SAVES F. Van Deuren Bestuur, politiek en democratie door de geschiedenis heen (episode 2: Egypte onder het bestuur van de goddelijke farao) Woord van de auteur Het ligt niet in mijn bedoeling om hier een volledige chronologische geschiedenis van Egypte te schrijven maar wel een algemeen beeld te scheppen. Als we over het Oude Egypte spreken, constateren we dat we buiten de piramides, de farao en Toetanchamon weinig te vertellen hebben. Wat we er dan al over denken te weten, is dan gewoonlijk nog onjuist ook. Bijvoorbeeld de duizenden slaven die de piramides bouwden, klinkt heel romantisch maar is slechts een fabel. Dat de Egyptenaren als schrift de hiërogliefen gebruikten is ook maar gedeeltelijk waar. Over het bestuur en de politiek weten we helemaal niets. In de maatschappij van vandaag hangt alles zoals een cirkel aan elkaar. Het ene kan niet functioneren zonder het andere. Zo was het in de oudheid eigenlijk net hetzelfde. Wat is anders de geschiedenis van onze samenleving? Hoe zijn we tot deze samenleving gekomen? Welk beeld schept dit over de toekomst? Op al deze vragen zullen we waarschijnlijk nooit een volledig antwoord krijgen. In deze tweede episode van mijn politieke 'Historiën', wil ik graag de Oude Egyptische maatschappij onder de loep nemen en bijgevolg enkele voor waar genomen misvattingen uit de wereld helpen. Floris Van Deuren 1 SAVES 1.De eenmaking van het rijk Aanvankelijk bestond het Oude Egypte uit twee landen. Op geografisch vlak was dit de Nijldelta en de Nijlvallei. De Egyptenaren zelf spraken van het 'Zwarte land' en het 'Rode Land'. Hiermee bedoelden ze het vruchtbare Nijlgebied en de woestijn daarbuiten. Politiek gezien bestond Egypte uit Opper-Egypte waarmee het gebied van de Nijlvallei werd bedoeld en Neder-Egypte wat dan de Nijldelta was. Uit het 'schminkpalet van Narmer' weten de historici hoe Egypte tot een eenheidsrijk kwam. Het schminkpalet geeft een voorstelling van koning Narmer (hij draagt de witte kroon van Neder-Egypte) die zijn vijanden van Opper-Egytpe verslaat. Op de achterkant van het schminkpalet draagt Narmer de rode kroon van Opper-Egypte wat wijst op zijn overheersing van de beide landen. Vanaf dan af draagt de koning de dubbele kroon. Dit 'schminkpalet' (de Egyptenaren kenden reeds het gebruik van zich te maquilleren bij gelegenheden en niet alleen de vrouwen maar ook zeker de mannen) dateert uit ca. 3000 v. Chr. waaruit werd afgeleid dat de eenmaking ook rond die tijd moet hebben plaatsgevonden. In sommige historische werken staat te lezen dat de éénmaker niet Narmer maar Menes was. Doch nader onderzoek wijst uit dat Menes de zoon was van Narmer en dat de eenmaking dan nog vroeger (150 tot 200 jaar) zou zijn gebeurd. Hierover geven de historici geen eensluidende verklaring. Andere historici maken dan ook weer een connectie met koning Minos van Kreta. (De Egyptenaren kenden in hun schrift geen klinkers. Die klinkers hebben de historici er achteraf bij ingevuld. Daarom zouden Menes en Minos wel eens één en dezelfde persoon kunnen zijn geweest.) Dit zou ons allemaal veel te ver leiden en daarom nemen we maar aan dat koning (niet: 'farao' want dat is één van die misvattingen) Narmer de éénmaker van Egypte zijn geweest rond 3000 v. Chr. 2.Politieke geschiedenis De eigenlijk politieke geschiedenis van het Oude Egypte kunnen we opdelen in drie rijken en drie tussenperioden. Zo waren er het Oude Rijk, het Middenrijk, het Nieuwe Rijk en de 1ste, 2de en 3de Tussenperiode. In het algemeen kunnen we stellen dat de Rijken periodes waren van bloei en dat de Tussenperiodes periodes waren van verbrokkeling. De Vroegdynastische tijd stichtte koning 'Narmer' het eenheidsrijk en dus als gevolg de 1ste dynastie. De residentie was Memphis ('witte muren' rfr. Bepleisterde stadsmuren). Van zijn directe opvolgers weten wij eigenlijk weinig. We weten wel dat tijdens de 2de dynastie de koninklijke necropool werd verhuisd van Abydos naar Sakkara. Het Oude Rijk (ca. 2650-2160 v. Chr.) begon bij de 3de dynastie. De belangrijkste koning uit deze dynastie was 'Djoser'. Deze bouwde de trappenpiramide in Sakkara. Tijdens de 4de dynastie bouwde 'Snofroe' de twee eerste echte piramides (de eerste piramide mislukte, dit werd uiteindelijk een 'knik'piramide). Het hoogtepunt uit het Oude Rijk was de bouw van de piramides van 'Cheops', 'Chefren' en 'Mycerinus' in Gisez. De Egyptenaren bleven piramides bouwen tot in het Middenrijk. De koning was voor de Egyptenaren een vleesgeworden god (Horus) aan wie zij alles hadden te danken. Zij bouwden de piramides als laatste rustplaats voor de koning zodat hij na zijn dood kon opstijgen om zijn plaats in te nemen onder de goden. De bouwers van de piramides 2 SAVES waren geen slaven. Integendeel, het gelovige volk richtte met de bouw van de piramides gedenktekenen op voor de in hun koning belichaamde god, opdat ook zij na hun dood voorspoed en zegen zouden kunnen schenken. Indirect bewijst iedere piramide dat er onder de onbeperkte macht van de koning een goed functionerend, tot in de puntjes geordend regeringsapparaat bestond. De koningen regeerden als absolute vorsten. Zij bezaten formeel alle land, voerden persoonlijk het leger aan en gaven leiding aan het bestuur en aan godsdienstige ceremonieën. Een uitgebreid hiërarchisch ambtenarenapparaat, dat zich voortdurend uitbreidde, stond de koning ten dienste. Onmiddellijk onder de koning stond de 'vizier', die tegenover de koning verantwoording verschuldigd was voor de hele administratieve organisatie van Egypte, dat was verdeeld in 42 'nomen' of 'gouwen', die bestuurd werden door nomarchen of gouwvorsten. De vizier was een soort premier. Hij werd door de koning aangesteld vanuit zijn eigen familie of naaste kring. Zo ook alle ambtenaren die meer waren ten opzichte van de gewone bevolking omdat ze konden schrijven (kennis is macht). Als schrift kenden de Egyptenaren 'hiërogliefenschrift' dat zij enkel gebruikten om religieuze teksten te schrijven in het dodenboek en om inscripties te maken op tempels en graven. 'Hiëroglphoi' betekent dan ook 'heilige woorden'. Voor al het andere schrijfwerk gebruikten zij een soort snelschrift namelijk het hiëratisch schrift wat later het demotisch schrift werd. Naast de ambtenaren waren er ook de priesters die de koning vervingen en dus de macht hadden over de tempel. Door de geschiedenis krijgen we altijd te maken met twee machten namelijk de Kerk en het Paleis. Vermits de Egyptische koning als god werd beschouwd, was er in Egypte ook slechts één macht. De administratie was nodig voor het optekenen van o.a. de belastingen in natura (geld kenden de Egyptenaren niet) die door de schathouder werden opgestapeld in het schathuis. Dit schathuis bevond zich samen met de kantoren van de administratie en de koninklijke vertrekken in het paleis. Dit wijst dus wederom op de centralisatie van de macht. Vanaf de 5de dynastie werd de koning niet meer beschouwd als de vleesgeworden hemelgod 'Horus', maar als de zoon van de zonnegod 'Re'. Hierdoor werd de zonnecultus de staatgodsdienst. Vanaf de 6de dynastie nam de macht van de koning af. Een groot deel van het land werd in vruchtgebruik gegeven aan de adel van de gouwvorsten. Deze tendens zorgde voor de afbrokkeling van de macht. De 1ste Tussenperiode (ca. 2160-2040 v. Chr.) werd gekenmerkt door de individuele macht van de gouwvorsten, onderlinge vijandigheid en rondtrekkende bendes van boeren die zich aan het gezag onttrokken. De monarchen van Herakleopolis breidden hun gezag uit over de verre omgeving. Vanuit Thebe werd de strijd met deze machthebbers aangebonden. Tenslotte overwon 'Mentoehotep' de Herakleopolieten en vestigde de nieuwe eenheid in het rijk. Tijdens het Middenrijk (ca. 2040-1780 v. Chr.) werd de koning opnieuw de man waar in Egypte alles om draaide. Onder de koningen van de 12de dynastie, die allen 'Amenemhet' of 'Sesostris' heetten, beleefde Egypte een periode van voorspoed. De Egyptische koningen voerden altijd oorlog om het gebied uit te breiden. Dit was nodig omdat Egypte erg arm was aan grondstoffen. Naast landbouwproducten en papyrusriet hadden de Egyptenaren enkel steen. Hout gingen zij in Libanon halen want bomen hadden de 3 SAVES Egyptenaren niet. Het goud (o.a. voor het bekleden van hun tempels en dodenmaskers) haalden zij in Nubië, ten zuiden van Egypte. Hierdoor kwam er vanuit Nubië een algemeen verzet. Na de dood van 'Amenemhet III' trad opnieuw verval in. De doodsstrijd van het Middenrijk duurde nog bijna een eeuw, een tijd waarin gedurende de 13de en 14de dynastie naar het schijnt meer dan honderd koningen op de troon hebben gezeten. Het ontbrak dit land in elk geval aan invloedrijke heersers, waardoor de 'Hyksos' ('aanvoerders van vreemde volkeren') er een gemakkelijk karweitje aan hadden de heerschappij over Egypte te verwerven. De 2de Tussenperiode (ca. 1780-1560 v. Chr.) was de periode van de 'Hyksos'. Hun herkomst staat nog steeds niet vast maar wat zeker is, is dat zij uit Azië kwamen. Of zij inderdaad zulke grote vernielingen aanrichtten als de Egyptenaren wilden doen geloven, staat te bezien. Van grote plunderingen zin geen sporen gevonden. We weten wel dat zij over betere wapens beschikten en over strijdwagens die de Egyptenaren hiervoor niet kenden. Tijdens de 15de en 16de dynastie kwam aan het einde van 1700 v.Chr. aan de overheersing van de 'Hyksos'. De vorsten van Thebe, de 17de dynastie, verjoegen de invallers uit Opper-Egypte en tenslotte ook uit de delta. Rond 1560 v. Chr. waren de 'Hyksos' uit heel Egypte verdwenen en kon de eenheid worden hersteld. Het Nieuwe Rijk (ca. 1560-1070 v. Chr.) was de periode van de grote expansie. Het directe gevolg van deze expansieoorlogen was een groter staand leger dat samen met de geestelijkheid steeds machtiger werd. Vanaf het Nieuwe Rijk is er sprake van 'farao'. De Egyptenaren noemden hun vorst zo omdat zij een groot ontzag hadden voor het reusachtige paleis waarin de koning woonde. 'Per'-'ao' betekent 'groot huis' waaruit we kunnen afleiden dat de Egyptenaren hun koning hebben genoemd naar zijn paleis. Thebe werd de hoofstad van Egypte onder het bewind van 'Amenhotep I', de tweede vorst van de 18de dynastie. De militaire successen van 'Toetmosis I' waren spectaculairder dan die van enige andere farao. Hij bereikte zelfs de Eufraat in Mesopotamië. Hij stichtte ook vele kolonies (voor grondstoffen en handel) die allen hun zelfbestuur behielden. Zijn bewind leidde tot de grootste gebiedsuitbreiding van het rijk. De regering van 'Toetmosis II' heeft weinig sporen achtegelaten. Hij werd opgevolgd door zijn zoon 'Toetmosis III'. 'Toetmosis III' was aanvankelijk niet zo machtig omdat zijn moeder 'Hatsjepsoet' als regentes optrad. In het zevende regeerjaar van 'Toetmosis III' liet zij zich tot koning uitroepen (koning was altijd mannelijk) hiermee werd zij één van de weinige vrouwelijke farao's van de geschiedenis van Egypte. Na haar dood nam 'Toetmosis III' het heft stevig in handen en begon aan een lange serie veldslagen om verloren gebied te heroveren. De gebieden die blijvend werden veroverd, leverden Egypte een grote rijkdom op. Ook slaven (dus: vanaf het Nieuwe Rijk waarin er geen piramides meer werden gebouwd) werden in grote getale aangevoerd om mee te werken aan de bouw van tempels en paleizen. In die tijd werkten ongeveer 80 000 mensen in de 'Amon-Re' tempel van Karnak. 'Amenhotep II' en 'Toetmosis IV', de opvolgers van 'Toetmosis III', hielden het rijk in stand, al hadden ze zo nu en dan te maken met opstanden. 4 SAVES Tijdens de regering van 'Amenhotep III' bereikten de rust en welvaart een voorlopig hoogtepunt. Maar nog tijdens zijn regeringsperiode kwam er echter verandering in het stabiele beeld. Zowel de generaals als de priesters hadden een grote rijkdom verworven en wensten een grotere politieke invloed. 'Amenhotep IV' begon aan een religieuze revolutie. De god 'Re' verschijnt vanaf dan niet langer in het gedaante van een man met een valkenkop maar als de zonneschijf 'Aton'. De ontwikkeling van deze cultus, die bijna geen plaats overliet voor andere traditionele goden behalve de zonnegod, werd het voornaamste doel van deze jonge farao. Zijn vrouw 'Nefertete' steunde hem in zijn hervormingen. (hier komt de invloed van de vrouw tot uiting) Tijdens zijn vijfde regeringsjaar veranderde 'Amenhotep III' zijn naam in 'Echnaton' ('dienstbaar aan Aton') en beschouwde zichzelf als heerser op aarde uit naam van de zonnegod. Hij begon toen met de bouw van een nieuwe hoofdstad; 'Achet-Aton' (nu: Tell elAmarna). De hoge ambtenaren en Amonpriesters verloren hun prestige en werden vervangen mensen die de ideeën van 'Echnaton' waren toegedaan. Hij liet waarschijnlijk de tempels voor de andere goden in het hele land sluiten. Waarschijnlijk was er onder het volk weinig enthousiasme voor deze veranderingen. Ook de buitenlandse vazalvorsten toonden zich ontevreden over 'Echnatons' buitenlandse politiek. Na een kort intermezzo werd de amper tien jaar oude 'Toetanchaton' de nieuwe farao. Onder druk van de Amonpriesters liet hij zijn naam veranderen in 'Toetanchamon' en werd Thebe weer de residentiële hoofdplaats. Nadat hij jong kwam te overlijden, werd zijn vroegere opperbevelhebber 'Horemheb' de nieuwe machthebber. Hij riep de Amarna-familie uit tot ketters en verwoeste de stad en de Atontempels. Hijzelf werd echter gehuldigd als de eerste wettige farao sinds de dood van 'Amenhotep III'. In de 19de dynastie werd de residentie verplaatst naar de delta. 'Seti I' slaagde erin om de Egyptische bezittingen in Syrië te heroveren op de Hettieten. Onder farao 'Ramses II' beleefde Egypte voor het laatst een periode van welvaart, die gepaard ging met een grote bouwactiviteit. Hij sloot ook een verdrag met de Hettieten. Ramses' opvolger 'Merenptah' kreeg in de westelijke delta te maken met invallen van de Libiërs, gesteund door de zeevolkeren. De invasies konden worden afgeslagen, maar aan een achteruitgang viel niet te ontkomen. Tijdens de 20ste dynastie, onder 'Ramses III', de laatste grote vorst van het Nieuwe Rijk, werden de zeevolkeren definitief verslagen. In negentig jaar tijd waren er nog acht farao's met de naam 'Ramses' ('Ramses IV' tot 'Ramses XI'). Palestina en Nubië gingen verloren als overheerst gebied. Het land verarmde en geraakte de status van belangrijkste mogendheid voorgoed kwijt. Tijdens de 3de Tussenperiode (ca. 1070-712 v. Chr.), na de dood van 'Ramses XI' viel het land in haar natuurlijke helften uiteen. Beneden-Egypte werd geregeerd vanuit Tanis door de 21ste dynastie. Boven-Egypte werd geleid door de hogepriester van Amon vanuit Thebe. De troon werd veroverd door de Libiërs die de 22ste dynastie vestigden. Het centrale gezag brokkelde verder af. Daaruit groeide een feodale toestand, die het ontstaan van nevendynastieën tot gevolg had namelijk de 23ste en 24ste dynastie. Verschillende farao's regeerden gelijktijdig naast elkaar. In de Late tijd (ca. 712-332 v. Chr.) kwamen de Nubische koningen aan de macht die Egypte weer één maakten. 5 SAVES De invallen van de Assyriërs leidden echter spoedig tot de val van de 25ste dynastie. 'Psammetichus I' vestigde de 26ste dynastie wat een periode van heropleving was. Zij zoon 'Necho II' erfde de macht over. In 525 v. Chr. deden de Perzen onder leiding van 'Cambyses' en geslaagde inval en maakten van Egypte een Perzische satrapie (provincie). De Perzische heerschappij werd verschillende keren door opstanden doorbroken tijdens de regeerperiodes van de farao's van de 28ste, 29ste en 30ste dynastie. Aan de Perzische overheersing kwam een einde door de verovering van Egypte door 'Alexander de Grote' in 332 v. Chr. De Ptolemaeëntijd brak aan. De dochter van 'Ptolemaeus XII' hield de Romeinen tegen maar haar geliefde 'Antonius' verloor de slag bij Actium (2september 31 v. Chr.) van 'Octavianus' (de Romeinse keizer). Hiermee was 'Cleopatra VII' dan ook de laatste farao van Egypte. Zij pleegde op 12 augustus van datzelfde jaar zelfmoord. Vanaf dan af was Egypte een Romeinse provincie. Het christendom (de latere staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk) wiste de laatste sporen van de faraonische cultuur voor altijd uit. De islam nam uiteindelijk het bewind over van het Byzantijnse Rijk en het christendom. Tot op de dag van vandaag beheerst in de eerste plaats de islam Egypte. Einde van deze episode. Volgende episode: "Het vruchtbare land van Tigris en Eufraat". Bibliografie DE WEVER, F., Egypte, Ped. H.I. K.H.K, 1998, 43 blz. CEUPPENS, M., e.a., Historia 1 : Prehistorie en Egypte, uitgeverij Pelckmans Kapellen, 1997, 95 blz. BEGELSBACHER, B., Kunst en beschaving Egypte, AH-Uitgaven, Brussel, 1987, 168 blz. BREGA, Egypte, R&B, Lisse, 1998, 136 blz. HAGEN, R&R, Egypte: mensen, goden, farao's, Librero, Hedel, 1999, 240 blz. SCHLUZ, R., SEIDEL, M., Egypte: het land van de farao's, Könemann, Keulen, 1998, 538 blz. BETRÒ, M.C., Hiërogliefen: de beeldtaal van het oude Egypte, Tirion Uitgevers B.V., Baarn, 1999, 251 blz. 6