Hoofdstuk 2 De tijd van Grieken en Romeinen

advertisement
Hoofdstuk 2 De tijd van Grieken en Romeinen
Introductievragen
Voor je begint
1
a
In schema:
Grieken
2.4
2.5
2.6
2.10
2.11
2.17
b
c
2
a
b
c
Romeinen
2.1
2.7
2.8
2.11
2.12
2.13
2.16
2.17
Overige
2.3
2.9
2.14
2.15
2.18
De paragraaftitel: Jodendom en christendom heeft op het eerste gezicht weinig met Grieken
en Romeinen te maken.
Je eigen antwoord.
Je eigen antwoord.
Je eigen antwoorden.
Een republiek is een staatsvorm zonder een erfelijk staatshoofd, een monarchie is een
staatsvorm met een erfelijk vorst aan het hoofd (letterlijk: alleenheerschappij).
Instapverhaal: De zuil van Trajanus
3
a
b
c
d
Redenen waarom de titel optimus terecht is, zijn:
- Zijn bestuur was rechtvaardig en sociaal.
- Tijdens Trajanus' regeringsperiode (98-117) bereikte het Romeinse rijk zijn grootste
omvang en grootste welvaart.
- Hij ondernam succesvolle veldtochten tegen de plunderende Daciërs; de rijke oorlogsbuit
die Trajanus uit Dacia meenam, gebruikte hij om nog meer schitterende bouwwerken
neer te zetten in Rome.
Op de enorme triomfzuil werd een voorstelling gebeeldhouwd die wel 200 meter lang is. Als
een lint slingert de voorstelling zich rond de zuil omhoog. De Romeinen hadden op het
gebied van de beeldhouwkunst veel geleerd van de Grieken en alle technische vaardigheden
die ze daarmee hadden opgedaan, pasten ze toe op de zuil van Trajanus. Er zijn zo'n 2600
figuren op te zien, zowel Romeinen als Daciërs. Het verhaal op de zuil van Trajanus kun je
vergelijken met een hedendaags stripboek.
Veel scènes uit de strijd zijn tot in de kleinste details uitgewerkt. Er zijn gevechten en
plunderingen te zien, maar ook scènes waarop forten en bruggen worden gebouwd en de
keizer zijn manschappen toespreekt.
In sommige opzichten is het een betrouwbare bron: als het gaat om de kleding, de
wapenuitrusting en de manier van vechten. Daarnaast was de triomfzuil ter eren van
Trajanus en zijn leger opgericht. De daden van Romeinse keizer en die van zijn soldaten
kunnen te positief zijn afgebeeld. In dat opzicht moet je dus twijfelen aan de
betrouwbaarheid van de bron.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
1
Kijken op de kaart
4
a
b
De kaart past het beste bij het kenmerkend aspect: de groei van het Romeins imperium
(waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde). Op de kaart is namelijk
te zien dat het Romeinse Rijk een wereldrijk (een imperium) is geworden dat grote gebieden
in Europa beheerste.
De Romeinen beheersten vanaf de eerste eeuw alle kusten van de Middellandse Zee. Dat was
dus een zee binnen het Romeinse Rijk geworden.
Het tijdvak
5
a
b
c
d
e
Op de tijdbalk staan bijvoorbeeld:
- Uitvinding van spijkerschrift in Irak en hiërogliefenschrift in Egypte
- Koning Salomo bouwt joodse tempel in Jeruzalem
- Feniciërs stichten Carthago
Al deze gebeurtenissen hebben niets te maken met de Grieken en Romeinen.
Voor Europa zijn vooral de culturen van de Grieken en Romeinen van belang geweest.
De oudheid.
Onze tijdrekening begint met het jaar waarvan men vroeger dacht dat Jezus Christus werd
geboren. Dat is het jaar 1.
Niet alle landen (mensen) op de wereld vinden de geboorte van Christus een belangrijke
gebeurtenis om de jaartelling mee te beginnen. Zo hebben joden, moslims en boeddhisten
hun eigen jaartellingen.
De wereld
6
a
b
Andere hoogontwikkelde landbouwstedelijke samenlevingen ten tijde van het Romeinse Rijk
zijn die van Egyptenaren, Perzen, Indiërs en Chinezen.
Vier kenmerken:
- Er waren vorsten met vaak politieke en religieuze macht / religieuze en politieke macht
waren vaak in handen van dezelfde personen.
- Sociale hiërarchie (grote sociale verschillen).
- Godsdiensten met meerdere goden.
- Gebruik van het schrift.
Europa
7
a
b
c
Vanaf Homerus’ tijd stichtten de Grieken ook kolonies in Italië, langs de Zwarte zee en het
oosten van de Middellandse Zee, waardoor de Griekse cultuur in een groot gebied verspreid
raakte.
Geleidelijk kwamen ‘volksverhuizingen’ op gang: vooral Germaanse stammen trokken het
Romeinse rijk binnen. Mede hierdoor raakte het westen in verval.
- Keizer Constantijn verplaatste de hoofdstad in 330 naar het Griekse Byzantium,
waardoor het westen aan betekenis verloor.
- Door de lange periode van vrede, de Pax Romana, verslapte de militaire discipline.
- Het moreel verval door de luxe waaraan iedereen zich te buiten ging
- De hoge belastingdruk die de armen nog armer maakten en hun trouw ondermijnde.
- De levenshouding van de christenen, die gericht was op het eeuwige leven in het
hiernamaals, was slecht voor de militaire en politieke kracht van het rijk.
- ‘Brood en spelen’ zouden het Romeinse volk lui hebben gemaakt
- Het rijk zou intern zijn verzwakt door epidemieën of doordat Romeinen met slaven
gingen trouwen of door de geboortecontrole waaraan ze deden.
Nederland
8
2
De Romeinen schreven als eersten over de ongeletterde volken die zich toen in Nederland hadden
gevestigd. Met de eerste geschreven berichten laten we de periode van de prehistorie eindigen.
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
 Wolters-Noordhoff bv
Heden en verleden
9
a
b
c
10
a
b
c
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Ja, omdat ik spektakelfilms altijd indrukwekkend vindt; of : nee, films uit de oudheid
interesseren me niet, omdat die gaan over zaken die (te) lang geleden hebben
plaatsgevonden.
Je eigen antwoord.
De betrouwbaarheid is beperkt. De films en series en zijn gebaseerd op een klein aantal
bronnen en er komen gebeurtenissen in die in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden,
maar voor de film zijn bedacht.
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Tegenwoordig kan met de computer de illusie van spectaculaire gevechtsscènes veel
gemakkelijker worden gemaakt dan vroeger. Dat lijkt ze echter te maken.
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
De Olympische Spelen met sporten als discuswerpen en worstelen.
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
De democratische regeringsvorm.
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
De Dorische, Ionische en Corinthische zuil(engalerij)
2.1 Wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat
Verwerkingsvragen
De Atheense democratie
1
a
b
c
2
Een stadstaat is een staat die bestaat uit een stad en de omliggende gebieden.
De stadstaten bestonden meestal uit een stad met het omringende land. Meer dan de helft van
de mensen woonde op het platteland woont en werkte in de landbouw; een minderheid
woonde in de stad.
Er waren tal van regeringsvormen. Sommige waren een monarchie, andere een tirannie,
weer andere een aristocratie, oligarchie of democratie.
Kleistenes gaf de al bestaande volksvergadering (ekklesia) de hoogste macht. Alle vrije Atheense
mannen kregen stemrecht. Iedere burger, arm of rijk, kon voortaan deelnemen aan de
volksvergadering en meebeslissen De ekklesia besliste over wetten, koos de militaire commandant
en andere leiders en controleerde de ambtenaren en bestuurders. Wegens corruptie of wanprestaties
konden die worden ontslagen of zelfs ter dood worden gebracht. Voor een besluit moesten
minstens 6000 mannen aanwezig zijn.
Politieke discussies
3
a
b
Socrates vond dat een democratisch politicus geen andere keus had dan zijn principes te
verloochenen en iedereen naar de mond te praten, in plaats van de waarheid te spreken.
Volgens Plato betekende democratie chaos en dictatuur van de lagere klassen. Hij vond dat
de meeste mensen helemaal niet in staat waren tot het nemen van juiste, rationele
beslissingen.
- Sophokles en Euripides schreven er hun tragedies.
- De geschiedschrijver Herodotus vestigde zich er na zijn lange reizen.
- Plato stichtte er de Academie waar hij les gaf in wiskunde, natuurwetenschappen en
filosofie.
- Aristoteles deed hetzelfde in zijn Lyceum.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
3
c
4
Wie op de Volksvergadering een massa wilde toespreken, moest een goed spreker zijn. Om
de kunst van de welsprekendheid te leren, gingen veel burgers in de leer bij een sofist. Ze
leidden burgers op tot politici die met kennis van zaken in de volksvergadering debatteerden.
Deze ontwikkelde burgers stimuleerden op hu beurt weer de culturele ontwikkeling.
De juiste combinaties:
Aristocratie
Regering door de besten
Democratie
Regering door het volk
Tirannie
Regering door een
onwettig alleenheerser
Oligarchie
Regering door weinigen
Wetenschappelijk denken
5
a
b
c
Ze gaven mythologische verklaringen voor de verschijnselen in de wereld om hen heen.
In plaats daarvan probeerden ze met hun verstand te beredeneren hoe de dingen in elkaar
zaten. Ze gingen voor het eerst op een wetenschappelijke manier nadenken over de natuur.
De Ionische filosofen probeerden voor het eerst om met hun verstand te beredeneren hoe de
dingen in elkaar zaten. Waar zij zich mee bezighielden, zijn nu allemaal aparte takken van
wetenschap: biologie, astronomie, natuurkunde, wiskunde en politicologie.
Socrates
6
a
b
c
Een aanhanger van hem kan het volgende uit zijn leven benadrukken:
- Socrates was populair bij de jongelui door zijn boeiende manier van denken en spreken.
- Met zijn armoedige kleren en blote voeten was hij een opvallende verschijning.
- Filosoferen was voor Socrates een voortdurende speurtocht naar inzicht in de waarheid.
- Socrates was een moedig man: zelfs toen hij aan de doodstraf kon ontsnappen, weigerde
hij dat en dronk de gifbeker leeg.
Een tegenstander kan het volgende van zijn leven benadrukken:
- Volgens de politicus Alcibiades was Socrates lelijk als een sater.
- In 399 v.C. werd hij gearresteerd omdat hij de jeugd van Athene bedierf met zijn
goddeloze ideeën.
- Hij was koppig: hij kon aan de doodstraf ontsnappen door genade te vragen en te kiezen
voor vrijwillige verbanning, maar dat weigerde hij.
Het kenmerkende aspect van deze paragraaf is: de ontwikkeling van het wetenschappelijk
denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat. Met al deze
zaken hield Socrates zich bezig. Filosoferen was voor Socrates bovendien een voortdurende
speurtocht naar inzicht in de waarheid. Daarbij had hij een kritische (wetenschappelijke)
manier van denken.
Oriëntatiekennis
7
a
b
c
4
Een onderdaan moet doen wat over hem beslist wordt, hij beslist zelf niets. Een burger heeft
het recht om zelf mee te beslissen over het bestuur van het land.
Iedere vrije Atheense man, arm of rijk, had het burgerschap. Hij kon deelnemen aan de
volksvergadering: de ekklesia. Die besliste over wetten, koos de militaire commandant en
andere leiders en controleerde de ambtenaren en bestuurders.
Volgens Plato betekende democratie chaos en dictatuur van de lagere klassen. Hij vond dat
de meeste mensen helemaal niet in staat waren tot het nemen van juiste, rationele
beslissingen. Hij bewonderde Sparta, omdat het een geordende, stabiele staat was. Zijn
ideale staat was een republiek waarin filosofen de totale macht hadden.
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
 Wolters-Noordhoff bv
Ook andere filosofen vonden dat macht in handen moest zijn van een paar verstandige
mensen, die door traditie of persoonlijke kwaliteiten hadden bewezen dat ze de staat konden
leiden (een soort oligarchie dus).
8
a
b
9
a
b
Zij verwierpen de mythologische verklaringen voor de verschijnselen in de wereld om hen
heen. In plaats daarvan probeerden ze met hun verstand te beredeneren hoe de dingen in
elkaar zaten.
Archimedes en Pythagoras stelden belangrijke natuurkundige wetten en wiskundige
stellingen op. Hippokrates legde de basis voor de medische wetenschap.
Alle vrije Atheense mannen kregen stemrecht. Iedere burger, arm of rijk, kon voortaan
deelnemen aan de volksvergadering en meebeslissen. Niet een paar man, nee alle mannen
(het volk) beslisten.
Vrouwen, kinderen en slaven, de grote meerderheid, mochten in Athene niet meebeslissen.
In een tegenwoordige democratie is slavernij verboden en tellen vrouwen volwaardig mee.
Reflectie
10
a
b
c
In een directe democratie beslist het volk (de stemgerechtigden) direct over wetsvoorstellen
en maatregelen. In een indirecte democratie kiest het volk (de stemgerechtigden)
vertegenwoordigers die namens hen beslissingen nemen over wetsvoorstellen en
maatregelen.
In Nederland wonen miljoenen stemgerechtigden. Het is organisatorisch erg moeilijk en
tijdrovend om al deze burgers over wetsvoorstellen en maatregelen te laten beslissen.
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
- Ik ben het er mee eens, want de meeste mensen helemaal niet in staat waren tot het
nemen van juiste, verstandige beslissingen. Ze gaan teveel af op hun gevoel. Bovendien
is het houden van referenda een tijdrovende bezigheid; het vertraagd het nemen van
beslissingen alleen maar.
- Ik ben het er niet mee eens. In een democratie hoort het volk het laatste woord te hebben,
dat versterkt de betrokkenheid bij de democratie. In hun eigen belang zullen mensen vaak
verstandige nemen. Bovendien komt het nemen van niet-rationele beslissingen ook voor
bij volksvertegenwoordigers.
Samenvatting
11
a
b
Grieken uit de Oudheid en hun beroep:
Perikles – bestuurder
Aristoteles – filosoof
Kleistenes – bestuurder
Socrates – filosoof
Plato – filosoof
Sophokles – toneelschrijver
Euripides – toneelschrijver
Herodotus – geschiedschrijver
Archimedes – natuurkundige
Pythagoras – wiskundige
Hippokrates – geneeskundige
Deze Grieken stonden aan de basis van het wetenschappelijk denken en denken over
burgerschap en politiek die als kenmerkend voor de huidige westerse samenlevingen worden
beschouwd.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
5
2.2 Het Romeins imperium
Verwerkingsvragen
1
Door buurvolkeren te onderwerpen, probeerden de Romeinen agressie te voorkomen. Het was een
van de hoofdoorzaken van hun expansie.
Van republiek naar keizerrijk
2
In de tweede en de eerste eeuw v.C., na de overwinning op aartsvijand Carthago, maakten de
Romeinen hun meeste en grootste veroveringen.
3
De machtsstrijd tussen elkaar beconcurrerende krijgsheren in de tijd van de republiek leidde tot
grote veroveringen. Eerst verkreeg Caesar en daarna Augustus de alleenheerschappij. Rome
veranderde in een keizerrijk. De militaire inspanningen waren na Augustus vooral gericht op de
verdediging van de duizenden kilometers lange grenzen.
4
Met het begrip imperium Romanum wordt bedoeld: het grote Romeinse rijk (wereldrijk) Met pax
Romana wordt bedoeld: de periode van vrede (rust en welvaart) in het Romeinse rijk, die aan de
onderworpen volken werd opgelegd.
Nadat de Romeinen een groot rijk hadden gevestigd (imperium Romanum) hadden zij er belang bij
dat er orde en rust kwam, waardoor de welvaart kon toenemen. Daarom legden zij alle overwonnen
volken de Romeinse vrede op ( pax Romana).
Alles op zijn Grieks
5
a
b
De Romeinen blonken uit in hardheid, taaiheid en discipline. Ook waren ze uitstekende
organisatoren. Voorbeelden daarvan zijn:
- De gouverneurs hieven de belastingen waarmee het reusachtige leger werd betaald en een
indrukwekkende infrastructuur tot stand werd gebracht.
- De Romeinen legden een netwerk van tienduizenden kilometers kaarsrechte, verharde
wegen aan. Zo verbonden ze de provinciehoofdsteden met elkaar en met Rome en
konden ze de troepen snel verplaatsen.
De Romeinen waren diep onder de indruk van de Griekse cultuur.
Voorbeelden daarvan zijn:
- Ze haalden vanaf de 2e eeuw v.C. Griekse schrijvers, artsen, beeldhouwers en
bouwmeesters naar Rome.
- Ze bootsten in alles de Grieken na. Meubilair, tafels, stoelen en linnenkasten werden
gemaakt 'naar de Griekse mode'.
- Griekse komedies werden vertaald en bewerkt in het Latijn.
- De Romeinen bouwden tempels naar Grieks voorbeeld, kopieerden Griekse beelden en
namen Griekse goden over, die Latijnse namen kregen.
Romanisering
6
a
b
6
Met romanisering wordt beïnvloeding van volkeren door de Grieks-Romeinse cultuur
bedoeld. (zie begrippenlijst).
Twee factoren die de romanisering bevorderden:
- Onderworpen volken mochten hun cultuur en godsdienst handhaven. Hierdoor konden zij
hun traditionele manier van leven handhaven, terwijl de Romeinen voor orde en
veiligheid zorgden. Het was voor deze volken steeds minder van belang om in opstand te
komen.
- Veteranen die na twintig of vijfentwintig jaar dienst in het leger terugkeerden naar huis,
brachten het Latijn en de Romeinse gewoonten en gebruiken tot in de verste uithoeken.
Uit de soldatentalen ontstonden later de Romaanse talen.
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
 Wolters-Noordhoff bv
Oriëntatiekennis
7
a
b
c
8
a
b
9
a
b
10
Rome was tijdens de grote veroveringen een republiek, waarin vooral de aristocratische
senaat de dienst uitmaakte.
Toen de nadruk kwam te liggen op verdediging van het rijk, regeerden keizers in Rome.
In de republiek maakten aristocraten de dienst uit. Vele van hen waren krijgsheren. Zij waren
elkaars concurrenten en probeerden elkaar af te troeven door zoveel mogelijk gebied voor
Rome en hun manschappen te veroveren. In het keizerrijk was de macht in handen van een
alleenheerser in wiens belang het was dat er orde en rust heerste in zijn grote, welvarende
rijk.
Het begrip keizer is afgeleid van de naam van de Romeinse dictator (alleenheerser) Caesar.
Al zijn opvolgers voegden zijn naam aan de hunne toe. Later werd het een titel. Het is dus bij
uitstek een titel voor een groot Romeins (Europees) heerser. Heersers buiten Europa
vernoemden zich niet naar Caesar.
Aangezien deze Aziatische heersers ook de alleenheerschappij hadden over een groot rijk,
zijn zij in dat opzicht goed te vergelijken met de Romeinse (Europese) keizers.
Bijvoorbeeld:
- De Nederlandse taal heeft veel woorden van Latijnse of Griekse herkomst.
- Het Latijnse schrift is in Nederland standaard.
- De Romeinse kalender die Caesar opstelde, is in aangepaste vorm nog steeds in gebruik.
- Het Romeinse recht ligt nog altijd aan de basis van de het Nederlandse rechtsstelsels.
- In veel Nederlandse gebouwen zijn Grieks-Romeinse bouwelementen te herkennen.
Bijvoorbeeld: In Roemenië wordt Roemeens gesproken. Deze Romaanse (!) taal is direct
afgeleid van het Latijn, de taal van Romeinen. De Nederlandse taal is een Germaanse taal,
waarin veel minder Latijnse woorden zijn te terug te vinden.
Het kenmerkende aspect van deze paragraaf is: de groei van het Romeins imperium waardoor de
Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde. Op afbeelding 2.1 zien we een fragment van
de Trajanuszuil.
Dergelijke overwinningstekens bouwden de Romeinen over heel hun imperium.
Op de zuil wordt de Romeinse overwinning op het ‘barbaarse’ volk van de Daciërs
afgebeeld, dat onder Romeins gezag werd geplaatst.
Het is een goed voorbeeld is van Grieks-Romeinse beeldhouw- en bouwkunst.
Het Romeinse imperium bereikte tijdens de regering van Trajanus zijn grootste omvang.
Cleopatra
11
a
b
Cleopatra was een Egyptische farao, uit de dynastie van de van oorsprong Griekse
Ptolemeën. Tijdens haar regering ging ze relaties aan met belangrijke Romeinse veldheren en
uiteindelijk werd haar land door de Romeinen ingelijfd.
Redenen waarom haar leven geschikt was om speelfilms over te maken:
- Haar levensverhaal heeft alle elementen van een (klassieke) konings- en familietragedie.
- Ze was een zeer bijzondere vrouw, kennelijk zo uniek, dat mensen nog steeds geboeid
zijn over wat ze heeft gedaan en meegemaakt.
Reflectie
12
a
Je eigen antwoorden. Bijvoorbeeld:
- Juist, want voor minder ontwikkelde volken is het prettig als aanpassing aan de
bewonderde ‘hogere’ cultuur ook een beter (welvarender) leven tot gevolg heeft. Daarom
zijn bijvoorbeeld de Galliërs in Frankrijk helemaal geromaniseerd.
- Onjuist, de romanisering van Europa kende zijn grenzen. Germaanse stammen in de
grensgebieden namen de Romeinse cultuur maar gedeeltelijk over en behielden hun eigen
identiteit.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
7
b
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Er zijn zeker parallellen te vinden met de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur:
denk aan de verspreiding van taal die de Amerikanen spreken en sommige cultuuruitingen
als: popmuziek en Hollywoodfilms. Wellicht kun je de Romeinse wereldmacht (militair en
economisch) ook nog vergelijken met die van de Verenigde Staten.
Samenvatting
13
a
b
Bijvoorbeeld de begrippen:
organisatoren, gouverneurs, infrastructuur, wegen, aquaducten, krijgsheren, hardheid,
discipline, imperium, Grieks-Romeinse cultuur, tolerant, mengcultuur, fijnzinnigheid,
legioenen, castra, romanisering, soldatentalen, Romeins recht, Latijnse schrift.
Je eigen antwoord, waarin bovenstaande begrippen zijn verwerkt.
2.3 De Grieks-Romeinse cultuur
Verwerkingsvragen
1
Bijvoorbeeld: Nadat de Romeinen Griekenland hadden veroverd, raakten ze onder de indruk van de
Griekse cultuur. De Romeinen namen daarna zoveel over van de Griekse cultuur, dat het leek alsof
ze de Grieken Rome hadden veroverd.
Goden van steen
2
De Griekse architectuur en beeldhouwkunst waren aanvankelijk sterk beïnvloed door de
Egyptische kunst. De vroege beelden waren stijf en plat, maar geleidelijk gingen de Griekse
beeldhouwers zelf nieuwe dingen uitproberen. Ze ontdekten dat beelden er beweeglijker uitzagen
als de benen niet al te vast op de grond stonden en dat een gezicht levendiger werd met een
glimlach erop. De beeldhouwers gingen nauwkeurig de menselijke anatomie bestuderen en pasten
de kennis die ze zo kregen toe in hun werk. Perfectie zagen de Grieken als teken van goddelijkheid.
Zo ontwikkelde de beeldhouwkunst zich van primitief en statisch naar verfijnd en beweeglijk.
In de bouwkunst deed zich een soortgelijke ontwikkeling voor. Vanaf de 7e eeuw v.C. werden de
tempels gebouwd in de Dorische stijl. Deze hadden strakke lijnen en robuuste en sobere zuilen.
Later kwam de Ionische stijl op. De tempels van deze orde waren ranker en de zuilen hadden aan
de onder- en bovenkant een mooie versiering.
3
Onder klassiek verstaan we:
Wat tot de Griekse of Romeinse oudheid behoort. Met de 'klassieke' of 'antieke' cultuur
wordt de Grieks-Romeinse cultuur bedoeld.
Met klassiek wordt ook bedoeld: dat wat uitstekend is en steeds weer tot voorbeeld dient.
Een tempel voor Athena
4
a
b
8
De staatsman Perikles gaf opdracht tot wederopbouw van de stad Athene en dat was nodig,
omdat dertig jaar eerder de Perzen de belangrijkste gebouwen hadden verwoest. De Atheners
wilden nu een grootsere en mooiere stad bouwen dan de wereld ooit had gezien.
OM de volgende redenen:
- Hoogte, breedte en lengte van het Parthenon waren perfect met elkaar in evenwicht.
- De tempel was versierd met het beste beeldhouwwerk.
- In de tien meter hoge Dorische zuilen werden knappe optische trucs verwerkt.
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
 Wolters-Noordhoff bv
5
Op deze tekening is het fronton of tympanon (een driehoek, rustend op de zuilen) niet te zien.
1: Dorische zuil
2: kapiteel
3: architraaf
4: fries
5: triglief
6: metoop
7: Ionische zuil
Handige zakenlieden
6
a
b
De Romeinen waren verzot op Griekse beeldende kunst. Waarschijnlijk waren het Romeinse
zakenlieden die op het idee kwamen ateliers in te richten waar getalenteerde beeldhouwers
Griekse 'originelen' konden produceren. Dankzij deze kopieën weten we hoe de Griekse
beelden eruit zagen, want veel van de oorspronkelijke beelden zijn verloren gegaan.
De Griekse beeldhouwers hadden een ideaal nagestreefd; de Romeinen gingen juist heel
realistische portretten uit steen houwen. Ieder bobbeltje of kuiltje op een gezicht werd door
hen vereeuwigd.
Oriëntatiekennis
7
Er zijn verschillende mogelijkheden, bijvoorbeeld:
Afbeelding 3.5 en 3.6: daarin zijn Grieks-Romeinse elementen (soorten zuilen en
boogconstructies) in de Moorse architectuur terug te vinden.
Alle afbeeldingen bij paragraaf 5.1 over de renaissance. Die periode heet niet voor niets zo:
de klassieke oudheid werd herboren.
Afbeelding 6.13 en 6.14 (klassieke architectuurelementen).
Afbeelding 7.4, 7.11, 7.12, 7.13 (klassieke architectuurelementen).
Afbeelding 8.12, 8.19 (klassieke architectuurelementen).
Afbeelding 10.10 (klassieke architectuurelementen).
8
a
b
Antropomorf betekent: op een mens gelijkend. De Griekse goden leken dus op mensen.
De godin Athena op afbeelding 2.10 heeft het uiterlijk van een mooie vrouw.
9
a
In de Romeinse beeldende kunst kwamen ook voorvaders voor. Deze werden het liefste zo
afgebeeld zoals ze werkelijk waren geweest: zo waren ze goed herkenbaar. Dat had tot
gevolg dat ze zo realistisch mogelijk werden afgebeeld.
Op afbeelding 2.12 zien we een typisch Grieks-Romeinse tempel afgebeeld met elementen
die we in veel statige gebouwen van latere tijd geregeld terugvinden; zoals de zuilengalerij,
de architraven, friezen en het timpaan (tympanon)
Bijvoorbeeld het Paleis op de Dam heeft Griekse (bijvoorbeeld de (half)zuilen en het
timpaan) en Romeinse (bijvoorbeeld de bogen en de koepel) bouwelementen. Op het gebouw
staan ook beelden die duidelijk verwijzen naar de klassieke oudheid, zowel in vorm als in
betekenis.
In veel plaatsen zijn de klassieke elementen te herkennen in 19e-eeuwse gebouwen uit de tijd
van het neoclassicisme.
b
c
10
Deze machthebbers wilden laten zien dat:
zij de glorierijke en machtige Grieken en Romeinen als hun voorbeeld zagen.
tijdens hun bewind de glorierijke en tijd van de Grieken en Romeinen weer was
teruggekeerd.
Dit heeft te maken met de kenmerkende aspecten:
De groei van het Romeins imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreidde.
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
9
Phidias
11
a
b
Phidias was een van de beste beeldhouwers uit het klassieke Griekenland. [Tot zijn
belangrijkste werken behoren het beeld van Athene in het Parthenon en een negen meter
hoog beeld van Zeus in de tempel in Olympia. Dit laatste beeld werd in de oudheid
beschouwd als een van de zeven wereldwonderen.]
Door zijn vriendschap met Perikles kreeg Phidias de beste opdrachten die er in Athene te
vergeven waren. Door zijn vriendschap met Perikles kwam hij uiteindelijk ook in grote
moeilijkheden. In 432 v.C. beschuldigden politieke vijanden van Perikles de beeldhouwer
van het verduisteren van overheidsgeld. Phidias werd gearresteerd en is waarschijnlijk
verbannen.
Reflectie
12
Veel over deze kwestie is te vinden op internet. Met name op de website
www.uk.digiserve.com/mentor/marbles zijn (in het Engels) veel argumenten voor en tegen de
stelling te vinden.
Een gemotiveerde mening maakt een afweging tussen deze argumenten.
Samenvatting
13
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Zie het antwoord op vraag 9b; of:
Op afbeelding 2.10 over het interieur van het Parthenon zijn elementen te zien die we in de latere
beeld- en bouwkunst vaker tegenkomen: let op het (cassetten)plafond, de (Dorische) zuilen, de
doorlopende fries met afbeeldingen en de manier waarop het beeld van Athena is gemaakt, dat veel
lijkt op bijvoorbeeld het Vrijheidsbeeld in New York.
In het Colosseum (afbeelding 2.7) zijn elementen van Griekse bouwkunst te herkennen,
bijvoorbeeld de Dorische, Ionische en Corinthische zuilen, en Romeinse bouwelementen, zoals de
ronde vormen in bijvoorbeeld de bogen. Onder de bogen stonden klassiek beelden. Het geheel is
volgens uitgekiende verhoudingen gebouwd en maakt een stevige en harmonieuze indruk.
2.4 Romeinen en Germanen
Verwerkingsvragen
De grens
1
a
b
Caesar begon in 58 v.C. een oorlog tegen Keltische en Germaanse stammen en veroverde
heel Gallië tot aan de Rijn. In 12 v.C. trokken Romeinse troepen Nederland binnen. Keizer
Augustus wilde het rijk uitbreiden tot aan de Elbe. Maar in 9 n.C. werd een Romeinse
legermacht van bijna 20 duizend man in het Teutoburgerwoud in de pan gehakt door een
verbond van Germaanse stammen. De Romeinen trokken zich terug achter de Rijn en dat
bleef bijna 400 jaar lang de grens.
In het grensgebied van wat nu Nederland is, woonden Germaanse stammen, waaronder de
Bataven.
Verkleumde ingewanden
2
a
b
10
De Romeinen noemden de Germanen barbaren, zoals ze alle volken noemden waarvan ze de
taal niet verstonden of de cultuur niet begrepen. Het betekende zoveel als ‘buitenlanders’
met als bijbetekenis ‘onbeschaafde woestelingen’.
De Romeinen hadden echter wel ontzag voor de onverschrokkenheid van de Germanen.
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
 Wolters-Noordhoff bv
3
Vanaf de 4e eeuw raakte de grens zo in verval dat Germaanse krijgsheren en hun volgelingen in
groten getale over de Rijn het rijk konden binnentrekken. Zij stichtten daar eigen koninkrijken en
gingen de oorspronkelijke bevolking overheersen.
De Germanen bewonderden de Romeinen, en wilden hun cultuur niet vernietigen, maar namen
Romaanse talen en Romeinse gewoonten over.
Oriëntatiekennis
4
De grens tussen het Romeinse rijk en de noordelijke Germaanse stammen liep vroeger dwars door
Nederland: langs de (Oude) Rijn. Daar bouwden de Romeinen versterkingen om hun grens te
verdedigden.
5
In 9 n.C. werd een Romeinse legermacht van bijna 20 duizend man in het Teutoburgerwoud in de
pan gehakt door een verbond van Germaanse stammen. De Romeinen trokken zich terug achter de
Rijn en dat bleef bijna 400 jaar lang de grens.
6
De enige schriftelijke bronnen die we uit die tijd over de Germanen hebben, zijn van Romeinse
schrijvers. Zij keken met hun Romeinse blik naar de Germanen. We moeten ons dus bewust zijn
van hun standplaatsgebondenheid.
7
a
b
8
a
b
c
De Romeinen zagen de Germanen als barbaren, onbeschaafde woestelingen. Maar ze hadden
ontzag voor de onverschrokkenheid van de Germaanse krijgers. Mede daarom dienden veel
Germanen in het Romeinse leger.
De Romeinen bewonderden de hoogstaande Griekse cultuur. Datzelfde deden de Germanen
ook met de Romeinse cultuur.
De Romeinse soldaat in wapenrok met harnas en rechthoekig schild trekt samen op met de
Germaanse met bloot bovenlijf en rond schild.
- Er is een Romeinse soldaat die oploopt met een Germaanse (bondgenoot).
- Op de achtergrond is een Romeins fort te zien.
- Er staat een Romeins huis en er staan typische Germaanse huisjes op de afbeelding.
Tezamen maken deze elementen duidelijk dat het om het (noordwestelijk) grensgebied van
het Romeinse Rijk gaat.
Voor een deel: het zijn Romeinse producten die hier verhandeld worden aan de lokale (?)
bewoners: aardewerk, glaswerk en bronzen (koperen) gebruiksvoorwerpen. Waar de kopers
mee betalen is echter niet duidelijk.
Nee, dit tafereel kon zich ook voordoen in andere grensgebieden waar de Romeinen met de
Germanen in contact kwamen.
De Bataafse opstand
9
a
b
c
Kenmerkend was:
- De Bataven moesten manschappen leveren voor de hulptroepen van het Romeinse leger.
- De Romeinen sloten een bondgenootschap met de Bataven.
Bijzonder en waarschijnlijk niet kenmerkend was:
- De Romeinen gebruikten jonge Bataafse jongens meer en meer ook voor seksuele
genoegens. Niet voor niets kwamen de Bataven (mede) daarom in opstand.
In de 16e en 17e eeuw was ‘Nederland’ in de Tachtigjarige oorlog ook in opstand tegen een
wereldmacht, in dit geval Spanje. Ook toen voelden de Nederlanders zich onheus bejegend
door de vreemde overheersers en vochten ze voor hun vrijheid. De opstand had min of meer
hetzelfde resultaat: er kwam een eind aan de ‘dwingelandij’ van de vreemde overheerser.
De patriotten, die in de 18e eeuw streefden naar een democratischer bestuur, namen de
Bataven als voorbeeld. In de Bataafse samenleving zou werkelijk vrijheid en gelijkheid
hebben bestaan.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
11
Reflectie
10
Je eigen antwoord.
Er zijn overeenkomsten: verschillende culturen die elementen van elkaar overnemen. De tolerantie
ten opzichte van eigen gebruiken (bijvoorbeeld godsdienstige) is (redelijk) groot.
Er zijn ook verschillen: de Romeinen kwamen als overheersers en veel van hun culturele
verworvenheden werden overheersend. Dat is met de andere culturen van mensen die in de 20e
eeuw naar Nederland zijn gekomen niet het geval.
Samenvatting
11
Je eigen antwoord.
Het kenmerkende aspect: de confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse
cultuur van Noordwest-Europa, moet in de tekst verwerkt zijn. Bijvoorbeeld zo:
De documentaire behandelt de Romeinse verovering van ons land tot aan de (Oude) Rijn zo’n
tweeduizend jaar geleden. Aan de grens woonden de Bataven. Zij werden enerzijds gezien als
barbaren, anderzijds als vaardige krijgers, die tot bondgenoten werden gemaakt. De Germaanse
stammen namen ten dele de Romeinse cultuur over. Bataven en Romeinen hebben ook na de
opstand onder leiding van Julius Civilis in dit grensgebied nog jarenlang vreedzaam samengeleefd.
2.5 Jodendom en Christendom
Verwerkingsvragen
1
De joden weigerden dat, omdat in de joodse godsdienst slechts plaats was voor één god en dat was
Jahweh.
Abraham en Mozes
2
a
b
c
3
a
b
c
Met monotheïsme wordt bedoeld: het geloof in één God.
Abraham was volgens die geschiedenis de eerste die tot de overtuiging kwam dat er maar
één, almachtige god was die hemel en aarde, mensen en dieren had geschapen. Zijn
nakomelingen bleven die overtuiging houden.
De ontwikkeling van de joodse godsdienst valt af te leiden uit de verhalen die in de Tenach
staan.
Abrahams nakomelingen trokken, mogelijk vanwege hongersnood, naar Egypte.
Onder leiding van de profeet Mozes gingen ze in de 13e eeuw v.C. terug naar Kanaän, het
aan de nakomelingen van Abraham ‘beloofde land'. Op de berg Sinaï ontving Mozes de
wetten, waaronder de Tien Geboden die later ook voor de christenen gingen gelden.
Het langst overgebleven deel van het joodse koninkrijk ging Juda heten; de inwoners werden
Judeërs genoemd. Daarvan het woord joden is afgeleid.
Eeuwenlang hadden de joden daarna te kampen met vreemde overheersers. Tijdens de
Romeinse overheersing raakten ze, na enkele opstanden, verstrooid over het hele Romeinse
rijk.
Jezus
4
12
a
Tussen 26 en 30 n.C. trok volgens de Bijbel in Judea en het noordelijker gelegen Galilea een
man rond die naastenliefde predikte en het opnam voor armen en zieken. Zijn volgelingen
waren ervan overtuigd dat deze man, Jezus van Nazareth, de beloofde verlosser, de Messias
was. Zijn wederopstanding na zijn kruisiging versterkte onder zijn volgelingen het geloof dat
hij de zoon van God was. Van het Griekse woord voor Messias is het woord Christus
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
 Wolters-Noordhoff bv
b
c
5
afgeleid. In het begin van de 2e eeuw n.C. werden de volgelingen van Christus voor het eerst
christenen genoemd.
Ooit, zo stond in de Tenach, zou de Messias komen die de joden zou verlossen van vreemde
overheersers. Zijn volgelingen waren ervan overtuigd dat Jezus de beloofde Messias was. De
Romeinen arresteerden hem, omdat ze een opstand vreesden.
Jezus kreeg een grote groep volgelingen die in hem de Messias zagen. Joodse leiders
vreesden dat Jezus hen de macht zou ontnemen.
a
De prediker Paulus speelde een belangrijke rol in de verspreiding van het geloof onder de
niet-joden. De vraag rees of christenen zonder joodse achtergrond zich ook moesten houden
aan alle joodse wetten. Paulus wist te bereiken dat ze dit niet hoefden. Zo konden alle
mensen christen worden.
b
Van het Griekse woord voor Messias is het woord Christus afgeleid. In het begin van de 2e
eeuw n.C. werden de volgelingen van Christus voor het eerst christenen genoemd.
c/d De verhalen over Jezus werden eerst mondeling doorverteld en later opgeschreven in de
evangeliën, waarmee het Nieuwe Testament begint, het tweede deel van de Bijbel. De
Tenach ging onder de naam Oude Testament het eerste deel van de Bijbel vormen.
Staatsgodsdienst
6
In 312 gaf keizer Constantijn de christenen godsdienstvrijheid. Hij bekeerde zich tot het
christendom en keizer Theodosius I verhief het in 394 zelfs tot staatsgodsdienst, en verbood de
andere godsdiensten.
7
a
b
De kerk had aanvankelijk bestaan uit los met elkaar verbonden gemeenten, onder leiding van
bisschoppen met een zelfstandig gezag. Constantijn en zijn opvolgers organiseerden
concilies, kerkelijke bijeenkomsten waarop de bisschoppen een geloofsbelijdenis en een
orthodoxe (enig juiste) geloofsleer vastlegden.
Alleen de leer van de drie-eenheid gaf volgens de orthodoxe geloofsleer het wezen van
Christus juist weer. Er was één God met drie verschijningsvormen: Vader, Zoon (Christus)
en Heilige Geest. Christus was God en mens tegelijk. Opvattingen die het mens zijn van
Christus benadrukten, of hem juist alleen als God zagen, werden veroordeeld als ketters.
Jaartellingen en kalenders
8
a
b
c
d
In 525 n.C. verving paus Johannes I de Romeinse jaartelling door een christelijke. Rome
werd gesticht in 754 v.C. en het jaar nul heeft nooit bestaan. Dus dat is in het Romeinse jaar
754 + 525 – 1 = 1278.
Een maanmaand duurt ongeveer 29 1/2 dag. Twaalf maanden zijn dan 354 dagen. Dat is
ruim 10 dagen korter dan het zonnejaar waarop de Gregoriaanse kalender is gebaseerd. Het
islamitische jaar is dus eerder voorbij dan het Gregoriaanse en loopt daarmee in op de
laatste.
Jeruzalem is een heilige stad voor zowel joden, christenen als moslims. Zij hebben echter
alle drie een verschillende jaartelling (en kalender). De krant verschijnt dus met alledrie de
data.
Veel Griekse stadstaten hadden hun eigen kalender (en jaartelling). Voor menige Griek was
het dus onduidelijk wanneer de volgende Olympische Spelen, volgens de tijdrekening van
Olympia, weer zouden plaatsvinden.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
13
Oriëntatiekennis
9
Het zijn alle drie monotheïstische godsdiensten.
10
a
b
c
11
a
b
In de Tenach stond dat de Messias zou komen die de joden zou verlossen van vreemde
overheersers. Tussen 26 en 30 n.C. trok in Judea en Galilea een man rond die naastenliefde
predikte en het opnam voor armen en zieken. Zijn volgelingen waren ervan overtuigd dat
deze man, Jezus van Nazareth, de beloofde Messias was. Zijn wederopstanding na de dood
versterkte onder zijn volgelingen het geloof dat hij de zoon van God was. De eerste
volgelingen van Christus vormden daarmee een bijzondere stroming binnen het jodendom.
In afbeelding 2.14 zijn een negenarmige kandelaar en de Davidsster afgebeeld.
Het kruis staat voor de dood(straf) van Jezus. Echter Jezus verrees volgens het geloof van de
christenen en overwon daarmee de dood. Het is het christelijk teken van een geloof in het
eeuwig leven na de aardse dood.
Jezus van Nazareth predikte naastenliefde en nam het op voor armen en zieken. Volgens de
christenen waren alle mensen, rijk of arm, vrij of onvrij, gelijk voor God. Wanneer je goed
zou hebben geleefd volgens Gods wetten, zou je een gelukkig eeuwig leven na de aardse
dood hebben.
Het christendom was aanvankelijk een gevaar voor de eenheid van het Romeinse Rijk.
Omdat de christenen weigerden de keizer als god te erkennen, waren zij in de ogen van de
Romeinen als mogelijke opstandelingen een gevaar voor de openbare orde.
Omdat het christendom steeds groeide, bleek het handiger om na verloop van tijd de andere
godsdiensten te verbieden en het christendom tot staatsgodsdienst te maken. Op deze manier
kon de eenheid in het rijk weer worden hersteld.
12
Er waren in de eerste eeuwen christenen die het mens zijn van Christus benadrukten, of hem juist
alleen als God zagen, werden veroordeeld als ketters. Om meer eenheid te krijgen organiseerden
Keizer Constantijn en zijn opvolgers van het begin van de 4e eeuw concilies waarop de
bisschoppen een geloofsbelijdenis en een orthodoxe (enig juiste) geloofsleer vastlegden. Zo
bepaalden ze dat alleen de leer van de drie-eenheid het wezen van Christus juist weergaf.
13
a
b
Je eigen antwoorden.
Op afbeelding 2.16 is een kerk te zien waarin gebruik is gemaakt van Griekse (zuilen) en
Romeinse bouwelementen (bogen). De bedoeling van het gebouw (een basiliek) is
oorspronkelijk ook Romeins. De christenen maakten van dit openbare gebouw gebruik om er
hun godsdienstvieringen in te houden.
Dit past bij de kenmerkende aspecten:
- De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
- De ontwikkeling van (het jodendom en) het christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten.
Reflectie
14
a
b
c
14
God heeft het land beloofd aan Abraham, stamvader van de joden, die in de oudheid
eeuwenlang in het gebied hebben geleefd. Ze verstrooid geraakt door toedoen van de
Romeinse bezetters van het land.
Abraham is (ook) de stamvader van de Arabische Palestijnen. De joden hebben (grotendeels)
het land verlaten. Zij zijn (na het vertrek van de joden) gekomen en hebben het land nooit
meer verlaten.
Je eigen antwoord.
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
 Wolters-Noordhoff bv
Samenvatting
15
Ingevuld schema:
Jodendom
Christendom
Herkomst naam
Vernoemd naar de inwoners
van het land Juda (deel van
Israël).
Vernoemd naar het Griekse woord voor
Messias (de verlosser) wat Jezus zou
zijn.
‘Stichters’
Abraham, Mozes en andere
profeten, David.
Jezus van Nazareth en diens
volgelingen, Paulus.
Monotheïstisch?
Ja
Ja
Visie op God
Eén, almachtige god die
hemel en aarde, mensen en
dieren heeft geschapen.
Eén God met drie verschijningsvormen:
Vader, Zoon (Christus) en Heilige
Geest.
Heilig(e) boek(en)
Tenach
Bijbel (Oude en Nieuwe Testament)
Bijvoorbeeld:
moment van ontstaan
Rond 1500 v.C.
Rond het jaar 30.
Kennisquiz
1
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
k
Ja, beiden leefden aan het begin van onze jaartelling.
Ja, beiden leefden rond het jaar 60.
Ja, Plato was een leerling van Socrates.
Ja, Alexander was een leerling van Aristoteles.
Ja, zij hebben samen een kind gekregen.
Ja , beiden leefden rond 450 v.C.
Nee, Herodotus leefde zo’n vierhonderd jaar eerder dan Tacitus.
Ja, Perikles was opdrachtgever van Phidias.
Ja, zij waren rivalen van elkaar.
Nee, waarschijnlijk niet: Theodosius regeerde vijftig jaar na de dood van Constantijn.
Nee, Mozes leefde zeker tweehonderd jaar vóór David.
2
a
b
c
d
e
Sophocles en Euripides
Plato en Socrates; Alexander en Aristoteles
Constantijn en Theodosius
Herodotus en Tacitus
Julius Caesar en Cleopatra
3
Nederland – Engeland – Turkije – Egypte – Tunesië – Marokko – Roemenië – België.
4
a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
Christendom (s)
Wetenschap (t)
Romanisering (a)
Jodendom (d)
Landbouwstedelijke samenleving (s)
Politiek (t)
Klassiek (a)
Burgerschap (a)
Monotheïsme (t)
Het te vormen begrip luidt: stadstaat.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
15
6
De onderdelen:
1: kapiteel
2: timpaan
3: fries
4: architraaf
5: zuil(engalerij)
6: koepel
Historisch denken
1
In schema:
A prehistorie
1 tijd van jagers en boeren
B oudheid
2 tijd van Grieken en Romeinen
C middeleeuwen
3 tijd van monniken en ridders
4 tijd van steden en staten
D vroegmoderne tijd 5 tijd van ontdekkers en hervormers
6 tijd van regenten en vorsten
7 tijd van pruiken en revoluties
E moderne tijd
2
a
b
c
d
3
16
8 tijd van burgers en stoommachines
9 tijd van de wereldoorlogen
10 tijd van televisie en computer
Omstreeks 3000 v.C. ontstond het schrift in hoogontwikkelde culturen langs grote rivieren.
In 476 eindigde het West-Romeinse rijk met de afzetting van de laatste keizer.
In 1492 bereikte Columbus Amerika. Of: in 1517 protesteerde Luther tegen misstanden in de
rooms-katholieke kerk, het begin van de reformatie.
De stoommachine staat symbool voor de industriële revolutie die aan het eind van de 18e
eeuw begon in Groot-Brittannië.
In schema:
a Kenmerken
b Afbeelding en uitleg (bijvoorbeeld)
I Samenleving van jagerverzamelaars
Mensen waren nomaden
en leefden van jagen,
vissen en voedsel
verzamelen.
1.5 Jagers met pijlen en boog beschieten
herten.
II Landbouwsamenleving
(of agrarische of agrarischsedentaire samenleving)
Mensen woonden in
dorpen en leefden van
landbouw (akkerbouw en
veeteelt).
1.6 Deze aardewerken pot uit een hunebed
is uit de tijd van de landbouwsamenleving.
III Landbouwstedelijke
samenleving (of agrarischurbane samenleving)
De meerderheid van de
bevolking leeft als boer
op het platteland. Een
minderheid woont in de
stad en leeft van handel
en nijverheid.
4.7 Handel op de markt bij de stadspoort.
5.7 De peper wordt gekocht in India en
verkocht in Europa.
6.4 Handel in de haven van Londen.
6.5 Een koopman en handelsschepen in
Batavia.
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
 Wolters-Noordhoff bv
4
IV Industriële samenleving
De meerderheid van de
bevolking woont in de
stad, waar veel mensen
werken in de industrie en
de dienstensector.
8.4 Dorsmachine, aangedreven door een
stoommachine.
8.5 Arbeiders en bazen bij een
spinmachine in een fabriek.
8.6 De treinmachinist, koetsier,
politieman, slagboombewaker en het
dienstmeisje werken in de dienstensector.
9.8 Personeel van theaters werkt in de
dienstensector.
10.12 Een grote fabriek bij Gouda (1960).
V Informatiesamenleving
(of informatiemaatschappij
of postindustriële
samenleving)
Mensen maken in werk en
vrije tijd veel gebruik van
ICT, zoals met computers
en telefoons.
-
a
b
5
Bijvoorbeeld:
De tijd tot de opkomst van de landbouw (tot omstreeks 6000 v.C.)
De tijd van de landbouw tot de komst van Europeanen (omstreeks 6000 v.C. - omstreeks
1500)
De tijd van de Europese overheersing (omstreeks 1500 - omstreeks 1800)
De tijd van onafhankelijke staten (omstreeks 1800 - heden)
Deze indeling maakt duidelijk dat de Indianen zelf de landbouw hebben ontwikkeld en dat
de Europese overheersing in een relatief korte tussenperiode was.
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Er is niet één goede tijdsindeling die voor alle werelddelen geldt. Met verschillende tijdsindelingen
kun je verschillende dingen duidelijk maken.
Toepassen
1
a
b
c
d
e
Perikles heeft het over een (directe) democratie. In slechts weinig Griekse stadstaten was het
volk aan de macht. Bij andere volken kwam, voor zover weten, democratie al helemaal niet
voor. Het was dus een bijzonder verschijnsel.
De overeenkomst tussen de Nederlandse staatsvorm en die van het oude Athene is dat wij
ook een democratie hebben.
Verschillen zijn:
- De Nederlandse democratie is een indirecte: burgers nemen niet zelf politieke
beslissingen, maar laten die nemen door vertegenwoordigers die zij zelf kiezen.
- De Atheners hadden een republiek, de Nederlanders een monarchie.
Een burger behoort zich met de politieke beslissingen van zijn stadstaat te bemoeien, anders
is hij een nutteloos figuur.
Het volk heeft te weinig kennis van staatszaken om beslissingen te nemen. Bovendien is het
ordeloos en neemt het willekeurige beslissingen.
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Ja, ook in Nederland is kennis van staatszaken bij veel burgers beperkt. Bij verkiezingen
laten ze zich te veel door emoties leiden.
Nee, Nederlandse burgers kunnen goed over staatszaken geïnformeerd zijn. Bij verkiezingen
laten zij zich leiden door nationale en eigen belangen. Dat maakt onderdeel uit van
democratie. Bovendien beslissen de burgers niet zelf, maar hun vertegenwoordigers met veel
verstand van zaken.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
17
2
a
b
c
d
3
a
b
c
d
4
a
b
5
a
b
c
6
18
a
Hippocrates vindt dat redeneringen alleen maar goed zijn, als ze uitgaan van de feiten.
Conclusies zijn volgens hem alleen maar juist zijn, als ze afgeleid worden uit waarnemingen
en het gebruik van je verstand. Dat is de ‘wetenschappelijke methode’: in plaats van
mythologische verklaringen voor de verschijnselen in de wereld, proberen met je verstand te
beredeneren hoe de dingen in elkaar zitten.
Ja, Hippocrates onderzoekt zelf en beschrijft de verschijnselen die de patiënt krijgt, om zo tot
nieuwe kennis te komen. Hij gaat niet af op ‘praatjes’.
De geneeskunde zal Hippocrates als een van haar stichters beschouwen.
Het kenmerkend aspect: de ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken
over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat past het beste bij de bronnen 1 tot en met
4.
Er zijn duidelijk overeenkomsten te zien tussen het Griekse beeld van de Speerdrager en het
Romeinse beeld van Augustus, bijvoorbeeld:
- De blik op het gezicht is ongeveer dezelfde.
- De zogenaamde contraposto houding gelijk: steunend op één been en het andere been
naar achteren, waardoor het lichaam iets wordt gedraaid.
- De atletische vormen van de beide personen zijn goed zichtbaar.
We zien dat Augustus niet naakt loopt (wat Griekse sporters en krijgers wel deden) en dat op
zijn harnas allerlei afbeeldingen staan. (Dat had alles te maken met de keizerlijke
waardigheid die hij moest uitstralen.)
In bron 6 zien we keizer Trajanus afgebeeld, zoals hij er waarschijnlijk echt heeft uitgezien.
Het realisme in het Romeinse beeld is goed te zien in de gelaatstrekken met groeven en al.
Xanten ligt bij Vetera, waar een belangrijke Romeinse grensstad, waar een legioen was
gevestigd dat de grenzen moest bewaken. Dat past bij de kenmerkende aspecten: de groei
van het Romeins imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreidde en de confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur
van Noordwest-Europa.
We zien in bron 7 de volgende klassieke Griekse elementen:
Ionische zuilen, een architraaf, daarboven een fries, een driehoekig fronton met tympanon.
De hele voorgevel van het museum heeft het uiterlijk van een Griekse tempel.
Continuïteit is van toepassing, omdat op dit schilderij, dat eeuwen later is gemaakt, nog
steeds belangrijke bouwwerken en beeldhouwkunst van de oude Romeinen te zien zijn. Zij
staan er na al die eeuwen nog steeds.
Verandering is van toepassing, omdat de omgeving sterk is veranderd. Bovendien zijn de
werken ernstig beschadigd geraakt: het zijn ruïnes geworden.
Tacitus vertelt over een grote nederlaag van de Romeinen bij Vetera (ontzag) en hij
beschrijft enkele ‘barbaarse’ rituelen (minderwaardig).
Twee redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid zijn:
- Tacitus is de enige schriftelijke bron die we kennen over de Bataafse opstand. Als
Romein heeft hij er belang bij de tegenstander als minderwaardig (barbaars) af te
schilderen.
- Tacitus schrijft: ‘Ook zegt men van hem (…)’. Hiermee geeft hij aan zelf te twijfelen aan
de juistheid van het verhaal.
Mede door de volksverhuizingen van Germaanse stammen ging het (westelijk deel van het)
Romeinse rijk uiteindelijk ten onder. De Germanen namen echter, vooral via het
christendom, veel van de Romeinse cultuur over. In zekere zin ‘overleefden’ de Romeinen
die confrontatie dus beter dan de Germanen.
De schilder Lievens beeldt het oude gebruik van de Cananefaten uit, waarin hun leider
Brinno op het schild wordt geheven. Dat gebruik beschreef Tacitus. Brinno heeft echter de
kleding aan van een voornaam man uit de tijd van de schilder zelf, de 17e eeuw. (Hij lijkt
bovendien op stadhouder Frederik-Hendrik.)
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
 Wolters-Noordhoff bv
b
c
d
7
a
b
c
d
e
In de 17e eeuw, de Gouden Eeuw (in de tijd van regenten en vorsten), bevocht de Republiek
der Zeven Verenigde Provinciën zijn vrijheid na een opstand tegen de ‘tyrannie’ van de
Spanjaarden. Dat werd vergeleken met de ‘vrijheidsstrijd’ van de opstandige Bataven tegen
de Romeinen.
In bron 12 is evenals in het verslag van Tacitus ook sprake van het op het schild dragen van
de aanvoerder. Anderzijds gaat het in bron 12 om een Gallisch stamhoofd en Tacitus heeft
het over de Cananefaten: dat waren Germanen, dus geen Galliërs (Kelten).
Er zijn geen schriftelijke bronnen die ons dit vertellen, althans, geen Germaanse bronnen, en
wat Romeinen in die tijd over de Germanen schreven is niet op alle onderdelen betrouwbaar.
Ongeschreven bronnen zijn er wel, maar daaruit kunnen we over zoiets als een ritueel weinig
met zekerheid vaststellen.
De christenen weigerden, evenals de joden, om de Romeinse keizer als een god te vereren.
Daarmee brachten zij het voortbestaan van het Romeinse imperium in gevaar.
Constantijn werd van christenvervolger zelf christen en werd daarmee de eerste christelijke
keizer van Rome. Het christendom werd de overheersende godsdienst in het Romeinse Rijk,
nadat het eerst werd vervolgd.
Een reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van Lactanius is:
Lactanius was zelf christen en had er dus belang bij de hand van God in de gebeurtenissen te
zien.
Een reden om niet te twijfelen aan de betrouwbaarheid van Lactanius is:
Hij was een tijdgenoot van Constantijn, mogelijk was hij zelfs ooggetuige.
De reden is: om de eenheid in het Rijk te bewaren. Eerst leek dat het beste te kunnen door de
opvallende minderheid te bestrijden. Later toen velen christelijk waren geworden, leek het
beter om het christendom tot staatsgodsdienst te maken.
Twee van de volgende manieren:
- In het Grieks staat er XP dat wij lezen als: CHR, een afkorting van Christus, dat ‘de
gezalfde’ betekent. Zo noemden de christenen Jezus van Nazareth.
- In het Latijn staat er PX. Aangezien de Romeinen vaak klinkers weglieten, kunnen we
dat lezen als pax (= vrede). Jezus van Nazareth wordt (ook) gezien als de brenger van
vrede op aarde.
- Op een andere manier kunnen we van de X een kruis maken, op de manier zoals in de
bron is beschreven. Jezus stierf aan het kruis, maar overwon volgens het geloof van de
christenen de dood. Vandaar dat zij het kruis als hun symbool gebruiken.
Verdieping
Aristoteles
1
a
b
2
a
b
Aristoteles onderscheidt de volgende fasen: observeren en nauwkeurig beschrijven van
verschijnselen, verklaren en verbanden leggen, logische conclusies trekken.
Ja, deze methode is ook toe te passen op de geschiedenis. In feite werkt de historische
wetenschap volgens de methode van Aristoteles: historici zijn onder meer geïnteresseerd in
oorzaken en gevolgen van bepaalde gebeurtenissen en ontwikkelingen uit het verleden, die
ze daarna logisch proberen te verklaren.
‘Aardse’ betekent in dit geval dat Aristoteles grote waarde hechtte aan de waarneming bij het
opdoen van kennis. Dat wat wij mensen dagelijks om ons heen zien, horen, voelen, e.d.
Hierin verschilde hij van mening met Plato, die materie te veranderlijk vond om bron te
kunnen zijn van ware kennis.
We zien links Plato naar de hemel wijzen: hij wijst naar hogere sferen, daar bevindt zich
volgens hem de ware kennis. Aristoteles staat rechts afgebeeld en strekt zijn arm naar voren
uit, wijzend naar de aarde: ware kennis is door waarneming van materie te verkrijgen.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
19
c
Tot aan de renaissance bleef Aristoteles de invloedrijkste filosoof op het wetenschappelijk
denken. Bestudering van zijn ideeën was in de late Middeleeuwen een vast onderdeel van
iedere hogere opleiding.
De Bello Gallico
3
a
b
c
4
a
b
c
5
a
b
Het is de eerste geschreven bron over mensen (bijvoorbeeld Ambiorix) die op het
grondgebied van het huidige België hebben geleefd. Bovendien ontleent het land zijn naam
aan de stam die tegen Caesar vocht en door hem zijn dapperste tegenstanders wordt
genoemd.
Caesar wilde door het boek populair worden de Romeinse bevolking, waardoor hij in staat
was zijn politieke tegenstander, Pompeius te verslaan en dictator te worden.
We moeten voorzichtig zijn met De Bello Gallico als historische bron, omdat:
- Het boek in de eerste plaats bedoeld was om de schrijver (Caesar) als held af te beelden.
- De schrijfstijl (kort en bondig) een schijn van objectiviteit en zakelijkheid wekt, die er
niet is.
- Feiten worden zo weergegeven dat Caesars eigen fouten naar de achtergrond verdwijnen.
Anderen krijgen de schuld van mislukkingen.
- Passages waarin Caesar de barbaarsheid van zijn tegenstanders belicht, vooral tot doel
lijken te hebben zijn oorlog te rechtvaardigen.
Iemand is objectief als hij zich laat leiden door de feiten en niet door zijn gevoel of
vooroordelen.
Thucydides zegt dat hij alleen de onpartijdige feiten weergeeft. Bovendien gelooft niet
zomaar wat hij hoort over gebeurtenissen; hij doet er kritisch onderzoek naar. Hij wil dus een
objectief geschiedkundig verslag schrijven.
Volgens Aristoteles moest wetenschap beginnen met observeren en nauwkeurig beschrijven
van verschijnselen. Dat is wat Thucydides volgens bron 1 doet. Daarna moeten de
verklaringen komen. Daarover staat niets in bron 1, maar wie Thucydides heeft gelezen,
weet dat hij dat zo heeft gedaan.
Caesar had duidelijk: “een scherpe kijk op de politieke gebeurtenissen en talent om te
schrijven”.
Lucianus zou Caesar verwijten dat hij er geen onafhankelijk oordeel op na houdt. Zijn boek
is bedoeld als propaganda voor hemzelf.
Keuzeopdrachten
Je eigen uitwerkingen.
Laat je antwoorden bekijken door je docent.
20
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 2
 Wolters-Noordhoff bv
Download