2.2 Het land van de farao

advertisement
Het land van de farao
Hoofdstuk 2
Wat gaan we doen?
• Kenmerkende aspecten
• Het bestuur in Egypte
• Vorsten en staten
• Egypte één rijk
• Opdracht
• De macht van de farao
• Eenheid en verdeeldheid
• Uitbreiding van het rijk
• Opdracht
• Huiswerk
Kenmerkende aspect
De kenmerkende aspecten zijn zinnen die de essentie van het
hoofdstuk weergeeft.
Kenmerkend aspect behorende bij de Egyptenaren:
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Vorsten en staten
• Irrigatielandbouw zorgde voor bevolkingstoename  sommige
mensen kregen meer macht en beslisten hoe een gebied werd
bestuurd.
• Deze bestuurder kon een gebied besturen doordat hij beschikking had
over soldaten.
• Een gebied werd bestuurd door een vorst  dit gebied heet dan een
staat
Egypte één rijk
• Egypte was onderverdeeld in twee staten.
• De Nijl delta behoorde tot: Neder-Egypte
• Het hoger gelegen deel behoorde tot: OpperEgypte
• Er komt één koninkrijk tot stand door: Koning
Narmer
• Er werd belasting geheven en om dit bij te
kunnen houden ontwikkelden de
Egyptenaren:
• Het hiërogliefen schrift
Egypte één rijk
Opdracht
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Farao
Vorst
Irrigatielandbouw
Politiek
Onderdaan
Ambtenaar
Staat
A.
B.
C.
D.
E.
Persoon die werkt voor een regering.
De koning van Egypte.
Persoon waarover een vorst regeert.
Hoogste bestuurder van een staat.
Alles wat te maken heeft met het
besturen van een land.
F. Gebied onder een regering
G. Landbouw met kunstmatige bevloeiing
Antwoorden:
1–B
2–D
3–G
4–E
5–C
6–A
7–F
Eenheid en verdeeldheid
• Farao zorgde voor
vrede en rust  goede
economie.
• Zwakke farao’s
riskeerde opstanden.
• Opstanden werden
veelal beëindigd door
gebruik van geweld.
Uitbreiding van het rijk
• Egypte op haar groots tussen 1500-1100
• Expansie Egypte begint met Toetmozes I
• Verovert Nubië en delen van Syrië
• Expansie Egypte  rijkdommen.
•
•
•
•
Krijgsgevangen
Goud
Koper
Ivoor
• 525 einde Egyptische heerschappij
Opdracht
Egypte was tot ongeveer 3000
v. Chr. onderverdeeld in twee
gebieden; (A). Koning Narmer
verenigde deze twee staten en
werd (B) genoemd. Deze had
mensen in dienst om het land
en het volk te besturen. Dit zijn
(C). Zij hielpen de farao in de
(D).Elke persoon die in Egypte
leefde was een (E) van de farao
en moest belasting betalen
1.
2.
3.
4.
5.
Politiek
Farao
Onderdaan
Opper- / Neder-Egypte
Ambtenaren
A: Opper- / Neder-Egypte
B: Farao
C: Ambtenaren
D: Politiek
E: Onderdaan
Opdracht
De farao was de koning. Als het niet goed ging met de landbouw kreeg
de farao de schuld.
Leg in maximaal 5 regels uit waarom de farao de schuld kreeg en
waarom er zo veel tempels in Egypte waren.
Antwoord:
1.
2.
3.
4.
De farao was volgens de Egyptenaren een god, omdat hij de zoon van Amon-Re en Horus was.
Als het met het land goed ging, betekende dit dat de farao met de goden overlegd voor
bijvoorbeeld een goede oogst. Dit betekent dat als de oogst slecht was, de farao niet goed had overlegd
met de goden waardoor Egypte gestraft werd. De farao kreeg dan ook de schuld hiervan.
Huiswerk
• Lezen HB p. 2.3
Download