande stappenplan had dus betrekking op exciterende neurotransmitters. Deze
neurotransmitters zorgen er uiteindelijk voor dat een impuls wordt doorgegeven. Inhiberende
neurotransmitters daarentegen leveren een tegengesteld effect. Deze neurotransmitters openen K+poorten wat juist zorgt voor een lager membraanpotentiaal (membraanspanning). Uiteindelijk zal zo
het potentiaal steeds verder van de prikkeldrempel weg raken.[8]
Pagina 19 van 89
3.1.3 Het geheugen
Wanneer we kijken in de Dikke Van Dale dan wordt het begrip geheugen als volgt omschreven: ‘Het
vermogen om bewustzijnsverschijnselen vast te leggen, te bewaren en te reproduceren’. Het
geheugen is dus het vermogen om informatie te onthouden. Het geheugen bevat drie belangrijke
aspecten, namelijk het opslaan van informatie, het vasthouden van informatie en het terugzoeken of
reproduceren van informatie. Bij het geheugen bestaan er twee belangrijke kernbegrippen, namelijk
het leren en het vergeten. Leren is een proces waarbij alle nieuwe kennis wordt opgeslagen in de
hersenen, terwijl vergeten een proces is waarbij kennis of informatie in het geheugen verloren gaat.
Vergeten doet iedereen en het is dus de normaalste zaak van de wereld. Echter, het vergeten bij
dementie heeft een andere oorzaak en gaat veel sneller. Hoe uiteindelijk informatie wordt
opgeslagen (op celniveau), wordt ook in deze paragraaf verteld.
We kunnen bij het geheugen verschillende vormen onderscheiden, in TABEL 1 – VORMEN VAN HET
GEHEUGEN kunt u een overzicht vinden van alle vormen van het geheugen. De vermelde vormen in de
[13, 17]
tabel worden verder in deze paragraaf uitgelegd.
TABEL 1 – V ORMEN VAN HET GEHEUGEN
Sensorisch geheugen
Iconisch geheugen
Echoïsch geheugen
Kortetermijngeheugen
Werkgeheugen
Langetermijngeheugen
Declaratief geheugen
 Episodisch
geheugen
 Semantisch
geheugen
Niet-declaratief geheugen
Sensorisch geheugen
In het sensorische geheugen (ook wel het zintuiglijke geheugen genoemd) worden recente
zintuiglijke indrukken van de mens opgeslagen. Dit is de ervaring, het directe beeld of de informatie
die een mens via zijn zintuigen binnenkrijgt. De capaciteit van dit geheugen is zeer groot, maar het
heeft een zeer korte duur (niet te verwarren met het kortetermijngeheugen). In het sensorische
geheugen liggen nauwkeurige kopieën van elk fysisch stimuluskenmerk, bijvoorbeeld een geluid. Het
wordt automatisch gevormd, er komen geen processen als aandacht of bewustzijn tussen.
Zintuigreceptoren voor visuele en auditieve prikkels en de specifieke projectiegebieden in de
hersenen waar de prikkels naartoe projecteren zijn nauw verbonden met het sensorische geheugen.
Het sensorische geheugen komt in de regel in twee varianten voor: het iconische en echoïsche
geheugen.[18]
Iconisch geheugen
Het iconische geheugen is de visuele variant van het sensorische geheugen. Hier wordt dus alle direct
beelden die we zien voor zeer korte duur opgeslagen. De theorie van het iconisch geheugen werd in
1960 door cognitief psycholoog George Sperling onderzocht. Dit deed hij met een techniek genaamd
de deelrapportagetechniek (zie: FIGUUR 9 – DE DEELRAPORTAGETECHNIEK VAN GEORGE SPERLING ).
Proefpersonen kregen voor een korte duur een dia te zien waar drie rijen met elk vier letters op
stonden. De tijd die ze kregen was te kort om de letters te kunnen herhalen. Hierna verscheen er een
Pagina 20 van 89
dia die leeg was en werd er een hoge,
middelmatige of lage toon gespeeld die
respectievelijk overeen kwam met de bovenste,
middelste en onderste rij woorden uit de dia
daarvoor. Dit bleek geen probleem voor de
proefpersonen. Er kon niet voorspeld worden
welke rij moest worden opgezegd, omdat de tonen
FIGUUR 9 – DE DEEL RAPPORTAGETECHNIEK VAN
in willekeurige volgorde kwamen. De
GEORGE SPERLING
proefpersonen hadden dus voor zeer korte tijd
toegang tot alle letters van de dia. Na dit onderzoek hebben er nog meer varianten op dit onderzoek
plaatsgevonden, hierbij werd het tijdsinterval tussen de dia met letters en de toon gevarieerd. Dit
[19]
heeft bewezen dat het iconische geheugen een duur heeft van ongeveer een halve seconde.
Echoïsch geheugen
De auditieve variant van het sensorische geheugen wordt het echoïsche geheugen genoemd (zie:
FIGUUR 10 – DE PLAATS VAN D E AUDITIE VE CORTEX IN DE HERSENEN ). Het bevat grotendeels recente
geluidsprikkels. Over de duur van dit geheugen is echter niet iedereen het met elkaar eens. De een
beweert dat de duur hetzelfde is als die van het iconische geheugen, anderen beweren dat het vele
seconden kan duren. Er wordt vermoedt dat het auditieve geheugenspoor in de primaire auditieve
cortex is opgeslagen. In dit geheugenspoor liggen alle
sensorische kenmerken zoals de duur, toonhoogte en
intensiteit. Ook de duur van het echoïsche geheugen is
onderzocht. Dit is gebeurd met behulp van een element van
de event-related potential (elektrofysiologische reacties van
de hersenen op gebeurtenissen in de omgeving), namelijk
de electrical Mismatch Negativity (MMN). Deze treedt op bij
een infrequente afwijking van een bepaald fysisch kenmerk
van een hoorbare prikkel. Voorbeelden van deze afwijkingen
FIGUUR 10 – DE PLAATS VAN DE AUDITIEVE
CORTEX IN DE HERSENE N
zijn afwijkingen op de toonhoogte of op de duur. Deze
onderzoeken doen vermoeden dat het auditieve geheugenspoor circa 10 seconden duurt. [20]
Kortetermijngeheugen
Het kortetermijngeheugen is het deel van het geheugen dat nieuwe informatie voor een korte
periode vasthoudt. De omvang van de informatie die het kortetermijngeheugen moet vasthouden
kan niet te groot zijn. Volgens psycholoog George Miller kan het kortetermijngeheugen maximaal
zeven elementen inhouden. Het kan dus maximaal ongeveer zeven cijfers, zeven letters of zeven
woorden onthouden voor een bepaalde periode. Van een reek willekeurige getallen als 3492816302
worden bij de meeste mensen alleen de eerste zeven cijfers (3492816) onthouden, dit verschilt
echter per persoon. Dit principe werd door George Miller ‘de spanne van het directe geheugen’
genoemd.[21]
Er bestaan veel theorieën die de werking van het kortetermijngeheugen proberen te verklaren. Hier
[23]
behandelen we de drie belangrijkste.
Pagina 21 van 89
Stadiummodel
Volgens de theorie van Richard C. Atkinson en Richard Shiffren is het kortetermijngeheugen slechts
een tijdelijke opslagplaats van nieuw verkregen informatie waarop een persoon zijn aandacht richt
(zie: FIGUUR 11 – HET GEHEU GENMODEL VAN ATKISON EN S HIFFREN ). [22] Wanneer de informatie die
afkomstig is van de zintuigen voor een bepaalde periode wordt vastgehouden door het bijvoorbeeld
te herhalen, wordt deze informatie naar het langetermijngeheugen verplaatst. Wordt deze
informatie niet lang genoeg vastgehouden, dan vervalt die informatie. Er bestaan echter bezwaren
tegen deze theorie. Het is bewezen dat bij patiënten met een beschadigd kortetermijngeheugen,
toch af en toe informatie in het langetermijngeheugen kunnen opslaan. Het opslaan van de
informatie in het kortetermijngeheugen is dus niet altijd noodzakelijk om te zorgen dat het in het
langetermijngeheugen wordt opgeslagen.
FIGUUR 11 – HET GEHEUGENMODEL VAN ATKISON
EN SHIFFREN
Verwerkingsniveaus
Deze theorie is ontwikkeld in 1970 door Fergus I., M. Craik en Robert S. Lockhart (zie: FIGUUR 12 - DE
VERWERKINGSNIVEAUS VOLGE NS CRAIK EN LOCKHART ). Zij stellen dat hoe dieper stimulusmateriaal wordt
verwerkt, hoe beter het wordt opgeslagen. Zij hebben dit ook aangetoond. Wanneer woorden
oppervlakkig verwekt werden (er werd puur gelet op het uiterlijk) werden deze slechter onthouden
dan woorden die dieper verwerkt werden (er werd gelet op de betekenis). Elementen moeten
volgens hen niet alleen lang genoeg worden vastgehouden in het kortetermijngeheugen, maar deze
moeten ook diep verwerkt worden. Informatie wordt dieper verwerkt als het meer verbindingen
vormt met bestaande geheugenrepresentaties. Met representatie wordt in de psychologie verwezen
naar een code of een symbool voor opslag van kennis van buitenaf in de hersenen. Representaties
worden verrijkt door een meer uitvoerige codering. Hierdoor wordt dit verbonden aan al bestaande
betekenissen die in de hersenen zijn opgeslagen. Het kortetermijngeheugen bestaat in de theorie
van Craik en Lockhart niet eens, alleen het langetermijngeheugen. De diepte van codering bepaalt
hoe sterk kennis en herinneringen worden
opgeslagen.
De theorie van verwerkingsniveaus is door Craik en
Lockhart getoetst. Zij boden verbaal
stimulusmateriaal, in dit geval woorden, aan in
drie verschillende vormen. Bij de orthografische
(oppervlakkige) omstandigheid hadden de
proefpersonen de taak om aan te geven of de
woorden bestaan uit hoofdletters en kleine letters.
Er werd dus puur op uiterlijk gelet. Bij de
fonetische (midden) omstandigheid moesten ze
FIGUUR 12 – DE VERWERKINGS NIVEAUS VOLGENS CRAIK EN
zeggen of een woord rijmt met een ander woord.
LOCKHART
Bij de semantische (diepe) omstandigheid werd
Pagina 22 van 89
het woord beoordeeld op zijn betekenis (er werd bijvoorbeeld gevraagd of het kan vliegen). De
woorden in de semantische omstandigheid, waarbij de woorden diep verwerkt werden, werden door
de proefpersonen beter herinnerd dan in de andere omstandigheden.
Er bestaat desondanks kritiek op deze theorie. De diepere verwerking van de informatie vergt
meestal meer mentale inspanning en tijd, hierdoor wordt het beter opgeslagen. Dit verklaart de
betere opslag bij diepere verwerking. Onder andere de begrippen ‘niveaus’ en ‘diepte van
verwerking’ zijn niet heel duidelijk omschreven dus men weet niet precies wat diepe verwerking
inhoudt.[24]
Werkgeheugen
In het werkgeheugen wordt informatie die relevant is voor het uitvoeren van bepaalde taken tijdelijk
opgeslagen. Het is belangrijk bij actieve denkprocessen. Het
werkgeheugen kan in verschillende vormen voorkomen, zoals het
ophalen van oude herinneringen, bijvoorbeeld een beeld van een
vakantie van lang geleden, of het onthouden van recent verkregen
informatie. Een nieuw telefoonnummer onthouden is hier een voorbeeld
van. Verder heeft het invloed op het bewerken van de inhoud van het
geheugen, bijvoorbeeld bij het maken van een rekensom, of het sturen
van ons gedrag in ingewikkelde situaties, een voorbeeld hiervan is
onthouden dat je bij de vierde afrit de snelweg moet verlaten.
Er bestaan een aantal theorieën over het werkgeheugen, maar de
bekendste komt van A.D. Baddeley en J.G. Hitch. Volgens hen bestaat het
werkgeheugen uit vier elementen. Ten eerste heb je een fonologische lus
die gesproken informatie zoals gesproken woorden en bepaalde klanken
opslaat. Ten tweede is er een visuospatieel kladblok. Hier wordt visuele
informatie opgeslagen, denk hierbij aan beelden en gezichten van
mensen. Ten derde is er sprake van een central executive. Dit is een
FIGUUR 13 – HET
systeem dat de aandacht en de informatiestroom in de hiervoor
WERKGEHEUGENMODEL
genoemde lussen stuurt (zie: FIGUUR 13 - HET W ERKGEHEUGENMODEL
VOLGENS BADDELEY EN HITCH
VOLGENS BADDELEY EN HITCH ). Deze lussen heten anders genoemd ‘slave
systems’, deze zijn namelijk onderworpen aan de central executive. Ten vierde bevat het
werkgeheugen ook een episodische buffer. Deze voegt informatie van de verschillende elementen
van het werkgeheugen (visueel, ruimtelijk en fonologisch) samen zodat de informatie helder is.
Hierdoor kunnen we zelf problemen oplossen en vroegere ervaringen doorlichten met behulp van de
nieuwe kennis. [25]
In de afgelopen twintig jaar zijn de hersenfuncties die met het werkgeheugen geassocieerd zijn veel
onderzocht. Hierbij werden mensen met hersenbeschadigingen onderzocht en werd er
hersenbeeldvormend onderzoek met gezonde personen uitgevoerd. Dieren zijn ook onderzocht
hierop en dit leverde nuttige informatie op. Zo is er ontdekt dat in de occipitale kwab aan de
achterkant van de hersenen netwerken kunnen worden onderscheiden voor het opslaan en de
verwerking van verbale en visuele informatie, daarbij gaat het om respectievelijk de ‘talige’ gebieden
van de linker hersenhelft en de pariëtaal occipitale gebieden van de rechterhersenhelft. In het
Pagina 23 van 89
pariëtale gebied wordt de sensorische informatie (zoals pijn, gevoel, warmte) van verschillende delen
van het lichaam bijeengebracht (zie hiervoor ook: FIGUUR 1 –HERSENKWABBEN) . [9]
In het occipitale gebied wordt visuele informatie ontvangen en verwerkt. De theorie van Baddeley en
Hitch sluit hier dus redelijk op aan.
Langetermijngeheugen[27]
Declaratieve geheugen
Het declaratieve geheugen is een vorm van langetermijngeheugen (zie: FIGUUR 14 - INDELING
LANGETERMIJNGEHEUGEN ). Dit onderdeel van het geheugen bevat alle opgeslagen kennis die wij ons
bewust kunnen verbeelden en oproepen. Hier ligt bijvoorbeeld in opgeslagen wie je opa en wie je
oma is.
Het declaratieve geheugen is onder te verdelen in twee vormen: het semantische geheugen en het
episodische geheugen. In het semantische geheugen ligt alle informatie die niet aan een persoonlijke
gebeurtenis is gebonden. In principe liggen hier alle ‘feitjes en weetjes’ opgeslagen. Bijvoorbeeld hoe
je koffie zet, hoeveel drie keer drie is of wat
het Engelse woord ‘plausible’ betekent.[9,26,27]
In het episodische geheugen ligt alles wat is
gebonden aan een tijd en plaats of een
persoonlijke gebeurtenis. Je weet
bijvoorbeeld vaak nog precies waar en
wanneer je voor het eerst met je vriend of
vriendin hebt gezoend. Sommige van deze
herinneringen zijn na een tijdje vervaagd,
FIGUUR 14 – INDELING LANGET ERMIJNGEHEUGEN
maar als ze vaak herhaald worden en ze veel
indruk hebben gemaakt, zal je ze voor altijd kunnen herinneren. Een voorbeeld hiervan is dat heel
veel mensen nog weten wanneer ze te horen kregen van de terroristische aanslagen 9/11 op
Amerika. [9,27,28]
Niet-declaratieve geheugen
Het niet-declaratieve is net als het declaratieve geheugen een vorm van het langetermijngeheugen.
Het verschil met het declaratieve geheugen is dat je bij het niet-declaratieve geheugen je niet bewust
bent van de opgeslagen kennis. Deze kennis komt pas naar voren na het verbeteren van een
bepaalde prestatie na veel training of nadat een bepaalde prikkel veelvuldig is verbonden aan een
bepaalde uitkomst. [9]
In het niet-declaratieve geheugen is ook sprake van een aantal vormen. Ten eerste heb je het
procedurele geheugen, ook wel het ‘skill learining’ genoemd. Deze vorm betreft aangeleerde
geoefendheid op zowel motorisch als op cognitief gebied. Door een vaardigheid vaak te herhalen en
in stappen te leren wordt je er steeds beter in. Een voorbeeld van een vaardigheid op motorisch
gebied is hoe je moet schrijven en fietsen. Een voorbeeld van een cognitieve vaardigheid is hoe je
moet lezen. [9]
Een tweede vorm van het niet-declaratieve geheugen is priming. Priming houdt in dat op een eerder
opgeslagen prikkel reageert dan wanneer iemand nog nooit die prikkel heeft ontvangen. Dit gebeurt
onbewust. Ouders zien vaak in een keer overal baby’s en zwangere stellen nadat ze te horen hebben
Pagina 24 van 89
gekregen dat ze in verwachting zijn. Er is veel onderzoek gedaan naar deze geheugenvorm. In zijn
boek Blink beschrijft Macolm Gladwell een experiment waarbij de deelnemers een opdracht
uitvoerden met woorden waarbij vaak wordt gedacht aan ouderdom (woorden als botontkalking en
geraniums). Na deze opdracht liepen de deelnemers vaak onbewust langzamer de zaal uit. Een ander
voorbeeld is de tactiek van Tim Krul om penalty’s te stoppen op het WK voetbal 2014 tegen Costa
Rica. Hij liep voordat elke penalty werd genomen naar een bepaalde hoek. Hierdoor leek de andere
hoek voor de penaltynemer aantrekkelijker en hierdoor schoot elke penaltynemer in de hoek die het
aantrekkelijkst leek. Krul dook elke keer in deze aantrekkelijke hoek en stopte dus elke keer de
penalty. [9,29]
De derde en laatste vorm is conditionering. Conditionering houdt in dat twee gebeurtenissen aan
elkaar gekoppeld worden. Een organisme past zich door dit leerproces aan de omgeving aan.
Conditionering is onder te verdelen in twee vormen: operante en klassieke conditionering. Operante
conditionering houdt in dat er een bepaald gedrag wordt aan- of afgeleerd. Een hond krijgt
bijvoorbeeld straf wanneer hij in de kamer poept, maar een beloning als hij buiten op een
hondentoilet poept. Zo leert de hond aan dat hij buiten moet poepen. Bij klassieke conditionering
leert een organisme twee gebeurtenissen aan elkaar koppelen. Wanneer zijn baasje de riem pakt,
weet de hond bijvoorbeeld dat hij gaat worden uitgelaten. [9]
[30,31,32]
Emotioneel geheugen
Het emotionele geheugen is een van de invloedrijkste geheugens in onze hersenen. Het emotionele
geheugen is zo sterk dat het andere geheugens aan de kant kan zetten. Ons brein geeft altijd
voorrang aan emoties. Hierdoor worden wij geholpen bij het kiezen tussen vluchten of vechten.
De amygdala is een belangrijk gedeelte in onze hersenen met betrekking tot het emotionele
geheugen. Het is een overzicht waarin alle gebeurtenissen zijn opgeslagen met een emotioneel
element. Psycholoog, schrijver en wetenschapsjournalist Daniel Goleman gaf het label ‘emotionele
piraterij’ aan het effect van de amygdala in emotionele situaties. Hiermee bedoelt hij dat het
emotionele geheugen alle andere geheugens verdrijft. Een voorbeeld hiervan is de angst van de
honderdduizenden vluchtelingen uit Syrië in bepaalde situaties in Nederland die hun doet denken
aan de oorlog in hun vaderland. Bij oud en nieuw, bijvoorbeeld, zijn er veel harde knallen van
vuurwerk te horen. Dit doet hun herinneren aan de harde knallen van bommen en geweren die zij in
Syrië hoorden als hun dorp of stad werd aangevallen. Ze kunnen hierdoor flink in de stress schieten.
Er zijn ook minder extreme maar toch stressvolle situaties waarbij de amygdala een belangrijke rol
speelt. Het concept van vluchten of vechten heeft niet altijd te maken met (levens)bedreigende
situaties. In het onderwijs, bijvoorbeeld, speelt dit begrip ook een rol. Als leerlingen moeten leren
voor een toets kan het lichaam kiezen om te vluchten of te vechten. Als het lichaam kiest om te
vluchten zal de leerling niet gaan leren en als er gekozen wordt om te vechten zal de leerling juist wel
gaan leren. Toch zal iemand die heeft geleerd zich weinig tot niks herinneren de stof die hij of zij
heeft geleerd. Deze leerling heeft een black-out gehad. Dit komt omdat alle processen die betrokken
zijn bij het opnemen en verwerken van informatie geblokkeerd zijn. De stressvolle leersituatie is in
wezen niets anders dan een stressvolle situatie die onze verre voorouders in de jungle ook hebben
meegemaakt. Een belangrijke oorzaak van de stress bij leerlingen is de drang om goede cijfers te
halen. Sommige leerlingen proberen te stress te verminderen door niet te gaan leren, maar anderen
doen dit door juist te gaan leren en zich goed voor te bereiden op de toets. De motivatie van
Pagina 25 van 89
leerlingen heeft een aanzienlijke samenhang met het emotionele geheugen en de afhankelijkheid
van stress.
De werking van stress op het geheugen verschilt bij mannen en vrouwen. Dit is de conclusie uit een
onderzoek van Sandra Cornelisse van het UMC Utrecht. Het emotionele geheugen bij mannen
verbetert door stress. Een stressvolle belevenis heeft bij vrouwen geen invloed op het geheugen. Het
stresshormoon cortisol speelt een grote rol bij de prestaties van het geheugen. Een stijging van de
cortisolconcentratie verbetert het geheugen. Tijdens het onderzoek steeg de cortisolconcentratie bij
mannen die een stressvolle taak kregen. Bij vrouwen die eenzelfde taak kregen steeg deze
concentratie minder.
Er bestaan echter twijfels of een emotioneel geheugen wel echt bestaat. Emoties kunnen ook een
onderdeel van de declaratieve en niet-declaratieve geheugensystemen zijn. Er kunnen bij bepaalde
herinneringen ook gewoon emotionele gevoelens en ervaringen vrijkomen, deze vormen een
onderdeel van het declaratieve geheugen. Gebeurtenissen kunnen beter worden opgeslagen in het
langetermijngeheugen door emoties. Dit kan echter ook onbewust gebeuren in het niet-declaratieve
geheugensysteem. Een voorbeeld hiervan is vreesconditionering. Een onbewuste schrikreactie kan
intensiveren door aangeleerde angst.
Informatie opslag[9]
Wanneer we kijken naar hoe het opslaan van informatie verloopt op celniveau, dan heeft dit alles te
maken met neuronen. We hebben het al uitgebreid over neuronen gehad in Hoofdstuk 3.1.2
Neuronen. We zagen hier dat de uitlopers van neuronen zich aan elkaar verbonden en zo een groot
netwerk vormden.
Het opslaan van informatie begint bij de zintuigen en dus de sensorische neuronen. De combinatie
van de prikkels wordt geregistreerd in het sensorische geheugen en na een paar seconden gaat de
binnengekomen informatie door naar het kortetermijngeheugen. Belangrijke zaken worden
uiteindelijk opgeslagen in langetermijngeheugen, dit gebeurt vooral wanneer er een herhaling is van
dezelfde soort informatie. Toch verklaard deze theorie niet precies hoe informatie nou wordt
opgeslagen in de hersenen.
Uiteindelijk berusten alle geestelijke processen op het activeren van bepaalde neuronen, die met
elkaar in verbinding staan. Al tijdens de zwangerschap wordt er in het embryo een begin gemaakt
met de verbindingen tussen neuronen, zodat het kind na de geboorte al in staat is om een aantal
basisfuncties uit te voeren. Na de geboorte gaat het maken van verbindingen tussen de neuronen
door, waardoor een complex netwerk ontstaat tussen miljarden neuronen. Om een moeilijke taak uit
te voeren zijn er dan ook grote verbonden groepen neuronen nodig, de zogenaamde
gespecialiseerde gebieden. Het gevormde netwerk ligt niet vast en kan dus voortdurend veranderen,
wat afhankelijk is van de ervaringen die men leert. Anders dan bij gewone cellen delen neuronen na
de geboorte niet meer en vormen dus geen nieuwe cellen meer. Door de aanwezige overcapaciteit
van de neuronen vormt dit (meestal) geen probleem. Neuronen sterven wel af in loop der jaren,
hierdoor krimpt het aantal neuronen dus naarmate je ouder wordt. Vlak na de geboorte is de
mogelijkheid tot veranderen van alle verbindingen dus het grootst, maar dit vermogen neemt op
volwassen leeftijd langzaam af (Pragt, 2015).
Pagina 26 van 89
Elke keer wanneer we iets nieuws beleven, iets ophalen uit ons geheugen of wanneer we een nieuw
idee hebben, maken we nieuwe verbindingen tussen de neuronen in onze hersenen. Dus het vormen
van verbindingen tussen neuronen vormen uiteindelijk onze herinneringen en ons verstand.
Het hierboven vermelde proces is nog steeds redelijk oppervlakkig beschreven. Op celniveau zorgen
neurotransmitters ervoor dat impulsen worden overgedragen van zenuwcel A naar zenuwcel B (zie
hiervoor ook Hoofdstuk 3.1.2 Neuronen). Er bestaat echter niet één type neurotransmitters, er zijn
verschillende soorten. In de zenuwcellen van de hippocampus, deze wordt verderop behandeld, is de
stof glutamaat de neurotransmitter. Glutamaat is één van de belangrijkste
(exciterende/stimulerende) neurotransmitters in het zenuwstelsel. Deze neurotransmitter hecht zich
aan de NMDA en niet-NMDA receptor van zenuwcel B. De NMDA-receptor heeft als taak om
calciumionen de cel in te laten. Voor een gedetailleerde weergave zie: Hoofdstuk 3.1.2 Neuronen,
FIGUUR 8 – SYNAPS . De NMDA-receptoren kunnen worden gezien als ionkanalen. Glutamaat activeert
deze ionkanalen. Deze receptoren bevinden zich op het presynaptische membraan van B. Bepaalde
ionen worden de cel in en andere de cel uitgelaten door de NMDA receptor. Hierdoor vindt er een
gering depolarisatie plaats, het membraanpotentiaal van de cel verandert. Dit is een elektrische
spanning die staat over een celmembraan. Overschrijdt deze depolarisatie een bepaalde
drempelwaarde, dan zal B net als A ook impulsen gaan sturen. A en B moeten kort na elkaar
geactiveerd zijn waardoor de ionen binnen kunnen worden geleidt via de NMDA receptor. Deze
ionen zijn Ca2+-ionen die ervoor zorgen dat bepaalde enzymen worden geactiveerd. Deze enzymen
bouwen receptoren zo om dat ze eerder reageren op het glutamaat van A. Hierna stuurt B met
behulp van stikstofmonoxide een signaal, om meer glutamaat te produceren, naar A. De synaps is
dus aan zowel de kant van A als aan de kant van B sterker geworden, waardoor er een snellere
boodschap van A naar B kan plaatsvinden. [33]
Hippocampus
In de hersenen vindt het opslagproces plaats waarbij synaptische verbindingen versterkt worden.
Wat precies de rol van de hippocampus is was nog vrij onduidelijk tot de komst van ‘patiënt H.M’. Dit
was een man die last had van een ernstige vorm van epilepsie. Zijn arts nam het besluit om de
epilepsie proberen te genezen door een groot deel van zijn hippocampus te laten verwijderen. Het
doel was bereikt, de epilepsie was namelijk gestopt. H.M. ondervond echter nu andere problemen.
Hij herinnerde zich namelijk niks meer van de periode voorafgaand aan de operatie, maar eerder
plaatsgevonden gebeurtenissen wist hij nog wel. Verder kon hij ook geen informatie meer opslaan in
het expliciete geheugen (waarbij je je bewust bent van de opgeslagen kennis), maar wel in zijn
impliciete (waarbij je je niet bewust bent van de opgeslagen kennis).
Dankzij patiënt H.M. werden de belangrijke taken van de hippocampus duidelijk. De hippocampus is
belangrijk bij de opslag van nieuwe informatie naar het declaratieve geheugen. Wordt nieuwe
informatie voortdurend herhaald, dan zullen daar de synaptische verbindingen sterker worden. [33]
Amygdala
De amygdala (zie: FIGUUR 15 - DE PLAATS VAN DE AMYGDALA IN DE
HERSENEN ) is verantwoordelijk voor het leggen van verbanden tussen
van de zintuigen afkomstige informatie en het koppelen van een
emotie aan deze informatie. De amygdala ligt in de temporaalkwab
in de hersenen. De hippocampus en de amygdala werken sterk
FIGUUR 15 – DE PLAATS VAN
DE AMYGDALA IN DE
HERSENEN
Pagina 27 van 89
samen aan de lange termijn opslag. De amygdala is echter meer verantwoordelijk voor het verbinden
van een emotie aan deze nieuwe informatie. Is de situatie onbekend, dan is het de taak van het
individu om te bepalen welke reactie de meest zinvolle is. Het individu kan in een later voorkomende
zelfde soort situatie waarschijnlijk sneller en beter reageren doordat er aan de eerder gebeurde
situatie een emotionele waardering wordt gegeven waarna deze in het geheugen wordt
vastgelegd.[33]
Pagina 28 van 89
3.2 Dementie
Dementie is zoals vaak wordt gedacht niet één ziekte, maar een verzamelnaam voor verschillende
ziekten. Dementie is een verzameling van ziekten die de hersenen schade toebrengen. Deze
hersenaandoeningen zorgen ervoor dat het gehele verstandelijk functioneren achteruit gaat, vooral
de verwerking van inkomende en de al opgeslagen informatie wordt verstoord. Door deze
verstoringen gaat het verstandelijk, maar ook het fysiek functioneren steeds verder achteruit,
waardoor normaal leven niet meer mogelijk is. Zoals al eerder verteld is ‘het vergeten’ de normaalste
zaak van de wereld. Echter, het vergeten bij dementie heeft een andere oorzaak en gaat veel sneller.
Welke oorzaken hiervoor zorgen is per vorm van dementie verschillend (zie hiervoor Hoofdstuk 3.2.1
[2]
Vormen van dementie).
Het meest opvallende aan dementie is het extreme geheugenverlies. Vooral het vergeten van dingen
die kortgeleden gebeurd of gezegd zijn. Niet alleen details worden vergeten, maar ook hele
gebeurtenissen. Wat ook veel voorkomt bij dementerenden is het gedesoriënteerd zijn in tijd, plaats
en persoon. Zo kan een dementerende zich bijvoorbeeld niet meer herinneren welke dag, maand of
jaar het is. Ook kunnen mensen vergeten waar ze wonen en kunnen ze gaan dwalen. Verder kan het
dag- en nachtritme wegraken. Al deze gevolgen van dementie kunnen voor de mantelzorger veel
problemen opleveren. Het naarste gevolg voor de omgeving is het niet meer herkennen van
personen, je bent zo je dementerende opa, oma of welke naaste dan ook, al een beetje kwijt.
Daarnaast zijn er vaak problemen met het uitvoeren van (alledaagse) handelingen zoals aankleden,
koken en dergelijk. Als laatste kan een dementerende veranderen van persoonlijkheid en kunnen zo
zijn waarden en normen veranderen. Zo kunnen sommige mensen heel boos of bot reageren. Of
nemen zij de normale omgangsregels niet meer in acht. Dementerenden kunnen dan ook gaan
schelden of vloeken.[3]
Er bestaan verschillende stadia van dementie. Iedereen ervaart dementie op zijn of haar eigen
manier, maar door de verschillende fasen te begrijpen zijn de veranderingen van de dementerende
op geestelijk en lichamelijk gebied beter te begrijpen. Hierbij moet gezegd worden dat niet elke
eigenschap van een specifieke fase te herkennen is bij alle vormen van dementie. De fasen zijn[34]:
 Fase 1 – Voorstadium dementie
a. Vergeetachtigheid (op klein niveau, niet meer op een woord kunnen komen
of een naam vergeten)
b. Kortetermijngeheugen gaat achteruit
c. Problemen met dagelijkse handelingen (dit heet apraxie)
d. Kwijtraken van spullen
e. Vermogen voor planning en organisatie neemt af
f. Terugtrekken uit het sociale leven
g. Depressieve symptomen

Fase 2 – Beginstadium dementie
a. Vergeetachtigheid (op groter niveau, vergeten van nieuwe informatie:
kortetermijngeheugen, ook vergeten waar je spullen hebt neergelegd en het
herkennen van voorwerpen, geluiden, geuren: agnosie)
Pagina 29 van 89
b. Taalproblemen (sociaal communicatieve vaardigheden lopen achteruit,
doordat een gesprek voeren lastig wordt, dit heet afasie)
c. Vermogen voor planning en organisatie neemt nog verder af
d. Het gedrag en karakter veranderen
e. Visuele problemen
f. Onrust (hierdoor ontstaan slaapproblemen)
g. Moeite met nieuwe dingen leren (lange- en kortetermijngeheugen)
h. Hoofdrekenen wordt steeds lastiger (waardoor geldproblemen kunnen
ontstaan)
i. Terugtrekken uit het sociale leven
j. Beoordelen van dingen wordt moeilijker

Fase 3 – Midden stadium dementie
Matige dementie
a. Er is steun nodig bij dagelijkse verzorging (apraxie)
b. Er is steun nodig bij het houden van een dag- en nachtritme
c. Belangrijke gebeurtenissen uit het leven worden vergeten
d. Vergeten van huidig woonadres of in welk jaar we leven (hierbij zijn
wel ‘opleefmomenten’ waarbij je wel het goede adres kunt
opnoemen: langetermijngeheugen)
e. Ook andere symptomen uit het beginstadium zijn waar te nemen
Matige tot ernstige dementie
a. Verstoring van slaap- en waakpatroon
b. Er is nog meer steun nodig bij dagelijkse verzorging en er is hulp
nodig bij toiletgebruik (apraxie).
c. Incontinent worden
d. Gedragsproblemen worden groter
e. Rondzwerven en verdwalen
f. Lopen wordt steeds lastiger
g. Ook andere symptomen uit het beginstadium en midden stadium
(matige dementie) zijn waar te nemen

Fase 4 – Eindstadium dementie
a. Zelfstandig zitten en lopen lukt niet meer
b. Reflexen veranderen
c. Ook andere symptomen uit het beginstadium en midden stadium zijn waar te
nemen
d. Overlijden
Pagina 30 van 89
Bij de volgende cirkels wordt kort en duidelijk uitgelegd welke invloed dementie (over het algemeen)
heeft op het geheugen. Verder geven deze cirkels de belevingswereld van de dementerende in het
kort weer.
Dementie cirkel 1
Het geheugen kan worden gezien als een doorsnede
van een boomstam. Hoe ouder we worden hoe meer
informatie we hebben opgeslagen en hoe dikker
onze boom wordt. Als baby draait alles om de ‘ik’.
Naarmate we ouder worden komen er steeds meer
mensen, situaties, vaardigheden en dus
herinneringen bij.
FIGUUR 16 – DEMENTIE CIRKEL 1
Dementie cirkel 2
Bij dementie verdwijnen op willekeurige plaatsen
stukken uit deze doorsnede; er ontstaan dus happen
uit het geheugen. Waar deze happen zich bevinden
in het geheugen verschilt per persoon, maar verschilt
ook bij de dementerende zelf per moment of dag.
Met name de buitenste schillen waar de meest
recente herinneringen en vaardigheden in
opgeborgen liggen, vallen weg. Een gesprek kunnen
voeren met iemand met dementie lukt daarom veel
beter met informatie uit het verleden.
FIGUUR 17 – DEMENTIE CIRKEL 2
Dementie cirkel 3
Mensen met dementie proberen vanuit deze
verdwenen happen uit het geheugen een nieuw
geheel te maken. Heden en verleden gaan door
elkaar lopen om een ‘kloppend’ geheel te krijgen.
Dit gebeurt op onbewust niveau om grip te krijgen
op de “realiteit”. Dit wordt voor de persoon met
dementie de nieuwe werkelijkheid. Dat hebben
omstanders te respecteren, omdat de
dementerende niet anders weet.
FIGUUR 18 – DEMENTIE CIRKEL 3
Pagina 31 van 89
Waarom sommige mensen nou wel en sommige mensen geen dementie krijgen is nog niet echt
[35]
bekend. Wel zijn er bepaalde algemene risicofactoren aan te wijzen, namelijk:
 te weinig prikkels voor de hersenen. Eenzijdige activering zoals gaan puzzelen heeft geen
aantoonbaar effect op voorkoming;
 mensen die roken hebben 50% meer kans op het ontstaan van dementie dan niet-rokers;
 te weinig bewegen, minder dan 5 x in de week 30 min;
 een hoge bloeddruk. Dit geeft schade aan hart- en bloedvaten, dus ook de vaten in het
hoofd;
 diabetes door beschadiging van de kleine bloedvaten;
 overgewicht waardoor het vet neerslaat in de bloedvaten waardoor er minder doorstroming
is van bloed en zuurstof.
Gemiddeld krijgen mensen die de belangrijkste risicofactoren vermijden tot zo’n 5 jaar later
dementie. In Hoofdstuk 3.2.1 Vormen van dementie gaan we dieper in op de mogelijke oorzaken per
vorm.
Pagina 32 van 89
3.2.1 Vormen van dementie
Dementie kent vele vormen. Wij hebben een selectie gemaakt van de belangrijkste en meest
voorkomende vormen van dementie, namelijk:
 De ziekte van Alzheimer
 Parkinson
 Lewy Body dementie
 Frontotemporale dementie
 Vasculaire dementie
 Korsakov syndroom
 Creutzfeldt- Jakob
We behandelen elke vorm in een vaste volgorde. We bespreken eerst de oorzaken van de specifieke
vorm en daarna bespreken we de symptomen van de vorm. Ook bespreken we mogelijke
behandelingen. In Hoofdstuk 3.2.3 Therapieën en genezing worden behandelingen en therapieën
genoemd om de algemene klachten van dementie tegen te gaan.
De ziekte van Alzheimer[36,37,38]
De ziekt van Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie. Ongeveer zeventig procent
van alle dementiepatiënten lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Zoals al eerder verteld wordt de
benaming ‘alzheimer’ te vaak gebruikt als de benaming ‘dementie’. Dit kan verwarrend
zijn. Alzheimer is namelijk één van de verschillende vormen van dementie. Oftewel: dementie is een
symptoom bij de ziekte van Alzheimer, maar niet iedereen met dementie heeft de ziekte
van Alzheimer. Het ziekteverloop is per persoon verschillend.
Symptomen
De ziekte van Alzheimer wordt gekenmerkt door een steeds verergerende achteruitgang van de
cognitieve functies. De ziekte begint met licht geheugenverlies en een verminderend
reactievermogen als gevolg van een verminderende hersenactiviteit. De patiënt slaat geen nieuwe
informatie meer op. Hij of zij stelt bijvoorbeeld vaak dezelfde vraag. Informatie die al langer in het
geheugen zit, is echter nog wel intact. Maar wanneer de ziekte verergert, zal de patiënt ook
stoornissen ervaren in het langetermijngeheugen. Ook zal de patiënt problemen ondervinden met
lezen, praten, schrijven en rekenen. Het wordt voor de patiënt verder steeds moeilijker om
zelfstandig te handelen en eigen initiatief te nemen. Er zullen verder stoornissen plaatsvinden in de
oriëntatie in zowel plaats en tijd.
Een ander symptoom van de ziekte van Alzheimer is afasie. De patiënt heeft last van taalstoornissen,
zoals het vinden van de juiste woorden, en heeft moeite met het begrijpen van taal. Hiernaast heeft
de patiënt te kampen met apraxie. Hij of zij heeft moeite met het uitvoeren van dagelijkse
handelingen zoals persoonlijke hygiëne. De handelingen die uitgevoerd moeten worden, worden
meestal in de verkeerde volgorde gedaan. De patiënt zal verder tekenen van apathie vertonen. De
patiënt wordt onverschilliger, heeft minder interesse in de omgeving, verzorgt zichzelf minder, trekt
zich terug en neemt minder initiatief.
De geheugenstoornissen kunnen ervoor zorgen dat de patiënt achterdochtig wordt. Omstreeks de
helft van alle alzheimerpatiënten heeft te kampen met wanen. Ze zien dingen die er niet zijn en ze
zijn er van overtuigt dat deze dingen er echt zijn. Deze wanen hebben vaak een achterdochtige tint.
De patiënt denkt bijvoorbeeld dat de verzorger van hem of haar heeft gestolen, terwijl dit helemaal
Pagina 33 van 89
niet waar is.
Oorzaken
De over het algemeen meest geaccepteerde oorzaak van de ziekte van Alzheimer (dit is echter nog
niet bewezen) heeft te maken met bepaalde eiwitten in de hersenen. Er zijn afwijkingen gevonden in
de hersenen van alzheimerpatiënten die ook bij sommige mensen zonde dementie te zien zijn. Dit
zijn de zogenaamde plaques en tangles. Dit zijn eiwitten die in de hersenen ophopen tussen de
hersencellen of tussen de wanden van hersenbloedvaten. Hierdoor wordt de communicatie tussen
zenuwcellen bemoeilijkt en dit heeft een negatief effect op het denken en vooral ook het geheugen
van de patiënt. De zenuwcellen sterven door deze eiwitten af. Het is nog niet zeker of deze eiwitten
de oorzaak zijn van de ziekte van Alzheimer, wel is het zeker dat deze eiwitten een risicofactor
vormen samen met andere factoren zoals een hoog cholesterolgehalte en een hoge
bloeddruk. Amyloïde plaques en neurofibrillaire tangles zijn onderdeel van de aantasting van de
zenuwcellen bij Alzheimer. Amyloïde plaques nestelen zich tussen overgebleven zenuwcellen. Het
zijn namelijk zelf abnormale groepen van dode en stervende zenuwcellen, andere hersencellen
en amyloïd-eiwitfragmenten. Normaal gesproken worden deze afgebroken en vervolgens verwijderd.
Tangles zijn opeenhopingen van gedraaide eiwitfragmenten in de zenuwcellen. Tau-eiwitten zijn de
belangrijkste eiwit-bestandsdelen van een tangle. Normaal gesproken helpt een tau-eiwit bij de
handhaving van de interne structuur van de cel.
Behandeling
De ziekte van Alzheimer behoort helaas tot de lijst met ongeneeslijke ziektes. Het leven van een
alzheimerpatiënt kan wel lichtelijk verlicht worden met behulp van therapieën en bepaalde
medicijnen. Deze medicijnen worden vaak toegeschreven aan patiënten die in het beginstadium van
de ziekte van Alzheimer zitten. Deze medicijnen zouden namelijk een remmende werking op de
ziekte hebben. Artsen discussiëren hier echter over. De remmende werking op de ziekte zou namelijk
niet opwegen tegen de bijwerkingen van de medicijnen.
De therapie voor patiënten met de ziekte van Alzheimer is grotendeels gericht op de begeleiding en
zorg van deze patiënten. Het belangrijkste doel van de therapie is het vinden van de situatie waarin
de patiënt zich het meest veilig en comfortabel voelt. Een ander doel hierbij is het zo lang mogelijk
thuis ondersteunen van de patiënt. De patiënten blijken opmerkelijk vaak met hulp voor lange tijd te
kunnen functioneren. Verpleeghuizen geven steeds vaker deze ondersteuning. Hier worden de
patiënten uiteindelijk ook in opgenomen wanneer dit noodzakelijk is. De aanwezigheid van kinderen
zorgt voor een prikkelende werking op ouderen, zoals uit onderzoek is gebleken, dus nodigen
verzorgingshuizen steeds vaker kleuters uit om deel te nemen aan activiteiten met demente
ouderen.
Parkinson[39,40,41,42,43,44]
De ziekte van Parkinson is een zeer complexe ziekte aan de hersenen. Iemand die Parkinson heeft,
heeft vaak veel verschillende klachten en er zijn dus ook veel verschillende symptomen. Hierdoor is
het behandelen van de ziekte lastig.
Oorzaken
Bepaalde zenuwcellen in de hersenen sterven langzaam af bij de ziekte van Parkinson. Deze cellen,
van de substantia nigra (kern van de middenhersenen), produceren dopamine, dit is een stof die
Pagina 34 van 89
ervoor zorgt dat zenuwimpulsen van de ene naar de andere zenuw worden overgedragen. Het is dus
een neurotransmitter. Hierdoor kun je spierbewegingen goed uitvoeren en heb je controle over deze
spierbewegingen (zie: FIGUUR 19 ).
Het is nog onbekend wat de precieze oorzaak is van de ziekte van Parkinson. Er wordt wel onderzoek
gedaan naar mogelijke oorzaken. Erfelijkheid is er daar één van. Er zijn tegenwoordig zes genen
bekend waarvan wordt vermoed dat zij de ziekte van Parkinson veroorzaken. Verder zijn er ook
genen bekend die ervoor zorgen dat iemands kans op het krijgen van Parkinson, sterk toeneemt. Ook
kan iemand de ziekte van Parkinson krijgen door vergiftiging. Mensen die werken met zware metalen
hebben een verhoogde kans om Parkinson te krijgen. Zo wordt vermoedt dat chemische
bestrijdingsmiddelen, gebruikt in bepaalde agrarische gebieden, pcb’s (polychloorbifenylen),
voorkomend in bepaalde soorten bouwmaterialen, oliën, plastics en bestrijdingsmiddelen die chloor
bevatten en organische oplosmiddelen een verhoogde kans op Parkinson geven. Veroudering wordt
ook gezien als een mogelijke oorzaak. Naarmate iemand ouder wordt, verhoogt zijn kans om de
ziekte van Parkinson te krijgen ook. Gemiddeld 3 op de 1000 mensen heeft Parkinson, bij
zeventigplussers is dit 20 op de 1000. [44]
FIGUUR 17 – BOVEN: NORMAAL WERKENDE
SUBSTANTIA NIGRA
ONDER: SUBSTANTIA NIGRA VAN IEMAND
MET PARKINSON
Symptomen
Aangezien dopamine verantwoordelijk is voor het goed kunnen uitvoeren van spierbewegingen en
de controle over de spierbewegingen, is het logisch dat iemand met Parkinson klachten heeft op het
gebied van motoriek. Cellen die de dopamine produceren sterven bij Parkinson namelijk langzaam af.
Er zijn echter op nog meer gebieden symptomen van de ziekte van Parkinson. Een van deze
symptomen is Lewy body-dementie, hier wordt later op in gegaan.
Op motorisch gebied beweegt de patiënt langzaam en weinig, trilt hij of zij veel en loop hij
voorovergebogen. Dit zijn de meest voorkomende symptomen van de ziekte van Parkinson. Verder
heeft de patiënt last van stijve spieren, een slechtere balans, een afwijkend looppatroon en moeite
met slikken en spreken. Het uitvoeren van bewegingen waarbij veel verschillende spier bij betrokken
zijn als schrijven en het maken van bepaalde gezichtsuitdrukkingen zijn niet meer goed mogelijk.
Mensen met Parkinson schrijven vaak klein en kriebelig en hebben vaak een uitdrukkingsloos gezicht,
ook wel een ‘maskergezicht’ genoemd.
In het lichaam van iemand die aan de ziekte van Parkinson leidt, ontstaan ook problemen met een
aantal automatische functies van het lichaam. Zo heeft een patiënt last van acne door een
Pagina 35 van 89
overmatige talgproductie. Verder heeft de patiënt te kampen met een verhoogde speekselvloed en
overmatige transpiratie. Obstipatie, beter bekend als verstopping, is een voorkomend symptoom bij
de ziekte van Parkinson. De patiënt moet minder vaak dan gewend naar het toilet en de ontlasting is
harder dan normaal. De patiënt kan bovendien incontinent voor urine worden. Hij of zij plast op
willekeurige momenten en kan hier niets aan doen.
De ziekte van Parkinson kent ook symptomen op psychisch gebied. De patiënt heeft onder andere
last van vermoeidheid en concentratieproblemen. Wat vooral een vervelend symptoom is, is het
voorkomen van psychoses. Psychoses zijn verstoringen in iemands waarnemingen. Een patiënt
beweert bijvoorbeeld dat hij stemmen hoort. Ook kan de patiënt zeer argwanend en paranoïde
worden. Er kunnen tevens zintuiglijke problemen ontstaan, het reukvermogen kan bijvoorbeeld
verminderen.
Behandeling
Er is helaas nog geen genezing gevonden voor de ziekte van Parkinson. Het behandelen van de
patiënten heeft als enige doel om de klachten te verminderen. Dit gebeurt op verschillende
manieren. Wanneer bij iemand de diagnose ‘Parkinson’ is gesteld, kunnen medicijnen die het tekort
aan dopamine opvullen voorgeschreven worden. Ook kunnen er medicijnen worden voorgeschreven
die de cellen activeren die normaal door dopamine worden geactiveerd. Er wordt pas begonnen met
behandeling door middel van medicijnen wanneer de symptomen te erg worden en dagelijkse
bezigheden hierdoor met moeite kunnen worden uitgevoerd.
Fysiotherapie kan een belangrijke rol spelen in de behandeling van Parkinson. Door het uivoeren van
oefeningen kan een patiënt bewegingen als opstaan, omdraaien in bed en zelfs lopen langer
uitvoeren. Het gebruik van medicijnen kan hierdoor worden uitgesteld. Tevens kan er een logopedist
worden ingeschakeld om de patiënt te helpen met oefeningen voor de spraak.
Een andere, zeer ingrijpende maatregel is een Deep Brain Simulation (DBS). Dit gebeurt met een
operatie. Er worden tijdens een dergelijke operatie elektroden in de hersenen geplaatst. Deze
elektroden worden geplaatst op de punten waarvan bekend is dat ze bij Parkinson stramheid en
bewegingsproblemen kunnen veroorzaken. De elektroden worden aangesloten op een onderhuidse
simulator die werking heeft die te vergelijken is met een pacemaker voor het hart. Er worden
hersencellen geactiveerd doordat er elektrische impulsen naar deze hersencellen worden gestuurd.
De symptomen en klachten van de ziekte van Parkinson kunnen op deze manier verminderen.
Lewy Body dementie[45,46,47,48]
Eerder werd er gedacht dat Lewy body dementie een van de zeldzaamste vorm van dementie was.
De afgelopen jaren is echter duidelijker geworden dat het vaker voorkomt dan men dacht. Volgens
schattingen is Lewy body dementie op dit moment de derde of tweede meest voorkomende vorm
van dementie. Op nummer één staat de ziekte van Alzheimer. Er zijn op dit moment ongeveer tussen
de 27.000 en 54.000 patiënten met Lewy body dementie in Nederland. Het is echter lastig om een
goede diagnose te stellen.
Pagina 36 van 89
Symptomen
Een ‘Lewy body’-patiënt heeft last van ongeveer dezelfde symptomen als een patiënt van de ziekte
van Parkinson. De patiënt heeft last van trillingen, stijfheid, beweegt langzaam, heeft een gebogen
structuur en loopt op een vreemde manier. De mate waarin deze symptomen optreden verschillen
echter sterk. ’s Ochtends kan het bijvoorbeeld zijn dat de patiënt heel stijf loopt en telkens korte
pasjes zet, terwijl deze ’s avonds normaal loopt.
Verder heeft een patiënt vooral in het beginstadium te kampen met lichte dementering. Deze lichte
dementering is te merken in de vorm van stoornissen in de aandacht en problemen met het
benoemen van bepaalde personen of spullen. Ook is er sprake van sterke wisselingen in de mate van
alertheid en verwardheid, want het ene moment kan de patiënt bijvoorbeeld niet aanspreekbaar zijn
en het andere moment is deze patiënt gewoon weer helder.
Zeventig procent van de patiënten heeft in het beginstadium naast de eerder genoemde symptomen
ook last van visuele hallucinaties. Ze zien dingen er helemaal niet zijn. De patiënt kan bijvoorbeeld
compleet in paniek raken omdat hij of zij denkt een inbreker te zien, terwijl de verzorger of de
familieleden die inbreker niet zien. Naast deze hallucinaties heeft de patiënt last van wanen, apathie
(weinig tot geen vertoning van emotie, motivatie en enthousiasme) en depressiviteit. Ter bestrijding
van deze symptomen en de hallucinaties wordt een patiënt meestal antipsychotica voorgeschreven.
Patiënten met Lewy body dementie zijn echter vaak overgevoelig voor de bijwerkingen en hebben
last van een schommelende bloeddruk, bewegingsstoornissen en een bewustzijnsverlaging. Hierom
wordt vermeden om deze medicatie te gebruiken.
Oorzaken
Er is nog maar heel weinig bekend over de oorzaken van Lewy body dementie. Wel is bekend dat er
in de hersenen van patiënten met Lewy body dementie zenuwcellen zijn met ‘Lewy bodies’. Dit zijn
abnormale beschermende lagen van eiwithoudend materiaal. Er wordt vermoed dat deze eiwitten
worden afgegeven wanneer een hersencel in gevaar is doordat er bijvoorbeeld een giftige stof in de
buurt is. Deze Lewy bodies komen ook voor in de hersenen van Alzheimer- en Parkinson patiënten.
Dit is een verklaring waarom Lewy body dementie lijkt op de ziekte van Alzheimer en Parkinson (zie:
FIGUUR 20 ).
FIGUUR 18 – AANWEZIGHEID V AN LEWY BODIES (GROENE DEELTJES
IN DE HERSENSCHORS ) BIJ EEN PATIËNT MET PARKINSON (LI NKS) EN
EEN PATIËNT MET LEWY BODY DEMENTIE (RECHTS)
Omdat er nog geen duidelijke oorzaken zijn van Lewy body dementie wordt hier veel onderzoek naar
gedaan. Er wordt bijvoorbeeld onderzocht wat de rol van erfelijkheid is. Want dat de ziekte erfelijk is,
Pagina 37 van 89
is bijna wel zeker. In bepaalde families is zowel de ziekte van Parkinson en Lewy body dementie vaker
voorkomend dan in andere families.
Behandeling
Helaas is ook deze vorm van dementie niet te genezen. Om het ziekteverloop te vertragen en, zoals
eerder is gezegd, depressiviteit en hallucinaties te bestrijden kunnen er medicijnen worden
voorgeschreven. Dit gebeurt echter niet gemakkelijk. Zoals eerder is gezegd zorgt de antipsychotica
voor bijwerkingen omdat de patiënten met Lewy body dementie hier gevoelig voor zijn. Verder is het
lastig om de juiste dosering van de medicijnen te bepalen en dan vooral in het begin van het
ziekteverloop. Dit komt doordat de symptomen het ene moment sterker aanwezig zijn dan het
andere.
Frontotemporale dementie[49]
Een vorm van dementie die voornamelijk voorkomt bij relatief jonge mensen is frontotemporale
dementie (FTD). Bij deze vorm van dementie treden veranderingen op in persoonlijkheid en gedrag.
Ook kunnen er stoornissen optreden in taal en spraak en na langere tijd ook in het denkvermogen.
Oorzaak
FTD wordt veroorzaakt door het afsterven van hersencellen in de frontaalkwab (gedragsgebied)
en/of de temporaalkwab (taalgebied). In 20% van de gevallen zorgt een genetische mutatie voor het
ontstaan van FTD. Er zijn drie genmutaties bekend die FTD kunnen veroorzaken.
De eerste genmutatie is een mutatie in MAPT. Uit dit gen ontstaat het tau-eiwit, wat een belangrijke
bouwsteen is van het ‘skelet’ van een zenuwcel. Het skelet van de zenuwcel zorgt ervoor dat de
hersencellen stabiel gehouden worden en dat alles in de hersencel op zijn plek blijft. Bij patiënten
met deze genmutaties ontstaan ophopingen van tau-eiwit in de hersencellen. Hoe het komt, dat deze
ophoping de hersencellen in de frontale en temporale hersenkwabben aantast, is nog onbekend.
De tweede genmutatie is in het progranulinegen wat het eiwit progranuline maakt. Dit eiwit heeft
verschillende functies. Hersencellen sterven af bij een tekort aan progranuline. Als er een mutatie
optreedt in het progranulinegen, ontstaat er een tekort aan progranuline (doordat er dan minder van
dit eiwit aangemaakt wordt). Vervolgens sterven de hersencellen in de frontale en temporale
hersenkwabben. Dit veroorzaakt FTD.
De laatste genmutatie waarover relatief veel bekend is en die ook FTD kan veroorzaken, is in het
C9orf72 gen. Van deze drie genmutaties komt deze mutatie het vaakst voor als veroorzaker van FTD.
Een mutatie in dit gen gaat vaak samen met ophoping van het TDP-43 eiwit.
Er zijn ook andere genetische mutaties die FTD kunnen veroorzaken, waaronder het ophopen van het
FUS-eiwit, maar hierover is nog heel weinig bekend, aangezien het recent ontdekt is. Waarom FTD
alleen de frontale en temporale hersengebieden aantast en de achterste hersengebieden niet is
vooralsnog onbekend.
Symptomen
De symptomen van FTD zijn verschillend en afhankelijk van welk deel van de hersenen beschadigd is.
Over het algemeen verandert het gedrag van de patiënt geleidelijk, maar dit is lang niet altijd het
geval. Het kan ook zijn dat de taalvaardigheid als eerste aangetast wordt, de spreekvaardigheid
minder wordt en patiënten niet weten welke woorden ze moeten gebruiken. Dit heet primair
progressieve afasie. Het verschil met andere vormen van dementie is dat niet eerst het geheugen
wordt aangetast, zoals bij de meeste andere vormen het geval is, maar naarmate de ziekte vordert
Pagina 38 van 89
kunnen er wel dergelijke problemen optreden, zoals het niet meer kunnen herkennen van personen.
In het geval van gedrags- en karakterveranderingen zijn er een heleboel mogelijkheden. Zo kan de
patiënt zijn zelfstandigheid kwijtraken en zal hij vervolgens nog weinig uit zichzelf ondernemen. Ook
kan het gebeuren dat hij geen oog meer heeft voor zijn naasten of dat hij emotionele reacties heeft.
Daarnaast gaat de concentratie achteruit en kan een patiënt bepaalde uitdrukkingen of handelingen
standaard gaan gebruiken. Dit kunnen hele verschillende handelingen zijn. Sommige mensen kloppen
voortdurend op tafels en weer andere knikken de hele tijd met hun hoofd.
Behandeling
De symptomen die optreden bij FTD zijn te verminderen met behulp van medicatie. Ook helpt het als
de patiënt een duidelijke structuur en regelmaat in zijn dagindeling heeft. Verder zijn er algemene
behandelingen die bij meerdere vormen van dementie werken, maar die worden later behandeld.
Vasculaire dementie[50,51]
Van alle mensen met dementie in Nederland heeft ongeveer 15 procent vasculaire dementie en het
is daarmee de op één na meest voorkomende vorm van dementie. Vasculair betekent ‘wat
betrekking heeft op de (bloed)vaten’. Vasculaire dementie is lastig aan te tonen, doordat er vaak drie
maanden tijd zit tussen de oorzaak en de eerste symptomen.
Oorzaak
Om de oorzaak voor vasculaire dementie te vinden moet gekeken worden naar de voorgeschiedenis
van de patiënt. Hart- en vaatziekten, hartritmestoornissen, te hoog cholesterolgehalte en/of
bloeddruk, diabetes of andere aandoeningen aan de bloedvaten kunnen ‘helpen’ bij het veroorzaken
van vasculaire dementie. Een strategisch infarct kan de daadwerkelijke oorzaak zijn van vasculaire
dementie. Hierbij heeft de patiënt een beroerte gehad op een cruciale plaats in de hersenen,
waardoor het niet meer optimaal functioneert.
Een andere en zeldzame oorzaak is de ziekte van Binswanger. De witte stof onder de hersenschors
wordt aangetast bij deze ziekte en dit kan vasculaire dementie veroorzaken.
Vasculaire dementie kan ook veroorzaakt worden doordat het erfelijk is vastgelegd. In dit geval zijn
er lichte afwijkingen van de kleine bloedvaten in de hersenen.
Symptomen
De eerste symptomen van vasculaire dementie zijn trager handelen en trager spreken. De persoon
zelf verandert in de eerste fase nog niet. In de volgende fase kunnen deze symptomen erger worden
en komen er nieuwe symptomen. Dit zijn stemmingswisselingen, problemen met taal en spraak,
concentratieproblemen en spierzwakte. Later kan de patiënt ook last krijgen van geheugenverlies,
slikproblemen, oogproblemen, verliezen van het realiteitsbesef, hallucinaties, uitvalsverschijnselen,
incontinentie en ongepast gedrag, maar niet elke patiënt krijgt last van deze symptomen. Het
ziekteproces bij vasculaire dementie verloopt in vergelijking met andere vormen van dementie erg
snel en de patiënt gaat erg snel achteruit. Wel kan de patiënt heldere momenten hebben waarin het
lijkt alsof er niks aan de hand. Deze momenten komen ook voor in de latere stadia van de ziekte.
Behandeling
Er bestaat geen behandeling voor vasculaire dementie. Een aantal symptomen is wel te behandelen,
zoals hallucinaties en stemmingswisselingen. De achterliggende oorzaken, zoals hart- en vaatziekten
en een te hoog cholesterol, worden ook behandeld, zodat deze het proces niet versterken.
Pagina 39 van 89
[52,53,54,55]
Korsakov syndroom
Het syndroom van Korsakov is officieel geen vorm van dementie. De symptomen van het syndroom
van Korsakov lijken wel heel erg op die van dementie. Bij dementie worden zowel het lange- als
kortetermijngeheugen aangetast waardoor de patiënt bepaalde handelingen niet meer kan uitvoeren
en aanleren. Bij Korsakov is dit niet het geval. Er vindt alleen een geheugenstoornis, vooral in het
kortetermijngeheugen, plaats. De patiënt kan nog wel bepaalde handelingen uitvoeren.
Het syndroom van Korsakov komt, net als alcoholmisbruik, vaker voor bij mannen dan bij vrouwen.
De ziekte ontstaat tussen het 45e en 65e levensjaar, de meeste patiënten drinken dan al ongeveer
tussen de twintig en dertig jaar regelmatig veel alcohol.
Ziekte van Wernicke
De ziekte van Wernicke is een ziekte die vooraf gaat aan het syndroom van Korsakov. Een oorzaak
voor deze ziekte is een tekort aan vitamine B1 in het lichaam, hier wordt bij het kopje ‘Oorzaken’
verder op ingegaan. Deze aandoening kan rustig verlopen of het kan levensbedreigend zijn. Vaak
wordt deze ziekte niet bespeurd.
Een patiënt met de ziekte van Wernicke voelt zich doorgaans suf en verward, heeft last van
oogbewegings- en loopstoornissen en verstoring van fysieke processen. Door de verstoring van deze
processen kan de patiënt te kampen krijgen met bewustzijnsdaling wat uiteindelijk een coma tot
gevolg kan hebben. Ter behandeling van deze ziekte wordt zo snel mogelijk vitamine B1 toegediend
aan de patiënt. Na afloop van deze aandoening vinden geheugenstoornissen plaats: de patiënt heeft
het syndroom van Korsakov.
Symptomen en oorzaken
Het syndroom van Korsakov kent vele symptomen die vooral te maken hebben met het geheugen en
het gedrag van de patiënt. De ziekte van Korsakov heeft, net als de ziekte van Wernicke, een tekort
aan vitamine B1 als oorzaak. Vitamine B1, ook wel thiamine genoemd, zorgt onder andere dat het
geheugen en het zenuwstelsel goed functioneren. Een tekort aan vitamine B1 is te verwijten aan
langdurig en overmatig alcoholgebruik en een vitamine B1-arm dieet. Door langdurig alcoholmisbruik
kan de lever zo beschadigd raken dat deze geen vitamine B1 meer kan omzetten en opslaan. Verder
komt het syndroom van Korsakov ook voor bij personen met problemen aan de darmen. Bij hen
kunnen de darmen weinig tot geen vitamine B1 uit de voeding halen. Deze darmklachten kunnen ook
een gevolg zijn van het jarenlange alcoholmisbruik.
Patiënten die de diagnose ‘Korsakov’ hebben, hebben last van geheugenstoornissen. Ze kunnen
informatie niet alleen moeilijk opslaan, ze kunnen het ook moeilijk vasthouden en oproepen. Zeer
ouder herinneringen van de tijd voor de ziekte blijven vaak het best bewaard, maar gebeurtenissen
die tijdens de ziekte gebeuren kunnen de patiënten maar ongeveer vijf à tien minuten vasthouden
waarna deze verloren gaan. Ook hebben ze problemen met het plaatsen van de herinneringen in de
juiste tijd en plaats. Van iets van jaren geleden gebeurt is, kunnen ze denken dat het een paar
minuten geleden gebeurd is. Door deze geheugenstoornissen ontstaan natuurlijk veel gaten in het
geheugen van de patiënten. Ze hebben de neiging om deze gaten op te vullen met verzinsels en zijn
er ook heilig van overtuigd dat deze verzinsels waarheid zijn. Dit wordt confabuleren genoemd.
Een ander symptoom van de ziekte van Korsakov is gedragsstoornissen. De patiënten hebben moeite
met het uitstippelen van hun alledaagse bezigheden. Zonder motivatie liggen ze halve dagen in bed
of hangen ze maar de hele tijd een beetje rond zonder iets te doen. Als ze echter beginnen aan een
Pagina 40 van 89
simpele taak, bijvoorbeeld de vaatwasser uitpakken, mislukt die taak meestal. Deze mensen hebben
geen idee waarom de handeling die zij uitvoeren mislukt en geven anderen de schuld. Door het
mislukken van deze bezigheden vinden er karakterveranderingen plaats. De persoon gaat minder
moeite doen om ergens mee bezig te zijn omdat ze weten dat het toch gaat mislukken.
Het bewustzijn van plaats en tijd kan bij deze patiënten ook flink beschadigd zijn. Iemand kan denken
dat het avond is terwijl het net ochtend is geworden. Een gebrek aan persoonlijk onderhoud en
persoonlijke hygiëne kan hierdoor op de loer liggen. Het herkennen van andere mensen wordt in
principe niet slechter, maar dit kan gaandeweg wel verslechteren.
Invloed op de hersenen
Alcohol heeft heel veel invloed op de hersenen en is zelfs schadelijk. Door alcohol raken de
hersencellen verdoofd en vertraagt de communicatie tussen neuronen in de hersenen. Op zowel
korte als op langere termijn zullen hersencellen door overmatig alcoholgebruik verloren gaan (zie:
FIGUUR 21 –INV LOED A LCOHOL OP HERSENEN ).
De frontale cortex gaat over zelfcontrole, sociaal functioneren, doelgericht handelen, redeneren en
problemen oplossen (zie: Hoofdstuk 3.1.1 Anatomie van de hersenen). Overmatig alcoholgebruik
heeft een grote invloed op dit gedeelte van de hersenen. Als de frontale cortex schade ondervindt,
levert dit achteruitgang in deze intellectuele vaardigheden op. Het alcoholgebruik kan door deze
schade alleen maar erger worden. Doordat de zelfcontrole is verminderd zal diegene meer gaan
drinken, omdat er minder remmingen zijn.
FIGUUR 19 –I NVL OED ALCOHOL OP HERSENEN
Pagina 41 van 89
Zoals al eerder verteld is de hippocampus onder andere verantwoordelijk voor de opslag van nieuwe
herinneringen. Als de hippocampus schade ondervindt, zullen de nieuwe herinneringen van het
kortetermijngeheugen niet of nauwelijks worden doorgegeven aan het langetermijngeheugen. Blackouts zijn een gevolg hiervan. Iemand weet niet meer met wie hij naar huis is gefietst of waar hij zijn
jas heeft gelaten.
De kleine hersenen zijn onder andere verantwoordelijk voor de motoriek, coördinatie en het
evenwicht (zie: Hoofdstuk 3.1.1 Anatomie van de hersenen). Alcohol zorgt ervoor dat er stoornissen
in deze vaardigheden plaatsvinden. Dit is goed te merken wanneer iemand (te) veel heeft gedronken.
Hij of zij kan moeilijk in een rechte lijn lopen en valt vaak omver.
Autonome functies zoals de hartslag en ademhaling staan onder controle van het verlengde merg in
de hersenstam (zie: Hoofdstuk 3.1.1 Anatomie van de hersenen). Door overmatig alcoholgebruik
wordt dit gedeelte van de hersenen verdoofd. De gevolgen hiervan zijn enorm. Er kan een coma
optreden en iemand kan uiteindelijk hieraan overlijden.
Ook de hypofyse kan schade ondervinden door overmatig alcoholgebruik. De hypofyse speelt een
belangrijke rol in de hormoonregeling. Deze zorgt er bijvoorbeeld voor dat het groeihormoon wordt
afgegeven (zie: Hoofdstuk 3.1.1 Anatomie van de hersenen). Als iemand op jonge leeftijd al veel
drinkt, kan dit groeistoornissen opleveren.
Behandeling
Aangezien mensen met het syndroom van Korsakov niet meer goed voor zichzelf kunnen zorgen,
worden ze eerst opgenomen in een psychiatrisch of algemeen ziekenhuis. In een later stadium van
de ziekte wordt de patiënt in een psychogeriatrisch verpleeghuis opgenomen. Dit is een verpleeghuis
voor mensen met dementie en mensen die niet meer voor zichzelf kunnen zorgen. Na de opname
worden meestal vitamine B1-injecties ingebracht bij de patiënt.
Creutzfeldt-Jakob[56,57,58]
De ziekte van Creutzfeldt-Jakob is een zeer zeldzame ziekte. Het komt voor bij ongeveer 2 op de
miljoen mensen. In Nederland zijn er op dit moment tussen de 10 en 20 mensen die deze ziekte
hebben. Creutzfeldt-Jakob komt bij de meeste patiënten tussen het vijftigste en zestigste levensjaar
voor. Er bestaan twee vormen van de ziekte: de klassieke en de variant-vorm. We focussen hier ons
echter op de klassieke vorm, omdat bij die vorm dementie plaatsvindt en bij de variant-vorm niet.
Oorzaak
De oorzaak van zowel de klassieke vorm als de variant-vorm van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob zijn
prionen. Prionen zijn speciale eiwitten die normaal in het lichaam is, maar door een vormverandering
is het verantwoordelijk voor allerhande ziektes, waaronder de ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Wanneer
normale eiwitten in de hersencellen vervormen tot een abnormaal eiwit ontstaat deze ziekte (zie:
FIGUUR 22 – OMZETTING NORMAAL EIWIT TOT ABNORMAAL EIWIT ). Het normale eiwit is verantwoordelijk
voor het biologisch ritme en het overdragen van boodschappen tussen cellen. Nadat het zijn taak
heeft uitgevoerd wordt het meestal afgebroken door enzymen van de hersencellen. Een
eiwitstructuur verandert soms om een nog onbekende reden. Dit abnormale eiwit is zeer schadelijk
voor de hersenen en vooral het zenuwstelsel. In de hersenen van besmette dieren is te zien dat
opeenstapeling van de abnormale en schadelijke eiwitten leidt tot het afsterven van zenuwcellen. Dit
gebeurt ook bij mensen die deze ziekte hebben.
Pagina 42 van 89
FIGUUR 20 –OMZETTING NORMAAL EIWIT TOT ABNORMAAL
EIWIT
Symptomen
De eerste symptomen van de ziekte zijn niet veelzeggend. Men heeft last van hoofdpijn, voelt zich
moe en heeft last van depressie. Deze duiden niet specifiek op de ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Zelfs
bij een neurologisch onderzoek wordt vaak geen afwijking gevonden. De symptomen nemen echter
snel toe. Dit komt doordat de zenuwcellen in de hersenen alsmaar sneller afsterven. Dit vindt zijn
doorslag in verschillende hersengebieden: het motorische, sensorische, cognitieve en visuele. Het
begint meestal in een gebied maar breidt zich uiteindelijk uit tot alle gebieden. Een patiënt krijgt last
van snel verlopende dementie, hij of zij wordt vergeetachtig en heeft moeite met dagelijkse
bezigheden, schokkende bewegingen, en verlammingsverschijnselen. Tevens gaat de patiënt ook
slechter zien en heeft hij of zij meer moeite met praten. Doordat deze symptomen zo snel verergeren
en er dus zo veel zenuwcellen afsterven, is het merendeel van de patiënten binnen een jaar na het
constateren van de eerste symptomen al overleden.
Behandeling
Er bestaat op dit moment geen behandelingsmethode voor de ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Vaak kan
de ziekte pas na het overlijden worden vastgesteld. Wel moet het ziekenhuis waarin de patiënt zijn
laatste dagen heeft doorgebracht en/of is overleden, de mensen die in aanraking zijn gekomen met
de overledene controleren op eventuele besmetting. Het is zeldzaam, maar er kan sprake zijn van
iatrogene transmissie (transmissie die is ontstaan door een medische ingreep) na een behandeling
waarbij gebruikt is gemaakt van een humaan groeihormoon, meestal bij mensen met een
groeiachterstand. Er zijn gevallen bekend waarbij mensen besmet werden met de ziekte van
Creutzfeldt-Jakob na inspuitingen van groeihormonen die uit de hypofysen van patiënten die ook aan
deze ziekte hebben geleden, gehaald waren. Al het weefsel dat besmet is met de ziekte van
Creutzfeldt-Jakob blijft besmettelijk voor anderen, zelfs nadat de patiënt is overleden. De
hormoonpreparaten die gebruikt zijn voor het inspuiten van (besmette) groeihormonen blijven
eveneens besmettelijk voor anderen.
Pagina 43 van 89
3.2.2 Diagnose[59,60]
Een echtgenoot zal het als eerste merken als er iets aan de hand is met zijn echtgenote. Andersom
zou een echtgenote het als eerste merken als er iets aan de hand is met haar echtgenoot. Hij of zij
kan ervoor kiezen hiermee naar een huisarts te gaan, als hij of zij niet weet wat er met de problemen
gedaan moet worden. In het geval van geheugenstoornissen zal de huisarts het eerste denken aan
dementie, maar taalproblemen en veranderingen in het gedrag kunnen ook veroorzaakt worden
door dementie, zonder dat er sprake is van geheugenstoornissen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij
vasculaire dementie (zie: Hoofdstuk 3.2.1 Vormen van dementie, kopje: ’Vasculaire dementie’ ).
Andere lichamelijke invloeden kunnen deze problemen ook veroorzaken. Voorbeelden hiervan zijn
een vitaminetekort, hormoonstoornissen, depressie en een verkeerd gebruik van medicijnen. Om
vast te kunnen stellen dat het om dementie gaat, moeten al deze invloeden eerst uitgesloten worden
door de huisarts. Dit kan de huisarts doen met onder andere een urine- en bloedonderzoek.
Zodra alle lichamelijke invloeden uitgesloten zijn, kan de huisarts ervoor kiezen een test uit te voeren
met de persoon. Om de ernst van geheugenstoornissen vast te stellen kan de Mini-Mental State
Examinatie (MMSE) gebruikt worden. De gehele test is te vinden in Hoofdstuk 10.1 Bijlage 1 - Het
onderzoek. Deze test heeft 11 vragen en voor elke vraag kun je een bepaald aantal punten behalen.
Het aantal punten dat je per vraag kunt krijgen, hangt af van de moeilijkheidsgraad van de vraag. De
maximale score is 30 punten en de minimale score is 0 punten. Vooral het geheugen en de taal
worden met deze test op de proef gesteld. De toets bevat de volgende onderdelen: oriëntatie in tijd
en plaats, een eenvoudige geheugentest, concentratie, taal, rekenen, praxis (handelingen uitvoeren)
en visuoconstructie (iets nadoen wat je gezien hebt). Het langetermijngeheugen en de algemene
kennis worden niet getest. Het afnemen van de test duurt ongeveer 10 minuten (TPO, 2009). Ons
onderzoek is ook gebaseerd op de MMSE-test (zie: Hoofdstuk 4 Materiaal en methode).
Naast deze test zal de huisarts ook in gesprek gaan met iemand uit de directe omgeving. Met hem of
haar zal hij spreken over de geheugenstoornissen, taalproblemen en veranderingen in het gedrag. Dit
heet heteroanamnese en op deze wijze probeert de huisarts een beter beeld te krijgen van de
situatie. Na de heteroanamnese en een test kan de huisarts ervoor kiezen om eerst even aan te
kijken of de situatie verandert. Maar als zijn vermoeden van dementie bevestigd is, zal hij de persoon
doorsturen naar een specialist.
De specialist zal met de persoon neurologisch en neuropsychologisch onderzoek uitvoeren. Mogelijk
moet de persoon ook nog aanvullend onderzoek ondergaan zoals een MRI-scan. Hiermee kan de
specialist definitief vaststellen of het wel of niet gaat om dementie. Bij de diagnose wordt ook de
oorzaak vastgesteld, bijvoorbeeld de ziekte van Alzheimer.
Pagina 44 van 89
3.2.3 Therapieën en genezing
Medicatie tegen dementie[61]
Vooralsnog is er geen medicijn gevonden dat dementie geneest. Wel is het mogelijk om het
ziekteproces te vertragen of verschijnselen, die optreden bij de dementerende persoon, te
verminderen. Dit kan onder andere met behulp van medicijnen. Hiervoor bestaan tot nu toe drie
medicijnen. Dit zijn galantamine, rivastigmine en memantine. Wat de medicijnen doen met de
persoon die het inneemt is per persoon verschillend, maar het kan ervoor zorgen dat ze het
geheugen, het denken, het spreken en het uitvoeren van bepaalde handelingen verbeteren. Dit
werkt efficiënter als vroegtijdig wordt vastgesteld dat een persoon dementie heeft en er vroegtijdig
gebruik gemaakt wordt van medicatie.
Galantamine[62]
De arts kan galantamine voorschrijven bij iemand met een beginnende tot matig ernstige vorm van
de ziekte van Alzheimer. Het probeert de verschijnselen te verminderen, maar het werkt helaas niet
heel efficiënt. Het middel heeft bij maar 10% tot 15% van de patiënten effect. Als het middel wel
effect heeft, zorgt dit ervoor dat de hoeveelheid van de neurotransmitter toeneemt.
Neurotransmitters brengen informatie over tussen hersencellen. Bij mensen met de ziekte van
Alzheimer is de concentratie van de neurotransmitter acetylcholine in de hersenen lager dan bij
gezonde mensen. Doordat de hoeveelheid van de neurotransmitter toeneemt, kunnen de
hersenzenuwen weer beter functioneren met elkaar. Dit heeft over het algemeen geen effect op het
geheugen, maar de aandacht, concentratie en het spraakvermogen van iemand met dementie
verbeteren wel. Het middel kan bijwerkingen opleveren bij de patiënt. Deze bijwerkingen zijn het
heftigst aan het begin van de behandeling en bij een verhoging van de dosis. De belangrijkste
bijwerkingen zijn misselijkheid, braken, gebrek aan eetlust, duizeligheid, hoofdpijn en slaperigheid.
[63]
Rivastigmine
Net als galantamine is het middel rivastigmine bedoeld voor mensen met een beginnende tot matig
ernstige vorm van de ziekte van Alzheimer. Ook de efficiëntie is even groot als bij galantamine,
namelijk bij 10% tot 15% van de patiënten heeft het middel effect. Het gewenste effect van
rivastigmine is het remmen van het enzym acetylcholinesterase. Dit enzym breekt in de hersenen de
neurotransmitter acetylcholine af. Als rivastigmine het gewenste effect heeft neemt de hoeveelheid
neurotransmitter in de hersenen toe en verbetert de communicatie tussen de hersencellen en zal net
als bij galantamine de aandacht, concentratie en het spraakvermogen verbeteren. Helaas heeft ook
dit middel bijwerkingen. Deze zijn hetzelfde als bij galantamine.
Memantine[64]
Galantamine en rivastigmine waren bedoeld voor mensen met een beginnende tot matig ernstige
vorm van de ziekte van Alzheimer. Memantine is het enige medicijn dat bedoeld is voor mensen met
een matige tot ernstige vorm van de ziekte van Alzheimer. Ook bij dit middel is de efficiëntie niet
groot, maar precieze aantallen zijn niet bekend. Memantine zorgt ervoor dat de NMDA-receptoren in
de hersenen beschermd worden. NMDA staat voor N-methyl-D-aspartaat. Het resultaat is een
verbetering van dagelijkse handelingen, het geheugen en oriëntatie, doordat de overdracht van
signalen in de hersenen en het geheugen verbeteren. In sommige gevallen zorgt ook dit medicijn
Pagina 45 van 89
voor bijwerkingen, maar in de meeste gevallen gelukkig niet. De belangrijkste bijwerkingen zijn
hoofdpijn, slaperigheid, hoge bloeddruk, constipatie (verstopping) en duizeligheid.
Medicatie tegen symptomen[65]
De klachten bij mensen met dementie kunnen heel verschillend zijn. Toch zijn er wel symptomen die
je kunt beschrijven als algemene klachten. Voorbeelden hiervan zijn slapeloosheid, pijn, agressie,
angst en somberheid. Dokters kiezen er meestal voor om deze problemen proberen op te lossen
zonder medicijnen, maar dit kan niet altijd. Soms zijn de klachten daarvoor te ernstig. Er zijn vier
groepen van medicatie die gebruikt kunnen worden tegen de klachten die dementie veroorzaakt.
Ten eerste kunnen slaapmiddelen slapeloosheid verminderen. Slapeloosheid zorgt ervoor dat iemand
met dementie onrustig wordt of dat zijn biologische klok verstoord raakt. Als de biologische klok
verstoord raakt, kan het zo zijn dat iemand overdag slaapt en ’s nachts niet. Dit is uiteraard storend
voor de mantelzorger. Slapeloosheid hoeft niet per se met medicatie verminderd te worden. Het kan
ook met bijvoorbeeld lichttherapie of door de consumptie van alcohol en cafeïne in de avond te
verminderen. Als dit echt niet werkt, kan er gekozen worden om tijdelijk gebruik te maken van een
slaapmiddel als Zolpidem of Temazepam. Dit mag niet te lang gebeuren, want mensen die laat
stoppen krijgen vaak last van ontwenningsverschijnselen. Daarom mogen deze middelen gedurende
maximaal twee weken gebruikt worden. Als iemands dag-nacht ritme omgekeerd is, wordt wel eens
melatonine in combinatie met lichttherapie ingezet of het antipsychoticum Risperidon. Dit mag
maximaal 12 weken gebruikt worden.
Ten tweede kunnen pijnstillers de pijn verminderen. In de meeste gevallen wordt er te weinig gedaan
aan de pijn bij iemand met dementie, doordat hij of zij dit meestal niet aangeeft. Pijnstillers moeten
alleen gebruikt worden, als de arts dit voorschrijft, vanwege de mogelijke bijwerkingen door
pijnstillers.
Ten derde kan rustgevende medicatie (antipsychotica) ingezet worden bij gedragsproblemen, zoals
dwaalgedrag of agressie. Voorbeelden van antipsychotica zijn Haloperidol, Olanzapine en het eerder
genoemde Risperidon. Deze middelen mogen gedurende maximaal 12 weken ingezet worden. Na 12
weken neemt het effect namelijk af. Alleen in speciale gevallen mogen deze middelen langer dan 12
weken gebruikt worden. Het gebruik van antipsychotica mag nooit de eerste behandeling zijn.
Ten slotte kan een arts een antidepressivum voorschrijven tegen depressie, als een behandeling
zonder medicatie niet effectief genoeg is. In het geval dat iemand voor de dementie al behandeld
werd voor depressie, moet de behandeling aangepast worden. Sommige antidepressiva kunnen het
effect van Alzheimermedicatie verminderen, het geheugen verslechteren of andere problemen
veroorzaken. Bij het gebruik van de bovengenoemde vormen van medicatie moeten mogelijke
bijwerkingen in de gaten gehouden worden door mantelzorgers. Door hierover te praten met de arts
kan de dosis aangepast worden of gekozen worden voor een alternatieve behandeling. Mogelijke
bijwerkingen zijn sufheid, hartklachten, lusteloosheid en in de ernstigste gevallen zelfs
maagbloedingen en nierschade.
Behandeling zonder medicatie[66]
Waarschijnlijk is inmiddels wel duidelijk dat medicatie vaak bijwerkingen meebrengt. Dit is een van
de voornaamste redenen dat in de eerste instantie een behandeling zonder medicatie verstandig is.
Pagina 46 van 89
Een dergelijke behandeling brengt vaak minder risico’s met zich mee en levert hetzelfde positieve
effect op. Een combinatie van een behandeling met medicatie met een behandeling zonder
medicatie is ook mogelijk en werkt over het algemeen het best.
Om te beginnen is het voor mensen met dementie belangrijk dat zij voldoende bewegingen krijgen
en dat zij hun hersenen actief houden. In de meeste gevallen remt dit de achteruitgang en
symptomen. Voor de wekelijkse beweging, die iemand met dementie moet krijgen, is een
beweegnorm vastgesteld. Iemand met dementie moet wekelijks minimaal vijf keer een half uur
matig intensief bewegen. Het moet dus niet zo zijn dat de persoon buiten adem raakt en niet meer in
staat is te praten, maar wel dat de ademhaling en de hartslag versnellen. Om de hersenen actief te
houden is het van belang dat mensen plezier beleven van hun activiteiten en dat mensen niet het
gevoel krijgen getest te worden. Dit kan onder andere bij een zorgboerderij. Hier krijgen mensen, die
zorg en begeleiding moeten krijgen, een geschikte dagbesteding. Ook kunnen oude foto’s leiden tot
een verhoging van de hersenactiviteit en het kan een gesprek tot stand brengen.
Bovendien krijgen mensen met dementie vaak moeite met dagelijkse handelingen zoals aankleden.
Met behulp van ergotherapie kunnen deze handelingen gemakkelijker gemaakt worden. Een
ergotherapeut kan kleine aanpassingen aanraden in het huis waardoor dingen makkelijker worden.
Een voorbeeld hiervan is het aanschaffen van een tafelkleed met meer contrast, zodat het bestek
beter zichtbaar is. Een ergotherapeut kan de persoon ook bepaalde trucjes aanleren, die ervoor
zorgen dat hij of zij zich bijvoorbeeld weer zelfstandig kan aankleden.
Daarnaast kan logopedie helpen tegen taal- en spraakproblemen. Hierbij kan gewerkt worden aan
het praten door de persoon zelf, maar ook aan het begrijpen van wat andere mensen zeggen. De
logopedist probeert eerst uit te zoeken wat de taal- en spraakproblemen veroorzaakt en vervolgens
probeert hij dit op te lossen met training en/of hulpmiddelen bij de communicatie.
Ook kunnen mensen met dementie last krijgen van depressie, angst of onmacht. Regelmatig gebeurt
het dat mantelzorgers deze lasten niet serieus nemen. Het is echter van belang dat zij dit wel serieus
nemen. Hierbij kan een psycholoog helpen. Dit kan alleen als de huisarts dit aanraadt.
Voor de genoemde behandelingen is bewezen dat ze redelijk effectief zijn. Maar dit zijn niet de enige
opties. Voor de andere mogelijkheden is het bewijs echter minder sterk, maar het kan voor een
individueel persoon misschien wel de beste oplossing zijn. Het kan ervoor zorgen dat mensen zich
prettiger voelen of het kan de onmacht, die zij voelen, verminderen. Voorbeelden hiervan zijn
muziektherapie en aromatherapie.
3.2.4 Omgaan met dementerende ouderen en jongeren[67]
Omdat we met ons onderzoek in aanraking zullen komen met dementerende ouderen en jongeren
hebben we ons verdiept in het omgaan met dementerende ouderen en jongeren en wat mensen zelf
ervaren als zij dementie hebben. Hierin zijn ook ervaringen van ons en van mantelzorgers in
verwerkt.
Het is lastig om je aan te passen aan iemand die dementie heeft. Je weet vaak niet hoe de persoon
op bepaalde acties van jou reageert. Desondanks kun je er wel voor zorgen dat het voor jou zelf en
deze persoon zo aangenaam mogelijk blijft.
Om te beginnen beleeft iemand met dementie de werkelijkheid meestal op een andere manier. Dit
zorgt ervoor dat er een soort eigen belevingswereld ontstaat. Voor een mantelzorger is het van
Pagina 47 van 89
belang dat hij of zij aansluit bij deze belevingswereld. Iemand met dementie moet in zijn waarde
gelaten worden en dit kan gedaan worden door te doen alsof je weet wat er bedoeld wordt en
vertrouwdheid, veiligheid en geborgenheid te bieden.
Ook helpt het om een dagschema te gebruiken. Elke dag op een vast tijdstip uit bed gaan, ontbijten,
wandelen etc. geeft een dementerend persoon een lichte houvast. Ook geeft het een beetje
overzicht, wat de persoon door de dementie waarschijnlijk is verloren.
Dingen herinneren kost veel energie. Een dementerend persoon is een groot deel van de dag bezig
met proberen om zich dingen te herinneren, dus hij of zij wordt gauw moe. Daarom moet er veel rust
genomen worden en niet teveel gedaan worden op één dag.
Bovendien is het lastig voor iemand die dementie heeft om woorden goed op te nemen. Daarom is
het handig om dingen ook te kunnen zien, te ruiken, te voelen en in sommige gevallen zelfs te
proeven. Als er gezegd wordt dat het tijd is om te eten, werkt het zien van een gedekte tafel en het
ruiken van het eten om te begrijpen wat er bedoeld wordt.
Zoals verteld raken demente mensen het gevoel voor tijd kwijt. Wat dan helpt is een kalender en een
klok waarop ook zichtbaar is welke dag en datum het is. Ook is het van belang dat er actief met deze
dingen omgegaan wordt. Vraag regelmatig hoe laat het is desondanks dat je dat natuurlijk zelf ook
wel weet en laat hem of haar de gebeurtenissen van de dag afstrepen in de kalender. Op deze
manier kan hij of zij zich beter herinneren wat er die dag is gebeurd.
Verder is beweging vaak een probleem voor dementerende mensen. Zelfstandig een stukje wandelen
of fietsen is absoluut geen aanrader, want deze mensen raken snel de weg kwijt en dat is uiteraard
niet de bedoeling. Toch is het belangrijk dat ze wel in beweging blijven. Onderzoekers raden aan om
een dementerend persoon elke dag een half uur beweging te geven. Als je zelf niet in staat bent om
met naasten te gaan wandelen of fietsen, kunt u mogelijk terecht bij vrienden of bij uw gemeente.
Sommige gemeentes bieden een mogelijkheid om te gaan fietsen op een tweepersoonsfiets met een
vrijwilliger. Op deze manier komt de demente persoon toch aan zijn beweging.
‘Waar zijn we?’ ‘Wat gebeurt er?’ Twee zinnen die bij een naaste van iemand met dementie heel
bekend zijn. Sommige mensen gaan er na een tijdje niet meer op in en beginnen over iets anders. Dit
is echter niet de juiste oplossing. Hoe vervelend het soms ook is, het is van belang dat er wordt
ingegaan op de gestelde vraag. De kalmte moet altijd bewaard worden en indien nodig moet de
demente persoon getroost worden. Dit voorkomt dat de persoon depressief wordt.
Ook moet de omgeving geïnformeerd worden. Als een buurman ervan bewust is dat zijn buurvrouw
lijdt aan dementie en hij haar plotseling alleen door de straat ziet lopen, kan hij zelf te hulp schieten
of hulp bellen. Dit kan veel narigheid voorkomen, want wie weet wat er allemaal gebeurt als iemand
die dement is gaat rondzwerven.
Het proces is ook moeilijk voor kleinkinderen en jonge kinderen. Ze snappen niet zo goed wat er
gebeurt en waarom ze zo vaak hetzelfde moeten vragen. Ze schrikken soms van het vreemde gedrag
en weten niet hoe ze ermee om moeten gaan. Om te voorkomen dat er een slechte band ontstaat
tussen de (klein)kinderen en hun (groot)ouders, is het van belang dat hen wordt uitgelegd wat er aan
de hand is met hun (groot)ouder. Er moet aangegeven worden dat een ziekte de oorzaak is van het
Pagina 48 van 89
vreemde gedrag, dat niemand er schuld aan heeft en wat de grootste gevolgen ervan zijn.
Het heeft geen zin om iemand die dement is te wijzen op fouten en falen. Dit zorgt er alleen maar
voor dat hij of zij zich aangevallen voelt en hierop reageert door zichzelf terug te trekken, boos te
worden of smoesjes te verzinnen. Dit doen zij om hun eigenwaarde te behouden. Ze doen het niet
bewust, dus in het vervolg zullen zij het onbewust weer fout doen.
Communiceren met iemand met dementie is erg lastig. Als er wat gezegd wordt, zorg er dan voor dat
hij of zij de aandacht erbij heeft. Overigens moet er gebruik worden gemaakt van korte zinnen en er
mogen niet meerdere opdrachten tegelijk gegeven worden. Het is ook belangrijk om te controleren
of alles gehoord en begrepen is. De persoon zal vervolgens de tijd nodig hebben om de vraag te
verwerken en daarom is het handig om er niet direct vanuit te gaan dat hij of zij begrijpt wat er
bedoelt wordt.
Maar natuurlijk moet de persoon niet alleen bezig zijn met zijn ziekte, maar ook genieten van wat er
over is van het leven. Dat hij of zij ziek is, betekent niet dat het niet gezellig kan zijn. De persoon
moet blijven doen wat hij of zij leuk vindt en ontspanning krijgen samen met dierbaren. Dit zal ervoor
zorgen dat de persoon wel positief in het leven blijft staan.
Overigens moet de dementerende persoon veilig kunnen leven. Gevaarlijke dingen moeten buiten
bereik gehouden worden en aanpassingen en hulpmiddelen kunnen de verzorging gemakkelijker
maken. Hierbij kun je denken aan een traplift of een speciaal toilet.
Tot slot is het voor een mantelzorger van belang dat hij of zij ook aan zichzelf denkt. Mantelzorgers
zijn zwaar belast met de zorg. Ze voelen zich onmachtig, bezorgd en terneergeslagen. De ziekte van
hun naaste lijkt uitzichtloos en dus lijkt het alsof zijzelf ook nooit aan rust komen. Om ervoor te
zorgen dat een mantelzorger zichzelf niet verliest, moeten zij proberen de verzorging af te wisselen
met andere mensen, zodat ze er niet alleen voor staan en ze ook tijd overhouden voor zichzelf.
Pagina 49 van 89
4
Materiaal en methode
4.1 Materiaal
Voor dit onderzoek zijn de volgende materialen gebruikt:
 Pen
 Papier
 Horloge
 Envelop met handleiding voor mantelzorgers, twee MMSE-testen en een fotoboek
(zie: Hoofdstuk 10.1 Bijlage 1 - Het onderzoek en Hoofdstuk 10.2 Bijlage 2 - Het fotoboek)
 Postzegels
Verder hadden wij natuurlijk ook mantelzorgers en dementerenden nodig die mee wilden werken
aan ons onderzoek. Deze mantelzorgers hebben wij weten te regelen, met behulp van medewerkers
van de Vrijwillige Thuiszorg (zie hiervoor ook Hoofdstuk 9 Dankwoord), bij het Alzheimer Café in
restaurant de Kroon te Hellendoorn.
Wat een MMSE-test is wordt uitgelegd in Hoofdstuk 3.2.2 Diagnose.
4.2 Methode
De officiële MMSE-test werd omgeschreven naar een test die gemakkelijk te begrijpen was voor de
deelnemende mantelzorgers. Voor de test werd een handleiding geschreven, zodat de mantelzorgers
zo goed mogelijk geïnstrueerd waren voordat zij de test afnamen. Verder werd er ook een fotoboek
in elkaar gezet, met foto’s van vroeger, zoals foto’s van oude producten. De MMSE-test werd twee
keer afgenomen door de mantelzorger, dit gebeurde op twee dagen. Op dag 1 werd de eerste
MMSE-test afgenomen, dit gebeurde volgens de algemene instructies die waren vermeld in de
handleiding. De volgende dag, dag 2, werd eerst het fotoboek doorgenomen. Dit deed de
mantelzorger samen met de dementerende, dit mocht voor een onbeperkte tijd (maar minimaal een
kwartier). Na het doornemen van het fotoboek werd de tweede MMSE-test afgenomen. Dit alles was
het objectieve deel van ons onderzoek. Naast het objectieve deel, dus het invullen van de MMSE-test
door mantelzorger en dementerende, was er ook een subjectief deel. In dit subjectieve deel kon de
mantelzorger beschrijven wat zij vond van de test, hoe zij de eerste en tweede test vond gaan, of er
verschil tussen de twee MMSE-testen zat qua gedrag en karakter van de dementerende en hoe het
bekijken van het fotoboek verliep. Wanneer de mantelzorgers de testen hadden afgenomen werden
wij gebeld zodat wij het konden ophalen of werden de testen op de post gedaan. Uiteindelijk werden
alle resultaten, objectief en subjectief, verwerkt in tabellen. Hierbij werden de namen van de
dementerenden/patiënten niet vermeld.
Pagina 50 van 89
5
Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het door ons uitgevoerde onderzoek besproken. We zullen
per vraag van de twee afgenomen MMSE-tests (zie: Hoofdstuk 10.1 Bijlage 1 - Het onderzoek) het
aantal punten weergeven in tabellen. Ook zullen we de verschillen tussen de twee testen laten zien.
Dit was het objectieve deel van het onderzoek. Ten slotte zullen we ook het subjectieve deel
weergeven van het onderzoek.
Ten eerste zullen we de leeftijden weergeven van de patiënten, zie: TABEL 2 –
LEEFTIJD VAN DE
PATIËNTEN
TABEL 2 – LEEFTIJD VAN DE PATIËNTEN
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Leeftijd
89
87
83
78
68
Nu zullen we per vraag van de test bekijken wat iedere patiënt scoorde, waarbij gekeken wordt naar
dag 1 en dag 2.
Vraag 1a: Welk jaar is het? (Max. score: 1)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
0
0
0
0
0
Score op dag 2
1
0
0
0
0
Vraag 1b: Welk seizoen is het? (Max. score: 1)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
1
1
1
0
1
Score op dag 2
1
1
0
0
1
Vraag 1c: Welke maand van het jaar is het? (Max. score: 1)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
0
0
1
0
1
Score op dag 2
0
0
1
0
1
Pagina 51 van 89
Vraag 1d: Wat is de datum vandaag? (Max. score: 1)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
0
0
0
0
0
Score op dag 2
0
0
0
0
0
Vraag 1e: Welke dag van de week is het? (Max. score: 1)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
0
0
1
0
0
Score op dag 2
0
0
1
0
1
Vraag 2a: In welke provincie zijn we nu? (Max. score: 1)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
1
1
1
0
1
Score op dag 2
1
0
1
0
1
Vraag 2b: In welke plaats zijn we nu? (Max. score: 1)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
1
1
1
1
1
Score op dag 2
1
1
1
1
1
Vraag 2c: In welk ziekenhuis(instelling) zijn we nu? (Max. score: 1, uitzondering zie : Hoofdstuk 10.1
Bijlage 1 - Het onderzoek , namelijk: In welke straat zijn we nu?)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
0
0
0
1
1
Score op dag 2
0
1
1
1
1
Pagina 52 van 89
Vraag 2d: Wat is de naam van deze afdeling? (Max. score: 1, uitzondering zie: Hoofdstuk 10.1
Bijlage 1 - Het onderzoek , namelijk: In welke kamer zijn we nu?)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
0
0
0
1
1
Score op dag 2
1
0
0
1
1
Vraag 2e: Op welke verdiepen zijn we nu? (Max. score: 1)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
0
0
0
1
1
Score op dag 2
1
0
0
1
1
Vraag 3: Ik noem nu drie voorwerpen. Wilt u die herhalen nadat ik ze alle drie gezegd heb?
Onthoud ze want ik vraag u over enkele minuten ze opnieuw te noemen. (Noem “appel, sleutel,
tafel”) (1 punt voor elk goed antwoord, herhaal maximaal 5 keer tot de patiënt de drie woorden
weet) (Max. score: 3)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
2
1
2
3
2
Score op dag 2
3
2
2
3
1
Vraag 4: Wilt u het woord “worst” achterstevoren spellen? (Eén punt voor elke goede letter, anders
0 punten, max. score: 5)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
2
0
0
2
4
Score op dag 2
3
4
1
4
2
Pagina 53 van 89
Vraag 5: Noemt u nogmaals de drie voorwerpen waarover ik heb verteld dat u deze moest
onthouden (vraag 3). (Eén punt voor elk goed antwoord, max. score: 3)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
1
3
2
0
3
Score op dag 2
1
2
2
0
2
Vraag 6: Wat is dit? En wat is dat? (Wijs een pen en een horloge aan. Eén punt voor elk goed
antwoord, max. score: 2)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
2
1
2
2
2
Score op dag 2
1
2
2
2
1
Vraag 7: Wilt u de volgende zin herhalen: ‘Nu eens dit en dan weer dat.’ (Eén punt als de complete
zin goed is, max. score: 1)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
1
1
1
1
1
Score op dag 2
1
1
1
1
0
Vraag 8: Wilt u deze woorden lezen en dan doen wat er staat? De opdracht luidt: ‘Sluit uw ogen’ en
staat in het groot op blad 1 (dag 1) en op blad 2 (dag 2). (Max. score: 1)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
0
1
1
1
1
Score op dag 2
1
1
1
1
1
Vraag 9: Wilt u dit papiertje pakken met uw rechterhand, het dubbelvouwen en het op uw schoot
leggen? (Eén punt voor iedere goede handeling, max. score: 3)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
3
2
0
3
3
Score op dag 2
3
2
0
3
3
Pagina 54 van 89
Vraag 10: Wilt u voor mij een volledige zin opschrijven op dit stuk papier? (Eén punt wanneer de zin
een onderwerp, een gezegde en betekenis heeft, max. score: 1)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
1
1
0
1
1
Score op dag 2
1
1
0
1
0
Vraag 11: Wilt u deze figuur natekenen? Zie: figuur onderaan op blad 1 (dag 1) of blad 2 (dag 2). (Eén
punt als figuur geheel correct is nagetekend. Er moet een vierhoek te zien zijn tussen de twee
vijfhoeken, anders 0 punten, max. score: 1)
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Score op dag 1
0
1
0
0
1
Score op dag 2
0
1
0
1
1
De totaalscores per patiënt per dag(max. 30):
Nummer van de patiënt
1
2
3
4
5
Totaalscore op dag 1
16
14
13
17
25
Totaalscore op dag 2
18
19
14
20
19
De verschiltabel:
In deze tabel staat het verschil in score per vraag tussen dag 1, waarop geen gebruik is gemaakt van
een fotoboek, en dag 2, waarop een fotoboek is bekeken voor het maken van de test. (zie: TABEL 3 –
VERSCHILTABEL )
TABEL 3 – VERSCHILTABEL
Vraag
1a
1b
1c
1d
1e
Verschil
dag 1 en 2
voor
patiënt 1
+1
0
0
0
0
Verschil
dag 1 en 2
voor
patiënt 2
0
0
0
0
0
Verschil
dag 1 en 2
voor
patiënt 3
0
-1
0
0
0
Verschil
dag 1 en 2
voor
patiënt 4
0
0
0
0
0
Verschil
dag 1 en 2
voor
patiënt 5
0
0
0
0
+1
Totaalverschil
dag 1 en 2
+1
-1
0
0
+1
Pagina 55 van 89
2a
2b
2c
2d
2e
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Totaal
0
0
0
0
0
+1
+1
0
-1
0
+1
0
0
0
+3
-1
0
+1
0
0
+1
+4
-1
+1
0
0
0
0
0
+5
0
0
+1
0
0
0
+1
0
0
0
0
0
0
0
+1
0
0
0
0
0
0
+2
0
0
0
0
0
0
+1
+3
0
0
0
0
0
-1
-2
-1
-1
-1
0
0
-1
0
-6
-1
0
+2
0
0
+1
+6
-2
-1
-1
+1
0
-1
+1
+6
Het subjectieve gedeelte:
Dit is wat mantelzorgers ons hebben verteld over hoe de testen en het bekijken van het fotoboek
verliepen. Dit is hoe zij het hebben ervaren, dus het is subjectief.
Bij het bekijken van de foto’s hebben alle patiënten verreweg de meeste foto’s herkend. Het heeft
echter wel verschillend gedrag opgeroepen. Patiënt 1 en 5 waren bij het afnemen van de eerste test
beiden een beetje prikkelbaar en geïrriteerd. Patiënt 1 zei dat hij de foto’s veel te makkelijk vond. Hij
herkende ze allemaal. Hij vond het bekijken van het fotoboek onzin, maar heeft wel over de foto’s
gepraat. Bij het afnemen van de tweede test was hij wel wat rustiger en wilde hij er snel een punt
achter zetten. Hij vond het maar flauwekul. Patiënt 5 wist bij elke foto wat het was, maar wilde niet
veel erover vertellen. Bij de tweede test heeft hij het gevoel dat zijn vrouw hem test of hij nog wel
alles weet. Hij wilde graag stoppen. Toen zijn vrouw hem uitgelegd had dat het was om een groepje
jongens te helpen een beter inzicht te krijgen van Alzheimer, maakte hij de test af.
Bij patiënt 2 ging het afnemen van de test goed. Hij voelde zich niet ongemakkelijk. Het bekijken van
het fotoboek verliep ook goed. Er vonden hierbij geen karakterveranderingen plaats. Bij het afnemen
van de tweede test verbaasde het de mantelzorger dat het redelijk goed ging en haar man niet in de
war raakte.
De eerste test verliep bij patiënt 3 zeer plezierig. De patiënt vond het interessant om mee te doen en
spande zich in om antwoorden te vinden. Ze kon niet tekenen en schrijven doordat haar rechterhand
niet meer functioneert. Bij het zien van de oude foto’s uit het fotoboek bloeide de vrouw helemaal
op. Verreweg de meeste kwamen terug in een herinnering. Ze probeerde zelfs eigen beschrijvingen
te geven bij de foto’s. Meerdere keren zei ze tegen haar man: “Weet je nog wel?’ De tweede test kon
in de ogen van de mantelzorger iets minder voorspoedig. Ze was duidelijk minder geïnteresseerd. De
mantelzorger dacht dat dit kwam doordat zij nog onder invloed was van het bekijken van het
fotoboek.
Tot slot verliep de test bij patiënt 4 zonder problemen. Alles ging goed. Er was geen verschil tussen
het afnemen van de eerste en tweede test, behalve dan dat een paar vragen makkelijker gingen. Ook
werden bij deze patiënt alle foto’s herkend.
Pagina 56 van 89
6
Conclusie, discussie en reflectie
6.1 Conclusie
Onze onderzoeksvraag was: ‘Wat is het effect van een fotoboek (met algemene foto’s van vroeger)
op het cognitieve vermogen van de dementerende en op zijn gedrag?’. Uit de resultaten blijkt dat 4
van de 5 patiënten na het zien van het fotoboek een betere score hebben op de MMSE test. Vooral
vraag 4 is veel beter gemaakt. Daarna waren de grootste verschillen bij vraag 2c en vraag 5. Voor de
overige vragen was het maximale verschil 1 punt. De kans dat dit op toeval berust is te groot om daar
een conclusie uit te trekken. Bij 2 punten verschil zoals bij vraag 2c en 5 is er ook een kans op toeval,
maar er kan een verklaring achter zitten. Na het horen van de verhalen van de mantelzorgers
vermoeden we dat het verschil bij vraag 5 komt, doordat de persoon nog met zijn hoofd bij het
fotoboek zat en daarom niet goed andere dingen kon onthouden. Bovendien staan in het fotoboek
foto’s die gerelateerd zijn aan de omgeving van Nijverdal. Dit zou kunnen verklaren waarom twee
patiënten bij vraag 2c na het zien van het fotoboek wel wisten waar zij waren. Bij vraag 4 moet het
woord ‘worst’ achterstevoren gespeld worden. Om dit te doen moet de patiënt zich het woord
inbeelden en het vervolgens omdraaien. Na het zien van het fotoboek ging dit gemakkelijker, dus
vermoeden wij dat het gemakkelijker wordt voor iemand met dementie om zich iets, in dit geval een
woord, in te beelden na het zien van het fotoboek.
De invloed van het fotoboek op het gedrag van de patiënt is zeer verschillend. De jongste patiënt, 68
jaar, was geïrriteerd en prikkelbaar en de oudste patiënt, 89 jaar, ook. De kans dat de
gedragsverandering door toedoen van het fotoboek iets te maken heeft met de leeftijd lijkt ons
daarom klein. Daarnaast deden er aan het onderzoek drie mannen en twee vrouwen mee. Twee
mannen raakten geïrriteerd, maar bij de derde man zorgde het fotoboek er volgens de mantelzorger
voor dat de man minder in de war raakte. Bij de twee vrouwen waren de resultaten gelijkwaardig aan
de derde man. Beide vrouwen werden niet ongemakkelijk en één van de twee vrouwen leefde
volgens haar man zelfs helemaal op. Hieruit zou je kunnen concluderen dat het effect van het
fotoboek gunstiger is bij vrouwen dan bij mannen, maar dat het bij mannen ook als prettig ervaren
kan worden.
Het effect, dat het fotoboek daadwerkelijk heeft, is niet te voorspellen. Uit het onderzoek blijkt dat
het in de meeste gevallen heeft het een positief effect op het cognitieve vermogen, maar het kan ook
een negatieve werking hebben. Daarnaast is het effect op het gedrag erg verschillend en hierover
kan daarom geen conclusie getrokken worden. Wel lijkt het zo dat het effect op vrouwen gunstiger is
dan het effect op mannen.
6.2 Discussie
Er zijn een aantal zaken die ons onderzoek minder betrouwbaar maken. Om te beginnen hebben wij
voor ons onderzoek maar zes mensen kunnen vinden. Eén hiervan zou volgens haar man alle vragen
positief beantwoorden, omdat zij frontotemporale dementie heeft. Hij had ons geen
telefoonnummer gegeven, dus konden we hem niet meer bereiken om verdere vragen over te
stellen. Wij hebben er ook voor gekozen dit niet in onze resultaten te verwerken, omdat wij geen
resultaten hebben ontvangen. De man heeft enkel de vragen bekeken en toen bepaald dat het geen
Pagina 57 van 89
zin had om de test uit te voeren. Vervolgens bleven er nog maar vijf mensen over en dit is te weinig
om betrouwbare conclusies uit trekken.
Ook is het van belang voor de resultaten of de persoon beginnend dementerend is of al wat verder is
in het ziekteproces. Een beginnend dementerende persoon zou waarschijnlijk betere resultaten
krijgen uit de test en anders kunnen reageren op het fotoboek.
Daarnaast verschilt ieder persoon. Sommige mensen voelen zich snel aangevallen en andere zijn
geïnteresseerd en willen nieuwe dingen uitproberen. Dit zag je ook terug in onze resultaten. Dit zorgt
ervoor dat je niet één reactie krijgt op het fotoboek en dat maakt het lastig om te beschrijven wat
voor invloed het fotoboek heeft op iemand met dementie.
Bovendien kunnen mensen met dementie een slechte of juist goede dag hebben. Zo kan de dag
zonder fotoboek een slechte dag zijn en de dag met fotoboek een goede dag of andersom. Dit kan
ook andere resultaten opleveren.
Daar komt nog bij dat het moment van de dag van invloed kan zijn. Bij patiënt 5 werd de eerste test
om kwart over 7 ’s avonds afgenomen en de tweede test de volgende ochtend om half 10. Dit kan
ook invloed hebben gehad. Hij was ook nog eens de enige patiënt waar bij de tweede test slechter
gemaakt is. Echter hebben wij van de andere patiënten geen tijdstippen ontvangen wanneer zij de
testen hebben afgelegd, dus kunnen we hier geen conclusie uit trekken.
Ook kan het van belang zijn of de patiënt wel of niet een drukke dag heeft gehad. Als de patiënt een
hele drukke dag heeft gehad, bijvoorbeeld doordat hij naar de zorgboerderij is geweest, kan de test
wellicht slechter gemaakt worden, doordat zijn hersenen nog bezig zijn met het verwerken van alles
wat er die dag is gebeurd. Misschien bestaat er ook wel een kans dat hij de test juist beter maakt,
doordat zijn hersenen actief zijn. Wij hebben geen informatie over de invulling van de dag van de
patiënt, maar het kan invloed gehad hebben.
Ten slotte hebben wij de test niet afgenomen, maar hebben de mantelzorgers dit voor ons gedaan.
Wij weten niet hoe zij dit aangepakt hebben. Er kunnen verschillen zijn in aanpak tussen de
mantelzorger van de ene patiënt en de mantelzorger van de andere patiënt. Misschien hebben
sommige mantelzorgers wel hints gegeven ondanks dat dit niet mag. We kunnen dit niet controleren,
omdat we er niet bij waren. Ook kan de mantelzorger zelf per ongeluk fouten hebben gemaakt. Soms
ontdekten wij dat er bij sommige vragen meer punten werden gegeven dan mogelijk was. Heeft de
mantelzorger verkeerd gezien wat de maximumscore was of had de patiënt ergens anders die
punten moeten krijgen? Wij weten het niet. Dit kan betekenen dat de patiënt eigenlijk meer of
minder punten had moeten krijgen. Daarnaast weten we niet hoe de mantelzorgers het fotoboek
behandeld hebben. Of ze het alleen hebben laten zien of dat ze er ook een gesprek over gevoerd
hebben. Een paar mantelzorgers hebben enkel vermeldt dat het goed verliep. Als de ene
mantelzorger alleen de foto’s heeft laten zien en er verder niet over heeft gepraat met de patiënt en
de andere mantelzorger heeft er een gesprek over gevoerd met de patiënt, kan dit verschillende
resultaten opleveren.
In een vervolgonderzoek zou het experiment bij meer mensen uitgevoerd moeten worden. Er zijn
ongeveer dertig mensen nodig om betrouwbare conclusies te kunnen trekken. Ook moet de test
tweemaal op een vast tijdstip uitgevoerd worden. Daarnaast zou het experiment twee keer
uitgevoerd moeten worden bij één persoon, bijvoorbeeld een week later nog. Zo kun je bepalen of er
misschien sprake was van een slechte dag. Ook zou de dag van de eerste test zo gelijk mogelijk
ingevuld moeten worden als de dag van de tweede test. Zo kun je uitsluiten dat de drukte van de dag
van invloed is geweest. Bovendien zou het stadium van het ziekteproces waarin de persoon zich
Pagina 58 van 89
bevindt en welke vorm van dementie de persoon heeft vermeld moeten worden. Ten slotte moet er
op één of andere manier een controle mogelijk gemaakt moeten worden op de mantelzorger. Dit kan
bijvoorbeeld met een camera. Deze moet dan wel zo geplaatst worden dat de persoon met dementie
het niet doorheeft.
6.3 Reflectie
Bij het maken van ons profielwerkstuk hebben we een heleboel geleerd. Zo hebben wij geleerd welke
functies horen bij welk gebied in de hersenen, hoe de hersenen werken, wat neuronen zijn, hoe het
geheugen werkt, welke soorten van geheugen er zijn, welke vormen van dementie er zijn, welke
medicatie iemand met dementie kan krijgen, welke therapieën naast of in plaats van de medicatie
gebruikt worden, hoe je moet omgaan met een dementerend iemand en hoe iemand zelf dementie
ervaart.
In het alzheimercafé hebben wij ook geleerd over de gevoelens van mantelzorgers en uit welke
bronnen je informatie over jezelf kunt ophalen (bewustzijn, onderbewustzijn en onderbewustzijn).
Dit eerste hebben wij deels verwerkt in ons profielwerkstuk, maar het tweede was irrelevant voor
ons onderzoek.
De samenwerking verliep niet altijd even soepel, maar op momenten dat het er echt op aan kwam,
ging het wel goed. Jelmer was overduidelijk van ons drie de leidinggevende. Hij wist altijd precies wat
er moest gebeuren. Jelmer en Kaj hadden samen 2 delen en Daniël had 3 delen. Daniël hoefde niet
echt te overleggen daarover met Jelmer en Kaj, dus daar was geen samenwerking nodig. Kaj en
Jelmer moesten echter wel samenwerken en het ging nogal moeizaam om een duidelijke verdeling te
maken. Omdat Kaj niet wist wat hij kon doen en Jelmer wel, heeft Jelmer te veel hooi op zijn vork
genomen en heeft hij erg veel gedaan. Ook als je kijkt naar wat Jelmer heeft gedaan, heeft hij
gewoon veel meer tijd erin zitten dan Kaj en Daniël. Dit zorgt ook wel voor wat spanning. Kaj had het
gevoel dat Jelmer en Daniël hem te weinig opdrachten gaven, terwijl Jelmer en Daniël juist het idee
hadden dat hij daar zelf naar moest vragen. Uiteindelijk is alles gelukkig goed gekomen en hebben
Daniël en Kaj geprobeerd zoveel mogelijk last van Jelmer’s schouders te halen.
Pagina 59 van 89
7
Nawoord
Het profielwerkstuk is eindelijk klaar. Het heeft ons veel tijd en moeite gekost, maar persoonlijk
vonden we het wel erg leuk om te doen. Enerzijds omdat we erg gedreven waren om er precies
achter te komen wat dementie nou eigenlijk inhield, maar anderzijds ook omdat dit het moeilijkste
en grootste project is dat je in je hele schoolcarrière doet. We vonden het een interessant, maar ook
beladen onderwerp en wilden er steeds meer over te weten komen. Zeker het bezoek aan het
Alzheimer Café, waar we gepraat hebben met vele mantelzorgers heeft grote indruk gemaakt op ons
en daar hebben we veel van geleerd.
Het afkrijgen van het profielwerkstuk was nog een behoorlijke uitdaging, zeker na een kleine
tegenvaller bij het Alzheimer Café, waar we uiteindelijk maar 6 mantelzorgers konden vinden die
wilden of konden meewerken aan ons onderzoek. Desondanks waren de gesprekken die we hebben
gevoerd met de mantelzorgers van enorm belang voor ons onderzoek. Deze zes personen hebben
zich enorm ingezet en de resultaten van de testen waren verrassend, bijzonder en soms zelfs
ontroerend te noemen.
Tenslotte willen wij nog twee extra dingen benoemen. Ten eerste de website die wij speciaal
geprogrammeerd en ontworpen hebben. De website is te vinden op www.dementie.co.nf. Wij
hebben deze site speciaal gemaakt voor de mantelzorgers en alle andere belangstellende voor ons
profielwerkstuk. Op de site kunnen de mensen ons profielwerkstuk downloaden, het fotoboek
bekijken en er staan een aantal handige links op voor extra informatie over dementie. Er zitten vele
uren werk in de site en het leek ons een leuke toevoeging aan ons profielwerkstuk (zie: Hoofdstuk
10.4 Bijlage 4 – Website). Ten tweede is ons logo u waarschijnlijk niet ontgaan (zie: Hoofdstuk 10.3
Bijlage 3 – Logo). Wij hebben het logo zelf gemaakt. We hebben gekozen voor een afbeelding van
een hoofdomtrek (afgeleid van het oude logo van de Hersenstichting), waarin een boom de hersenen
weergeeft. De groene bladeren aan deze boom symboliseren het nog werkende deel van de
hersenen, terwijl de bruine bladeren staan voor dat deel dat is afgestorven door dementie.
Pagina 60 van 89
8
Bibliografie
Die vermelding van de gebruikte bronnen staan in de APA 5e editie stijl.
[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
Oncoline. (2010, Juli 30). Inleiding Dementie Opgehaald van Oncoline.nl:
http://www.oncoline.nl/index.php?pagina=/richtlijn/item/pagina.php&id=32208&richtlijn_i
d=756
VUmc Alzheimercentrum. (2016, Maart 1). Wat is dementie? Opgehaald van alzheimercentrum.nl:
http://www.alzheimercentrum.nl/dementie/wat-is-dementie/
Onbekend. (2016, Maart 6). Dementie . Opgehaald van Spreekuurthuis.nl:
http://www.spreekuurthuis.nl/themas/dementie/informatie/inleiding
Vleeschouwer, M. d. (2009). De integratie van een reminiscentieruimte. Opgehaald van ModerneDementiezorg.nl: http://www.moderne-dementiezorg.nl/onderzoek.php?id=26
Parker, J., Ellen, H., & Tracey , P. (2014). De atlas van het menselijk lichaam. Kerkdriel: Libero.
Blank, C., & Meijden , E. v. (2007). Hersenen en centraal zenuwstelsel. Amsterdam: The Reader's
Digest.
Hersenstichting. (Onbekend). De hersenen. Opgehaald van Hersenstichting:
https://www.hersenstichting.nl/alles-over-hersenen/de-hersenen
Bouwman, M., Goor, H. v., Jongmans, W., Strikwerda, J., Weeda, A., Wolfswinkel, T., et al. (2014).
Nectar 3e editie biologie: 5 vwo leerboek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers bv.
Bas-s. (2009, Mei 24). Het geheugen; werking, ligging en functie binnen de hersenen. Opgehaald van
InfoNu.nl: http://wetenschap.infonu.nl/anatomie/36609-het-geheugen-werking-ligging-enfunctie-binnen-de-hersenen.html
Kahle, W., Steen, F. v., & Steen, J. v. (1996). Sesam Atlas van de anatomie. Deel 3: Zenuwstelsel en
zintuigen. Baarn: Bosh & Keuning.
Pragt, H. (2015, December 14). De fysieke werking van onze hersenen. Opgehaald van
Heinpracht.com: https://www.heinpragt.com/denkwerk/onze-hersenen.php
Pinkhop, H., Everdingen, J. v., & Eerenbeemt, A. v. (2012). Pinkhof Geneeskundig woordenboek.
Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Squire, L. R., & Kandel, R. (2001). Geheugen: Van moleculen tot geest. Nijkerk: Valenburg Printers.
Silbernagl, S. D. (1998). Sesam Atlas van de fysiologie. Baarn: Bosch & Keuning.
Onbekend. (2016, Januari 28). Pons (hersenen). Opgehaald van Wikipedia:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Pons_(hersenen)
Onbekend. (2014, Maart 3). Epifyse. Opgehaald van Stamcel.org:
http://www.stamcel.org/html/epifyse.htm
Onbekend. (2015, December 6). Geheugen (psychologie). Opgehaald van Wikipedia:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Geheugen_(psychologie)
Onbekend. (2013, November 26). Sensorisch geheugen. Opgehaald van Wikipedia:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Sensorisch_geheugen
Sperling, G. (1960). The information available in brief visual presentations. Psychol. Monogr. Gen.
Appl., (p. 74, 1-29)
Sams, M. Hari, R., Rif, J. & Knuutila, J. (1993). The human auditory sensory memory trace persists
about 10 sec: Neuromagnetic evidence. Journal of Cognitive Neuroscience, (p. 5, 363-370)
Miller, G. (1956). The magical number seven, plus or minus two: some limits on our capacity of
processing information. Psychological Review, (p. 101, 343-352)
Atkinson, R.C. & Shiffrin, R.M. (1968). Human memory: a proposed system and its control processes.
In: K.W. Spence & J.T. Spence (Eds) The psychology of learning and motivation, vol.2 (pp 89195). New York, Academic Press.
Onbekend. (2016, Januari 22). Kortetermijngeheugen. Opgehaald van Wikipedia:
Pagina 61 van 89
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]
[43]
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kortetermijngeheugen
Craik, FIM; Lockhart RS (1972). "Levels of processing: A framework for memory research". Journal of
Verbal Learning & Verbal Behavior 11 (6) (p. 671-84)
Alan Baddeley & Sergio Della Sala, Working memory and executive control; in: The prefrontal
cortex. Executive and cognitive functions A.C. Roberts, T.W. Robbins & L. Weiskrantz (eds),
Oxford University Press, Oxford, ISBN 019 852441 2, (p. 9-21)
Onbekend. (2006, September 1). Lange termijngeheugen. Opgehaald van Breiner.nl:
http://wolfox.nl/breiner/?page=theorie&artiekel=123
Ponds, R. (2016, Oktober 3). Geheugensystemen. Opgehaald van Canon Gerontologie:
http://www.canongerontologie.nl/geheugen/geheugensystemen
Onbekend. (2013, Maart 13). Episodisch geheugen. Opgehaald van Wikipedia:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Episodisch_geheugen
Duursma, L. (2014, Juli 9). Het effect van priming: waarom Tim Krul elke keer naar de juiste hoek
dook. Opgehaald van Debatrix.com:
http://www.debatrix.com/nl/2014/07/het-effect-van-priming-waarom-tim-krul-elke-keernaar-de-juiste-hoek-dook/
Witteman, H. (2008, Juli 1). Meer over het brein: het emotionele geheugen. Opgehaald van
onderwijsvanmorgen.nl: http://www.onderwijsvanmorgen.nl/meer-over-het-brein-hetemotionele-geheugen
Onbekend. (2013, November 26). Geheugen (psychologie) Emotioneel geheugen. Opgehaald van
Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Geheugen_(psychologie)#Emotioneel_geheugen
Hoogland, A. (2013, April 24). Stress versterkt emotioneel geheugen bij mannen. Opgehaald van
gezondheidsnet.nl: http://www.gezondheidsnet.nl/stress-en-burn-out/stress-versterktemotioneel-geheugen-bij-mannen
Onbekend. (2013, Februari 19). De functie van de receptor opnieuw geformuleerd. Opgehaald van
alzheimer.nl: https://www.alzheimer.nl/nieuws-en-voorlichting/nieuws/de-functie-van-dereceptor-opnieuw-geformuleerd/
Alzheimer-Nederland. (Onbekend). Verloop van dementie. Opgehaald van alzheimer-nederland.nl:
http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/wat-is-dementie/verloop-vandementie.aspx
Alzheimer-Nederland. (Onbekend). Erfelijkheid en risicofactoren. Opgehaald van alzheimernederland.nl: http://www.alzheimernederland.nl/media/438909/infopdf_erfelijkheid_en_risicofactoren.pdf
Hersenstichting. (Onbekend). Alzheimer. Opgehaald van Hersenstichting:
https://www.hersenstichting.nl/alles-over-hersenen/hersenaandoeningen/alzheimer
Onbekend. (2016, Januari 18). Ziekte van Alzheimer. Opgehaald van Wikipedia:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ziekte_van_Alzheimer
Alzheimer-Nederland. (Onbekend). Ziekte van Alzheimer. Opgehaald van alzheimer-nederland.nl:
http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/wat-is-dementie/vormen-vandementie/ziekte-van-alzheimer.aspx
Onbekend. (2016, Februari 5). Ziekte van Parkinson. Opgehaald van Wikipedia:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ziekte_van_Parkinson
Medical Media BV. (2014, Augustus 1). Ziekte van Parkinson. Opgehaald van gezondheidsplein.nl:
https://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/ziekte-van-parkinson/item31911
Medical Media BV. (2014, Augustus 1). Behandeling van de ziekte van Parkinson. Opgehaald van
gezondheidsplein.nl: https://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/ziekte-vanparkinson/behandeling/item31912
Medical Media BV. (2011, Januari 1). Verstopping. Opgehaald van gezondheidsplein.nl:
https://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/verstopping/item32883
Medical Media BV. (Onbekend). Incontinentie. Opgehaald van gezondheidsplein.nl:
https://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/incontinentie/item32973
Pagina 62 van 89
[44]
[45]
[46]
[47]
[48]
[49]
[50]
[51]
[52]
[53]
[54]
[55]
[56]
[57]
[58]
[59]
[60]
[61]
[62]
Voedingscentrum. (Onbekend). PCB’s. Opgehaald van voedingcentrum.nl:
http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/pcbs.aspx
Onbekend. (2016, Januari 3). Lewy body dementie - dementie met Lewy bodies (DLB). Opgehaald
van btsg.nl: http://www.btsg.nl/infobulletin/dementie/dementie-Lewy%20body.html
Alzheimer-Nederland. (Onbekend). Lewy Body dementie. Opgehaald van alzheimer-nederland.nl:
http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/wat-is-dementie/vormen-vandementie/lewy-body-dementie.aspx
Alzheimer-Nederland. (Onbekend). Lewy Body dementie. Opgehaald van alzheimer-nederland.nl:
http://www.alzheimer-nederland.nl/onderzoek/investeringen/oorzaken-van-lewy-bodydementie.aspx
Medical Media BV. (Onbekend). Behandeling van lewy Body dementie. Opgehaald van
gezondheidsplein.nl: https://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/lewy-bodydementie/behandeling/item41776
Hersenstichting. (Onbekend). Frontotemporale dementie. Opgehaald van Hersenstichting:
https://www.hersenstichting.nl/alles-overhersenen/hersenaandoeningen/frontotemporale-dementie
Onbekend. (Onbekend). Wat is vasculaire dementie?. Opgehaald van vasculairedementie.com:
http://www.vasculairedementie.com/
Alzheimer-Nederland. (Onbekend). Vasculaire dementie. Opgehaald van alzheimer-nederland.nl:
http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/wat-is-dementie/vormen-vandementie/vasculaire-dementie.aspx
Jellinek. (Onbekend). Wat is het syndroom van Korsakov?. Opgehaald van jellinek.nl:
https://www.jellinek.nl/vraag-antwoord/wat-is-het-syndroom-van-korsakov/
Faasen, R. (2012, Oktober 16). Syndroom van Korsakov gevolg van alcoholmisbruik. Opgehaald van
gezondheidsnet.nl:
http://www.gezondheidsnet.nl/verslavingen/syndroom-van-korsakov-gevolg-vanalcoholmisbruik
Hersenstichting. (Onbekend). Korsakov. Opgehaald van Hersenstichting:
https://www.hersenstichting.nl/alles-over-hersenen/hersenaandoeningen/korsakov
Onbekend. (Onbekend). Alcohol en hersenen. Opgehaald van alcoholhulp.be:
http://www.alcoholhulp.be/alcohol-hersenen
Medical Media BV. (Onbekend). Ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Opgehaald van gezondheidsplein.nl:
https://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/ziekte-van-creutzfeldt-jakob/item33036
Onbekend. (2016, Januari 22). Ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Opgehaald van Wikipedia:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ziekte_van_Creutzfeldt-Jakob
Rijksinstituut voor Volksgezondheid. (2011, Mei 6). LCI-richtlijn Creutzfeldt-Jakob, ziekte van.
Opgehaald van rivm.nl:
http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Professioneel_Praktisch/Richtlijnen/Infec
tieziekten/LCI_richtlijnen/LCI_richtlijn_Creutzfeldt_Jakob_ziekte_van
Tijdschrift voor praktijkondersteuning. (2009). Mini-mental state examination: beperkt
screeningsinstrument bij cognitieve stoornissen. Opgehaald van tijdschriftpraktijkondersteuning.nl:
http://www.tijdschriftpraktijkondersteuning.nl/archief/volledig/id319-mini-mental-stateexamination-beperkt-screeningsinstrument-bij-cognitieve-stoornissen.html
Alzheimer-Nederland. (Onbekend). Diagnose. Opgehaald van alzheimer-nederland.nl:
http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/wat-is-dementie/diagnose.aspx
Alzheimer-Nederland. (Onbekend). Medische behandeling. Opgehaald van alzheimer-nederland.nl:
http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/leven-met-dementie/medischebehandeling.aspx
Alzheimer-Nederland. (Onbekend). Galantamine. Opgehaald van alzheimer-nederland.nl:
http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/leven-met-dementie/medischebehandeling/galantamine.aspx
Pagina 63 van 89
[63]
[64]
[65]
[66]
[67]
Alzheimer-Nederland. (Onbekend). Rivastigmine. Opgehaald van alzheimer-nederland.nl:
http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/leven-met-dementie/medischebehandeling/rivastigmine.aspx
Alzheimer-Nederland. (Onbekend). Memantine. Opgehaald van alzheimer-nederland.nl:
http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/leven-met-dementie/medischebehandeling/memantine.aspx
Alzheimer-Nederland. (Onbekend). Medicatie tegen symptomen. Opgehaald van alzheimernederland.nl: http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/leven-metdementie/medische-behandeling/medicatie-tegen-symptomen.aspx
Alzheimer-Nederland. (Onbekend). Therapie zonder medicijnen. Opgehaald van alzheimernederland.nl: http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/leven-metdementie/medische-behandeling/therapie-zonder-medicijnen.aspx
Alzheimer-Nederland. (Onbekend). Omgaan met dementie. Opgehaald van alzheimer-nederland.nl:
http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/zorgen-voor-iemand-metdementie/omgaan-met-dementie.aspx
Bronvermelding per figuur:
Figuur 1
Figuur 2
Figuur 3
Figuur 4
Figuur 5
Figuur 6
Figuur 7
Figuur 8
Figuur 9
Figuur 10
Figuur 11
Figuur 12
Carter, H.V. & Gray, H. (1918) Anatomy of the Human Body. Opgehaald van
Bartleby.com: Gray's Anatomy, Plaat 728
(aangepast door Wikipedia)
Hersenstichting. (Onbekend). Anatomie. Opgehaald van Hersenstichting:
https://www.hersenstichting.nl/alles-over-hersenen/de-hersenen/anatomie
Onbekend. (2016, Februari 9). Visus-woordenboek: Medische termen rond oog & zien.
Opgehaald van kimbols.be: http://www.kimbols.be/medisch/wat-is-blind-enwat-is-slechtziend/visus-woordenboek-medische-termen-rond-oog-enzien.html
Onbekend. (Onbekend). Hersenvliezen. Opgehaald van hersenvliesontsteking.eu:
http://www.hersenvliesontsteking.eu/hersenvliezen.html
Bouwman, M., Goor, H. v., Jongmans, W., Strikwerda, J., Weeda, A., Wolfswinkel, T., et
al. (2014). Nectar 3e editie biologie: 5 vwo leerboek. Groningen/Houten:
Noordhoff Uitgevers bv.(p. 143)
Bouwman, M., Goor, H. v., Jongmans, W., Strikwerda, J., Weeda, A., Wolfswinkel, T., et
al. (2014). Nectar 3e editie biologie: 5 vwo leerboek. Groningen/Houten:
Noordhoff Uitgevers bv.(p. 178)
Bouwman, M., Goor, H. v., Jongmans, W., Strikwerda, J., Weeda, A., Wolfswinkel, T., et
al. (2014). Nectar 3e editie biologie: 5 vwo leerboek. Groningen/Houten:
Noordhoff Uitgevers bv.(p. 179)
Bouwman, M., Goor, H. v., Jongmans, W., Strikwerda, J., Weeda, A., Wolfswinkel, T., et
al. (2014). Nectar 3e editie biologie: 5 vwo leerboek. Groningen/Houten:
Noordhoff Uitgevers bv.(p. 189)
Onbekend. (2015, December 28). Iconisch geheugen. Opgehaald van Wikipedia:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Iconisch_geheugen
Loeffen, M. (2015, December 28). Auditieve cortex. Opgehaald van brainmatters.nl:
http://www.brainmatters.nl/terms/auditieve-cortex/werinicke-area-of-thebrain-via-wikimedia-commons/
Kok, A. (2007, Januari 31). Kortetermijngeheugen. Opgehaald van Wikipedia:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kortetermijngeheugen
Onbekend. (Onbekend). Alternative Model of Memory! Opgehaald van
psychart.webgarden.com:
Pagina 64 van 89
Figuur 13
Figuur 14
Figuur 15
Figuur 16,
17, 18
Figuur 19
Figuur 20
Figuur 21
Figuur 22
http://psychart.webgarden.com/menu/psychology-ib/alternative-model-ofmemory
Kok, A. (2006, December 4). Werkgeheugenmodel van Baddeley en Hitch. Opgehaald
van Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Werkgeheugen_(mens)
Kok, A. (2006, December 5). Vereenvoudigde weergave verschillende vormen
langetermijngeheugen. Opgehaald van Wikipedia:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Langetermijngeheugen
Onbekend. (Onbekend). De vrije wil in het stemhokje. Opgehaald van kennislink.nl:
http://www.kennislink.nl/publicaties/de-vrije-wil-in-het-stemhokje
Document van een bijeenkomst over reminiscentie. Kregen van Mariët Velding.
Onbekend. (Onbekend). Galantamine. Opgehaald van healthcentral.com:
http://www.healthcentral.com/common/images/1/19515_9684_5.jpg
Onbekend. (Onbekend). Lewy Body Dementie (LBD). Opgehaald van lewy-body.nl:
http://www.lewy-body.nl/lewybody.html
Onbekend. (Onbekend). Alcohol en hersenen. Opgehaald van alcoholhulp.be:
http://www.alcoholhulp.be/alcohol-hersenen
Onbekend. (Onbekend). Is A Prion an Intelligent Protein. Opgehaald van
jonlieffmd.com: http://jonlieffmd.com/blog/is-a-prion-an-intelligent-protein
Pagina 65 van 89
9
Dankwoord
Wij willen als eerste Mariët Velding van Stichting Vrijwillige Thuiszorg bedanken. Mariët heeft ons,
samen met haar collega Henriëtte Veneberg, geïntroduceerd bij de werkgroep van het Alzheimer
Café. Wij willen natuurlijk ook alle mantelzorgers en hun (dementerende) partners bedanken voor
het meewerken aan ons onderzoek, want zonder hen hadden wij geen profielwerkstuk kunnen
maken. Wij vinden het nog steeds bijzonder dat de mantelzorgers naast hun drukke dagtaak tijd
wilde vrijmaken voor ons onderzoek. Ten slotte willen wij onze begeleider mevrouw Ter Harmsel
bedanken voor de ontzettende goede hulp en adviezen.
Pagina 66 van 89
10 Bijlagen
10.1 Bijlage 1 – Het onderzoek
Zie volgende pagina
Pagina 67 van 89
Onderzoek Dementie
Deze envelop bevat twee onderzoeksformulieren met 2 invulbladen, een
handleiding, een pakket met foto’s en een extra envelop voor de
uiteindelijk ingevulde formulieren (met postzegel).
Pagina 68 van 89
Onderzoek Dementie
Beste meneer/mevrouw,
Ten eerste willen wij u ontzettend bedanken voor het meewerken aan ons onderzoek
naar dementie, wat deel uit maakt van ons profielwerkstuk. Wij waarderen het heel
erg dat u naast uw (extra) werk als mantelzorger ook wilt meehelpen aan ons
onderzoek.
Wij doen onderzoek naar dementie, in het bijzonder Alzheimer, omdat er nog zo
ontzettend weinig over bekend is. Dit maakt het niet alleen lastig voor degene met
dementie, maar ook voor de naaste familie. De gevolgen van dementie zijn algemeen
bekend, maar waarom deze gevolgen precies optreden nog niet. Wij willen met dit
onderzoek aantonen of het mogelijk is, door met iets simpels als een fotoboek,
herinneringen terug te halen zijn en of dit terughalen van herinneringen ook invloed
heeft op het cognitieve vermogen.
Wanneer wij aan kunnen tonen dat een fotoboek wel degelijk herinneringen kan
terughalen en het een effect heeft op de cognitieve functies, dan zouden meer
mensen zoals u, mantelzorgers, naaste familie of kennissen, een fotoboek kunnen
gebruiken. Zo zou met een dergelijk fotoboek ook de relatie tussen de mantelzorger
en de dementerende verbeterd kunnen worden (deze relatie staat vaak onder druk
door de zware taak als mantelzorger), maar vooral het plezier beleven door samen
herinneringen terug te halen.
Ten slotte willen wij willen u vragen of u de ingevulde formulieren en bladen zo snel
mogelijk kunt opsturen(uiterlijk 1 maart) naar: Zwaluwtong 7, 7443 MJ te Nijverdal.
We willen natuurlijk ook de ingevulde formulieren ophalen bij u thuis, u kunt dan
bellen naar 0548-619260 of 0548-611606.
Voor eventuele vragen of opmerkingen kunt u natuurlijk ook altijd e-mailen naar
[email protected] of whatsappen/sms’en naar 06 10245323.
Met vriendelijke groeten,
Daniël de Vries, Kaj Zwakenberg en Jelmer Meenhuis
CSG Reggesteyn Noetsele
6 VWO
Pagina 69 van 89
Handleiding
Voor de test maken wij gebruik van de zogenaamde MMSE test die misschien bij u
bekend is. Deze test is speciaal gemaakt om snel en gemakkelijk de cognitieve
functies te testen en om dementie aan te tonen. De MMSE test duurt ongeveer 10
minuten. De MMSE test bestaat uit verschillende vragen waarvoor punten kunnen
worden behaald(maximaal 30 punten).
Algemene instructies MMSE test
1. Zorg dat de persoon de beschikking heeft over eventuele gehoorapparaten en brillen.
2. Introduceer uzelf en probeer de persoon op zijn/haar gemak te stellen. Vraag toestemming om vragen te mogen stellen, zoals ‘Vindt u het goed dat ik u enige vragen over
het geheugen stel?’. Dit kan helpen om paniekreacties te voorkomen.
3. Stel iedere vraag maximaal 3 keer, tenzij anders aangegeven. Als de persoon geen
antwoord geeft, scoor 0, dit wijst zich vanzelf wanneer u het formulier doorkijkt.
4. Als de persoon incorrecte antwoorden geeft, scoor 0. Geef geen hints, stel de vraag
nogmaals. Accepteer het antwoord, stel de vraag niet opnieuw, geef geen suggesties of
fysieke duidingen zoals hoofd schudden, enz.
5. Benodigde hulpmiddelen zijn: een horloge, een pen, potlood/gum en papier. Een
blaadje met hierop ‘sluit uw ogen’ in grote letters en de figuur is eveneens nodig.
6. Als iemand vraagt ‘Wat zegt u’ geef geen uitleg of begin een gesprek, herhaal slechts
dezelfde aanwijzing tot maximaal 3 keer.
7. Als de persoon u onderbreekt met b.v. de vraag ‘Waar is dit voor’, antwoordt met ’Ik zal
het u uitleggen over enkele minuten als we klaar zijn. Kunnen we nu alstublieft doorgaan,
we zijn bijna aan het eind’’.
8. Lees de vragen van de test voor het afnemen alvast goed door, zo weet u wat u gaat
vragen. U hoeft de gegeven antwoorden niet op te schrijven, alleen de score is van
belang. Voor extra scorings-instructies zie volgende pagina: Extra afname en –
scoringinstructies.
Dit waren de algemene instructies. Zoals u waarschijnlijk heeft gezien zitten er in
deze envelop 2 MMSE testen, dit is omdat de test twee keer zal moeten worden
afgenomen. De eerste test neemt u af volgens de algemene instructies. Deze test
doet u op dag 1.
De volgende dag: dag 2, neemt u eerst met de dementerende het fotoboek door. Dit
fotoboek bevat foto’s van oude producten en andere dingen van vroeger. Het
doornemen kan voor onbepaalde tijd. Probeer hierbij de dementerende als eerste te
laten vertellen. Wanneer u een foto aanwijst en vraagt of hij/zij het herkent, probeer
dan ook een gesprek te beginnen en voorkom dat de dementerende geconfronteerd
wordt met zijn/haar geheugenverlies. Als het niet lukt om hem of haar tot
communicatie te bewegen, vertel dan zelf dingen over de gegeven foto. U bent even
het geheugen en probeer zo het gesprek alsnog te starten.
Wanneer u lang genoeg heeft gepraat over de foto’s uit het fotoboek (zo ongeveer
een kwartier tot een half uur, langer mag altijd) dan kan de tweede MMSE test
Pagina 70 van 89
worden afgenomen, hierbij wordt weer verwezen naar: algemene instructies MMSE
test. Na de tweede MMSE test is de gehele test afgelopen. Dus in het kort:
Dag 1
Dag 2
MMSE test 1
Doornemen fotoboek + MMSE test 2
Wij verzoeken u nogmaals om zo snel mogelijk de ingevulde testen en bladen te
versturen (eventueel door ons te bellen zodat wij het kunnen ophalen) naar
Zwaluwtong 7 7443 MJ te Nijverdal. Dit alles zonder voor- en/of achternamen, de
testen zijn anoniem!
Wanneer u benieuwd bent naar het eindresultaat van ons profielwerkstuk, dan kunt u
het rond 7 maart zien op: www.dementie.co.nf.
Wij willen u nogmaals ontzettend bedanken voor uw moeite.
Hieronder ziet u nog extra instructies voor het afnemen van de MMSE test. Lees
hiervoor eerst de test zelf door.
Extra afname- en scoringinstructies
Vraag 1 - Geef 10 seconden voor ieder antwoord. Alleen exacte antwoorden zijn goed.
Vraag 2 - Geef 10 seconden voor ieder antwoord. Accepteer alleen exact goede antwoorden. Indien de patiënt niet opgenomen is vraag dan in welke instelling we zijn (bij de
patiënt thuis: welke straat) en in welke kamer we zijn, in plaats van de naam van het
ziekenhuis en de afdeling.
Vraag 3 - Zeg de woorden langzaam met een interval van ongeveer 1 seconde. Geef 1 punt
voor ieder goed antwoord bij eerste poging. Geef 20 seconden voor het antwoord. Als de
persoon niet alle 3 voorwerpen genoemd heeft, herhaal ze tot de persoon ze heeft geleerd
tot een maximum 5 van herhalingen.
Vraag 4 - “Wilt u het woord “worst” achterstevoren spellen?”. Geef 30 seconden de tijd
hierbij. Als de persoon het woord “worst” niet kan spellen, scoor dan 0, wanneer dit wel lukt,
voor elke goede letter 1 punt (maximaal 5 punten)
Vraag 5 - Scoor 1 punt voor ieder goed antwoord, ongeacht de volgorde. Neem 20 seconden
voor het antwoord.
Vraag 6 - Scoor 1 punt voor ieder goed antwoord. Laat een horloge zien. Accepteer
‘polshorloge’ of ‘horloge’, maar niet ’klok’ of ‘tijd’ o.i.d. Geef 10 seconden voor het antwoord.
Laat een pen zien. Accepteer alleen pen en niet bijvoorbeeld potlood. Geef 10 seconden
voor het antwoord.
Vraag 7 - Reken alleen het exacte antwoord goed.
Vraag 8 - Geef papier met daarop ‘sluit uw ogen’. Als persoon alleen leest en de ogen niet
sluit, herhaal maximaal drie maal de zin ‘Wilt u deze woorden lezen en dan doen wat er
staat’. Geef 10 seconden, geef alleen 1 punt als de persoon de ogen sluit. De persoon hoeft
niet hardop voor te lezen wat er staat.
Pagina 71 van 89
Vraag 9 - Neem een stuk papier, houdt het vast recht voor de persoon en zeg het vol-gende:
‘Wilt u dit papiertje pakken met uw rechterhand, het dubbelvouwen en het op uw schoot
leggen?’ Herhaal deze opdracht niet. Geef 30 seconden. Scoor 1 punt voor iedere correct
uitgevoerde instructie.
Vraag 10 - Geef 30 seconden. Scoor 1 punt als de zin een onderwerp en gezegde heeft en
betekenis heeft. Negeer spellingsfouten.
Vraag 11 - Leg de figuur, papier, pen of potlood en gum voor de persoon neer. Sta meerdere
pogingen toe tot de patiënt klaar is en het papier terug geeft. Scoor 1 punt voor een correct
getekend diagram. De persoon moet een vierhoek hebben getekend tussen twee vijfhoeken
in. Maximaal toegestane tijd; 1 minuut. Zie hieronder wat wel en niet mag.
Pagina 72 van 89
Onderzoeksformulier 1 - MMSE Test
Geslacht
Man / vrouw
Geboortedatum
-
-
Datum afname
-
-
Dag 1
(doorstrepen wat niet van toepassing is)
Begin de test. Geef aan dat u enkele vragen gaat stellen en geef aan dat hij/zij enkele problemen
krijgt om op te lossen. Stel hem of haar op het gemak en geef aan dat de test geen consequenties
heeft. Lees voor het afnemen van de test eerst alle aanwijzingen door(zie vorige bladzijden)
Vraag
1.
a. Welk jaar is het?
b. Welk seizoen is het?
c. Welke maand van het jaar is het?
d. Wat is de datum vandaag?
e. Welke dag van de week is het?
(1 punt bij elk goed antwoord, dus maximaal 5 punten)
a. In welke provincie zijn we nu?
b. In welke plaats zijn we nu?
c. In welk ziekenhuis(instelling) zijn we nu?
d. Wat is de naam van deze afdeling?
e. Op welke verdieping zijn we nu?
(1 punt bij elk goed antwoord, dus maximaal 5 punten)
1
(0/5)
2
(0/5)
2.
3.
4.
Ik noem nu drie voorwerpen. Wilt u die herhalen nadat ik ze alle drie gezegd heb? Onthoud ze
want ik vraag u over enkele minuten ze opnieuw te noemen. (Noem "appel, sleutel, tafel)
(1 punt voor elk goed antwoord, herhaal maximaal 5 keer tot de patiënt de drie woorden weet)
Wilt u het woord “worst” achterstevoren spellen?
(Eén punt voor elke goede letter, anders 0 punten)
3
(0/3)
4
(0/5)
5.
Noemt u nogmaals de drie voorwerpen waarover ik heb verteld dat u deze moest
onthouden(vraag 3).
5
(0/3)
(Eén punt voor elk goed antwoord).
6.
Wat is dit? En wat is dat?
(Wijs een pen en een horloge aan. Eén punt voor elk goed antwoord) 6
(0/2)
Wilt u de volgende zin herhalen: Nu eens dit en dan weer dat
(Eén punt als de complete zin goed is)
7
(0 of 1)
8.
Wilt u deze woorden lezen en dan doen wat er staat?
Blad 1 met daarop in grote letters: Sluit uw ogen
8
(0 of 1)
9.
Wilt u dit papiertje pakken met uw rechterhand, het dubbelvouwen en het op uw schoot leggen?
(Eén punt voor iedere goede handeling, maximaal 3 punten)
(0/3)
9
7.
z.o.z.
Pagina 73 van 89
10. Wilt u voor mij een volledige zin opschrijven op dit stuk papier.
(Eén punt wanneer de zin een onderwerp, een gezegde, en betekenis heeft)
(0 of 1)
10
11. Wilt u deze figuur natekenen? Zie: figuur onderaan op Blad 1.
(Eén punt als figuur geheel correct is nagetekend. Er moet een vierhoek te zien zijn tussen de
twee vijfhoeken, anders 0 punten)
(0 of 1)
11
(0/30)
Totaal aantal punten
Beschrijf hoe de eerste test verliep en of er eventuele karakterveranderingen
plaatsvonden tijdens het afnemen van de test:
Pagina 74 van 89
Sluit uw ogen
Blad 1
Pagina 75 van 89
Onderzoeksformulier 2 - MMSE Test
Datum afname
-
Dag 2
-
Begin de test. Geef aan dat u enkele vragen gaat stellen en geef aan dat hij/zij enkele problemen
krijgt om op te lossen. Stel hem of haar op het gemak en geef aan dat de test geen consequenties
heeft. Lees voor het afnemen van de test eerst alle aanwijzingen door(zie handleiding) en neem
eerst het fotoboek door.
Vraag
1.
a. Welk jaar is het?
b. Welk seizoen is het?
c. Welke maand van het jaar is het?
d. Wat is de datum vandaag?
e. Welke dag van de week is het?
(1 punt bij elk goed antwoord, dus maximaal 5 punten)
a. In welke provincie zijn we nu?
b. In welke plaats zijn we nu?
c. In welk ziekenhuis(instelling) zijn we nu?
d. Wat is de naam van deze afdeling?
e. Op welke verdieping zijn we nu?
(1 punt bij elk goed antwoord, dus maximaal 5 punten)
1
(0/5)
2
(0/5)
2.
3.
4.
Ik noem nu drie voorwerpen. Wilt u die herhalen nadat ik ze alle drie gezegd heb? Onthoud ze
want ik vraag u over enkele minuten ze opnieuw te noemen. (Noem "appel, sleutel, tafel"
(1 punt voor elk goed antwoord, herhaal maximaal 5 keer tot de patiënt de drie woorden weet)
Wilt u het woord “worst” achterstevoren spellen?
(Eén punt voor elke goede letter, anders 0 punten)
3
(0/3)
4
(0/5)
5.
Noemt u nogmaals de drie voorwerpen waarover ik heb verteld dat u deze moest
onthouden(vraag 3).
5
(0/3)
(Eén punt voor elk goed antwoord).
6.
Wat is dit? En wat is dat?
(Wijs een pen en een horloge aan. Eén punt voor elk goed antwoord) 6
(0/2)
Wilt u de volgende zin herhalen: Nu eens dit en dan weer dat
(Eén punt als de complete zin goed is)
7
(0 of 1)
Wilt u deze woorden lezen en dan doen wat er staat?
Blad 2 met daarop in grote letters: Sluit uw ogen
8
(0 of 1)
7.
8.
9.
Wilt u dit papiertje pakken met uw rechterhand, het dubbelvouwen en het op uw schoot leggen?
(Eén punt voor iedere goede handeling, maximaal 3 punten)
(0/3)
9
10. Wilt u voor mij een volledige zin opschrijven op dit stuk papier.
(Eén punt wanneer de zin een onderwerp, een gezegde, en betekenis heeft)
10
(0 of 1)
z.o.z.
Pagina 76 van 89
11. Wilt u deze figuur natekenen? Zie: figuur onderaan op Blad 2.
(Eén punt als figuur geheel correct is nagetekend. Er moet een vierhoek te zien zijn tussen de
twee vijfhoeken, anders 0 punten)
(0 of 1)
11
Totaal aantal punten
(0/30)
Beschrijf hoe het bekijken van het fotoboek verliep en of er eventuele
karakterveranderingen plaatsvonden bij het praten over de foto’s:
Beschrijf hoe de tweede test verliep en of er eventuele karakterveranderingen
plaatsvonden tijdens het afnemen van de test:
Einde test
Pagina 77 van 89
Sluit uw ogen
Pagina 78 van 89
Blad 2
10.2 Bijlage 2 – Het fotoboek
Aap noot mies leesplankje
Lei
Ot en Sien
Touwtje springen
Pagina 79 van 89
Tol
Was wringer
Mattenklopper (voorjaars schoonmaak)
Douwe Egberts wandkoffiemolen
Buisman
Zilver en koperpoets
Pagina 80 van 89
Sunlight zeep
Singer naaimachine
Melkbus met zeef
Ploegen met paarden
Rogge maaien en binden
Boerderij in Nijverdal
Pagina 81 van 89
Het melken van de koeien
Het oude Hellendoorn, gezicht op de Nederlands hervormde kerk
(‘oaln griezen’)
Nijverdal Ten Cate (weverij)
Pagina 82 van 89
10.3 Bijlage 3 – Logo
Pagina 83 van 89
10.4 Bijlage 4 – Website (www.dementie.co.nf)
Pagina 84 van 89
Pagina 85 van 89
10.5 Bijlage 5 – Logboeken
Logboek van Kaj
Datum
Tijd + plaats
6-9-2015
13:30-14:15
Technasium
12-12-2015
10-2-2016
11-2-2016
23-2-2016
25-2-2016
28-2-2015
29-2-2015
1-3-2015
2-3-2015
6-3-2015
Datum
6-9-2015
6-11-2015
13:00-16:30
Jelmers huis
14:00-16:00
18:00-19:00
Thuis
12:40-14:40
Thuis
18:00-19:45
20:00 – 20:20
Thuis
12:00-13:00
14:00-15:00
20:30-21:15
Thuis
12:00-14:30
15:00-16:30
Tsjechië (vakantie)
10:00-12:15
16:30-17:45
Tsjechië (vakantie)
10:00-12:15
Tsjechië (vakantie)
10:00-12:15
14:00-16:00
Tsjechië (vakantie)
13:15-14:45
20:00-22:45
Thuis
Logboek van Daniël
Tijd + plaats
13:30-14:15
Technasium
9:55-10:45
Mediatheek
Activiteit en met wie?
Samen met begeleider gestart
met bekijken van ons
onderwerp
Gestart met
literatuuronderzoek
Taakverdeling + begin vormen
van geheugen
Literatuuronderzoek gedaan
Literatuuronderzoek gedaan +
'Alzheimer Experience' gekeken
Literatuuronderzoek gedaan +
10 fotoboeken uitgeprint
Gemaakte afspraken/ resultaten?
Beginnen met literatuuronderzoek
Verzinnen van een hoofdvraag
Contacteren van personen: Alzheimercafé
Vormen van geheugen verder uitgewerkt
Syndroom van Korsakov
Literatuur onderzoek gedaan
Syndroom van Korsakov en de ziekte van
Parkinson
Literatuuronderzoek gedaan
De ziekte van Parkinson en Lewy Body dementie
Literatuuronderzoek gedaan
Kortetermijngeheugen
Literatuuronderzoek gedaan
Sensorisch geheugen
Literatuuronderzoek gedaan
Informatieopslag
Literatuuronderzoek gedaan en
het hele werkstuk nog een keer
doorgelezen ter controle van
spelling en dergelijke.
De ziekte van Alzheimer
Activiteit en met wie?
Gemaakte afspraken/ resultaten?
Samen met begeleider gestart met Beginnen met literatuuronderzoek
bekijken van ons onderwerp
Verzinnen van een hoofdvraag
Gestart met literatuuronderzoek Contacteren van personen: Alzheimercafé
Uitwerkenplan (deelvragen
Plan (deelvragen en hoofdvragen) af
hoofdvraag), beginnen met
Belangrijke bronnen genoteerd
literatuuronderzoek
Deel van deelvragen uitgewerkt.
Pagina 86 van 89
10-11-2015
7-12-2015
9-2-2016
9:55-10:45
Verder met literatuuronderzoek
Bezig geweest met literatuuronderzoek
Mediatheek
17:30-18:30
19:45-22:00
Thuis
'AlzheimerExperience' gekeken
Literatuuronderzoek gedaan
Hoe om te gaan met demente ouderen/jongeren
Literatuuronderzoek gedaan
Medicatie tegen symptomen
Literatuuronderzoekgedaan
Medicatie tegen dementie
Behandeling zonder medicatie
Gesprek met begeleider
Voorbereidingonderzoek
Evaluatie van wat er gedaan is en wat er nog moet
gebeuren
Foto's uitgezocht
Literatuuronderzoek gedaan
Begin gemaakt aan: Zelf leven met dementie
1-3-2016
17:00-18:00
Thuis
14:45-16:00
16:30-17:20
Thuis
15:25-16:00
School
18:00-18:30
Thuis
11:00-11:30
Thuis
18:00-22:00
Eerst bij Jelmer thuis en
later bij de Kroon
16:45-17:30
18:00-18:30
Hellendoorn & Nijverdal
15:00-16:10
3-3-2016
17:00-18:00
Thuis
10:30-10:45
10-2-2016
11-2-2016
17-2-2016
22-2-2016
24-2-2016
29-2-2016
11:15-11:45
14:00-16:15
Onderzoek opstarten met Jelmer Bezoek gebracht aan het alzheimer café bij de
Kroon in Hellendoorn en mantelzorgers gevraagd
mee te werken aan ons onderzoek
Resultaten ophalen
Bij twee mannen de resultaten opgehaald van ons
onderzoek.
Literatuuronderzoek gedaan
Voorwoord geschreven
Zelf omgaan met dementie
De reden uitgelegd voor het onderwerp van ons
profielwerkstuk
Bespreking/evaluatie
Literatuuronderzoek gedaan
Resultaten verwerken en
literatuuronderzoek gedaan
Gesprek met Jelmer bij mij thuis
Diagnose uitgewerkt
Resultaten en verschillen in tabellen gezet
Bestaande teksten van mijn deel van
literatuuronderzoek nagekeken op fouten
Resultaten verwerken
Subjectieve deel van de resultaten verwerkt
Resultaten verwerken,
literatuuronderzoek gedaan,
conclusie en discussie geschreven
Conclusie en discussie geschreven
en literatuuronderzoek gedaan
Literatuuronderzoek gedaan
Reflectie geschreven
Laatste tabellen afgemaakt en gecontroleerd
Frontotemporaledementie behandeld
Begonnen aan conclusie en discussie
Conclusie aangepast en discussie afgemaakt en
begonnen met vasculaire dementie
Vasculaire dementie afgerond
Begonnen aan reflectie en meteen afgerond
18:00-19:30
4-3-2016
Thuis
12:00-18:00
6-3-2016
Thuis
11:00-13:30
14:00-14:45
19:20-19:50
Thuis
Pagina 87 van 89
Logboek van Jelmer
Datum
6-9-2015
Tijd + plaats
13:30-14:15
Technasium
6-11-2015
9:55-10:45
Mediatheek
7-11-2015
10:00-14:00
15:00-16:00
Thuis
8-11-2015
9:55-10:45
Thuis
10-11-2015
9:55-10:45
Mediatheek
15:00-16:30
Thuis
15:00-17:00
Thuis
15:00-17:00
Thuis
15:25-16:00
School
12:00-14:00
Thuis
18:00-22:00
Eerst bij Jelmer thuis en
later bij de Kroon
16:45-17:30
18:00-18:30
Hellendoorn & Nijverdal
18:00-19:00
Thuis
10:00-11:00
14:00-15:00
Nijverdal
9:00-10:00
Nijverdal
11:00-00:00
13-11-2015
15-11-2015
24-1-2016
11-2-2016
20-2-2016
24-2-2016
29-2-2016
1-3-2016
2-3-2016
3-3-2016
Activiteit en met wie?
Samen met begeleider gestart
met bekijken van ons
onderwerp
Gestart met
literatuuronderzoek
Uitwerken plan (deelvragen
hoofdvraag), beginnen met
literatuuronderzoek
Vormgeving verslag (logo
maken, voorblad en gehele
thema van het verslag)
Verder met
literatuuronderzoek
Vormgeving verslag (logo
maken, voorblad en gehele
thema van het verslag)
Verder met
literatuuronderzoek
Verder met
literatuuronderzoek
Verder met
literatuuronderzoek
Verder met
literatuuronderzoek
Verder met
literatuuronderzoek
Gesprek met begeleider
Fotoboek samenstellen met
mijn oma
Onderzoek opstarten
Resultaten ophalen
Gemaakte afspraken/ resultaten?
Beginnen met literatuuronderzoek
Verzinnen van een hoofdvraag
Contacteren van personen: Alzheimercafé
Plan (deelvragen en hoofdvragen) af
Belangrijke bronnen genoteerd
Deel van deelvragen uitgewerkt.
Logo bijna af
Bezig geweest met literatuuronderzoek
Logo en titelpagina af en stijl van verslag
bepaald
Bezig geweest met literatuuronderzoek
Bezig geweest met literatuuronderzoek
Bezig geweest met literatuuronderzoek
Bezig geweest met literatuuronderzoek
Bezig geweest met literatuuronderzoek
Evaluatie van wat er gedaan is en wat er nog
moet gebeuren
Bezoek gebracht aan het alzheimer café bij de
Kroon in Hellendoorn en mantelzorgers
gevraagd mee te werken aan ons onderzoek
Bij twee mannen de resultaten opgehaald van
ons onderzoek.
Voorwoord geschreven
Voorwoord geschreven
Resultaten ophalen en gesprek
met mantelzorgers
Resultaten opgehaald
Resultaten ophalen en gesprek
met mantelzorger
Hele dag bezig geweest met
het in elkaar draaien van het
Pagina 88 van 89
6-3-2016
verslag.
12:00-18:00
Laatste dingen afmaken die
Thuis
uiteindelijk niet waren gedaan
Overige taken die niet vermeld staan in het logboek:
 15 uur bezig geweest met de website (www.dementie.co.nf)
 3 uur bezig geweest met het logo
 Erg veel (hele dagen) van mijn gemaakte uren staan niet vermeld in het logboek. In
de tijd van mijn ziekte van Pfeiffer ben ik vergeten om de uren op te schrijven. Hele
dagen werk staan dus niet in dit logboek (minimaal 40 uur). Wat ik nog meer heb
gedaan:
o 2. Inleiding
o 3.1.1. Anatomie van de hersenen
o 3.1.2. Neuronen
o 3.1.3. Het geheugen
o 4. Materiaal en methode
o 7. Nawoord
o 8. Bibliografie
o 9. Dankwoord
o Verwerken resultaten (samen met Daniël)
o Het gehele onderzoek in elkaar gezet (dit duurde zo’n 4 dagen) en het
uiteindelijke onderzoek met fotoboek geprint en in enveloppen gedaan (20
keer)
o Alles tot een verslag maken en de lay-out samenvoegen
Pagina 89 van 89
Download