ZAKEN DOSSIER OVERNAMES DE WA A R DE VA N E E N ONDE R NE MING BEPA L E N De prijs van een levenswerk Of ze nu willen verkopen of niet, ondernemers weten sowieso graag hoeveel hun onderneming waard is. Een eenduidige methode om dat te berekenen bestaat niet, maar gelukkig zijn er wel richtlijnen. MATHIAS NUTTIN, ILLUSTRATIE JENS CLAESSENS et waarderen van een onderneming is niet gemakkelijk, al was het maar omdat het voor alle betrokkenen een bijzonder gevoelige zaak is. De verkopende ondernemer wil uiteraard een zo hoog mogelijke prijs voor zijn levenswerk, terwijl de koper vooral niet te veel wil en mag betalen. Want als later blijkt dat de winsten niet voldoende zijn om de overnamefinanciering af te lossen, raakt de koper snel in de problemen. Elke ondernemer heeft een mening over de waarde van zijn onderneming, maar die stemt vaak niet overeen met de realiteit. “We merken dat bedrijfsleiders de waarde van hun onderneming in veel gevallen overschatten”, zegt Geert Buyse van het bemiddelingskantoor O.B.A. uit Kortrijk. H Gesofisticeerde methodes Accountants, consultants en onafhankelijke bemiddelaars hebben verschillende technieken om de waarde van een bedrijf te bepalen. Hoe groter de onderneming, hoe gesofisticeerder de methode, al valt het op dat tegenwoordig ook voor kleine kmo’s al behoorlijk ingewikkelde modellen gebruikt worden. Het bewijst dat zowel de kopers als de verkopers een 66 17 JANUARI 2013 | WWW.TRENDS.BE stuk professioneler geworden zijn. De verkopers pakken het overdrachtsproces steeds zakelijker aan. Hun gemiddelde leeftijd is slechts 52 jaar; het zijn zeker niet alleen mensen die aan afbouwen denken. Sommigen gebruiken het geld om een nieuwe onderneming op te richten, of ze blijven aan boord als “Ondernemers overschatten heel vaak de waarde van hun onderneming” Geert Buyse, O.B.A. VEEL VASTGOED IS NIET GOED Sommige ondernemingen bezitten vastgoed dat slechts deels of helemaal niet gebruikt wordt voor de kernactiviteiten. Denk aan braakliggend land, appartementsgebouwen of de privéwoning van de bedrijfsvoerder. Als dat soort vastgoed een groot deel van de onderneming uitmaakt, kan dat een probleem worden bij een overname. De banken eisen vandaag dat een overnamelening in zeven à acht jaar terugbetaald wordt. Dat is bijna onmogelijk als de kernactiviteiten maar een klein deel zijn van de hele onderneming. Zij leveren gewoonweg te weinig winsten op om de hoge financieringskosten af te lossen. De verkoper heeft twee mogelijkheden om zo’n situatie te vermijden. Een eerste is de onderneming in tweeën te splitsen. De kernactiviteiten kan hij verkopen, het vastgoeddeel behoudt hij. Een tweede mogelijkheid is dat de verkoper alleen het handelsfonds van de onderneming — onder dezelfde naam — verkoopt. De onderneming moet niet gesplitst worden, en via het handelsfonds worden de kernactiviteiten doorgegeven aan de koper. ≤ ZAKEN DOSSIER OVERNAMES ≤ manager en/of mede-eigenaar. Die trend TS is volgens Buyse een gevolg van de groeiende belangstelling van financiële groepen — bijvoorbeeld familiale holdings — voor kmo’s. Zij hebben wel het geld om zo’n bedrijfje te kopen, maar niet altijd de operationele kennis om het ook te runnen. De vorige eigenaar aan boord houden is dan een logische optie (zie kader Verkocht, maar niet weg). Zulke holdings investeren op een zeer zakelijke manier, en gebruiken net als de consultants en de banken gesofisticeerde waarderingsmethodes. Alle bezittingen van de onderneming optellen, de schulden ervan aftrekken, en een vergoeding aanrekenen voor de klantenportefeuille (de zogenaamde goodwill), is dan ook te eenvoudig en niet meer van deze tijd. EEN ZAAK OVERLATEN Bedrijfsleiders bllijven vaak nog enkele jaren aan boord. Verkocht, maar niet weg In het huidige moeilijke economische klimaat is een bedrijf overnemen niet vanzelfsprekend. Niet alleen is de toekomst onzekerder, maar de banken zijn ook strenger geworden bij het verlenen van krediet. Volgens Geert Buyse van O.B.A. verwachten banken vandaag dat een overnamelening terugbetaald kan worden in gemiddeld zeven à acht jaar, soms zelfs minder. Vóór de crisis kon dat tot tien jaar gaan. De hang naar zekerheid heeft nog een ander gevolg. Almaar meer wordt gevraagd dat de verkoper nog enkele jaren betrokken blijft bij de onderneming. Soms wordt de betaling van een deel van de overnamesom zelfs enkele jaren uitgesteld en afhankelijk gemaakt van de prestatie van de onderneming in die periode. “We zien steeds vaker earn out-clausules, waarbij de verkoper betrokken blijft bij de onderneming”, geeft Buyse aan. “Soms wordt hij zelfs opnieuw bedrijfs- 68 17 JANUARI 2013 | WWW.TRENDS.BE leider en mede-eigenaar. Dat zien we vooral bij financiële holdings die niet altijd de nodige operationele kennis in huis hebben.” Ook voor de kredietverstrekker is het een geruststelling als een succesvolle bedrijfsvoerder na een verkoop aan boord blijft. Bedrijfsvoerders die een verkoop plannen, kunnen maar beter rekening houden met de mogelijkheid dat ze nog enkele jaren betrokken moeten blijven bij de onderneming. De ondergrens In de praktijk bestaat een stilzwijgende consensus dat het eigen vermogen — het verschil tussen de bezittingen en de schulden van een onderneming — de absolute ondergrens is in elke verkooptransactie, zeker indien de onderneming winstgevend is. De verkoper heeft dan de zekerheid dat hij niet ‘met verlies’ verkoopt. Maar als het bedrijf zware verliezen boekt, is het eigen vermogen geen ondergrens meer. Want die verliezen tasten de volgende jaren het eigen vermogen aan. Het eigen vermogen is terug te vinden in de balans van de jaarrekening, maar bij de berekening van de waarde van een onderneming wordt het aangepast aan de realiteit. Het kan bijvoorbeeld dat de boekwaarde van een gebouw op de balans nul is — door afschrijvingen —, terwijl het in werkelijkheid zeer waardevol is. Of misschien moet een deel van de vorderingen op klanten afgetrokken worden omdat een van de klanten niet betaalt. Sommige van die posten hebben fiscale gevolgen (bijvoorbeeld de meerwaarde op een gebouw), en die moeten ook verrekend worden. Dat gecorrigeerd eigen vermogen, ofwel de intrinsieke waarde van een onderneming, is de gewenste minimumprijs. Dat geldt zeker voor ondernemingen met veel materiële activa, zoals machines en gebouwen. Voor dienstverlenende ondernemingen, met weinig materiële activa, is het gecorrigeerd eigen vermogen minder relevant. Toekomstige waarde Het gecorrigeerd eigen vermogen geeft niet meer dan een statisch beeld van de waarde van een onderneming: hoeveel houden we over als we vandaag alles afsluiten? Maar een onderneming — en zeker een winstgevende onderneming — heeft ook een toekomstige waarde. De belangrijkste graadmeter is de zogenoemde rendementswaarde, die de winstkracht van een bedrijf weergeeft. Er zijn twee manieren om de rendementswaarde te berekenen: de methode van de verdisconteerde kasstromen (discounted cash flow of DCF) en de multi- van de groei, zegt Jorn De Neve, partner in de Corporate Finance-afdeling van KPMG. Er wordt rekening gehouden met de markt- en de sectoromstandigheden. In het huidige klimaat bijvoorbeeld is groeien moeilijker dan vóór de crisis. Methode 2: multiple De multiple-methode berekent de rendementswaarde van een onderneming als een veelvoud (multiple) van een winstparameter. Dat kan de nettowinst zijn, maar ook de winst voor belastingen en intresten (ebit), de bedrijfskasstroom (ebitda), of de vrije kasstromen (na investeringen). Het gebruikte veelvoud varieert naargelang de sector, De berekende waarde van een onderneming is zelden de echte verkoopprijs. Subjectieve factoren spelen ook een rol. TIPS OM UW ONDERNEMING WAARDEVOLLER TE MAKEN U beslist wellicht niet van de ene dag op de andere dag om uw onderneming te verkopen. Vaak is dat een proces van jaren. In die periode kunt u veel doen om de overdracht voor te bereiden, en tegelijk de waarde van uw onderneming te verhogen. l Maak uzelf overbodig. Voor de koper is het een geruststelling dat hij weet dat de onderneming succesvol kan blijven als u er niet meer bent. Deel dus uw kennis, uw ervaring en uw taken met een selecte groep werknemers. Een kandidaat-koper heeft dan meer zekerheid dat de onderneming goed kan blijven draaien nadat de verkoper uit beeld is. l Vereenvoudig de bedrijfsstructuur. Ingewikkelde eigendomsconstructies kunnen dan wel de belastingcontroleurs op het verkeerde been zetten, maar schrikken kandidaatkopers af. l Geef alle inkomsten aan. Een ple-methode. In de praktijk wordt meestal een combinatie gebruikt, waarbij de waarde berekend via de ene methode getoetst wordt aan de waardering via de andere. Methode 1: DCF De DCF-methode berekent de verwachte kasstromen in de komende jaren, en zet die om in een huidige waarde. Daarbij wordt rekening gehouden met de evolutie van de waarde van geld — inflatie maakt dat 100 euro over drie jaar minder waard is dan vandaag — en het verwachte rendement op het geïnvesteerde kapitaal. Dat verwachte rendement hangt af van het ondernemingsrisico en van de financieringskosten. Financieel analisten gebruiken de DCFmethode ook om beursgenoteerde bedrijven of obligaties te waarderen. De methode houdt in dat een voorspelling van de winsten gemaakt wordt, op basis van wat de voorbije jaren gerealiseerd werd. Cruciaal is de inschatting en wordt getoetst aan vergelijkbare bedrijven en transacties. Hét cijfer Zodra de rendementswaarde met een van deze twee methodes (of met een combinatie) bepaald is, moet nog de uiteindelijke waarde van de aandelen berekend worden (de zogenoemde aandelenwaarde of aandeelhouderswaarde). Dat gebeurt door de netto financiële schuld — de financiële schulden minus de vrije liquide middelen — af te trekken van de rendementswaarde. De aandeelhouderswaarde is dus de theoretische prijs die een ondernemer voor zijn bedrijf kan krijgen. Maar de realiteit is meestal anders. Subjectieve factoren spelen ook een rol, en kunnen de overnameprijs opkrikken of naar beneden halen. En uiteindelijk geldt nog altijd de grote economische wetmatigheid dat ‘iets zo veel waard is, als een gek ervoor geeft’.z kandidaat-koper houdt enkel rekening met de inkomsten in de neergelegde jaarrekening. l Vereenvoudig de balansstructuur. Dat kan door bijvoorbeeld schulden af te bouwen. Vergeet niet uw persoonlijke borgstellingen op tijd vrij te vragen, anders blijft u aansprakelijk na de overname. Vastgoed dat niet gebruikt wordt in de dagelijkse bedrijfsvoering en overtollige liquide middelen kunnen afgezonderd worden. Haal persoonlijke uitgaven zoveel mogelijk uit uw resultatenrekening. l Optimaliseer uw bedrijfscyclus. Een te grote nood aan bedrijfskapitaal kan kopers afschrikken. Laat dus uw klanten sneller betalen en betaal indien mogelijk niet onmiddellijk uw leveranciers. Zorg er ook voor dat alle vergunningen in orde zijn, en dat uw gebouwen en machinepark in goede staat zijn. WWW.TRENDS.BE | 17 JANUARI 2013 69 ZAKEN DOSSIER OVERNAMES Bron: O.B.A. VOORBEELD 1: DE KLEINE KMO H et bemiddelingskantoor O.B.A. uit Kortrijk kreeg de opdracht om de waarde te berekenen van een kleine kmo, met het oog op een verkoop. Op basis van de jongste jaarrekeningen van het bedrijf (zie tabel) kwam het in drie stappen tot een vork. 1. Intrinsieke waarde De intrinsieke waarde is het gecorrigeerde eigen vermogen, waarbij rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld de meer- of minwaarde op de activa van de onderneming. Het kan dus grondig verschillen van het boekhoudkundig eigen vermogen. In ons voorbeeld van een kleine kmo is er bijvoorbeeld een meerwaarde van 277.000 euro op de grond en het gebouw, en 142.000 euro op het machinepark. Rekening houdend met de belasting op die meerwaarde van 33,99 procent, werd het eigen vermogen gecorrigeerd van 581.114 euro (eind december 2012) naar afgerond 954.000 euro, dat is een verschil van 372.886 euro. Als de onderneming minstens breakeven draait, is deze intrinsieke waarde in de praktijk een wenselijke minimumprijs. 2. Rendementswaarde O.B.A. gebruikt in dit voorbeeld de multiple-methode om de waarde van de activiteiten te berekenen. Eerst worden de resultaten genormaliseerd. Eenmalige 70 17JANUARI 2013 | WWW.TRENDS.BE gebeurtenissen worden uit de resultatenrekening gehaald, de vergoeding voor de bedrijfsleider wordt aangepast aan de marktnorm, persoonlijke uitgaven worden weggefilterd, enzovoort. De vennootschap huurde bijvoorbeeld een onnodig tweede onroerend goed voor 30.000 euro per jaar. Daarnaast werd de vergoeding van de bedrijfsvoerder gehalveerd. Vervolgens berekent O.B.A. de gemiddelde resultaten, gebaseerd op de voorbije drie jaar. Er wordt een weging toegekend aan elk jaar, waarbij het recentste jaar het meest weegt. De genormaliseerde cijfers zijn: Nettowinst: 107.000 euro Ebit: 197.000 euro Ebitda: 273.000 euro Cashflow: 182.000 euro In dit geval wordt de winstkracht van de onderneming door de normalisatie omhoog geduwd. Deze vier winstparameters worden vermenigvuldigd met een multiple om de toekomstige mogelijkheden van de onderneming in te schatten. De genormaliseerde bedrijfskasstroom (ebitda) werd bijvoorbeeld vermenigvuldigd met vier. Op die manier komt O.B.A. tot een rendementswaarde van 856.000 à 1.104.000 euro. 3. Aandeelhouderswaarde Om ten slotte de waarde van de aandelen te bepalen, wordt de netto finan- 2010 2011 2012 ACTIVA Vaste Activa Oprichtingskosten I. Immateriële Vaste Activa II. Materiële Vaste Activa III. Financiële Vaste Activa IV. Vlottende Activa Vorderingen op meer dan 1 jaar V. Voorraden en bestellingen in uitvoering VI. Vorderingen op minder dan 1 jaar VII. Geldbeleggingen VIII. Liquide middelen IX. Overlopende rekeningen X. Totaal Activa 289,152 0 0 286.673 2.479 916.779 0 125.790 790.989 0 0 0 1.205.931 224.466 0 0 221.987 2.479 942.068 0 116.134 825.934 0 0 0 1.166.534 164.197 0 0 161.718 2.479 993.733 0 50.488 943.245 0 0 0 1.157.930 PASSIVA Eigen Vermogen Kapitaal I. Uitgiftepremies II. Herwaarderingsmeerwaarden III. Reserves IV. Overgedragen winst (+) / verlies (-) V. Kapitaalsubsidies VI. Voorzieningen en uitgestelde belastingen Voorzieningen en uitgestelde belastingen VII. Schulden Schulden op meer dan 1 jaar VIII. Schulden op minder dan 1 jaar IX. Overlopende rekeningen X. Totaal Passiva 544.161 74.368 0 0 469.793 0 0 859 859 660.911 27.561 633.350 0 1.205.931 543.416 74.368 0 0 469.048 0 0 0 0 623.118 9.315 613.803 0 1.166.534 581.114 74.368 0 0 506.746 0 0 0 0 576.816 0 576.816 0 1.157.930 BALANS RESULTATENREKENING Bedrijfsopbrengsten Bedrijfskosten Bedrijfsaankopen Diverse goederen en diensten Bezoldigingen Afschrijvingen & waardeverminderingen Diverse bedrijfskosten Bedrijfsresultaat (EBIT) Operationele kasstroom (EBITDA) Financieel resultaat Uitzonderlijk resultaat Belastingen Resultaat van het boekjaar ciële kas- en schuldpositie verrekend. In deze kleine kmo heeft de bedrijfsvoerder bijvoorbeeld in de loop der jaren 715.000 euro geleend van zijn eigen vennootschap. Dat geld hoort natuurlijk toe aan de onderneming, en de eigenaar moet het bij een verkoop weer inbrengen. De 2010 2011 2012 1.494,406 1,450,422 447,451 333,236 568,388 85,277 16,070 43,984 129,261 -37,287 0 5,782 915 1,320,071 1,246,378 325,132 354,563 468,193 82,269 16,221 73,693 155,962 -64,021 -5,229 6,049 -1,606 1,348,933 1,232,111 347,954 367,300 431,515 67,021 18,321 116,822 183,843 -54,122 -1,577 23,426 37,697 netto financiële kas- en schuldpositie bedraagt + 433.500 euro, waardoor de aandeelhouderswaarde op 1.289.000 tot 1.537.500 euro komt. Na onderhandelingen tussen de koper en de verkoper werd de kmo uiteindelijk verkocht voor 1.350.000 euro VOORBEELD 2: DE GROTE KMO H et accountantkantoor KPMG maakte een berekening van de waarde van een fictieve ‘grote’ kmo. Het gebruikte daarvoor de discounted cash flow-methode (DCF). De grootste uitdaging is de opstelling van een budget. 1. Budget voor vijf jaar De grootste uitdaging in de DCFmethode is het opstellen van een realistisch en betrouwbaar budget voor de komende vijf jaar. Die oefening gebeurt samen met het management van de verkoper. Zodra dat budget gemaakt is, kunnen de vrije operationele kasstromen — voor KPMG de basis voor de berekening van de rendementswaarde — voor de komende vijf jaar bepaald worden. Er wordt ook een constante kasstroom bepaald waarvan wordt aangenomen dat die vanaf het zesde jaar gegenereerd wordt. Zo wordt als het ware de toekomst van de onderneming bepaald ‘tot in het eeuwige’. 2. Rendementswaarde De toekomstige kasstromen worden vervolgens omgezet in waarde van vandaag. Dat is de rendementswaarde, of de waarde van de activiteiten die de kasstromen genereren. De rentevoet waartegen de verdiscontering gebeurt is de weighted average cost of capital (gewogen gemiddelde kapitaalkostprijs, WACC). Die houdt rekening met het vereiste rendement op het eigen vermogen (het kapitaal dat de koper zelf inbrengt) en met de kosten van het vreemd vermogen (bijvoorbeeld een bankfinanciering). In dit voorbeeld is de WACC 13 procent. Op die manier komt KPMG tot een rendementswaarde van 85.055.000 euro. 3. Aandeelhouderswaarde Van dit bedrag wordt de netto financiële schuld (7,5 miljoen euro) afgetrokken, wat leidt tot een aandeelhouderswaarde — en dus een theoretische verkoopprijs — van 77.555.000 euro. In de praktijk is dit zelden de echte prijs. Die is ook afhankelijk van andere factoren, zoals de strategische waarde WWW.TRENDS.BE | 17 JANUARI 2013 71 ZAKEN DOSSIER OVERNAMES In de DCF-methode wordt de toekomst van de onderneming bepaald tot ‘in het eeuwige’. FICTIEVE GROTE KMO Alle bedragen in 1000 euro BALANS Bron: KPMG 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 15.000 100 1.000 6.000 500 22.600 15.000 100 1.040 6.240 5.517 27.897 15.000 100 1.082 6.490 11.957 34.629 15.000 100 1.125 6.749 18.853 41.827 15.000 100 1.170 7.019 26.228 49.517 15.000 100 1.217 7.300 34.106 57.723 15.000 100 1.265 7.592 42.511 66.468 15.000 100 1.316 7.896 51.468 75.780 PASSIVA Kapitaal 1.000 Reserves en overgedragen resultaat 9.500 Voorzieningen 100 Financiële schulden op meer dan 1 jaar 8.000 Financiële schulden op minder dan 1 jaar 500 Handelsschulden 3.000 Schulden mbt belastingen en bezoldigingen 500 Totaal Passiva 22.600 1.000 15.157 100 7.500 500 3.120 520 27.897 1.000 22.242 100 7.000 500 3.245 542 34.629 1.000 29.790 100 6.500 500 3.375 562 41.827 1.000 37.823 100 6.000 500 3.510 584 49.517 1.000 46.364 100 5.500 500 3.650 609 57.723 1.000 55.439 100 5.000 500 3.796 633 66.468 1.000 65.074 100 4.500 500 3.948 658 75.780 ACTIVA ACTIVA Materiële Vaste Activa Financiële Vaste Activa Voorraden Vorderingen Cash en geldbeleggingen Totaal Activa 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Bedrijfsopbrengsten Bedrijfskosten Variabele kosten Vaste kosten Operationele kasstroom (EBITDA) Afschrijvingen en waardeverminderingen Bedrijfsresultaat (EBIT) Financieel resultaat Uitzonderlijk resultaat Belastingen Resultaat van het boekjaar RESULTATENREKENING 50.000 35.000 25.000 10.000 15.000 5.000 10.000 -415 0 3.258 6.327 52.000 36.300 26.000 10.300 15.700 5.200 10.500 -415 0 3.428 6.657 54.080 37.649 27.040 10.609 16.431 5.408 11.023 -290 0 3.648 7.085 56.243 39.049 28.122 10.927 17.194 5.624 11.570 -136 0 3.886 7.548 58.493 40.502 29.246 11.256 17.991 5.849 12.142 27 0 4.136 8.033 60.833 42.009 30.416 11.593 18.824 6.084 12.740 200 0 4.398 8.542 63.266 43.574 31.633 11.941 19.692 6.326 13.366 382 0 4.673 9.075 65.797 45.197 32.898 12.299 20.600 6.580 14.020 575 0 4.961 9.634 BEREKENING VRIJE OPERATIONELE KASSTROMEN 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Perpetuïteit EBIT 10.000 Belastingen op EBIT (33.99%) 3.399 Operationele winst na belastingen 6.601 + Afschrijvingen en waardeverminderingen 5.000 - Investeringen in materiële vaste activa 1.500 - Investeringen in werkkapitaal 150 Vrije operationele kasstroom 9.951 10.500 3.569 6.931 5.200 5.200 140 6.791 11.023 3.747 7.276 5.408 5.408 145 7.131 11.570 3.933 7.637 5.624 5.624 151 7.486 12.142 4.127 8.015 5.849 5.849 157 7.858 12.740 4.330 8.410 6.084 6.084 164 8.246 13.366 4.543 8.823 6.326 6.326 171 8.652 14.020 4.765 9.255 6.580 6.580 178 9.077 18.600 6.322 12.278 2.000 2.000 0 12.278 72 17 JANUARI 2013 | WWW.TRENDS.BE