Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 Hoofdstuk 1 – Het plaatsen van migratie in de geschiedenis Menselijke migratiebewegingen zijn verbonden met elk niveau van de Westerse samenleving. Migratie verbind de veranderingen in de Europese geschiedenis met die van de levens van mannen en vrouwen in het verleden. In dit boek worden de migratiebewegingen van WestEuropa geanalyseerd waarin de drie eeuwen in vier periodes zijn verdeeld. 1. Pre-industriële periode (1650-1750) waarin boereneigendom belangrijk was en de meeste productie voor lokaal gebruik was. Mensen trokken weg om te trouwen of om land te verkrijgen. 2. Intensivering van plattelandsindustrie en stijgende bevolking (1750-1815) waar voornamelijk de plattelandsindustrie centraal stond. Er kwamen meer seizoenarbeiders waardoor de tijdelijke migratiestroom groter werd. 3. Eerste periode van urbanisatie en industrialisatie (1815-1914) werd gekenmerkt door de opkomst van grote steden waar veel plattelandsarbeiders heen trokken om in de industrie te werkten nadat de plattelandsindustrie niet meer kon concurreren met de stad. 4. Migratie 20e eeuw (1914-heden) waarin als eerste de economische en demografische stagnatie, met als oorzaak de twee wereldoorlogen, centraal stond. Als tweede werd de dienstensector belangrijker en kwam er migratie opgang van Zuid-Europa naar WestEuropa. Migraties zijn niet een signaal van de moderne tijd maar eerder een ononderbroken fenomeen dat was ingebed in het sociale en economische kader van menselijke organisatie. Dit boek wil uitleggen waarom Europese migratie is veranderd en op welke manier. Het verklaren van migratie patronen De evolutie van migratie ontstaat door de structuren van het Europese economische leven (landbezit, werk, aanwezigheid kapitaal) maar ook uit de individuele trekken ook de mogelijkheid van migratie beïnvloeden (levenscyclus, klasse en gender). Migratiepatronen beginnen bij het platteland en gaan zo verder. Grote landeigenaren bonden vrije boeren aan hun eigendom (=land). Tijdens de 18e eeuw verloren veel boeren hun land doordat dit opgekocht werd door grote landeigenaren. Hierdoor ontstond een plattelands proletariaat waardoor een band met het land werd verbroken en een mobiele massa van Europa ontstond. De plattelandsindustrie die was ontstaan zorgde ervoor dat mensen zichzelf thuis in stand konden houden, de plattelandsindustrie groeide daardoor enorm. Dit stopte toen de plattelandindustrie instortte door de concurrentie van de stedelijke industrie. Populatiepatronen bepaalden hoe bevolkt het platteland was. Het verdwijnen van de Zwarte Dood en de vermindering van ziektes zorgden voor een lager sterftecijfer. Ook trouwden meer mensen op jonge leeftijd en daalde het zuigelingensterfte. Dit zorgde voor een hogere bevolkingsgroei. De rol van steden werd belangrijk voor de migratiebeweging doordat ze arbeid (mobiele massa die was ontstaan op het platteland) nodig hadden voor de industrie. Ironisch genoeg daalde het belang van migratie tijdens de triomf van de verstedelijking omdat door rioleringen en waterleidingen de leefomgeving schoner werd waardoor de hoge sterftecijfers daalden. Regio, staat en stad Dit boek focust op de overeenkomsten van migratie patronen in West-Europa. Dit boek wil de factoren benadrukken die voor de verandering gezorgd hebben in de dominante patronen van de menselijke migratie sinds 1650. Er wordt gefocust op West-Europa omdat van de 17e eeuw de meeste mensen in West-Europa vrij waren om zichzelf te bewegen i.t.t. tot Oost-Europa door de “tweede horigheid”. Vooral staten zelf hebben ervoor gezorgd door maatregelen tegen bepaalde minderheden of door agrarische regimes te creëren dat de patronen van de migratie 1 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 veranderde. Ook de koloniale en mercantilistische politiek zorgden voor migratiebewegingen. Daarbij waren ook oorlog, politieke onderdrukking en religieuze vervolgingen een reden van migratiebeweging. Maar de nadruk wordt vooral gelegd op migratiebeweging in vredestijd. De aanleg van publieke werken, de verbetering van de infrastructuur en de verbetering van het vervoer zorgde voor verandering in de migratiebeweging over grote afstand vooral voor vrouwen en kinderen. Ook de migratiebeweging tussen stad en platteland bleef een rol spelen aangezien deze seizoensgebonden waren. Tijdelijke migratiebewegingen worden vaak onderbelicht. Individuen, sociale relaties en migratie systemen Veranderingen in landeigendom, werkgelegenheid en demografische veranderingen zorgden voor een overbevolkt platteland waarna velen naar de stad werden verjaagd. Deze structurele factoren verklaren de meeste migratiepatronen. Migratie is op zichzelf een selectief proces waarin de jonge, alleenstaande en kinderloze historisch gezien de meeste kans had om te gaan migreren. Ook speelde de strategie van het gezin mee om het belang van de groep voor die van het individu te laten gaan door iemand weg te sturen. Daarbij werd het idee van persoonlijke informatie het centrum van migratie studies door de “menselijke relaties”. De volgende migratie systemen tot 1914 zijn op die van Charles Tilly gebaseerd: 1. Lokale migratie, mensen bewogen in hun thuismarkt voor land/arbeid of om te trouwen. 2. Cirkel migratie, mensen kwamen naar een bepaalde tijd weer terug. (seizoensarbeid) 3. Ketting migratie, dit hield sociale afspraken met mensen die al op de bestemming waren en ervoor zorgden dat mensen daar een huis en werk vonden. 4. Carrière migratie is verschillend doordat het werk/institutie bepaald waar mensen heen worden gestuurd. Deze systemen konden elkaar ook overlappen en vaak veranderde mensen tijdens hun leven van een systeem naar een ander. Definities en data Migratie is een verandering in een woonplaats over een gemeentelijk grens zij het een dorp of stad. Ook migraties die maar een seizoen duren worden hierbij meegenomen. Het centrale verhaal in dit boek is dat menselijke migratie van lokaal en seizoensgebonden in de 17e eeuw enorm veranderde en groeide tot in de 19e eeuw. 2 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 Hoofdstuk 2 – Migratie in pre-industrieel Europa Je thuis verlaten was een belangrijk deel in het leven van Europeanen in de 17e eeuw. Studies van elke plaats onthullen dat al lang Europa in beweging was voor de industriële revolutie. Moch definieert pre-industrieel Europa (1650-1750) als de eeuw voordat mensen in grootschalige productie voor markten buiten het eigen platteland of de stad terecht kwamen en voordat patronen van werk en verblijf werden veranderd door de proliferatie (verspreiding) van plattelands industrie of de ontwikkeling van machinale productie. Het karakter van de eeuw De eeuw voor deze was er een van intolerantie en religieus conflicten die gevolgen hadden voor de 17e eeuw. De periode van 1650-1750 was er een van economische stagnatie en de populatie van West-Europa kromp ook, deels doordat het pre-industriële demografische regime een dodelijke was. Er waren periodes waarin er massale sterfte plaatsvond door ziekte en hongersnood die met elkaar gepaard gingen. Verder was het voornamelijk een plattelands samenleving waarin de meerderheid van de bevolking in kleine dorpjes of erg kleine steden woonden. Migratie in deze eeuw is van belang omdat er juist een langzame bevolkingsgroei was en omdat verstedelijking een te verwaarlozen factor was. Ook de massieve druk die met de migratiestromen van de 18e en 19e eeuw zou komen was hier afwezig. Het beschreef meer de “traditionele wereld” waarin vrijwel alles zelfvoorzienend was en op autarkie gericht was. Patronen van grondbezit versterken dit beeld omdat deze groep, de minst mobiele, een hoogtepunt bereikten in verschillende delen van Europa. De politiek van migratie: oorlog, imperium, en intolerant De soort van migratie die we gewoonlijk bij de traditionele wereld associëren is die van de verplaatsingen veroorzaakt door de overzeese expansie en de religieuze spanningen die de 16e eeuw hebben getransformeerd. De Reformatie speelde hier een grote rol in. Ook werd de vervolging van Joden uitgebreid in de 16e en 17e eeuw waardoor veel Joden uit Europese gebieden werden verbannen. Echter in de Nederlanden en Duitsland zorgden de religieuze en etnische opstanden juist voor tolerantie. Christelijke vluchtelingen bleven ook daardoor in de 17e eeuw migreren. Oorlog sloeg vooral in op de bevolking van Noord-Europa. De Dertigjarige oorlog en The Fronde waren hier voorbeelden van. Ook zorgden overzeese imperiale ambities ervoor dat mensen geïnspireerd werden om ver weg van huis te gaan werken. Een massale migratie van werkers in systemen van tijdelijke cirkelmigratie en zelfs kettingmigratie vulden koninkrijken, zoals Spanje, met arbeidskrachten. Systemen van lange afstand migratie zoals die van de Duitsers die werkten in de Nederlanden of de Fransen die werkten in Spanje waren van belang voor de naties en economieën van de 17e eeuw. Ze zorgden voor arbeid naar de weinige regio’s van welvaart in een eeuw van wijdverspreide economische stagnatie. Migratie op het pre-industriële platteland: Family, dienst, en trouwen De migratie veroorzaakt door oorlog en religieuze intolerantie hebben het beeld van een traditionele plattelandssamenleving als immobiel niet verjaagd. Ondanks dat was er op het platteland plek voor alle soorten van migratie maar voornamelijk voor lokale migratie. Migratiebewegingen waren een integraal deel van de pre-industriële plattelands routine en stonden centraal in de verschillende seizoenen en levenscyclussen. Vooral in welke levenscyclus mannen en vrouwen zich bevonden hadden invloed op hun migratie. De Europese familiesystemen hadden duidelijke implicaties voor geografische mobiliteit. Het hoge aandeel van singles bewoog zich gemakkelijk van het ene huishouden naar het andere . Dit kwam omdat de meeste plattelandsfamilies arbeiders over hadden of omdat familieleden 3 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 getraind of gevoed moesten worden. De meeste mobiele jongeren werkten als plattelands arbeiders en werden daarvoor meestal voor een jaar aangenomen waarna ze naar een andere huishouden vertrokken. Kinderen betraden de arbeidsmarkt wanneer de fysieke kracht en de families zelf dat toestonden, alhoewel de meeste kinderen in hun middentienerjaren begonnen. Het werk werd voornamelijk op Gender gebaseerd. Veel plattelandsarbeiders besteedde het grootste gedeelte van hun jeugd aan werk, training en migratie. Jaarlijkse migratie was gewoon voor zowel meesters als bedienden. Thuis verlaten bleek een verbredende ervaring te zijn. Ondanks dat de afstand van arbeiders vaak niet ver was, had de institutie van plattelandsarbeiders een grote impact. Het liet jonge mannen en vrouwen de wereld zien waarin men leefde, trainde en werkte. Daarbij introduceerde het ze potentiële huwelijkspartners. Door het incesttaboe dat in Europa gold moest men vaak op zoek moest naar een partner buiten het eigen dorp, daarmee rekening houdend dat het iemand van gelijke status moest zijn. Mannen reisden in een lange afstand cirkelmigratie systemen, vrouwen in lokale huwelijkmarkten. Migratie op het pre-industriële platteland: Overerving en landbezit In de meeste gebieden was de oudste zoon de erfgenaam maar het kon ook voorkomen dat een door de ouders aangewezen kind de erfgenaam werd. Op enkele andere gebieden werd het bezit ook verdeeld tussen de erfgenamen of een erfgenaam kocht de andere erfgenamen af. Degene die niets erfden waren verplicht om opzoek te gaan naar eigen welvaart of konden als status van hulp blijven. Landbezittende families waren minder mobiel omdat ze vasthielden aan hun stuk grond. Niettemin bleven niet alle boerenfamilies op een locatie. Deelpacht zorgde ook voor de migratie van familie-eenheden door ontevredenheid en slechte relaties met de pachter. Tussen arbeid en trouwen was de kans het grootste dat vrouwen hun thuisdorp verlieten. De migratie kwam voornamelijk door de bestaande migratiestructuren van dorpen en eigenschappen van individuele levens zoals bezit, Gender, arbeid, en trouwen. Wanneer iemand gedwongen of vrijwillig het huis verliet dan zorgden lokale tradities voor reisroutes en bestemming. Portret van een migratiesysteem De meest zichtbare van migraties in de 1650-1750 waren de migratiestromen waarin mensen samen reisden en werkten. In deze agrarische eeuw waren collectieve migratiestromen van oogstarbeiders het meest opvallend en cruciaal voor de jaarlijkse ritmes van de agrarische productie. Deze cirkelmigratie was deels massief door de graanlanderijen nabij grote steden zoals Londen en Parijs. Dit gebeurde ook in Holland door de Hollandsgänger. Aan de ene kant had Holland een ontwikkelde, gespecialiseerde en kapitaalintensieve economie met een tekort aan tijdelijke arbeiders. Aan de andere kant waren er mannen in Westphalia die niet alleen van hun eigen land konden leven en bereid waren hun thuis te verlaten om de taken van de Hollanders voor een periode over te nemen. Deze migranten kwamen uiteindelijk naar Holland omdat het loon er relatief hoger was. Migranten hadden als belangrijkste taak hooi snijden maar deden daarnaast ook andere taken. De reis vereiste wel een vastberaden ontbering en zelfonderzoek. Migranten liepen lange afstanden, droegen zware gereedschappen en voorraden, en hadden en gevaarlijke terugreis wanneer ze hun verdiende geld meedroegen. Migratie naar de pre-industriële stad Migranten waren deel van het leven in elk stedelijk gebied van pre-industrieel Europa. Ze kwamen naar kleine en grote steden, naar handel- en productiesteden en namen deel aan elk niveau van de samenleving. Samen met hun families maakten stedelijke burgers ongeveer de helft uit van de bevolking van een stad, de andere helft was dus veel mobieler. De stad was in deze tijd een knoop van migratiestromen in de pre-industriële wereld. De constante 4 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 aanwezigheid van migranten in pre-industriële steden kwam overeen met de fundamentele demografische vondst dat de meeste steden meer sterfte dan geboorte produceerden. Dit kwam voornamelijk door de oorlog, hongersnood en ziektes (epidemieën) die vaker in steden voorkwamen. Daarom was migratie naar de stad in vroeg modern Europa cruciaal om de populatie van een stad in stand te houden. De migranten kwamen voornamelijk van het platteland af en waren voornamelijk jonge mensen die gemist konden worden in de gezinsarbeid. Vrouwen waren een grote meerderheid binnen de West-Europese steden omdat steden naarmate er meer tijd verstreek steeds vrouwelijker werden. Ondanks dat er weinig informatie over is denkt men dat de stedelijke bevolking voornamelijk werd aangevuld door dorpjes in de buurt van de stad. De muren van de stad moet je daarom niet als barrières zien maar als doorgeefluiken. Bepaalde groepen mensen reisden verder dan anderen. De hele arme, de hele rijken en de (religieuze/politieke) vluchtelingen. Ook waren er in deze periode extra arbeidskrachten nodig voor nieuwe infrastructuur en om gebouwen te herbouwen omdat hout vervangen werd door steen. In alle soorten steden was de omzet onder de stedelijke bewoners hoog door de moeilijke tijden vanwege oorlog en economische ontbering. Veel migranten kwamen maar tijdelijk en trokken daarbij vaak door kleinere dorpen om de steden te bereiken. Mannen en vrouwen die naar de stad kwamen en deze verlieten bewogen in systemen van cirkel, ketting en carrière migratie. De normale patronen van migratie voor vroeg moderne steden bestond dus voornamelijk uit een hoge omzet, intense lokale migratie, lange afstand migratie van de hele arme, elite en cirkel en carrière migratie. Al was het niet in alle regio’s hetzelfde. De geografische ligging, bestuurlijke functie en positie in de wereldhandel zorgde voor het succes van een stad. Twee voorbeelden hiervan zijn Amsterdam en Londen. Amsterdam was het centrum van de dynamische Republiek der Nederlanden en het centrum van de handel voor de koloniën (VOC) en het Europese vasteland. Een belangrijke oorzaak hiervoor was de val van Antwerpen door de Spanjaarden waardoor veel handelaren (met kennis) naar Amsterdam kwamen. Voornamelijk de maritieme zaken in trokken veel migranten naar de stad waarvan de meeste echter nooit terugkeerden. Voor Londen gold hetzelfde als voor Amsterdam, dit was ook een wereldhaven waar veel migranten in dienst kwamen op een schip en vervolgens nooit meer terugkeerden. De stad trok voornamelijk mensen in de regio’s rond de stad en vrouwen waren cruciaal voor het werk dat er gedaan moest worden. Daarbij moest er een huwelijkspartner worden gevonden. Op welke leeftijd vrouwen trouwden hing vooral af van de status en arbeid. Conclusie Voor velen was de vroeg moderne tijd geen tijd waarin men het gehele leven binnen dezelfde familie en samenleving bleef. Binnen het kader van de individuele trekken zoals Gender, levenscyclus, en (onder landeigenaren) volgorde van geboorte zorgden ervoor te beslissen wie er moest migreren en waarom. De mobiliteit van de meeste migratie was niet zo groot omdat deze lokaal was. Dit was vaak een hoofdkenmerk in cyclus van een plattelandsleven. De vroeg moderne stad had ook een grote behoefte aan migranten om verder te kunnen ontwikkelen. Het belang van de balans tussen de verschillende soorten migratie ligt vooral in het feit dat de meeste migratiestromen van lokale of circulaire aard waren. Alhoewel de meeste Europeanen migreerden, bleven de meeste binnen de eigen provincie en de distributie van de populatie veranderde hierdoor niet dramatisch. 5 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 Hoofdstuk 3 – Migratie in een eeuw van vroege industrialisatie In de 18e eeuw in Europa veranderde de migratie op twee manieren namelijk op gebied van de toenemende populatie en op gebied van plattelands werkgelegenheid buiten de agricultuur. Populatie en arbeidsverandering waren de motors van de verandering in menselijke mobiliteit. Veel steden concentreerden zich op commerciële transacties terwijl de specifieke productietaken voor de eindproducten op het platteland plaatsvond.. Stad en platteland samen reageerden als eenheden van productie omdat de producten in de dorpen werden geproduceerd. Het karakter van de eeuw: politiek, populatie, en landbezit West-Europa bleef in essentie ruraal in deze periode en de urbanisatie was ook nog redelijk beperkt. Een verschil met de vorige eeuw was dat er meer sprake was van vrede. Ook waren de grote ziektegolven (epidemieën) afgenomen. Daarbij trokken Amerika en Oost-Europa nieuwkomers aan. Maar hoe belangrijk de nieuwkomers voor Amerika en Oost-Europa ook waren, de afwezigheid van deze arbeiders zorgde niet voor crisis omdat er nog genoeg mensen thuisregio’s waren. Het was namelijk een eeuw van populatiegroei. Van 1680 tot 1820 was er sprake van een groei van 62% wat een enorme toename was in vergelijking met. de eeuw ervoor. Deze groei werd door twee veranderingen teweeggebracht. Als eerste door de afgenomen sterfte doordat de hoeveel ziektes was gedaald sinds 1715. Als tweede door toegenomen vruchtbaarheid door eerder en meer verspreid te trouwen. Hierdoor werd de periode dat men kinderen kon krijgen enorm verlengd. Het gevolg van deze enorme bevolkingsgroei was dat er een enorme toename van de boerenbevolking was waarvan het land niet voldoende opbracht om van rond te komen. Men moest erbij gaan werken voor loon. Daarbij was er ook een sprake van een neergaande beweging van de sociale mobiliteit. Schulden zorgde ervoor dat boeren proletariërs werden en de Enclosure zorgde ervoor dat de gemene gronden tot eigendom werd gemaakt. Proletarisatie was daardoor op twee manieren verbonden met de toenemende bevolking. Het land kon namelijk het grote aantal arbeiders niet opnemen en proletarische families kregen meer kinderen dan families met landbezit. Dit zorgde allemaal ervoor dat de groep van landloze arbeiders (proletariërs) toenam. Plattelandsindustrie, proletarisatie, en populatie expansie waren onderling verbonden. Mensen zonder land waren namelijk erg mobiel waardoor ze gemakkelijk in de plattelandsindustrie aan het werk konden komen. De implicaties voor de migratie waren groot: economische expansie en de afstand die werd genomen van het oude demografische regime verdeelde de groepen scherper tussen degene die genoeg thuis konden verdienen en diegene die dat niet konden. De hybride samenlevingen en de familie economie Hybride samenlevingen zijn samenlevingen waarin dorpelingen de plattelandsindustrie combineren met andere geld opbrengende activiteiten. Het concept van de familie-economie zorgde voor een krachtige prisma waardoor de balans tussen plattelandsproductie en migratie werd gezien. De familie werd als een eenheid van productie en consumptie gezien. Op deze manier ontstond ook de huisnijverheid waarin families zich flexibel inzette. Ze probeerden het beste te bereiken in de gegeven omstandigheden. De volwassen in het huishouden bepaalde wie er thuis bleef en wie er moest gaan werken. Men bepaalde dit aan de hand van Gender, geboorte volgorde, kracht en leeftijd. Als een gevolg hiervan konden de familie haar mannen en vrouwen werken in de huisnijverheid, terwijl de familieleden die overbleven zich konden concentreren op het agrarische werk of seizoensmigratie. Dit betekende dat door de hybride samenlevingen leden van dezelfde families in verschillende sectoren werkten. 6 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 Vroege industrie en migratie Plattelands fabricage voor verre markten steeg tot onverwachte hoogtes in deze tijd, wanneer dorpelingen de orders van de stedelijke handelaren vervulden. In de vroege industrie was het hoofdkantoor van de productie meestal in een stad waar ook de boekhouding werd gedaan. Echter vond de grootste productie op het platteland plaats. Plattelandsproductie was niet alomtegenwoordig maar het was wel cruciaal voor de economische groei van de 18e eeuw. Industriële expansie en de enorme verspreidheid van de plattelandsarbeiders onderschreef de industriële opbrengst. Deze ontwikkeling had een complexe impact op de Europese mobiliteit en migratie. Vroege industrie zorgde ervoor dat men genoeg geld kon verdienen terwijl men op het platteland woonde en kon werken buiten de agrarische sector. Het belangrijkste was dat plattelandse fabricage ervoor zorgden dat men op het platteland werk kon vinden binnen het dorp en daarom niet hoefde te migreren. De plattelandsindustrie bloeide omdat het inspeelde op de werkeloosheid op het platteland en het ervoor zorgde dat er geen reden om seizoensmigratie te ondernemen meer was. Ironisch genoeg zorgde migratie er juist voor dat de plattelandsindustrie ontstond doordat er vrijheid van verplaatsing was wat vroeger door het lijfeigenschap niet kon. Productie bloeide waar men vrij was om te verblijven waar men wilde en waar legale systemen en landbezit patronen het mogelijk maakten om nieuwe boerderijen te bouwen en verschillende soorten gebouwen te bewonen. Fabricerende dorpen in WestEuropa waren geneigd om meer mensen aan te trekken en te behouden dan andere soorten nederzettingen. In sommige gevallen zorgden de plattelandsindustrie zelfs voor een dalende mobiliteit omdat er werk genoeg was, ook wanneer men trouwde en kinderen kreeg. Dit gebeurde in verschillende dorpen in Engeland, Normandië en België. Door het toegenomen supplementaire inkomen door in de plattelandsindustrie te werken overleefden in de 18e eeuw meer Europese dorpelingen. De verspreiding van plattelandindustrie is wel gelabeld als “aanvallend jegens het kapitalisme” door de manier waarop het de welvaart van veel zelfvoorzienende Europeanen vernietigde omdat ze niet konden concurreren met de goedkopere plattelandindustrie. De expansie van tijdelijke migratie Op hetzelfde moment groeide ook in de gebieden waar minder fabricage mogelijkheden waren de populatie. In deze gebieden gebeurde dit doordat er nieuwe migratiestromen op gang kwamen en de cirkel- en kettingmigratie uitgebreid werden. Seizoen en tijdelijke migratie werden steeds meer een cruciaal deel van het jaarlijkse ritme van het plattelandsleven. Deze migratiestromen waren op hun hoogtepunt aan het einde van de 18e eeuw. Er werd onderscheid gemaakt tussen zeven systemen van migratie. (zie map 3:3 op blz. 77) Deze waren een van de hoofdkenmerken van de 18e eeuwse economie en de globale geschiedenis van de Europese mobiliteit. Tegelijkertijd werd landbezit gereduceerd in grootte wanneer het verdeeld werd over de familieleden waardoor tijdelijk migratie om geld te verdienen een strategie werd. Migranten specialiseerden zich daarbij in bepaalde beroepen. Vrouwen bleven meestal thuis om te zorgen voor de dieren, kinderen en het landbezit. Alleen in hele slechte jaren gingen vrouwen ook nog wel eens tegen een loon werken. De meeste migratie van vrouwen bleef echter ook onzichtbaar doordat deze nergens vermeld werd. Tijdelijke migranten reisden vaak samen voor gezelschap en raad maar ook voor veiligheid. Met wat geluk konden deze tijdelijke arbeiders met aardig wat geld terug naar huis keren waarmee ze hun schulden konden aflossen, belastingen konden betalen of land konden kopen. Deze systemen van cirkelmigratie zorgden ervoor dat mensen uit samenlevingen waar ze rechten en solidariteit hadden vertrokken en terecht kwamen in onbekende samenlevingen waar ze onderhevig waren aan intimidatie en een slechte gezondheid. 7 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 Portret van een migratiesysteem Migratiestromen hadden effect op de samenlevingen door de migranten die vertrokken en op de bestemming aankwamen. Hier is alleen weinig bewijs van. Pointrineau zijn onderzoek heeft echter een beeld opgeleverd van het migratiesysteem tussen de hooglanden van Frankrijk en Spanje. Tijdens de 18e eeuw daalde deze migratie doordat de Franse mannen werk dichter bij huis vonden omdat in Frankrijk meer seizoenswerk beschikbaar kwam. Ook nam de populatie in Spanje weer toe waardoor minder arbeidskrachten uit het buitenland nodig waren. De traditie van migratie naar Spanje bleef bestaan ondanks de veranderende condities doordat er een collectief beeld bleef bestaan van het geld dat in Spanje te verdienen was. Kort gezegd werkten er drie soorten Franse migranten in Spanje: jongen single mannen, leden van het commercieel huis Castile en oudere generaties. Zoals de meeste migratiestromen zorgden, die tussen Frankrijk en Spanje, voor een residu van mensen die nooit terugkeerden naar huis. Veelal trouwden mannen in Spanje. Vrouwen volgende deze migratiestroom meestal niet omdat deze route lang, moeilijk en gevaarlijk was. Hierdoor ontstond er een afwezigheid van mannen in de bloei van hun leven wat het leven op de hooglanden diep beïnvloedde omdat er daardoor een groot tekort aan mannen was. In deze omgeving was met een Spanjaard trouwen een triomf voor het huishouden. De vrouwen die uiteindelijk overbleven woonden in een soort van collectief huishouden. Het vertrek van getrouwde Spaanse mannen zorgden ervoor dat de vrouw ongebruikelijke verantwoordelijkheden kreeg. Desondanks zorgde zijn afwezigheid ervoor dat de vrouw kwetsbaarder stond in de samenleving. Toch was het, het waard door het geld wat deze seizoensmigratie opbracht. Landloperij, misdaad, en bastaardij: De marginale (onderschikte) migrant Na 1750 namen de druk op de bevolking en de voedselvoorraden meer toe dan het aantal mensen dat het huis had verlaten om werk en voedsel te zoeken. Hierdoor werden veel mensen gedwongen om op weg te gaan zonder vastgelegde routes van migratie. Zelfs de laagland gebieden met relatief weinig traditie in kettingmigratie stuurden de arme op pad. Zelfs degene met een plan moesten gaan bedelen om rond te komen. Degene die waren verpletterd door de ervaring van migratie miste meestal de sociale solidariteit van oogstarbeiders en metselaars waardoor ze deel werden van de “zwevende populatie” die het platteland afstroopte aan het einde van de 18e eeuw. De lijn tussen migratie en landloperij was overschreden, keer op keer door vele Europeanen. Als reactie hierop gingen overheden de “Great Confinement” versnellen waarmee in de 17e eeuw was begonnen. Armenhuizen en werkhuizen verspreide zich in Engeland, Frankrijk, Duitsland enz. De armoede van degene op de weg die naar bedelen overgingen, door compleet gebrek aan werk of omdat het normale werk niet beschikbaar was, overweldigden de liefdadigheidsinstellingen en de armenhuizen. De kinderen van de armen werden achtergelaten in weeshuizen en soms in betere tijden weer opgehaald. In deze atmosfeer werd door de West-Europese autoriteiten migratie geassocieerd met afwijkend gedrag. Weinig werkhuizen namen vrouwen op. Er was minder kans dat ze werden opgenomen omdat bedelen door vrouwen gezien werd als iets rechtmatigs, ook werden vrouwen minder als een bedreiging voor vrede en bezit gezien dan mannen. Voor vrouwelijke migranten was het gevaar van zwangerschap zowel sociaal als economisch. Zonder sociale hulp kon ze namelijk niet aantonen wie de vader was en stond ze er alleen voor. Ondanks dat veel dieven en criminelen migranten waren, was maar een klein deel van de migranten crimineel of een dief. De migranten aan het einde van de 18e eeuw laten zien dat de mensen zonder sociale hulp het meeste leden onder hun kwetsbaarheid. 8 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 Migratie naar 18e eeuwse dorpen en steden Dit was minder de eeuw van de grote stad dan van het kleinere provinciale centrum. Na een periode waarin de grootste stedelijke groei was beperkt tot de grote hoofdsteden en havensteden, werd het patroon van Europese stedelijke expansie veranderd in de 18e eeuw. De impuls dat de stedelijke groei had gedomineerd in de 17e eeuw fade weg. Industriële dorpen bleven cruciaal omdat de eerdere industrie het beste presteerde in het complementaire systeem waar stad en platteland beide deel in namen. De stad was het centrum van commerciële informatie, besluitvorming en uitwisseling. Een voorbeeld van zo’n vroege industriële stad is Verviers. Grote industriële- en havensteden waren ook belangrijk in de vroegere industrie. Deze steden verloren en verkregen constant mensen en zelfs gezinnen vertrokken of arriveerden. Om de soorten migratie en vroege industrie steden te begrijpen moeten we het idee dat de stadsmuur twee soorten levens scheidde verwerpen. Eerder dan een dichotomie (tweedeling) representeerden platteland en stad twee einden voor een continuüm (samenhangend geheel). De levendige dorpen buiten de muren waren erg aantrekkelijk voor industriële werkers omdat deze belangrijke voordelen boden boven de stad. Elke groep van migranten reisde via een bepaalde ritme. Elke route was uniek, sommige reisden ver en anderen juist niet. Conclusie Het eerste patroon van migratie was een regime dat veroorzaakt werd door plattelands fabricering en gevoed werd door kapitaal dat van de stad naar het platteland kwam. In tegenstelling zochten mensen zonder vroege industrialisatie buiten hun thuis naar werk om voor een extra inkomen te zorgen. Cirkelmigratie werd hier in sommige gevallen uitgebreid naar kettingmigratie. Het is zeker dat met de expansie van de plattelandindustrie, de dorpsarbeider kwetsbaarder werd voor internationale markten dan de landbezittende boer. Door West-Europa waren vrouwen en mannen in dorpen weinig afhankelijk van de internationale markten en de goederen die ze produceerden. Uiteindelijk zouden plattelandsarbeiders van het platteland worden geweerd omdat ze zichzelf niet langer konden onderhouden. 9 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 Hoofdstuk 4 – Migratie in een eeuw van urbanisatie en industrialisatie De 19e eeuw produceerde een stedelijke samenleving. Verstedelijking, de groei van de bevolking die leeft in de steden, was een centraal deel van het Europese leven. De drie issues van de ondergang van de plattelandsindustrie, de opkomst van de industrialisatie en verstedelijking en de transoceanisch migratie spelen verder in de 19e eeuw een grote rol. Het karakter van de eeuw: oorlog, vrede en migratie Nadat de Napoleontische oorlogen waren afgelopen waren de effecten hiervan nog niet verdwenen. Door de Franse overheersing waren aan de ene kant jonge mannen onder de wapenen geroepen en aan de andere kant werden er vijandige grenzen gecreëerd. De jonge dienstplichtigen waren dezelfde groep waar voorheen de groep arbeidsmigranten in vredestijd voornamelijk uit bestond. Het Continentaal stelsel zorgde na 1806 ervoor dat de handel stil kwam te liggen. De 19e eeuw (hier besproken 1815-1914) was verder nogal vrij van ernstige rampen of oorlogen. Door deze vrede was er ook nauwelijks sprake van interventie door de staat waardoor de migratiestromen hier weinig last van hadden. Arbeiders wilden de grenzen oversteken en werden hier vrij in gelaten. Daarbij zorgde de eenwording van Italië en Duitsland ervoor dat migratie binnen deze staten gemakkelijker werd. Alhoewel staten zich niet met de migratie bemoeide, bemoeide ze zich wel met de mobiliteit door nieuwe infrastructuur (wegen, kanalen en spoorwegen) aan te leggen. Daarbij werden Azië en Afrika voor groten delen gekoloniseerd wat ook migratiegolven met zich meebracht. Amerika bleef daarbij ook een grote aantrekkingskracht op migranten hebben. Ruraal Europa: Populatie en landbezit in de 19e eeuw De populatie in Europa groeiden in de 19e eeuw als nooit tevoren. Gemiddeld genomen verdubbelde de populatie van Europa. Verbeteringen in de voedselproductie en voedseldistributie onderschreven deze groei. De eerste agrarische revolutie werd daarbij gevolgd door de tweede. Ook de aardappel had grote invloed hierop. Een daling in de sterftecijfers was een tweede oorzaak voor deze groei. De mortaliteit daalde voor alle leeftijdsgroepen doordat ziektes minder voorkwamen en er minder oorlogen op Europees vasteland werden gevoerd. Door deze groei groeide de populatie van landloze arbeiders. De populatiegroei en de daarmee gepaard gaande proletarisatie hadden lange termijn effecten op de migratie, vooral in de steden waar de industrie langzaam op kwam. Ruraal Europa: disintegratie van het levensonderhoud op het platteland West-Europa zag drastische veranderingen in de plattelandseconomieën in de 19e eeuw. Kansen om geld het hele jaar door te verdienen door plattelands fabricage, agrarisch werk of een combinatie hiervan werden bedreigd. Twee veranderingen zijn hierin waarneembaar: de neergang van de oude agrarische systemen en de neergang van de plattelandsindustrieën. Doordat men op het land nog maar een grote hoeveelheid mensen voor een korte periode nodig had door de tweede agrarische revolutie en de uitvinding van de dorser, stortte deze migratiestroom in waardoor veel jonge mensen huis en bestaanszekerheid verloren. Veranderingen in de plattelandseconomieën dwongen mensen om nieuwe routes te zoekn om geld te vinden. In moeilijke tijden en drukbevolkte plaatsen konden agrarische arbeiders niet rekenen op oude migratiestromen, eerder moesten ze zelf individueel zich verplaatsen en naar werk zoeken. Misoogsten zorgden soms ook nog voor extra problemen omdat wanneer ze voorkwamen dit voornamelijk in de plattelandindustrie slachtoffers eiste. De ineenstorting van de plattelandsindustrie en de de-industrialisatie van het Europese platteland, waardoor kapitaal werd teruggetrokken, is net als de groei van de fabrieksindustrie een hoofdkenmerk van de 19e eeuw. Ironisch genoeg zorgde de terugtrekking van fabricagegereedschappen er 10 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 juist voor dat men meer agrarisch werd dan ooit tevoren. De mensen die hierdoor dus het meeste geraakt werden waren degene die vrijwel alleen afhankelijk waren van hun arbeid zoals wevers. Terwijl men het beroep ontvluchtte, aangezien dit beroep geen nut meer had, verliet men ook vaak het thuisdorp en trok men samen met de familie naar een industriestad. Anderen gingen ook naar Noord-Amerika. Wanneer jonge mensen vertrokken daalde het aantal geboorten en huwelijken dit patroon onderschreef de stagnerende populatiecijfers in dorpen.. Echter was het effect van de de-industrialisatie verschillend voor mannen en vrouwen omdat veel fabricage en agrarische taken op sekse (gender) waren gebaseerd. Deindustrialisatie zorgde ook voor tijdelijke migratie omdat men seizoenswerk ging verrichten. Ruraal Europa: Veranderende patronen van Cirkelmigratie Op lange termijn zorgden overdrachten van landbezit ervoor dat er een landloze massa arbeiders ontstond op het platteland, kapitaal naar stedelijke gebieden verschoof en verschuivingen in de arbeidskracht ontstonden die allemaal dienden om een metropolitaanse wereld te produceren. Daarbij zag de 19e eeuw een ontwikkeling van seizoen en tijdelijke migratie die ongekend was. De constructie van transport infrastructuur zorgde o.a. voor deze groei. Nieuwe en verbeterde wegen, kanalen en spoorwegen zorgden voor snelle tijdelijke mobiele werkgelegenheid. Vooral ook het aanleggen hiervan zorgde voor seizoensarbeid omdat er maar in bepaalde tijden van het jaar aan gewerkt kon worden. Vooral de aanleg van spoorwegen heeft hieraan bijgedragen. In de periode 1850-1914 vormden plattelandsvrouwen in toenemende mate groepen van boerderijarbeiders die op de enorme landbouwbedrijven werkten. Migratie en urbanisatie De concentratie van de bevolking in steden werd steeds groter. Zoals veel veranderingen in de 19e eeuw was verstedelijking een oneven proces in de geschiedenis. De groei van steden begon in Engeland waar de eerste industriesteden tot bloei kwamen. De meerderheid van de migratie naar de steden was afkomstig van het nabijgelegen platteland. Deze kortafstand migratie was soms ook verbonden met internationale migratie. Ook tijdelijke migratie speelde een grote rol in de stad. De voornaamste reden hiervoor was dat voor 1850 het meeste werk in de stad seizoensgebonden was. Het belangrijkste hiervan is dan ook dat de Europese steden werden gebouwd door seizoensarbeid. De grote zaken in stedenbouw zoals huizen, commerciële plaatsen, publieke faciliteiten en stedelijke infrastructuur waren gebouwd door seizoensarbeid. Voor veel arbeiders, die daarbij ook nog een stukje land bezaten, was dit een aanvulling op de inkomsten om te overleven. Echter zorgde onzekerheid ervoor dat mensen in steden bleven of juist steden verlieten. Veel nieuwkomers kwamen in steden door stromen van cirkelmigratie of kettingmigratie. Het klassieke voorbeeld van seizoensmigranten die een vast deel van de stedelijke arbeidskracht werden, zijn plattelandsarbeiders die in de stedelijke constructie werkte. De vrouw migreerde daarbij vaker dan de man. De voornaamste reden van stedelijke groei werd later voornamelijk niet de migratie maar de daling van sterfte in steden. Migratie en urbanisatie: Migranten en de urbane economie De migratie kan nog beter worden gespecificeerd omdat de soort mensen die naar bepaalde steden migreerden afhankelijk waren van de soort stedelijke economie die er was. Daarom worden er drie soorten steden besproken: textielindustrie, zware industrie en de administratieve en commerciële steden. In textielsteden kondigden de stedelijke industrie aan. Ze begonnen in Lancashire waarna molendorpen verspreidde nadat weven was gemechaniseerd en de machineproductie naar het Continent was verspreid. Migratie was van belang omdat molensteden van provinciale centra zich daardoor naar belangrijke steden ontwikkelden. De geschiedenis van de stad Roubaix 11 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 demonstreert de krachten die aan het werk zijn in textielregio’s. In deze stad bleef de wolindustrie lang met die van het platteland verbonden en was de meeste migratie afkomstig van dorpen rondom de stad. Alhoewel naarmate de stad groter werd er ook internationale migratie plaatsvond. Europese arbeiders migreerden omdat ze hun flexibileit wilden maximaliseren en hun kwetsbaarheid wilde minimaliseren in een tijd waar er weinig zekerheid voor doorsnee mannen en vrouwen was. Veel migranten kwamen ook als familie, dit betekende dat de kans dat ze bleven groter was dan bij single mannen en vrouwen. Behalve migratie zorgde ook de natuurlijke groei voor een toenemende populatie, de geboortecijfers waren extreem hoog in textielsteden. Steden met zware industrie breidde voornamelijk uit tijdens de industriële ontwikkeling waardoor in de grondstoffen voor de fabrieken, spoorwegen, en infrastructurele constructies van de moderne eeuw konden worden voorzien. Net als textielcentra groeide de steden met zware industrie uit kleine dorpen met een kleine productiecentra. Duisburg is hier een voorbeeld van. De groei van de stad werd ook hier voornamelijk door hoge geboortecijfers en door het residu van de tijdelijke migratiebewegingen. Omdat Duisburg voornamelijk een metaalindustrie had betekende dit dat er weinig vrouwen en families naar werk zochten en de migratie voornamelijk uit single mannen bestond. Hierdoor was de migratiestroom waarschijnlijk groter dan in de textielsteden waardoor deze steden ook meer groeiden. De belangrijkste kenmerken van migratie waren dat mensen vanuit stad en platteland vrij tussen beide bewogen en het bleek dat de migratiebeweging vooral bestond uit tijdelijke groepen single mannen. Steden met commerciële en administratieve functies waren essentieel voor de stedelijke economie in de 19e eeuw en deze breidde daarom ook uit net als de steden met textiel en zware industrie. Echter waren deze steden al eeuwenoud en ontstonden ze niet pas in de 19e eeuw uit dorpen. Als gevolg hiervan groeide deze steden dan ook niet zo enorm. Huiselijke diensten speelden een cruciale rol in de migratie van vrouwen in deze periode. Al eeuwenlang was dit werk een routine in het voorhuwelijkse leven wanneer vrouwen als dienstmeisjes op boerderijen en in stedelijke families werkten om hun bruidsschat te verhogen. In de 19e eeuw zorgde de groeide stad voor meer vraag naar vrouwelijke bedienden waardoor de migratiestromen voornamelijk uit vrouwen bestond. De meeste migranten kwamen van gebieden waar lang staande historische connecties mee waren. Daarbij was in deze steden de migratie meer gebaseerd op de logica van, en in opdracht van de arbeiders. Dit kwam door de carrièremigratie in administratieve centra veel belangrijker was, ook door de toename van centralisatie, bureaucratisering, het publieke onderwijs en de postdienst. Het grootste gedeelte van de stedelijke arbeiders kwam toch van de dichtbij gelegen dorpen en steden door de vriendschappelijke contacten die er waren. Migratie was voor deze steden belangrijker omdat de geboortecijfers lager waren. De overeenkomsten tussen alle drie de soorten steden zijn voornamelijk dat de hoge mobiliteit ervoor zorgden voor verstedelijking en dat daarbij de meeste migratie tussen de steden en hun achterland plaats vond. Migratie en urbanisatie: Criminaliteit en bastaardij, de marginale migrant Over het aandeel van migranten in groepen van stedelijke dieven, dronken, prostituees en alleenstaande moeders was veel debat. Zelfs wanneer de meeste dieven e.d. migranten waren dan was nog de grootste groep migranten geen dief. Niet alle criminaliteit net als migranten waren hetzelfde. Vaak werd criminaliteit ook geassocieerd met bepaalde wijken waarin migranten woonden. Ze waren daarbij vaak geen langdurige gevaarlijke groep maar een tijdelijk doordat men maar voor bepaalde tijd in de stad was en ook omdat criminaliteit zich maar in een bepaalde fase van de migratie zich voordeed, namelijk wanneer men door ellende en dislocatie in de stedelijke samenleving terecht kwam. Vrouwelijke migranten werden i.p.v. 12 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 criminaliteit eerder in verband gebracht met seksuele activiteit en zwangerschap. Hierdoor werd de degradatie van vrouwen door de groeide populatie voornamelijk door prostitutie bevorderd. Daarbij werd er ook een groot aantal onwettige kinderen geboren. De hoofdzakelijke oorzaken voor criminaliteit en alleenstaand moederschap bij migranten waren de sociale en economische hulp. Wanneer deze afwezig was gleden mensen al snel af. Migratie naar Amerika Tussen de val Napoleon en WOI groeide transnationale emigratiestromen waardoor miljoenen Europeanen het vasteland verlieten. Deze migratie drukte een stempel op de 19e eeuw. Niet omdat deze migratiestroom nieuw was maar doordat deze enorm groeide. De eerste Europeanen wisten relatief weinig over hun bestemming en konden niet gemakkelijk terugkeren. Latere migranten hadden meer informatie over het werk en samenlevingen dat er overzees was en konden gemakkelijker ook weer terugkeren. Migratie naar Amerika: Patronen van Trans-Atlantische migratie Het verhaal van de massamigraties naar de V.S. na 1840 zijn een bekend beeld dat begon met de masamigraties van de Ieren door mislukte oogsten. De intensiteit van migraties was verschillend per land maar er verscheen door Europa een migratiestroom die begon in het noordwesten van Europa en eindigde in het zuidoosten in de 19e eeuw. De gebieden van West-Europa waarvandaan de meeste mensen migreerden waren vaak bergachtig en kleine eilanden. Deze geografische locaties hadden weinig grondstoffen en weinig werkgelegenheid omdat ze relatief geïsoleerd van de stedelijke industrie af lagen. De kans was dan groter dat ze naar Amerika migreerden. Migratie naar Amerika: Een globale arbeidskracht De grootste meerderheid van de transoceanische migranten migreerde om de economische situatie te verbeteren. Echter waren er ook kleinere groepen van politieke en religieuzen ‘vluchtelingen’ maar deze waren niet te vergelijken met die van de 17e eeuw. Vooral veel mensen van de groep van de landloze arbeiders (proletariaat) emigreerden naar de nieuwe wereld. De regio bepaalde dus in grotere mate dan het land de transoceanische migratie doordat de ineenstorting van de plattelandsindustrie vaak voor deze migratie zorgde. Armoede en de groei van de bevolking samen met tradities van emigratie zorgden ervoor dat migratie naar het buitenland waarschijnlijker werd. Persoonlijke relaties zorgden voor het “multiplier effect” waardoor de structurele veranderingen die emigratie aanmoedigden versterkt werden. Daarbij speelde psychologische opwinding en persoonlijke transmissie een grote rol. Migranten vanuit Europa reageerden daarbij op een vraag naar arbeid uit Amerika russen 1860-1914. Dit werd mede mogelijk door de ontwikkeling van transport, zoals het stoomschip, de openheid van de wereld voor immigranten en de overvloed van mensen in Europa. De transoceanische massa migratie van de 19e eeuw zorgde in feite voor een herverdeling van de wereldlijke arbeidskracht. Migratie naar Amerika: Het proces van Trans-Atlantische migratie De overgrote meerderheid van de emigratiestromen vanuit Europa bewogen in systemen van kettingmigratie die informatie over de reizen en hun bestemming verspreidde. Vrouwen vormden een substantiële minderheid onder de migranten van West-Europa naar NoordAmerika. Dit kwam omdat mannen vaak ook tijdelijk een paar jaar in Amerika gingen werken terwijl vrouwen cruciaal waren voor het werk in de familie en het huis wanneer de man afwezig was. Migratiestromen begonnen dus doordat succesvolle pioniers contact hielden met thuis. Wanneer Europanen hun thuis eenmaal verlieten konden lokale systemen van migratie vergoot of verkleind worden door persoonlijke communicatie. Kettingmigratie was dus 13 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 voornamelijk een resultaat van meerdere besluiten en contacten. Veel migranten gingen uiteindelijk terug naar huis, vooral na 1860 werd trans-Atlantische migratie steeds meer iets tijdelijks. Degene die terugkeerden waren voornamelijk mannen die een paar jaar in de fabrieken hadden gewerkt. Daarbij was het voornamelijk een migratiebeweging van mensen tussen de 15-45 (arbeidsjaren) die het inkomen thuis konden gebruiken. Deze migratie zorgde voor geldstromen van Amerika naar het platteland. Over het algemeen bleven daardoor het plattelandsbeleid en het landbezit hetzelfde. Het inkomen van de migranten zorgde niet voor een langdurige stijgende sociale mobiliteit. Conclusie De 19e eeuw was een mobiele eeuw. De jonge agrarische arbeiders hadden allemaal grote kans te migreren. De bewegingen waren het gevolg van dezelfde factoren in de vorige eeuwen: een veranderende configuratie van de demografie, kapitaal en vraag naar arbeid. Over het algemeen was er een verschuiving van lokale migratie naar cirkelmigratie, kettingmigratie en zelfs carrièremigratie. Vrouwen speelde een grotere rol op lange afstanden doordat ze werk zochten en verder weg trouwden. Alhoewel migratie belangrijk was voor de groei van steden zorgde de natuurlijke groei voor het grootste gedeelte van de bevolkingsgroei. De mobiliteit steeg in de meeste regio’s door de 19e eeuw heen. Daarbij was men vrij om te reizen waardoor steeds minder mensen op een plek bleven. 14 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 Hoofdstuk 5 - Migratie in de twintigste eeuw WOI bleek voor miljoenen Europeanen een doodsklok te zijn en ook op vrije migratie die beperkt werd. De verordeningen van grensoversteek ontstonden en werden versterkt en vergroot tijdens de oorlog in West-Europa. De principes van de vrijmarkt werden steeds meer aangetast en de status van migranten werd steeds meer betrokken in vragen rondom burgerschap, juridische rechten, opoffering en het politieke debat waardoor migratie naar het buitenland vrijwel stil kwam te liggen. De geschiedenis van de internationale arbeidmigratie in de 20e eeuw kunnen we in drie periodes verdelen. In de eerste plaats zorgde de dertig jaren oorlog (WOI en WOII) ervoor dat de populatie werd gedecimeerd en de vrije beweging van 1914 tot 1945 werd beperkt. Tijdens deze periode waren de dwangmatige en vluchtelinge migratiestromen van grotere omvang dan de vrijwillige migratiestromen van mannen en vrouwen over internationale grenzen. In de tweede periode (1945-1970), na WOII, kwamen er bekende migratiestromen op gang. Mannen en vrouwen migreerden om tijdelijk in Europese steden te gaan werken. Ook reisden men verder en kwamen er migranten vanuit Zuid-Europa en zelfs vanuit de vroegere kolonies ontstonden migratiestromen. De derde periode (1970-nu) begon met de economische oliecrisis waardoor veranderingen in migratie de samenleving optraden. Migranten werden permanente bewoners van etnische gemeenschappen waarin ze hun kinderen in opvoedde. Het was in deze eeuw dan ook dat niet langer landbezit maar loon het belangrijkste inkomen was voor het grootste gedeelte van de Europeanen. Migratie tussen Europese naties 1914-1945 Toen de Eerste wereldoorlog in 1914 begon bleek deze een knelpunt van de migratie en internationale handel te vormen. Veel buitenlandse werkers konden niet naar huis terugkeren. Tijdens de oorlog zelf werden de internationale arbeidsmigratie voornamelijk gedomineerd door vijandigheden en waren de migratiebewegingen vooral vluchtelingen en legers. Na de oorlog toen de soldaten en oorlogarbeiders naar huis konden was een terugkeer voor de meeste vluchtelingen onmogelijk door andere politieke ontwikkelingen waaronder de Communistische Revolutie in Rusland. Hierdoor ontstond de eerste vluchtelingencrisis van de 20e eeuw. Een ander gevolg van de oorlog was dat veel Europese landen, waaronder Frankrijk, een liberaler beleid volgde omdat de overlevende inheemse arbeidskrachten het land opnieuw moesten opbouwen. Het gevolg was dat Frankrijk meer arbeid verschafte aan buitenlandse arbeidskrachten dan elk ander land. Duitsland bleef in tegenstelling tot Frankrijk een strenger beleid voeren. Daarbij nam de Europese migratie toe doordat de trans-Atlantische migratie sterk afnam doordat de Verenigde Staten in 1921 en 1924 immigratie wetten verscherpten. De stroom van buitenlandse arbeidskrachten naar de verschillende Europese landen, en dus ook Frankrijk, veranderde sterk ten tijde van de economische depressie van de jaren 1930. Door de Beurskrach van 1929 waren er minder mogelijkheden waardoor veel mensen thuis bleven. Ook sloten overheden de grenzen voor buitenlandse arbeidskrachten door het dramatisch dalen van de vraag naar arbeid. De vluchtelingenstroom nam weer toe in de jaren 1930 toen de fascisten steeds meer steun kregen en etnische minderheden en politieke vluchtelingen bedreigt werden. Tijdens de Twee Wereldoorlog vond er ook grootschalige migratie plaats door de Nazi’s. Dit gebeurde vaak onder dwang en wanneer het vrijwillig was gebeurde het nog op een onmenselijke manier met behulp van de spoorwegen. Na 1945 gingen gedwongen arbeiders en krijsgevangen weer naar hun thuis. Zo werden door de vijandelijkheden van de Tweede Wereldoorlog vrije arbeid achter de grenzen gehouden en werden mannen voornamelijk ingezet als soldaat. Daarbij waren de Joden in grote delen van Europa vernietigd. 15 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 Populatie, migratie, en urbanisatie na 1914 De fundamentele vorming van de plattelands bevolking vernaderde na 1914 doordat de snelle migratie van de 19e eeuw tot een langzamere groei over ging. Herstructurering van de arbeidsmarkt gaf voorrang aan stedelijke beroepen waardoor er minder migratie ontstond tussen stad en platteland. De grote economische depressie van de jaren 1930 zorgde ook voor beperkte migratie. Zonder kansen en mogelijkheden bleven mensen vaak thuis en degene die migreerden deden dat niet op grote afstand en gingen van platteland naar de stad, dit waren nu ook voornamelijk vrouwen. De kansen die er waren lagen voornamelijk in stedelijk werk waarin er langzaam sprake was van sociale mobiliteit waardoor men dus op een plek bleef. Vrouwen hadden meer dan mannen kans dat ze de plattelandsgebieden op jonge leeftijd verlieten. De plattelandsgebieden werden steeds opener doordat er op steeds grotere afstanden werd getrouwd. Urbanisatie en emigratie van boerderijen continueerden na WOII net zoals platteland werk daalde. Deze trends werden daarbij gestimuleerd door de val van de barrières door de Common Market in de jaren 1960. Interregionale migratiestromen in de jaren 1960 waren voornamelijk gekenmerkt door intensieve uitwisselingen tussen welvarende stedelijke regio’s en regio’s waarin de welvaart begon te dalen. Niet alle interregionale migraties verliepen soepel. In sommige gevallen werden nieuwkomers met minachting en vooroordelen opgewacht waardoor er een scheiding van huisvesting kwam. Het omgekeerde van verstedelijking was het geval in de jaren 1970 met de migratie naar het platteland en de periferie van grote steden. Dit was het gevolg van stedelijke planning en meer welvaart waardoor men zich meer plaats kon veroorloven. De migratie vanaf 1960 bestond dan ook voornamelijk uit goed opgeleide en hoog betaalde arbeiders. Buitenlandse arbeid in naoorlogs Europa 1945-1973 De meest zichtbare naoorlogse trend was de aankomst van buitenlandse arbeiders en hun families. Nadat de Common Market was gevormd hadden arbeiders steeds meer vrijheid van beweging gekregen. Verder waren veel migratiestromen zoals die in het verleden. De meeste naoorlogse migratiestromen waren gepionierd door mannen maar vrouwen begonnen er ook steeds meer aan deel te nemen. De migratiestromen braken met het verleden op twee punten. Als eerste de context waarin staten onderhandelden om arbeiders te kunnen laten immigreren om aan de vraag van arbeid te kunnen voldoen. Dit was voor 1914 namelijk erg ongebruikelijk. Als tweede maakten deze migranten Europa meer divers op etnisch, cultureel en religieus gebied. Dit kwam doordat veel migranten uit Arabische landen kwamen. Vaak was er een negatieve houding tegenover immigranten. Dit kwam voornamelijk doordat er veel vooroordelen waren, ze door kolonisatie als minderwaardig werden gezien en de waarnemingen van de Islam erg negatief waren. Verschillen binnen Europa zorgde ervoor dat nieuwkomers een manier vonden om deze dominantie te naturaliseren. Wel zorgde de plaats van migranten ervoor dat inheemse Europeanen de beste banen kregen en monopoliseerden. In de eerste fase van de naoorlogse migratie waren de overweldigende meerderheid van de migranten jonge mannen die in arbeidersslaapzalen leefden. Deze arbeiders leefden zonder familie en besteedde zo weinig mogelijk om zoveel mogelijk geld terug naar huis te sturen. Dit kon door het grote verschil in levensstandaard waardoor de migratiestromen zichzelf konden handhaven. Ook hadden verschillende overheden binnen Europa de buitenlandse arbeiders nodig om de vraag naar arbeid op te vullen. Vaak nam de overheid dan ook de leiding om de buitenlandse arbeiders naar Europa te krijgen. In de jaren 1960 en 1970 kwamen er nieuwe migratiestromen opgang naar de landen van noordwest Europa. Het aantal buitenlandse migranten steeg naar een ongekende hoogte en begon te veranderen doordat migranten hun vrouw en kinderen over lieten komen. Daarbij zorgde het verdrag van Rome voor relatief open grenzen. 16 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 Immigratie vanaf 1973 Door de internationale crisis in 1973 werd er met meer argwaan naar de buitenlandse arbeiders gekeken. Hierin waren de buitenlandse families zichtbaarder dan de arbeidende groepen van jonge mannen. Door de crisis en de argwaan wilde men de immigratie stoppen door beperkingen van immigratie in te voeren. Het effect hiervan zorgde echter niet voor een daling van de immigratie. Juist doordat men bang was, om niet meer terug te kunnen keren wanneer men (tijdelijk) terugkeerde naar het moederland, liet men de familie overkomen. Dit kwam voornamelijk doordat men tijdelijk bereid was te werken zonder hun gezin, maar niet voor altijd. Daarbij zorgde de overheid ervoor dat burgerlijke en sociale wetten werden uitgebreid waardoor immigranten konden blijven en integreerden. In de jaren van 1980 werd het duidelijk dat de tijdelijke buitenlandse arbeiders zich steeds meer permanent gingen vestigen. Ondanks dat men dacht dat de grote immigratiegolven tot een einde waren gekomen waren er nog twee nieuwe trends die Europa zouden gaan karakteriseren. Als eerste werden de landen van de periferie van noordwest Europa ontvangende landen van arbeidsmigranten die het gevolg waren van de Afrikaanse beweging naar het noorden, de politieke veranderingen en de aanwezigheid van welvarende renteniers en hoogopgeleide arbeiders in zuid Europa. Als tweede volgende de nieuwkomers van de jaren 1980 een pad dat niet uitgelegd konden worden door nationale overeenkomsten of de koloniale geschiedenis. Mensen van nieuwe gebieden maakte hun weg naar nieuwe bestemmingen allemaal in de context van de globalisatie. Voordelig voor de migratie was ook dat men binnen de Europese Unie vrij kon reizen. Als reactie hierop werd in de Europese Unie meer aandacht geschonken aan de buitenkant van de grenzen. Het Schengenverdrag zorgde daarom behalve vrije passage binnen de leden ook voor mee controle aan de buitenkant. In 1991 werd de controle op de buitenkant van de grenzen verder verhoogd waardoor de Europese Unie de bijnaam “Fortress Europe” kreeg. In dertig jaar werd het beleid van migranten aantrekken veranderd naar migranten buitensluiten. Door deze ontwikkeling groeide de lucratieve smokkelhandel op alle niveaus. Aan het einde van de 20e eeuw waren er echter nog twee problemen. Als eerste was er het ethische dilemma om de rechten van emigratie, vrijheid van beweging, maar niet van toegang. Als tweede de aanpassing van nieuwkomer aan het leven in Europa. Door nieuwe technologieën waardoor de communicatie verbeterde kon men in contact blijven met het thuisland waardoor integratie moeilijker werd. Conclusie De 20e eeuw was in verschillende gevallen een van de eerste eeuwen tot nu toe. De enorme discontinuïteiten en dislocaties als gevolg van de twee Wereldoorlogen pasten in geen een model van migratie. Daarbij markeerde de 20e eeuw een ommekeer van migratie tussen Europa en de rest van de wereld. Voor 1945 gingen er voornamelijk migratie stromen vanuit of binnen Europa naar andere landen. Na 1945 was er sprake van een aantal migratiestromen naar Europa. Aan het einde van de 20e eeuw werden Europese staten omzichtig en probeerden ze immigranten buiten te sluiten terwijl tegelijkertijd de economie deze arbeiders vaak nodig had. De uitdaging is om de migranten te erkennen en ze te integreren in de democratische praktijken en de arbeidswereld. 17 Opdracht A Europa [Samenvatting Moving Europeans - L. Moch] Tim Riswick S0801003 Conclusie Nu de 21e eeuw begint is het duidelijk dat de migratie van mensen over nationale grenzen naar West-Europa fundamenteel is voor de huidige arbeid en politiek in Europa en zelfs wereldwijd. Het is echter minder duidelijk dat de internationale migratie in Europa ook van belang was in de jaren voor 1914. Dit boek heeft ervoor geprobeerd te zorgen om te omlijnen welke krachten er achter de menselijke migratie zitten en te traceren welke grote veranderingen er in patronen van migratie zaten. Leslie Moch probeerde om te laten zien dat de observatie van de geschiedenis van de migratie de sociale geschiedenis in Europa markeert juist is maar ook om te benadrukken dat migratie in de 17e en 18e eeuw ook al een grote rol speelde. Wat we van deze geschiedenis konden leren is dat huis en haard verlaten altijd een optie was, voornamelijk voor de jongeren, ook al veranderde te afstand en de bestemming door de tijd heen. Belangrijk is ook dat de geschiedenis van migratie laat zien hoe nauw verbonden groepen en individuele geschiedenissen met die van nationale en globale economieën zijn. Op het moment brengen globale migraties de wereld bijeen waardoor elkaars cultuur verrijkt wordt. We kunnen echter alleen maar hopen dat dit niet omslaat in een sfeer van vervolging en ideologieën van dominantie. 18