Facts Series Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen Samenvatting3 Feiten en cijfers 4 1.Inleiding 5 Een nieuw tijdperk 6 De opkomst van het GGO-debat 8 Waar gaat het GGO-debat eigenlijk over?9 2.Veiligheid van traditionele gewassen 11 Leren door te proberen12 De toxiciteit van ons traditioneel voedsel12 Voedselallergieën en -intoleranties13 Nieuwe rassen, nieuwe risico’s16 De veiligheidsanalyses voor traditionele gewassen16 Horizontale gentransfer17 De toxiciteit van gewasbeschermingsmiddelen19 3.Veiligheid van genetisch gewijzigde gewassen 22 Een veilige technologie23 De voedselveiligheidsanalyse in Europa 24 Moleculaire karakterisering van een GGO-plant24 Vergelijkende studie tussen de GGO- en de corresponderende niet-GGO-plant 26 Toxiciteitsstudie van het nieuw geproduceerde eiwit26 Allergeniciteisstudie van het nieuw geproduceerde eiwit27 Nutritionele analyses27 Voedingsstudie met het volledige gewas28 Post-market monitoring of opvolging van de commerciële teelten28 Twintig jaar veilig gebruik29 Wanhopig op zoek naar een verschil30 Insect-resistentie30 Schimmeltoxines vermijden34 Antibioticum-resistentiegenen35 Een genschakelaar uit een plantenvirus38 Voedselallergieën vermijden39 4.De zaak Pusztai 40 Een lectine-producerende aardappel 41 De communicatieblunder42 De ware toedracht42 5.De zaak Séralini 44 Een foute proefopzet45 Verkeerde conclusies47 Misleidende voorstelling van de resultaten47 Vertrouwen komt te voet maar gaat weg te paard48 6.Besluit 49 7.Referenties 50 Samenvatting Genetisch gewijzigde gewassen blijven tot op vandaag het onderwerp van grote publieke controverse. Het debat startte in 1986 toen de eerste veldproeven met genetisch gewijzigde (GGO-) gewassen aangelegd werden. De discussie kreeg een tweede start midden jaren 1990 toen de eerste schepen met genetisch gewijzigde soja aanmeerden in Europa. De Hongaarse wetenschapper Arpad Pusztai gooide olie op het vuur door in primetime te beweren dat de GGO-technologie onveilig zou zijn. De meer recente rattenstudie van Gilles-Eric Séralini zweepte de discussie rond voedselveiligheid van GGO-gewassen opnieuw op. Ook al hebben wetenschappers over de hele wereld aangetoond dat de interpretaties van Pusztai en Séralini niet correct zijn, toch woedt het debat rond GGO-gewassen als nooit te voren. In dit achtergronddossier bespreken we de wetenschappelijke stand van zaken wat de voedselveiligheid van GGO-gewassen betreft. Net zoals er wetenschappers zijn die de opwarming van de aarde ontkennen of die de bewezen effectiviteit van vaccinaties naast zich neerleggen, zullen er altijd mensen zijn – zelfs vanuit de wetenschappelijke sector – die beweren dat de GGO-technologie op zich gevaren voor de volksgezondheid met zich meebrengt. Er is echter geen enkel wetenschappelijk argument te vinden om te twijfelen aan de veiligheid van de GGO-technologie. Voedselveiligheidsinstellingen, bedrijven, onderzoeksinstellingen en universiteiten hebben de afgelopen dertig jaar op grote schaal GGO-gewassen getest en bestudeerd. Op basis hiervan is er een grote wetenschappelijke consensus over de veiligheid van de GGO-technologie. De toepassing ervan moet daarentegen geval per geval geëvalueerd worden vooraleer een teelt- en/of gebruikstoelating verleend kan worden door de lokale overheden. Honderden studies, strikte risicoanalyses, strenge toelatingsprocedures en continue opvolging tonen aan dat de huidig toegelaten GGO-gewassen minstens even veilig zijn als hun niet-GGO varianten. Al twintig jaar worden GGO-gewassen als onderdeel van ons voedsel of dat van onze landbouwdieren geconsumeerd en dit op een steeds grotere schaal. Er is geen enkel geval van mens of dier gekend waarbij het consumeren van voedsel dat bestanddelen bevat van de huidig gecommercialiseerde GGO-gewassen een nadelig effect zou hebben gehad. GGO-gewassen hebben een ongeziene “track-record” van veilig gebruik. 3 Feiten en cijfers Van geen enkel gewas kan gezegd worden dat het 100% veilig is. Voedseltoxiciteit hangt in de eerste plaats af van de hoeveelheid van het product dat ingenomen wordt. We consumeren naar schatting iedere dag vijf- tot tienduizend verschillende natuurlijke toxines en nemen ongeveer 1,5 gram natuurlijke toxines in per dag, per persoon. Conventionele gewassen worden veilig beschouwd omdat ze historisch gezien geen risico inhouden bij normaal gebruik. Geen enkel gewas wordt meer getest dan een GGO-gewas. Waar traditionele veredeling vaak zoveel mogelijk genetische informatie mengt om nieuwe rassen te creëren, is de GGO-technologie net ontwikkeld om slechts één of een beperkt aantal wijzigingen door te voeren. DNA-herschikkingen komen algemeen voor in de natuur en houden op zich geen gevaar in voor de volksgezondheid. Het proces van genetische modificatie zelf leidt niet tot toxiciteit of allergische reacties. Tot op vandaag is er geen enkel voedingsproduct afkomstig van commercieel geteelde GGO-planten geïdentificeerd dat geleid heeft tot toxische verschijnselen of nieuwe allergieën. Voedselveiligheid wordt bepaald door de kenmerken van een gewas en niet door de technologie die gebruikt werd om de kenmerken te verkrijgen. Voor iedere studie die schadelijke effecten van GGO-gewassen meent te vinden is er een overvloed aan studies die geen schadelijke effecten vindt van GGO-gewassen in vergelijking met hun niet-GGO equivalent. In tegenstelling tot de huidige controverse werden GGO-gewassen oorspronkelijk positief onthaald in Europa. De opeenvolging van Europese voedselveiligheidscrisissen eind jaren 1990 stimuleerde angst voor en argwaan tegen GGO-gewassen. 1 Inleiding 1983 was een opmerkelijk jaar voor plantenwetenschappers. Eerst kreeg Barbara Mc Clintock de Nobelprijs voor fysiologie voor haar genetisch werk met maïs. Daarna werden er vier wetenschappelijke artikels gepubliceerd die voor het eerst aantoonden dat extra DNA kan ingebouwd worden in planten zonder gebruik te moeten maken van kruisingen. Nieuwe toepassingen in de landbouw lagen voor de hand, maar met deze ontwikkeling kwam ook weerstand tegen de technologie. 5 Een nieuw tijdperk Maar anderzijds betekende de GGO-technologie De 20ste eeuw was de eeuw van de technolo- In plaats van planten te kruisen in de hoop dat gische vooruitgang. Wetenschappelijke kennis de nakomelingen nieuwe eigenschappen zou- die de motor is van technologieontwikkeling en den bezitten en beter aangepast zouden zijn aan vice versa groeide razendsnel. Nieuwe discipli- onze behoeften, kon dankzij wetenschappelijke nes zoals biotechnologie zagen het licht en de kennis rechtstreeks ingegrepen worden in het mens kreeg inzicht in de werking, de functie en erfelijk materiaal met preciezere resultaten de impact van DNA; het erfelijk materiaal van als gevolg. ook een meerwaarde voor de plantenveredeling. alle levende wezens. Het werd onder meer duidelijk dat uiterlijke kenmerken voor een groot Weinig mensen weten dat het verhaal van de deel bepaald worden door de samenstelling commercieel geteelde genetisch gewijzigde ge- van het DNA. Het omgekeerde geldt evenzeer: wassen begon in 1994. In tegenstelling tot wat het aanpassen van DNA kan leiden tot nieuwe vaak gedacht wordt, was er geen multinational kenmerken. Al sinds het ontstaan van de land- bij betrokken en was het gewas ook niet één bouw probeert de mens gewassen en dieren van de ‘usual suspects’: maïs, soja, koolzaad beter aan te passen aan zijn behoeften: betere of katoen. Het was een GGO-tomaat – waar- opbrengst, grotere weerstand tegen ziekten, van het rijpingsproces was uitgesteld – die meer vlees, meer melk. Zonder kennis te heb- door een klein Californisch bedrijf op de markt ben van de wetenschap achter hun daden slaag- werd gebracht. De tomaat kon langer aan de den onze voorouders hier ook in. Na eeuwen plant rijpen – wat zijn smaak- en geuraroma’s menselijke inspanning evolueerde een weinig ten goede zou komen – en de tomaten bleven opbrengend graangewas als teosinte naar hoog ook na de oogst veel langer vers in de winkel. producerende maïs en uit één enkele wilde De GGO-tomaat kreeg de naam FLAVR SAVR koolsoort werden allerhande kolen – van broc- (uitgesproken als ‘flaver saver’, de ‘smaakred- coli tot spruitjes – geselecteerd. Maar ook de der’), naar zijn eigenschappen van smaakvolle, landbouwdieren werden gefokt voor meer vlees aan de plant gerijpte tomaat. De FLAVR SAVR en/of melk. tomaten kwamen in mei 1994 op de markt als MacGREGOR’s tomaten en waren onmiddellijk In 1983 werd de basis gelegd om planten doelge- een groot succes. Initieel werden ze slechts ver- richt aan te passen door het rechtstreeks intro- kocht op twee plaatsen in de Verenigde Staten; duceren van genetische informatie. Deze planten in de staten Illinois (Chicago) en Californië werden gedoopt als genetisch gemodificeerde (Davis). Tijdens de eerste drie dagen werd onge- planten. De technologie om planten genetisch te veer 2700 kg verkocht. De rekken waren leeg en wijzigen betekende in de eerste plaats een re- de productie kon niet volgen.1 Door praktische volutie in het wetenschappelijk onderzoek naar onvoorziene omstandigheden (lage productie, plantengroei en -ontwikkeling. Onderzoekers speciale oogstmaatregelen om beschadiging te kregen de mogelijkheid om specifieke genen aan voorkomen) liepen de productiekosten na ver- of uit te schakelen waardoor de functie van deze loop van tijd te hoog op. De FLAVR SAVR tomaat genen veel beter gekarakteriseerd kon worden. was niet meer winstgevend en in 1997 werd de Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen Amerikaanse productie stopgezet. van aandacht te ontwijken, werd de media doelbewust aangespoord om over het pro- De FLAVR SAVR tomaat kreeg echter een tweede duct te rapporteren. De bevolking werd dus leven, dit keer in Europa. In 1996 nam het Britse goed geïnformeerd en klanten hadden al- bedrijf Zeneca een licentie op de GGO-tomaat. tijd een niet-GGO-alternatief ter beschikking. De Californische tomaten werden verwerkt tot Maar de Britten waren dol op de GGO-to- tomatenpuree en het product werd op een zeer matenpuree en in drie jaar tijd werden verantwoordelijke en transparante manier op de 1,8 miljoen blikjes verkocht.3 Engelse markt gebracht door de winkelketens J. Sainsbury en Safeway Stores.2 De blikken droe- Bovendien ging behalve consumptie ook de gen een duidelijk GGO-label (wat op dat moment teelt van GGO-gewassen van start in Europa. niet verplicht was in Europa), in de rekken was In 1998 keurde Europa de teelt goed van een steeds een niet-GGO alternatief beschikbaar en insect-resistente GGO-maïs. De maïs biedt bijkomende informatie over de FLAVR SAVR weerstand aan de Europese stengelboorder; tomaat was aanwezig in de winkel. In plaats een gevreesd insect in de Mediterrane maïsteelt. 7 en Slovakije telen de maïs tot op vandaag, geza- De opkomst van het GGO-debat menlijk op zo’n 150.000 hectare.4 Door de teelt Twee jaar na de introductie van de eerste van de insect-resistente GGO-maïs kan het ge- GGO-tomaat startte het agrochemisch bedrijf bruik van insecticiden in de maïsteelt verminderd Monsanto de commerciële teelt van GGO-soja worden. Hierdoor ligt de milieu-impact van de in de Verenigde Staten. In de herfst van 1996 GGO-maïsteelt in Spanje over de periode van meerden de eerste schepen met GGO-soja aan 1998 tot 2013 20% lager dan die van niet- in Europa. De stemming in Europa rond GGO’s GGO-maïs. Wereldwijd is er een vermindering veranderde van 50% te noteren.5 Greenpeace voerde actie tegen GGO’s en Spanje maar ook Portugal, Roemenië, Tsjechië 5 volledig. De milieuorganisatie probeerde de schepen in Antwerpen en Gent van de wal te houden. De slogans, beeldspraak en begrippen zoals Frankenfood gingen er bij Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen werd ook niet meer gesproken van genetisch Waar gaat het GGO-debat eigenlijk over? gemodificeerde van Het debat rond genetisch gewijzigde gewassen genetisch gemanipuleerd, wat een duidelijk draagt een geschiedenis van meer dan 30 jaar negatievere connotatie heeft. met zich mee. Dat er tegenstand is tegen een de media en het grote publiek in als zoete broodjes en de impact was enorm. Plots gewassen maar wel technologie is allesbehalve uitzonderlijk. Vrijwel In dezelfde periode daalde vertrou- iedere belangrijke technologische ontwikkeling wen van de consument in de voedselin- – zeker de ontwikkelingen die een enorme im- dustrie zienderogen. het Voedselcrisissen pact gehad hebben op de maatschappij – is het zoals de varkenspest (1997), de gekkenkoei- mikpunt geweest van felle kritiek. Wat echter enziekte (1997) en later de dioxinecrisis (1999) wel opmerkelijk is, is dat er tijdens de periode stapelden zich op. Op het moment dat de be- van 30 jaar een evolutie merkbaar is in het soort volking en de politiek ernstig twijfelen aan argumenten die tegen de GGO-technologie ge- voedselveiligheid in het algemeen verkondigt bruikt worden. Waar vroeger de veiligheid voor Dr. Arpad Pusztai in 1998 tijdens een televi- mens en milieu op de korrel genomen werd, sieshow dat hij wetenschappelijke bewijzen zijn het nu vooral socio-economische argumen- heeft waaruit blijkt dat alle GGO-producten ten die het debat domineren. De argumenten schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Een en bezorgheden kunnen verdeeld worden in latere analyse van zijn data gaf duidelijk aan twee categorieën en horen eigenlijk toe aan dat zijn conclusies verkeerd waren (zie hoofd- twee verschillen debatten: stuk 4) , maar de woorden van de onderzoe6,7 ker van het Schotse Rowett instituut sloegen Biologische vragen in als een bom. Er werd een signaal verwacht van de overheid en vanaf 1998 blokkeerden Zijn GGO-gewassen gevaarlijk voor de volksge- een aantal lidstaten de verdere toelating van zondheid? Zijn er risico’s voor ons milieu? Wat GGO-gewassen. Een de facto moratorium over is het effect van GGO-gewassen op de verschei- GGO-gewassen installeerde zich in Europa in af- denheid aan planten, insecten, micro-orga- wachting van een strengere Europese regelgeving. nismen, … in de natuur, ook wel biodiversiteit genoemd? Hoe kunnen GGO-gewassen helpen Onder invloed van een grootschalige anti- een duurzame landbouw na te streven? campagne van Friends of the Earth keren consument en distributie zich massaal tegen Deze vragen blijven gesteld worden, omdat ze GGO-voeding. De verkoop van de ooit zo gelief- waarschijnlijk niet precies genoeg werden be- de FLAVR SAVR tomatenpuree stuikt in elkaar antwoord of omdat de GGO-technologie zich en de blikken worden uit de rekken gehaald. verder ontwikkelt en gebruikt wordt op een We schrijven 1999. steeds toenemende schaal. Zo werd in 2014 2 wereldwijd 181,5 miljoen hectare aan GGO- 9 gewassen geteeld,4 dit komt overeen met een evolueren. Niettegenstaande deze vragen rele- oppervlakte gelijk aan vijf keer Duitsland. vant en uiterst interessant zijn, staan ze los van welke veredelingstechnologie dan ook. Ze gelden Maatschappelijke vragen zowel voor gewassen die op een klassieke manier werden veredeld als voor die via GGO-technolo- Naast de biologische vragen zijn er ook maatschappelijke bezorgdheden. Welk gie werden ontwikkeld. effect hebben GGO-gewassen op de toenemende aan- In dit achtergronddossier behandelen we enkel wezigheid van multinationals in de zaadsector? de voedselveiligheid van genetisch gewijzigde Hoe zit het met octrooien en intellectuele be- gewassen. We beantwoorden de bezorgdhe- scherming van gewassen? Hoe belangrijk is de den op basis van de recente wetenschappelijke vrijheid van keuze voor consument en landbou- literatuur. Om dit correct te kunnen plaatsen, wer en hoe kan hieraan tegemoet gekomen wor- gaan we eerst in op de veiligheid van traditio- den? Wie heeft het meeste voordeel bij het telen nele gewassen. van GGO-gewassen? Deze socio-economische vragen maken deel uit van een groter maatschappelijk debat over de richting waarin we als maatschappij onze landbouw en ons voedselproductiemodel willen zien Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen 2 Veiligheid van traditionele gewassen Het bewijs leveren dat een voedingsgewas onschadelijk is voor de mens is niet eenvoudig. Schadelijke stoffen vind je terug in iedere plant en die schadelijkheid hangt bovendien af van de hoeveelheid van het product dat ingenomen wordt en van hoe het voedsel is bereid. Voedselveiligheid betekent voor ons in de eerste plaats een traditie van veilig gebruik. 11 Leren door te proberen alleen waarna een gevoel van walging overheerst. Sinds het begin van onze geschiedenis heeft de vooruitgang van de 20ste eeuw kan met behulp mens gegeten wat hij vond in de natuur. Plan- van chemische analyses en toxiciteitsproeven ten zijn steeds een zeer belangrijke bron van nagegaan worden welke schadelijke componen- voeding geweest. Door gissen en missen heeft ten aanwezig zijn in ons voedsel. Dankzij de wetenschappelijke en technologische de mens geleerd welke planten op een veilige manier gegeten kunnen worden en welke planten best niet gebruikt worden. Van de kwart miljoen bloeiende planten hebben de eerste mensen waarschijnlijk duizenden Schadelijkheid hangt in de eerste plaats af van de hoeveelheid van het product dat ingenomen wordt. moeten proberen. Vandaag wordt een kleine honderd gewassen intensief geteeld en de pro- Een groot aantal van onze gewassen dat we ducten van slechts een handvol gewassen zijn dagelijks consumeren, bevat toxische stoffen. aanwezig in bijna alles wat we eten. Ook de goe- Gewassen zijn immers niet ontstaan om als de bereidingswijze moest gevonden worden. voeding voor mens en dier te dienen. Planten Sommige planten of vruchten kunnen immers produceren toxische stoffen als onderdeel van pas veilig gegeten worden nadat ze gekookt of een verdedigingsmechanisme tegen insecten op een andere manier behandeld zijn geweest. en planteneters; wij dus. Kolen bijvoorbeeld Die opgedane kennis werd van generatie op produceren tot vijftig verschillende natuurlijke generatie algemene pesticiden waaronder cyaniden, glucosinolaten kennis werd. Een sprekend voorbeeld hiervan is en fenolen.9 Gelukkig wordt een groot deel van het gebruik van de aardappel. Kort nadat de aard- deze voor ons schadelijke stoffen afgebroken appel in Europa terechtkwam, dacht men dat de en onschadelijk gemaakt door een aangepaste bessen het eetbare gedeelte waren. Vele mensen bereidingswijze. Zo worden aardappelen best stierven dan ook na het eten van deze giftige bes- geschild omdat de grootste concentratie aan sen. Later kwam men tot het inzicht dat het de solanine net onder de schil zit en zo moeten knol was die na koken lekker was en op een veilige nierbonen lang genoeg gekookt worden om manier kon gegeten worden. Nu is de aardappel het aanwezige fytohemagglutinine af te bre- wereldwijd één van de belangrijkste leveranciers ken.8 Maar zelfs dan nog consumeren we naar van koolhydraten. schatting iedere dag vijf- tot tienduizend ver- 8 overgedragen tot het De toxiciteit van ons traditioneel voedsel schillende natuurlijke toxines en nemen we ongeveer 1,5 gram natuurlijke toxines in per dag per persoon.9 De opname van planttoxines is vanzelfsprekend afhankelijk van het De mogelijke toxiciteit van ons voedsel is altijd dieet. Aangezien de toxines een onderdeel een terecht aandachtspunt geweest. We zijn er zijn van plantafweermechanismen hangt de zelfs evolutionair in getraind. Weinig mensen zul- concentratie af van de leeftijd van de plant en len zure melk opdrinken en bedorven voedings- de klimaatomstandigheden. Ook als reactie op waren identificeren we doorgaans aan de geur beschadiging Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen door planteneters kan de concentratie factor hoeveelheid toxisch of kankerverwekkend zijn. tien stijgen. Tabel 1 geeft een overzicht van Zo stelden Ames et al. (1990) dat van de 52 de toxi- geteste natuurlijke planttoxines er 27 kanker- nes in een selectie van gangbare gewassen. verwekkende eigenschappen hadden.9 Zelfs Toxiciteitsstudies opzetten is niet eenvoudig, gezondheidsbevorderende voedselingrediënten alleen al door het feit dat schadelijkheid in de kunnen schadelijke effecten hebben afhankelijk eerste plaats afhangt van de hoeveelheid van van de hoeveelheid. Zo kan te veel water drin- het product dat ingenomen wordt. Algemeen ken (bv. 6 liter) in een korte periode (bv. 3 uur) kan gesteld worden dat 100% veilig voedsel dodelijk zijn, omdat de nieren het teveel aan niet bestaat en nooit bestaan heeft. Hiermee water niet kunnen verwerken. meest gemakkelijk voorkomende met een natuurlijke wordt niet gezegd dat al ons voedsel gevaarlijk is, maar wel dat het stoffen bevat die in grote Tabel 1. Natuurlijk voorkomende toxische stoffen in een selectie van gewassen (gebaseerd op Pedersen en Knudsen (2001) en Ames et al. (1990)).9,10 Tarwe Rijst Maïs Aardappel Soja Sorghum Mango Basilicum Chicorei Dhurrine Lectine Proteïnase inhibitoren Trypsine inhibitor Cyanogeen glycoside Trypsine inhibitor α-chaconine α-solanine Saponine Lectine Coumestrol Daidzeine Genistein Dhurrine D-limoneen Estragone Benzylacetaat Lectines Lactucine Koffiebonen Appel, wortel, aubergine Cassave Selder Gerst Tomaat Raapzaad Spruitkool Ananas Catechol Caffeïnezuur Caffeïnezuur Linamarine Lotaustraline ProteÏnase inhibitoren Psoralen Epiheterodendrine Trypsine inhibitor α-tomatine Nicotine Glucosinolaten Eruczuur Saponines S-methyl-L-cysteïne sulfoxide Allylisothiocyanaat Ethyl acrylaat Voedselallergieën en -intoleranties veilig beschouwd worden.13,14 Vaak is dat door Naast toxische stoffen bevat ons traditioneel systeem. Een voedselintolerantie daarentegen voedsel ook producten die allergieën en intole- is een niet-immunologische reactie waarvan de ranties kunnen opwekken. In het laatste decenni- symptomen veel langer op zich laten wachten.13,14 um krijgen voedselallergieën en voedselintoleran- In beide gevallen komt het erop neer dat het ties meer en meer aandacht. We kennen allemaal lichaam reageert op de aanwezigheid van bepaal- wel iemand met een allergie voor melk, schaaldie- de stoffen in de opgenomen voeding. ren, noten of kiwi of een intolerantie voor gluten Een mogelijke oorzaak van nieuwe voedselal- of lactose. Een voedselallergie wordt gedefinieerd lergieën en -intoleranties wordt gelegd bij novel als een snelle reactie van het immuunsysteem op foods.14 Dat kan voedsel zijn dat nieuw is voor specifieke voedselingrediënten die algemeen als bepaalde bevolkingsgroepen. De introductie van een erfelijk bepaalde verstoring van het immuun- 13 Kort na de introductie van de kiwi bleek dat een deel van de bevolking er allergisch voor is. de kiwi is zo’n voorbeeld.15 Door de toenemende om het voornaamste appelallergeen (Mald1) van globalisering en de zoektocht van winkelketens structuur te veranderen (denatureren) waardoor en consument naar nieuwe producten bestaat de ons immuunsysteem er niet meer op reageert.14 kans dat er bepaalde eiwitten in ons dieet komen Maar warmtebehandeling kan ook zorgen dat waar we nog niet mee geconfronteerd zijn. Deze kunnen gezondheidsbevorderende effecten hebben, maar evenzeer allergieën of intoleranties uitlokken. De kiwi werd in de jaren 1970 grootschalig geïntroduceerd in de Verenigde Staten en Europa. Tien jaar later werd duidelijk dat bepaal- Planten zijn niet ontstaan om als voeding voor mens en dier te dienen. Ze verdedigen zich bij gevolg tegen planteneters. de mensen allergisch zijn voor kiwi.15 bepaalde onschadelijke allergenen plots een alNovel food kan ook voedsel zijn dat geproduceerd lergische reactie kunnen veroorzaken. Visallerge- is met behulp van nieuwe technieken. Deze nieu- nen zijn hier een voorbeeld van.14 De voor- en na- we technieken zijn in de eerste plaats bedoeld delen van bepaalde technieken moeten dus geval om mogelijke allergische reacties te verminde- per geval geëvalueerd worden. ren. Zo kan warmtebehandeling gebruikt worden Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen CASE-STUDY: DE AARDAPPEL Veel planten maken stoffen aan die hen beschermen tegen vraat van insecten, zo ook de aardappel. Solanine en chaconine zijn aanwezig in de aardappelknol. Het zijn alkaloïden en ze zijn giftig voor mens en dier. Typische vergiftigingsverschijnselen zijn hoofdpijn, braken en buikpijn maar er zijn ook gevallen bekend waarbij koorts en bloeddrukproblemen optreden die kunnen leiden tot een comateuze toestand soms met de dood tot gevolg. Uit de beschikbare data bij de mens blijkt dat 1 tot 5 mg alkaloïden (solanine en chaconine) per kg lichaamsgewicht milde tot hevige vergiftigingsverschijnselen kan veroorzaken. Innames van 3 tot 6 mg per kg lichaamsgewicht kunnen dodelijk zijn.11 De maximaal toegelaten dosis alkaloïden in aardappel ligt op 200 mg per kg vers gewicht.11 Alle erkende aardappelvariëteiten hebben echter een lagere alkaloïdenconcentratie. Een aardappelknol bevat tussen de 10 à 150 mg alkaloïden per kg.11 Iemand van 50 kg lichaamsgewicht kan dus 300 g tot 5 kg ongeschilde aardappelen eten afhankelijk van de aardappelvariëteit zonder in de problemen te komen. Koken breekt alkaloïden niet af, er loogt wel een deel uit in het kookwater. Enkel frituren blijkt het alkaloïdengehalte te verminderen.12 Gezien 30 tot 80% van de alkaloïden onder de schil zit, is de meest effectieve manier om alkaloïden te vermijden de aardappelen geschild te eten.11 Het risico op alkaloïdenvergiftiging verhoogt echter wanneer aardappelen te lang aan het zonlicht zijn blootgesteld. De hoeveelheid alkaloïden neemt dan spectaculair toe waardoor het eten van groen verkleurde aardappelen echt ongezond is. Van geen enkel gewas – zelfs niet de dagelijks geconsumeerde aardappel – kan gezegd worden dat het 100% veilig is. Alles hangt af van de hoeveelheid die gegeten wordt. Men beschouwt conventionele gewassen als veilig, omdat ze historisch gezien een verwaarloosbaar risico inhouden bij normaal gebruik. 15 Nieuwe rassen, nieuwe risico’s onze gewassen, net door selectie en veredelings- Sinds het ontstaan van de landbouw heeft de mens keerde. Zo werd in 1984 een insect-resistente sel- geprobeerd om planten beter aan te passen aan zijn der op de markt geplaatst die na een stortvloed aan behoeften, bijvoorbeeld voor een hogere opbrengst klachten van de markt gehaald werd, omdat land- of een betere smaak. Door het gebrek aan kennis en bouwers die ermee in contact kwamen huiduitslag technologie gingen deze pogingen niet veel verder en brandwonden kregen. Naderhand bleek dat de dan het selecteren van nieuwe, spontaan ontstane nieuwe selder een bijna acht keer hogere psoralen- kenmerken of van toevallig ontstane kruisingen. Deze hoeveelheid bevatte in vergelijking met traditionele manier van plantenveredeling verandert drastisch in selder.16 Naast zijn kankerverwekkende eigenschap- de 20ste eeuw. Een reeks verschillende methoden pen maakt psoralen de huid extra gevoelig voor ul- wordt ontwikkeld om veranderingen te veroorzaken travioletstraling. Huidweefsel dat in contact kwam in het DNA van planten zoals het doelgericht krui- met de selder en daarna blootgesteld werd aan de sen binnen maar ook buiten plantensoorten, het zon verbrandde hierdoor onmiddellijk. inspanningen. Soms gebeurt echter ook het omge- gebruik van radioactieve straling en/of chemicaliën om willekeurige en ongekende veranderingen in Ook een nieuw aardappelras – Lenape – werd in het DNA aan te brengen (mutatieveredeling) of het 1974 van de markt gehaald, omdat de eerste con- veranderen van het aantal chromosomen tijdens sumenten misselijk werden na het eten ervan.16 in vitro-kweek* met behulp van celdelingstoxines. De aardappel bevatte te hoge concentraties aan Door deze ingrepen wordt DNA toegevoegd, verwij- solanine en chaconine; natuurlijke gifstoffen die derd, veranderd of herschikt en kan ook de activiteit zenuwactiviteit verminderen en een vergiftigings- van bepaalde genen veranderen waardoor nieuwe reactie opwekken. De aardappelveredelaar had eiwitten kunnen ontstaan of de productie van be- een populaire aardappelvariant Delta Gold ge- staande eiwitten kan worden beïnvloed. Op deze kruist met een wilde aardappel uit Peru om de manier werden er duizenden plantenrassen met weerstand tegen insecten en ziektes van deze nieuwe kenmerken verkregen en op de markt ge- laatste over te brengen naar de cultuuraardappel. bracht. Zo werd de roze pompelmoes ontwikkeld via Maar zonder het te weten had hij ook toxinegen- mutatieveredeling en werd met in vitro-kweek en bij- en overgebracht. Dergelijke verrassingen kunnen horende chemische behandelingen triticale verkre- met klassieke veredelingsmethoden immers niet gen; een frequent geteeld voedergewas en soorto- op voorhand vermeden worden. verschrijdende kruising tussen tarwe en rogge. Deze genetisch veranderde gewassen vallen evenwel niet onder de noemer van GGO-gewassen. Ze zijn producten van traditionele veredeling. De veiligheidsanalyses voor traditionele gewassen Tarwe, aardappel, spruiten, kiwi … ze bevatten alle- Het ligt voor de hand dat dergelijke ingrepen een ef- maal stoffen die in hoge dosis schadelijk zijn of stof- fect kunnen hebben op de hoeveelheid natuurlijke fen waarvoor bepaalde mensen allergisch zijn. Voor toxines en/of allergenen in planten. Door de band traditionele gewassen kan men dus nooit zeggen genomen ligt die hoeveelheid lager dan de hoeveel- dat ze 100% veilig zijn. Met behulp van experimen- heid schadelijke stoffen in de wilde varianten van tele wetenschap is het niet mogelijk om de afwe- * In vitro betekent letterlijk ‘in glas’. De benaming wordt gebruikt voor het opkweken van (planten)cellen of een volledig organisme in een afgesloten reageerbuis of schaaltje. Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen bewijzen dat iets niet bestaat. De definitie van veilig Horizontale gentransfer voedsel is daardoor gebaseerd op ervaring. Slechts Naast de aanwezigheid van eiwitten en secundai- weinig traditioneel voedsel is ooit onderworpen aan re metabolieten maken sommige mensen zich toxicologische en nutritionele analyses. Als een ge- ook zorgen over de aanwezigheid van DNA in ons was of voedingsproduct gedurende lange tijd een voedsel. In tegenstelling tot wat 60% van de on- vast onderdeel van ons dieet vormt zonder dat er dervraagden in een Amerikaanse enquête denkt18, nadelige effecten zijn, wordt het algemeen aanzien bevat al ons voedsel DNA en eten we naar schat- als veilig.17 Zo spreekt de Food and Drug Administra- ting een gram DNA per dag.19 Een bepaald deel van tion van de Verenigde Staten van ‘Generally Recogni- de bevolking is ervan overtuigd dat DNA dat via de zed As Safe’ of GRAS voor een gewas en het afgeleide voeding ons lichaam binnenkomt in ons eigen DNA voedingsproduct dat bij normaal gebruik historisch of dat van onze darmbacteriën kan integreren; een gezien geen risico inhoudt. Wanneer nieuwe ras- proces dat horizontale gentransfer heet. Verticale sen verkregen worden, moeten die in de meeste gentransfer is het doorgeven van DNA van ouder gevallen geen voedselveiligheidstesten ondergaan. op kind, horizontale gentransfer is het doorgeven Vandaar dat ongelukken zoals met de traditioneel van DNA zonder seksuele voortplanting. zigheid van een risico aan te tonen. Men kan niet veredelde selder en aardappel mogelijk zijn (zie eerder). In sommige landen zijn extra testen voor Wat gebeurt er precies met DNA dat we via de sommige gewassen wel nodig. In Nederland, de VS voeding opnemen? Eens opgegeten zal DNA – wat en Zweden bijvoorbeeld worden vandaag de dag ook de oorsprong is – afgebroken worden in het nieuwe aardappelrassen getest op het gehalte gly- spijsverteringkanaal tot de vier bouwstenen; ade- coalkaloïden om zeker te zijn dat die beneden een nine (A), thymine (T), guanine (G) en cytosine (C). bepaald niveau blijven. Dat proces begint al in de mond. Speeksel bevat deoxyribonuclease, een enzym dat deoxyribonu- Voedselveiligheid in de praktijk betekent in de eerste plaats een traditie van veilig gebruik. cleïnezuur (of DNA) afbreekt.19 Meer van dat enzym wordt geproduceerd in de pancreas en in de dunne darm terwijl de zure omgeving van de maag de nucleotiden A en G aanvalt zodat de DNA-molecule verder uit elkaar valt. Hoe verder het DNA Voor de risicoanalyse van novel foods wordt ge- geraakt in het gastro-intestinaal stelsel hoe meer probeerd om een bestaand product op de markt het afgebroken wordt. De afbreekbaarheid van te vinden dat gelijkaardig is aan het nieuw voedsel DNA kan bij dieren verschillen van soort tot soort en waarmee het kan vergeleken worden. In zo’n en hangt ook sterk af van de vorm waarin het voed- geval wordt de term substantieel equivalent ge- sel wordt opgenomen. Bij gevogelte bijvoorbeeld bruikt. Als het nieuw voedsel substantieel equiva- waar de vertering al start in de krop, en bij her- lent is aan een product dat veilig geacht wordt, kauwers die meerdere magen hebben, wordt het wordt ook het nieuw voedsel als veilig beschouwd. opgegeten DNA volledig afgebroken in de maag.19- Om het risico op mogelijke allergie in te schatten, 21 wordt nagegaan of gekende voedselallergenen al voedingsstoffen en ook de aanwezige darmbacte- dan niet aanwezig zijn in het nieuwe product. riën komen in dit geval dus niet in aanraking met Het darmweefsel dat instaat voor opname van 17 DNA uit het voeder. Bij schapen merkte men een stondig teruggevonden worden in het bloed, de verschil afhankelijk van de voederformulering: DNA milt en de lever van de muizen. Vierentwintig uur dat opgegeten werd onder de vorm van maïskor- na de voeding was het DNA volledig afgebroken rels kon langer in de maag gedetecteerd worden en kon het DNA niet meer aangetoond worden.23 dan wanneer het via gefermenteerd kuilvoeder opgenomen werd.19 Dit is niet onlogisch gezien in Theoretisch bestaat dus de kans dat DNA-frag- het laatste geval het DNA veel gemakkelijker en dus menten afkomstig uit voeding via onze darm sneller bereikbaar is voor de verteringsenzymen. opgenomen worden en ons DNA zouden beïnvloeden. Maar is dat ooit gebeurd? Zolang de Ook bij de mens werd de afbreekbaarheid van mens bestaat heeft hij DNA-rijk voedsel gege- DNA en de mogelijke horizontale gentransfer ten afkomstig van dieren, planten, bacteriën, gecheckt. 22 Ileostomapatiënten en proefper- schimmels en virussen. Al tienduizenden sonen met een compleet gastro-intestinaal jaren wordt ons darmstelsel blootgesteld aan stelsel kregen een maaltijd voorgeschoteld die allerhande bestond uit een sojaburger en sojamilkshake. Bij ge de ileostomapatiënten kon aangetoond worden humaan DNA gezocht worden naar DNA-stuk- dat een kleine fractie van het opgegeten DNA jes afkomstig van andere soorten. Plant, dier, nog steeds detecteerbaar was op het eind van de bacterie, virus … DNA kan immers onderscheiden dunne darm (met een maximum van 3,7% van het worden van ons eigen DNA. Virusgenen blijken aan- opgevolgde gen). Maar deze stukjes hebben niet wezig te zijn in ons DNA,24 maar ze zijn er niet ge- meer de functie van de oorspronkelijke DNA-mo- komen via de voeding. Virussen hebben hun DNA lecule. Met het uiteenvallen van het DNA gaat ook zelf rechtstreeks ingebouwd tijdens virale infecties. de functie verloren en wordt het DNA herleid van Ook van bacteriën hebben we blijkbaar veel genen 22 DNA-fragmenten. krachtige Met de DNA-analysetechnieken huidikan in een ingenieuze informatieopslagvorm tot een bron van voedingsstoffen. Maar DNA-fragmenten kunnen dus de dikke darm bereiken en zouden theoretisch opgenomen kunnen worden in de Iedere dag eten we naar schatting 1 gram DNA bloedbaan en/of door darmbacteriën. Bij proefpersonen met een compleet gastro-intestinaal overgekregen via horizontale gentransfer.24 Maar stelsel werd het DNA volledig afgebroken en was plantengenen worden echter niet aangetroffen in het niet meer detecteerbaar in de stoelgang. ons DNA.19,24 De laatste horizontale gentransfer bij 22 de mens blijkt te dateren uit de tijd van de gemeenGelijkaardige studies werden uitgevoerd met schappelijke voorouder van mens en mensaap.24 Dus muizen. Een studie toonde aan dat wanneer zeer ondanks de theoretische mogelijkheid is het grote en niet-realistische hoeveelheden van één uiterst onwaarschijnlijk dat er ooit DNA uit onze voe- bepaalde DNA-molecule worden toegediend aan ding is opgenomen in ons DNA. de voeding van muizen, het DNA niet volledig wordt afgebroken en dat er kleine hoeveelheden opgenomen kunnen worden door de darm.19,23 Fragmenten van het specifieke DNA konden kort- Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen MICRO-RNA’S Het centrale mechanisme in de moleculaire biologie is dat de genetische informatie opgeslagen in DNA eerst overgeschreven wordt naar RNA om daarna vertaald te worden naar een eiwit. Er bestaan echter ook RNA-moleculen die geen aanleiding geven tot de productie van eiwit. Sommige daarvan worden micro-RNA’s (miRNA’s) genoemd en kunnen de activiteit van bepaalde genen en/of eiwitten beïnvloeden. Micro-RNA’s van planten verschillen van die van dieren. Het derde laatste nucleotide van plantaardige miRNA’s is gemethyleerd op de 2’ plaats van het ribose. Hierdoor worden ze in het spijsverteringsstelsel van dieren beschermd voor afbraak.25,26 Recent gingen wetenschappers na in hoeverre miRNA’s van planten opgenomen kunnen worden door zoogdieren via de voeding en in hoeverre ze DNA de activiteit van hun DNA kunnen reguleren.25,27 De studies toonden aan dat bepaalde plantaardige miRNA’s – die in hoge concentratie toegevoegd werden aan het dieet van muizen – gedetecteerd konden worden in het bloed en de urine van de proefdieren.26,27 Door aan het voeder bepaalde miRNA’s RNA toe te voegen die een onderdrukkend effect hebben op kanker kon zelfs de ontwikkeling van kankergezwellen verminderd worden in muizen.25 De studies gebruikten echter een 1000x hogere concentratie aan plantaardige miRNA’s dan die te vinden is in onze voeding.26,27 Om na te gaan of miRNA’s aanwezig in de voeding ook kunnen opgenomen worden, werd een voe- Eiwit dingsexperiment uitgevoerd met rijst. Er werd gevraagd aan proefpersonen om op nuchtere maag twee kommetjes gekookte rijst te eten waarna de aanwezigheid van rijst miRNA’s nagegaan werd in het bloed. Na de rijstvoeding konden geen rijst miRNA’s gedetecteerd worden in het bloed, niet bij de proefpersonen en niet bij muizen.27 De opname van plantaardige miRNA’s als ze in grote hoeveelheid oraal worden toegediend, opent een nieuwe weg in het behandelen van ziektes waaronder kanker maar blijkt weinig relevant te zijn voor de voedselveiligheid. De toxiciteit van gewasbeschermingsmiddelen Voedselveiligheid waarborgen voor de gewassen en plagen (pesticiden of gewasbeschermings- die we gebruiken als voeding is één zaak. Daar- middelen). Zo werd er in 2007 wereldwijd 2,4 naast worden sinds mensenheugenis heel wat miljoen ton pesticiden gebruikt.28 Het is evident producten gebruikt tijdens de productie van ons dat de veiligheid van deze producten ook moet voedsel om de gewassen beter te doen groeien meegenomen worden in een globale voedselvei- (bemesting) en te beschermen tegen ziekten ligheidsanalyse. De voornaamste vragen hierbij 19 zijn of en hoe lang pesticiden achterblijven op product een minimale dosis bepaald worden de gewassen (de zogenaamde pesticideresidu- die uit volksgezondheidsredenen niet mag ach- en) en in welke dosis deze producten schadelijke terblijven op het finale voedsel/voederproduct. effecten kunnen hebben bij mens en dier. In Eu- Pesticideresiduen worden gecontroleerd door ropa is de Europese voedselveiligheidsautoriteit EFSA in samenwerking met de nationale voed- Vermits het ge- selveiligheidsagentschappen. In 2013 werden in bruik van gewasbeschermingsmiddelen losstaat 29 Europese landen samen 81.000 staalnames van de keuze van gewasveredelingsmethode uitgevoerd. Bij 97,4% van alle stalen lagen de gaan we niet verder in op de toxiciteit van ge- pesticideresiduen onder de maximaal toegela- wasbeschermingsmiddelen. Het ligt echter voor ten limiet en 54,6% was vrij van detecteerbare de hand dat ieder middel dat gebruikt wordt in residuen. Bij 1,5% van de gevallen werden de de voedselproductieketen voldoende moet ge- limieten echter overschreden waarna wettelijke test en veilig verklaard zijn. Ook moet van ieder en administratieve sancties genomen werden.30 (EFSA) met deze taak belast. 29 HERBICIDE-TOLERANTE GEWASSEN Op vlak van voedselveiligheid moet men rekening houden met het feit dat gewasbeschermings-middelen kunnen achterblijven op of in het gewas. Dit geldt dus ook voor herbiciden of onkruidverdelgers. Onkruidbeheer is één van de moeilijkste taken op een landbouwbedrijf. Wanneer de landbouwer kiest om herbiciden te gebruiken moet hij op zoek naar een mengsel van herbiciden dat het onkruid in het veld vernietigt maar waar het gewas tegen bestand is. Het gewas mag immers geen schade ondervinden van de herbiciden en moet dus tolerant zijn. Zo kunnen grassen met specifieke herbiciden (bv. de werkzame stoffen propaquizafop en rimsulfuron) verwijderd worden in een aardappelveld omdat aardappel tolerant is aan deze producten.31,32 Gewassen die ongevoelig zijn voor een bepaald herbicide (in dit geval aardappelen) nemen het product wel op waardoor het herbicide of de afbraakproducten hiervan gedurende een bepaalde tijd aanwezig blijven in de plant. Doordacht gebruik van pesticiden en controle op pesticideresiduen van overheidswege zijn dan ook essentieel om voedselveiligheid te waarborgen. Om het onkruidbeheer gemakkelijker te maken is men al vanaf de jaren ’70 – en dus vooraleer er sprake was van genetisch gewijzigde gewassen – op zoek naar planten die ongevoelig (tolerant) zijn voor breedspectrum herbiciden. Zulke herbiciden verwijderen zo goed als alle planten in het veld. Om bruikbaar te zijn moet het gewas dus eerst tolerant gemaakt worden. Via klassieke veredeling zijn maïs, tarwe, rijst, koolzaad en zonnebloem tolerant gemaakt voor imidazolinones. Sinds 1992 worden ze gecommercialiseerd onder de naam Clearfield.33 Koolzaad is ook tolerant gemaakt voor triazine en soja voor metribuzine.34,35 Met de opkomst van de GGO-technologie kon op een veel efficiëntere manier herbicide-tolerantie in planten gebracht worden. De meest gekende en succesvolle voorbeelden zijn glyfosaat- en glufosinaat-tolerantie respectievelijk gecommercialiseerd onder de naam RoundUpReady en LibertyLink. Via de GGO-technologie is soja ook tolerant gemaakt voor imidazolinones.36 Vanaf 2015 zullen nieuwe herbicide-toleranties zoals 2,4-D- en dicamba-tolerantie ter beschikking komen van de landbouw door het gebruik van GGO-technologie.4 Herbicide-tolerantie is dus vooral een antwoord op de noden van landbouwers en staat los van enige veredelingsmethode. Wanneer er een grote verscheidenheid is in het gebruik van herbiciden en een voldoende afwisseling van producten is de kans heel klein dat een bepaald product in grotere hoeveelheden aanwezig zal zijn in de voedselketen. De situatie kan veranderen wanneer één product zo succesvol is dat landbouwers er massaal naar overstappen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor glyfosaat en de bijhorende glyfosaat-tolerante planten. Zo’n “succesproduct” zorgt voor een verschuiving in het herbicidengebruik. Waar vroeger veel verschillende herbiciden gebruikt werden in de soja- en maïsteelt is er nu een grote uniformiteit ontstaan, zowel wat betreft gebruik in het veld als qua residuen in voedsel afgeleid van herbicide-tolerante soja en maïs. Glyfosaat-tolerantie is daarenboven in verschillende voedingsgewassen aanwezig – soja, maïs, suikerbiet – waardoor dezelfde residuen vanuit verschillende voedingsproducten ons of onze landbouwdieren kunnen bereiken. Zoals eerder vermeld, hangt de veiligheid van een product af van de hoeveelheid dat opgenomen wordt. Na twintig jaar gebruik van glyfosaat-tolerante planten is er nog geen enkel voedselveiligheidsprobleem gesignaleerd. In België waakt het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). Tijdens de afgelopen jaren konden bij de uitgevoerde steekproeven geen glyfosaatresiduen gedetecteerd worden of lag de hoeveelheid glyfosaat lager dan de toegelaten hoeveelheid residuen.37 Het mag echter duidelijk zijn dat pesticideresiduen in alle gewassen door voedselveiligheidsinstanties blijvend opgevolgd moeten worden om te voorkomen dat vooropgestelde grenzen overschreden zouden worden. Dit geldt evenveel voor rimsulfuron in aardappelen als voor imidazolinones in niet-GGO imidazolinone-tolerante maïs als voor glyfosaat in GGO glyfosaat-tolerante soja. 21 3 Veiligheid van genetisch gewijzigde gewassen Nieuwe technologieën en nieuwe producten brengen nieuwe bezorgdheden met zich mee. Twintig jaar na de introductie van GGO-gewassen in de landbouw kan een grondige analyse gemaakt worden van hun impact op de voedselveiligheid. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waarin GGO-gewassen verschillen van traditionele gewassen en hoe hun veiligheid verzekerd wordt. Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen Een veilige technologie Net zoals er wetenschappers zijn die de opwar- Een logisch gevolg van het inbouwen van teit van vaccinaties naast zich neerleggen, zullen er extra DNA in planten-DNA is dat er DNA-her- altijd mensen zijn, zelfs vanuit de wetenschappe- schikkingen lijke sector, die beweren dat de GGO-technologie gebeuren. Is zo’n ming van de aarde ontkennen of die de effectivi- herschikking specifiek voor GGO-gewassen en houdt het gevaren in? In beide gevallen kunnen we hier ‘neen’ op antwoorden. DNA-herschikkingen komen algemeen voor in de natuur en zijn trouwens de bron van genetische diversiteit. Zo zijn DNA-herschikkingen tijdens de vorming van de geslachtscellen mede verantwoordelijk DNA-herschikkingen komen algemeen voor in de natuur en houden op zich geen gevaar in voor de volksgezondheid. voor het feit dat kinderen van dezelfde ouders ge- op zich gevaren voor de volksgezondheid met zich netisch verschillend zijn. Los van kruisingen meebrengt. Er is echter geen enkel wetenschappe- gebeuren herschikkingen veelvuldig tijdens de lijk argument te vinden om te twijfelen aan de veilig- klassieke veredeling van gewassen. Zoals eer- heid van de GGO-technologie. Voedselveiligheids- der besproken op pagina 16 is een groot deel instellingen, bedrijven, onderzoeksinstellingen en van onze huidige plantenrassen ontwikkeld met universiteiten hebben de afgelopen dertig jaar op behulp van zeer ingrijpende technieken zoals grote schaal GGO-gewassen getest en bestudeerd. mutatieveredeling, chromosoomverdubbelingen, in vitro-kweek van plantenembryo’s en soortoverschrijdende kruisingen. De zo ontwikkelde rassen – van roze pompelmoes tot triticale – hebben zeer drastische DNA-herschikkingen ondergaan. Toch eten wij en onze landbouwdieren ze al decennia en hebben ze een geschiedenis van veilig gebruik. Herschikkingen in het DNA op zich zijn dus niet schadelijk. Ook niet wanneer dat gebeurt met GGO-technologie. Wanneer men planten genetisch wijzigt via de GGO-technologie gebeuren de DNA-herschikkingen bovendien veel beperkter. Een veel gehoorde kritiek uit anti-GGO-hoek is dat er geen wetenschappelijke consensus is over de voedselveiligheid van GGO-gewassen. De veiligheid van voedsel wordt echter in de eerste plaats bepaald door de kenmerken van een gewas en in veel mindere mate door de technologie die gebruikt werd om de kenmerken te verkrijgen. Zoete aardappelvariëteiten zijn producten van spontane genetische modificatie. 23 Op basis hiervan is er een grote wetenschappelijke consensus over de veiligheid van de GGO-technologie.38-40 Deze vaststelling werd recent kracht bijgezet door een studie die aantoont dat zoete aardappel – een belangrijk voedingsgewas voor miljoenen mensen in Afrika en Azië – stukjes DNA draagt van de bodembacterie Agrobacterium, en dat het DNA ingebouwd is via het natuurlijk Agrobacteri- een toelatingsdossier ingediend worden bij EFSA, um op de welke de GGO-technologie gebaseerd de Europese voedselveiligheidsautoriteit. Aan de De zoete aardappel is dus eigenlijk een hand van resultaten die voorgelegd worden, zal product van de GGO-technologie, zij het in de EFSA een opinie formuleren op basis waarvan de natuur ontstaan en niet in het labo. Bovendien Europese Commissie een voorstel van beslissing blijken alle 291 geteste zoete aardappelvariëtei- uitwerkt om het specifieke GGO-gewas wel of niet Bepaal- toe te laten voor gebruik in voeding en voeder. De de bevolkingsgroepen eten met andere woorden analyses zelf moeten aangeleverd worden door de al duizenden jaren producten van genetische aanvrager/bedrijf en uitgevoerd worden door een modificatie. Dit geeft aan dat er geen enkele geaccrediteerd laboratorium binnen of buiten het argument is om een GGO-gewas aan een bedrijf. Hieronder wordt beschreven – veelal met verhoogde risicoanalyse te onderwerpen en- technische details – welke soort analyses dit dos- kel en alleen omdat het met behulp van GGO- sier moet bevatten.42 DNA-overdrachtsmechanisme is. 41 van ten deze bacteriële genen te bezitten. 41 technologie is ontwikkeld. andere woorden: welke genetische kenmerken Moleculaire karakterisering van een GGO-plant aan de plant werden toegevoegd – moeten daar- Dit deel van de aanvraag moet gedetailleerde entegen wel geval per geval geëvalueerd worden informatie bevatten over welke methode er ge- vooraleer een teelt- en/of gebruikstoelating ver- bruikt werd om de plant genetisch te transfor- leend kan worden door de bevoegde overheden meren: gebruik van Agrobacterium of mechani- (zie hieronder). sche DNA-overdacht via het ‘genenkanon’ (voor De toepassingen van de GGO-technologie – met De voedselveiligheidsanalyse in Europa meer info zie Achtergronddossier ‘Virus-resistente papaja in Hawaï’43 pagina 17-18). Ook moet alle nodige informatie gegeven worden over het DNA-fragment dat ingebouwd werd in de plant Na de ontwikkeling van een GGO-plant die volgens (sequentie, verwantschap met toxines als er een de producent aan alle veiligheids- en marktvoor- extra eiwit wordt geproduceerd, anti-nutriënten waarden voldoet, moet er een markttoelating aan- en allergenen) en over de transformatievectoren gevraagd worden op Europees niveau. Voor landen die gebruikt werden om het DNA-fragment over te binnen de Europese Unie is deze aanvraagpro- brengen in de plant. Ook de plaats en de directe cedure gecentraliseerd. In een eerste stap moet omgeving waar het DNA is ingebouwd moeten Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen gedetailleerd beschreven zijn. Eens het DNA in die ene plant waarbij het extra DNA functioneel is een plantencel is gebracht, kan het stabiel in het en waarbij het inbouwen van het DNA geen on- planten-DNA ingebouwd worden via natuurlijke gewenste verstoringen heeft veroorzaakt. Voor DNA-breuken en opeenvolgende herstellingsme- de risico-evaluatie moet het bedrijf nagaan waar chanismen. Omdat bij de huidige gangbare tech- en hoe het extra DNA is ingebouwd en of er bij- niek de plaats van insertie vooraf niet vastligt en komende effecten zijn. Zo moeten de DNA-frag- omdat het bij ieder transformatieproces verschilt, menten rechts en links van de insertie bepaald wordt tijdens de risico-evaluatie nagegaan of het worden. Er wordt vervolgens via bio-informatica- inbouwen geen ongewenste veranderingen heeft technieken nagegaan waar het gen is ingebouwd veroorzaakt. Naast de gewenste situatie waarbij en of er theoretisch een nieuw gen kan gevormd de insertie geen bijkomend effect veroorzaakt, worden. Potentiële nieuwe gensequenties wor- kunnen er zich alternatieve situaties voordoen: den in een toxiciteitsdatabase gecheckt. 1) het vreemd DNA kan in een plantengen terechtkomen, waardoor dat gen (de functie op Tenslotte zich of de activerende of represserende rol) deels geëist van de GGO-plant zelf. Hoeveel keer of volledig wordt uitgeschakeld, 2) er kan mede het DNA-fragment werd ingebouwd, de exacte door de DNA-herstellingsactie een nieuw gen plaats van de insertie(s), hoe sterk de toegevoeg- gevormd worden, 3) de regulatie van andere ge- de genen tot expressie komen afhankelijk van nen kan veranderen. Hoe worden in de praktijk verschillende de alternatieve scenario’s vermeden? Wanneer stabiliteit een gen van interesse ingebouwd wordt in een fragment over vijf generaties, dat zijn slechts plant via de GGO-technologie worden niet één enkele voorbeelden. wordt gedetailleerde informatie omgevingsomstandigheden, van het toegevoegde de DNA- maar wel honderden GGO-planten gemaakt en geanalyseerd. Vervolgens gaat men op zoek naar 25 Vergelijkende studie tussen de GGO- en de corresponderende niet-GGO-plant worden of het nieuw geproduceerde eiwit veilig is. Om na te gaan of het nieuw geproduceerde eiwit veilig is, wordt het eiwit opgezuiverd uit de De GGO-plant wordt met de corresponderen- GGO-plant of afzonderlijk geproduceerd en de niet-GGO vergeleken op samenstelling (ei- onderworpen aan verschillende testen. Een wit, macro- en micronutriënten, anti-nutriën- eerste stap is een moleculaire en bioche- ten, natuurlijke toxines, allergenen, relevante mische karakterisatie van het nieuwe eiwit vitaminen en mineralen, vetzuurprofiel voor (aminozuursequentie, olierijke planten, aminozuurprofiel voor eiwit- post-translationele bronnen) en landbouwkundige eigenschappen schrijving, temperatuur- en pH-voorwaarden (bv. opbrengst, morfologie, bloeitijd, matura- voor enzymactiviteit, substraatspecificiteit) en tietijd, pollen leefbaarheid, gevoeligheid voor het nagaan van homologie met schadelijke ziekteverwekkers, insecten en droogte). Hier- eiwitten, zoals toxines. Een tweede stap is een bij wordt nagegaan of de eigenschappen van labo-analyse waarbij de stabiliteit van het eiwit de GGO-plant binnen de normale variatie wordt nagegaan afhankelijk van temperatuur vallen van de controleplanten. Aantonen dat en zuurtegraad (pH) en in de aanwezigheid van GGO-planten veilig zijn houdt dus eigenlijk een proteolytische enzymes (bv. pepsine). Eiwit- analyse in om aan te tonen dat een GGO-plant ten worden na opname via de voeding best zo gelijkt op het conventionele gewas. In het een- snel mogelijk afgebroken. Als ze lang intact in voudigste geval is er geen verschil tussen de het lichaam aanwezig blijven vergroot de kans GGO- en de niet-GGO-plant behalve voor de dat ze reageren met andere moleculen en zo toegevoegde eigenschap. Als er toch bijkomen- allergische of schadelijke effecten kunnen de verschillen zijn, wordt er verder onderzocht veroorzaken. De stabiliteit van het nieuw of die verschillen nadelig kunnen zijn. geproduceerde eiwit tijdens de passage door Toxiciteitsstudie van het nieuw geproduceerde eiwit moleculair modificaties, gewicht, functiebe- het maag-darmkanaal moet dus best zo klein mogelijk zijn. Als laatste stap wordt een toxiciteitsstudie met Uit historisch oogpunt worden alle traditioneel herhaalde dosis uitgevoerd; een studie van veredelde gewassen als veilig voor de volks- meerdere dagen waarbij proefdieren iedere gezondheid beschouwd. Als de voorgaande dag het te testen product opnemen via de voe- vergelijkende studie uitwijst dat de GGO-plant ding. Indien er geen reden is om deze test uit niet verschilt van de niet-GGO-plant behalve te breiden, wordt standaard en volgens strikt voor de nieuwe eigenschap, dan wordt de GGO- opgelegde regels een 28-dagen voedingsstudie plant substantieel equivalent verklaard en wordt uitgevoerd met ratten waarbij het te analyseren de GGO-plant even veilig bestempeld als de eiwit aan de voeding wordt toegevoegd. niet-GGO. Indien het GGO-gewas een nieuw eiwit produceert, moet natuurlijk nagegaan Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen Allergeniciteitsstudie van het nieuw geproduceerde eiwit achterhalen of de genetische modificatie de aanwezige allergeniciteit versterkt of niet. muunrespons voor een bepaalde substantie. Het Nutritionele analyses is niet het allergeen zelf, maar wel de abnormale In het geval dat de moleculaire karakterisatie en/ reactie van het immuunsysteem die bij bepaalde of de vergelijkende studie met de niet-GGO-vari- mensen ernstige gezondheidseffecten kan ver- ant onverklaarbare verschillen aantoont, moeten oorzaken. Het is een individuele reactie die zeer bijkomende analyses uitgevoerd worden om de moeilijk te voorspellen is. voedingswaarde te testen. Afhankelijk van het Allergie is een pathologische afwijking van de im- product moeten er specifieke voedingsstudies Indien er gerapporteerd is dat bepaalde patiën- uitgevoerd worden met ratten, pluimvee of rund- ten allergisch reageren op een bepaald eiwit dan vee. Zelfs wanneer het GGO-gewas substantieel zullen GGO-gewassen die dit eiwit produceren equivalent is verklaard en bijkomende nutritio- niet toegelaten worden. Echter, het is moeilijk op nele analyses dus niet nodig zijn, wordt door de voorhand te bepalen of mens of dier al dan niet aanvrager toch vaak een proef uitgevoerd (en toe- allergisch zullen reageren op een bepaalde com- gevoegd aan het dossier) om de voedingswaarde ponent. De allergeniciteitsstudies zijn dus vooral van de GGO-plant te vergelijken met die van de gebaseerd op structuuranalyse van het nieuwe niet-GGO-plant. Dat wordt vooral gedaan voor eiwit en de mogelijke gelijkenis met bestaande gewassen die als diervoeder gebruikt gaan wor- allergenen. Als er een 80-aminozurenlang frag- den. In de meeste gevallen gaat het dan om een ment van het nieuw eiwit een 35% gelijkenis of kippenvoedingsstudie (kuikens die in korte tijd meer vertoont op vlak van sequentie of structuur opgroeien tot kippen). dan moeten er in vitro bindingstesten uitgevoerd worden met het nieuw eiwit en antilichamen uit Indien de GGO-plant doelbewust een gewijzigde het serum van patiënten die allergisch zijn aan nutritionele samenstelling heeft (bijvoorbeeld de potentieel gelijkaardige allergenen. Daarnaast productie van een bepaald vitamine), moet ook moet ook een stabiliteitstest uitgevoerd worden de biologische beschikbaarheid van die specifie- als goede indicator voor potentiële allergenen. ke nutriënten nagegaan worden. Neem bijvoor- Weerstand van het nieuwe eiwit tegen afbraak tij- beeld gouden rijst; de GGO-rijst die provitamine A dens een pepsinebehandeling en lage pH duidt produceert in de rijstkorrel (voor meer info zie ‘De immers op een vertraagde afbraak en wijst indi- GGO-revolutie’44). Biologische beschikbaarheid rect op een potentieel gezondheidsrisico. slaat op het feit dat mens (of dier) de geproduceerde provitamine A kan opnemen. Er moet dus Een allergeniciteitsstudie met de volledige plant nagegaan worden of er een merkbaar verschil is moet enkel uitgevoerd worden wanneer het ge- in vitamine A-gehalte in het bloed van personen was in kwestie (dus de niet-GGO-variant die ge- (of dieren) die de GGO-plant (met provitamine A) bruikt werd om genetisch te verbeteren) gekend of de niet-GGO-plant (zonder provitamine A) te is voor het uitlokken van een allergische reactie, eten kregen. bijvoorbeeld pindanoot, kiwi, aardbei. Dit om te 27 Voedingsstudie met het volledige gewas Post-market monitoring of opvolging van de commerciële teelten Wanneer de moleculaire karakterisering, vergelij- Als een GGO-gewas even veilig wordt verklaard kende studies en samenstellingsanalyses uitwij- als de niet-GGO-equivalent zal EFSA een po- zen dat er behalve de nieuwe eigenschap geen sitief advies verlenen aan de Europese Com- substantieel verschil is tussen de GGO-plant en missie. Met zo’n advies kunnen de Europese de niet-GGO-controle, is er wetenschappelijk ge- beleidsmakers een GGO-gewas toelaten voor zien geen meerwaarde om met de volledige GGO- de markt. Zelfs dan blijft Europa echter voor- plant als voeder een 90-dagen voedingsproef met zichtig. Naast de risicoanalyse die voorafgaat ratten uit te voeren. Tot voor 2013 werd dit en- aan de markttoelating moet het toegelaten kel door EFSA geëist wanneer er onverklaarbare product opgevolgd worden. Dit wordt voorna- verschillen waren tussen het GGO- en niet-GGO- melijk gedaan om na te gaan of het product gewas. Echter in de huidige regelgeving leggen de gebruikt wordt zoals vooropgesteld, om de ver- Europese beleidsmakers het EFSA-advies naast wachte effecten van het product (hoewel veilig zich neer en moet voor iedere aanvraag een bevonden) te bevestigen en/of om na te gaan 90-dagen voedingsproef uitgevoerd worden.46 of er onverwachte neveneffecten zijn. Voor een Ook wanneer dit volgens EFSA wetenschappelijk GGO-gewas bestemd voor voeder en voeding gezien onnodig en overbodig is. is een opvolging na commercialisatie bijvoor- 45 beeld nodig voor producten met een gewijzigde Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen nutritionele samenstelling en/of specifieke gezondheidsclaims. koeien die tussen 2003 en 2007 afgekeurd werden, kwam slechts 12% uit de groep van de koeien die gedurende lange tijd GGO-mais en -soja te Twintig jaar veilig gebruik eten kregen terwijl deze groep wel het merendeel De risicoanalyses die uitgevoerd worden door innam. Er is met andere woorden geen enkele de overheden vooraleer een GGO-gewas op de indicatie dat GGO-veevoeder de gezondheid van markt toegelaten wordt, blijken meer dan vol- koeien negatief beïnvloed heeft in de VS tijdens doende te zijn. Al twintig jaar worden GGO-ge- de laatste twintig jaar.47 (82%) van het totaal aantal koeien in de studie wassen als onderdeel van ons voedsel of dat van onze landbouwdieren geconsumeerd en dit op Wat de geslachte kippen betreft werd ook hier een steeds grotere schaal. Er is geen enkel ge- een dalend percentage aan afgekeurde dieren val van mens of dier gekend waarbij het consu- waargenomen in de tijd, met in 2011 het laagste meren van voedsel dat bestanddelen bevat van aantal afgekeurde kippen.47 De gezondheid en GGO-gewassen een nadelig effect zou hebben ontwikkeling van slachtkippen blijken een zeer gehad. GGO-gewassen hebben een overtuigende goede indicator te zijn voor voederkwaliteit. In geschiedenis van veilig gebruik. hun korte bestaan van 42 tot 49 dagen neemt hun lichaamsgrootte zestig keer toe waardoor ze zeer Een recente studie maakte van deze lange perio- gevoelig zijn voor een ongebalanceerd dieet.48 de gebruik om het effect van GGO-veevoeder op Toch leert de studie dat er geen nadelige effec- landbouwdieren in de VS na te gaan.47 Tijdens de ten zijn op de groei, ontwikkeling en gezondheid periode 2000-2011 werden naar schatting 100 van kippen die GGO-voeder te eten krijgen. De miljard dieren geslacht (kippen, kalkoenen, koeien slachtgegevens uit de periode 2000-2011 kunnen en varkens) waarvan 95% groot werd gebracht op gezien worden als één grote en krachtige dataset een GGO-dieet.47 Alle dieren die geslacht worden, met praktijkgegevens van in totaal meer dan 94 ondergaan rigoureuze controles voor en na de miljard kippen over 24 opeenvolgende generaties slacht waarbij groei en ontwikkeling van de die- heen die in reële omstandigheden gekweekt wer- ren en hun algemene gezondheid gecheckt wordt den met GGO-voeder.47 tot op orgaanniveau. Mochten GGO-gewassen onverwachte effecten veroorzaken dan mag men De resultaten van deze meta-analyse worden aannemen dat dit uit een analyse van de slacht- bevestigd door tal van andere studies. Tijdens huisgegevens over de jaren heen duidelijk wordt. de afgelopen jaren is meermaals aangetoond dat de huidige generatie GGO-gewassen op De periode tussen 2000 en 2011 werd vergele- vlak van samenstelling equivalent is aan de niet- ken met de periode tussen 1983 en 1994 tijdens GGO-rassen,49-52 en dat er geen significante welke er nog geen GGO-gewassen in veevoeder verschillen zijn voor wat betreft voedselverteer- verwerkt werden.47 Wat de geslachte koeien be- baarheid en de gezondheid en prestaties van treft vonden de onderzoekers dat het aantal ge- dieren die GGO-voeder te eten kregen.53 Boven- vallen van melkklier- en uierontsteking met 30% dien zijn er geen verschillen waar te nemen in de gedaald is tussen 1995 en 2011. Van de 770.000 voedingswaarde en nutritionele profielen van 47 29 producten afkomstig van dieren die wel of niet de, maar vinden vlug hun weg naar een reeks Zelfs met anti-GGO websites waarna ze in vele GGO- gevoederd zijn met GGO-voeder. 54,55 de meest gevoelige detectiemethodes konden discussies terug opgevoerd worden. eiwitten noch DNA afkomstig van GGO-gewassen aangetoond worden in dierlijke producten.55 Uit Voor iedere studie die schadelijke effecten voedselveiligheidsoogpunt is er dan ook geen en- van GGO-gewassen meent te vinden – twee kel argument om dierlijke producten (vlees, melk, hiervan eieren) van dieren die gevoederd werden met volgende hoofdstukken van dit dossier – zijn GGO-voeder te labellen. er honderden studies die geen verschil vinden en dan worden studies uitgebreid besproken in tussen GGO-gewassen en hun niet-GGO equiva- Wanhopig op zoek naar een verschil Nu worden lent.59,60 Naast eerder aangehaalde referenties zijn dit voornamelijk voedingsstudies van 90 dagen en korter die gebruik maken van labodieren gepubliceerd zoals ratten59,61 maar ook van varkens, runderen, die verschillen rapporteren tussen GGO- en pluimvee, konijnen, schapen, geiten en vissen.54 niet-GGO-gewassen of tussen proefdieren die Er zijn ook langetermijnstudies tot twee jaar62 en wel of geen GGO-voeder te eten kregen.56-58 De studies over meerdere generaties.19 studies gaan echter nooit verder dan het aantovan goed wetenschappelijk onderzoek is het Insect-resistentie aantonen van een mechanisme dat aan de basis In 2014 werd er bijna 80 miljoen hectare aan ligt van de verschillen. Een verschil hoeft immers insect-resistente helemaal niet het gevolg te zijn van het gebruik Deze planten hebben extra genetische infor- van de GGO-technologie. Bovendien hoeft een matie gekregen waardoor ze zich kunnen be- verschil niet altijd een biologische relevantie schermen tegen vraat van bepaalde insecten. hebben. Als de GGO-technologie of een bepaald Maïs bestand tegen de stengelboorder, kolf- GGO-gewas effectief schadelijk zou zijn dan boorder of wortelboorder en katoen tegen moet het mogelijk zijn om binnen afzienbare tijd de bolworm. Deze GGO-planten beschermen aan te tonen op welke manier de technologie of zichzelf van binnenuit waardoor de noodzaak het product schade berokkent. In de studies die aan verschillen rapporteren, ontbreekt steevast een daalt. opheldering van een oorzaak achter deze ver- uit dat het gebruik van deze gewassen in de schillen. Ook krijgen dergelijke ‘verschilstudies’ periode van 1996 tot 2013 inderdaad geleid geen opvolging, hoogstwaarschijnlijk omdat de heeft tot een daling van het insecticidengebruik, observaties niet te herhalen zijn. In plaats daar- meer bepaald met 300.000 ton.5 De milieu- van worden weer nieuwe studies gepubliceerd impact van de katoen- en maïsteelt over deze die weer een ander verschil rapporteren zonder 18 jaar heen ligt hierdoor respectievelijk 30% en een verklaring te geven of verband te leggen met 50% lager. Zoals eerder aangegeven gaan we in de GGO-technologie. Deze vaak sensationele dit dossier niet in op de voedselveiligheid van ge- studies hebben geen wetenschappelijke waar- wasbeschermingsmiddelen. We staan echter wel nen van verschillen. Een belangrijke eigenschap Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen GGO-gewassen gewasbeschermingsmiddelen Britse landbouweconomen geteeld.4 drastisch rekenden Gary Munkvold, Iowa State University Insect-resistente maïs (rechts) kan zichzelf beschermen tegen de Europese stengelboorder in tegenstelling tot conventionele maïs (links). stil bij insect-resistente GGO-gewassen, omdat in laatste geval wordt er immers niets nieuws toe- dit geval het gewasbeschermingsmiddel door het gevoegd aan ons dieet. Enkel de plant waaruit het gewas zelf wordt geproduceerd op een manier die komt, verschilt. enkel mogelijk is via de GGO-technologie. De extra genetische informatie waarmee insect-resistente Omdat Bt-eiwitten bovendien een integraal planten zichzelf kunnen beschermen is afkomstig deel uitmaken van de Bt-plant – en in te- van de bacterie Bacillus thuringiensis (afgekort Bt) genstelling tot gesproeide insecticiden niet die geen deel uitmaakt van ons traditioneel dieet. afgewassen kunnen worden – moeten ze Met de introductie van deze Bt-gewassen komen derhalve goed getest worden vooraleer ze met andere woorden bacteriële eiwitten in onze toegelaten worden in de voeding. Hieronder voeding die voordien niet (of alleszins onbewust) geven we een overzicht van de kenmerken of in heel lage concentraties (bv. pesticideresidu- van Bt-eiwitten en van de voedselveiligheids- en na gebruik van Bt-eiwitten als sproeimiddel oa. analyses die uitgevoerd zijn van zowel de in de biologische landbouw) in de voedselketen Bt-eiwitten zelf als van de gewassen die ze pro- aanwezig waren. Qua risicoanalyse is er een we- duceren. Uit al deze analyses en uit jarenlange reld van verschil tussen een gewas dat bacteriële praktijkervaring blijkt duidelijk dat de productie eiwitten produceert en bijvoorbeeld een GGO-to- van Bt-eiwitten in GGO-gewassen geen nadelig maat die een eiwit van paprika aanmaakt. In dit effect heeft op gezondheid van mens en dier. 31 Bt-eiwitten hebben een zeer specifiek werkings- den (door zuurtegraad en enzymatische activi- mechanisme (voor meer info zie Achtergrond- teit). In de darm – de plaats van actie voor Bt-eiwitten – konden geen functionele Bt-eiwitten teruggevonden worden.70 Naast deze gedetail- Over de periode van 1996 tot 2013 heeft de insect-resistente maïsteelt 50% minder impact gehad op het milieu in vergelijking met niet-GGO-maïs. leerde experimenten werd de onschadelijkheid van Bt-eiwitten voor mens en dier herhaaldelijk en op onafhankelijke manieren aangetoond. Tal van voedingsstudies met ratten, muizen, konijnen, runderen, varkens werden uitgevoerd en toonden aan dat de onderzochte Bt-gewassen even veilig zijn voor de volksgezondheid als de dossier ‘Bt-katoen in India’ ). Eens opgenomen niet-GGO-varianten.70-72 Ook een Europees con- door een insect wordt een Bt-eiwit in de darm sortium van publieke onderzoeksinstellingen die van het insect herkend door specifieke darm- geen contacten hebben met veredelingsbedrij- wandreceptoren; een soort van antennes die ven boog zich over insect-resistente Bt-maïs, een reactie in gang zetten als ze een signaal ont- meer bepaald de MON810-maïs die sinds 1998 in vangen.63 Bt is enkel werkzaam tegen specifieke Europa geteeld en gebruikt wordt in veevoe- insectenfamilies die de juiste ‘antennes’ bezitten. der. De onderzoekers voerden hun onderzoek Mens noch dier bezitten deze receptoren waar- uit in opdracht van de Europese Commissie door Bt-eiwitten bij ons niet aan onze darmwand die in het kader van het aangewakkerde GGO- kunnen hechten en bijgevolg veilig zijn om te debat 63 eten. 64,65 Tal van studies hebben experimenteel aangetoond dat Bt-eiwitten geen effect hebben in 2012 (zie hoofdstuk 5) een nieuwe voedselveiligheidsanalyse liet uitvoeren op MON810. De onderzoekers van het Een van de meest uit- GRACE-project (GMO Risk Assessment and gebreide studies dateert van 1995. Wetenschap- Communication of Evidence) voerden twee pers toonden zowel in vitro (in het labo) als in 90-dagen voedingsstudies uit waarbij ratten vivo (in het dier) aan dat Bt-eiwitten zich niet kun- gevoederd werden met twee verschillende nen vasthechten aan gastro-intestinaal (darm) MON810-maïsvariëteiten, de overeenkomstige weefsel van zoogdieren.70 Voor de in vivo expe- niet-GGO maïsvariëteiten of vier bijkomende rimenten maakten de onderzoekers gebruik van conventionele maïsvariëteiten.73 Na analyse van Bt-tomaten en voerden de analyses uit op ratten een groot aantal klinische en pathologische para- met een Bt-hoeveelheid die omgerekend zou meters werden er geen relevante toxicologische overeenkomen met een menselijke consumptie verschillen opgemerkt tussen ratten die wel van 2000 kg Bt-tomaten per dag. Zelfs bij deze of niet GGO-voeder te eten kregen, zelfs als gigantische dosis kon geen binding vastgesteld 33% van het dieet bestond uit Bt-maïs. Volle- op dierlijke systemen. 66-71 Een bijkomend verschil tussen insec- dig in lijn met het transparante karakter van ten en gewervelde dieren is het spijsverterings- het GRACE-project zijn de ruwe data van alle stelsel. Zowel in vitro als in vivo experimenten analyses publiek beschikbaar.73 tonen aan dat Bt-eiwitten bij gewervelde dieren Tenslotte verdienen nog twee grondig uitge- vroeg tijdens de spijsvertering afgebroken wor- voerde studies een speciale vermelding. Zowel worden. 70 Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen koeien als varkens werden gedurende lange tijd de GGO-maïs en het Bt-eiwit aanwezig waren (tot 25 maanden) gevoederd met de MON810 in het vlees en de melk van de dieren. Al deze GGO-maïs. Met de resultaten verkregen uit de analyses toonden aan dat er geen verschil was twee studies konden meer dan tien publicaties tussen dieren gevoederd met GGO-maïs of niet- gemaakt worden.54,71,72,74-79 De studies werden GGO-maïs. DNA noch eiwit afkomstig van de opgezet volgens de regels van de kunst met cor- GGO-gewassen kon gedetecteerd worden in de recte en voldoende controles en met voldoende weefsels of in de producten van de dieren. proefdieren. De onderzoekers analyseerden een groot aantal groei- en gezondheidsparameters en gingen na in hoeverre DNA-fragmenten van BIOLOGISCHE KENNIS GEBRUIKEN OM GEWASSEN TE BESCHERMEN In het begin van de 20ste eeuw werd ontdekt dat de bacterie Bacillus thuringiensis eiwitten produceert die schadelijk zijn voor sommige rupsen van motten en vlinders of voor larven van andere insecten. Al vanaf 1920 gebruiken landbouwers – inclusief biologische landbouwers – de Bt-bacterie om hun gewassen te beschermen tegen specifieke insecten. In de meeste gevallen wordt het oppervlak van planten besproeid met de sporen (overlevingsstructuren) van de Bacillus bacteriën. Insecten die zich een weg banen doorheen stengels en bladeren zijn echter beschermd tegen insecticiden die van buitenaf toegediend worden. Door planten zelf Bt-eiwitten te laten produceren kunnen gewassen zichzelf van binnenuit verdedigen. 33 Schimmeltoxines vermijden meltoxines bevat in vergelijking met de klassieke, niet-insectresistente maïs.80-82 De teelt van insect-resistente Bt-gewassen heeft gezorgd voor een drastische vermindering in Het probleem van schimmeltoxines mag niet on- het gebruik van bepaalde insecticiden.5 Naast dit derschat worden. Schimmeltoxines – vaak myco- direct milieu- (en voedselveiligheids-) voordeel toxines genoemd – kunnen zowel voor dier als blijken Bt-gewassen ook onrechtstreekse voorde- mens op lange termijn kankerverwekkend zijn en len te hebben voor de voedselveiligheid. Omdat de aanleg voor leverkanker vergroten.83,84 Zelfs Bt-gewassen minder beschadigd worden door een eenmalige blootstelling kan leiden tot afla- insecten hebben schimmels minder kans om de toxicosis; een ernstige, acute leververgiftiging.85 planten te infecteren. Voor voedergewassen zo- Wereldwijd zou ongeveer 25% van alle teelten als maïs is dat een welgekomen voordeel vermits besmet zijn met mycotoxines wat vooral in ont- schimmels zoals Aspergillus en Fusarium toxines wikkelingslanden een reële bedreiging voor de produceren (respectievelijk aflatoxines en fumo- volksgezondheid vormt.86 Er wordt geschat dat nisines) die achterblijven in het geoogste eind- ongeveer 4,5 miljard mensen in ontwikkelings- product (bijvoorbeeld maïskorrels). Verschillende landen via de voeding chronisch worden blootge- analyses tonen aan dat de oogst van genetisch steld aan niet-gecontroleerde hoeveelheden van gewijzigde, insect-resistente maïs minder schim- mycotoxines.87 Een van de ergste uitbraken van Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen Gary Munkvold, Iowa State University Insect-resistente maïs is indirect beschermd tegen schimmelinfectie. Links: insect-resistente maïs, rechts: conventionele maïs. aflatoxicosis werd opgetekend in Kenia in zowel conventionele en biologische graan-gebaseerde 2004 als in 2005. Meer dan 150 mensen kwamen producten onderzocht. In 11% van de biologische om het leven door het eten van slecht bewaarde, producten werden schimmeltoxines teruggevon- zelf geteelde maïs. den in vergelijking met 3,5% van conventionele 85 producten.93 Het reële risico op de aanwezigheid In Europa wordt maïs in de eerste plaats gebruikt van mycotoxines in conventionele en biologische als veevoeder maar zelfs dan nog houdt myco- producten staat in schril contrast met de Euro- toxine gecontamineerd veevoeder een ernstig pese oogsten van insect-resistente GGO-maïs. In risico in voor de mens. Eens opgenomen door 17 jaar tijd overschreed geen enkele Europese melkproducerende dieren, wordt aflatoxine B1 GGO-oogst de maximum toegelaten mycotoxi- gedeeltelijk afgebroken tot aflatoxine M1. Deze ne-gehaltes.92 stof wordt uitgescheiden via de melk en is nog steeds kankerverwekkend en giftig voor de con- Het inzetten van insect-resistente maïs is evenwel sument van de melk. In Europa waken de voed- geen mirakeloplossing om schimmeltoxines te selagentschappen erover dat de hoeveelheid voorkomen in de voeding. Besmetting van maïs mycotoxine in veevoeder en menselijke voeding met schimmels gebeurt niet alleen tijdens de teelt specifieke grenswaarden niet overschrijdt.89,90 maar ook na de oogst.94 Een te hoge vochtigheid 88 en temperatuur tijdens de opslag van plantaarDoor het goed werkend Europees controlesys- dige producten samen met te weinig verluchting teem werden begin maart 2013 op enkele plaat- stimuleert immers de groei van schimmels op de sen in Duitsland en Nederland te hoge hoeveel- oogst. Aflatoxinebesmetting vóór de oogst wordt heden aflatoxines gedetecteerd in veevoeder bovendien niet alleen in de hand gewerkt bij be- De bron van de aflatoxinebesmetting schadiging van het gewas door insecten maar ook bleek een partij maïs te zijn afkomstig uit Servië. wanneer het gewas verzwakt is door stress zoals Zowel het veevoeder als de melk werden vernie- droogte. Desalniettemin blijkt insect-resistente tigd. Deze recente situatie is geen alleenstaand GGO-maïs in veel gevallen minder aangetast te feit. Tussen 1996 en 2014 signaleerde het Rapid worden door schimmels waardoor lagere hoe- Alert System for Food and Feed van de Europe- veelheden toxines aanwezig zijn in de oogst en se Unie 89 oogstafkeuringen door een te hoog waardoor deze gewassen kunnen bijdragen tot mycotoxine-gehalte in conventioneel geteelde een veiligere voedselproductie. en melk. 91 oogsten. Dit komt neer op 1 overschrijding per 92 van synthetische pesticiden heeft de biologische Antibioticum-resistentiegenen teelt zeer beperkte mogelijkheden om schimmel- Sinds het begin van het tijdperk van genetische groei tegen te gaan. Het aantal mycotoxine-over- modificatie is er één set van genen die extra aan- schrijdingen ligt hierdoor veel hoger, namelijk 1 dacht krijgt: de antibioticum-resistentiegenen. overschrijding per 1250 hectare per jaar. Bijna Deze genen werden vooral in de eerste dagen honderd keer meer dan in de conventionele van de GGO-technologie standaard gebruikt om teelt. Deze trend wordt bevestigd door een stu- plantencellen te identificeren die na modificatie die die de aanwezigheid van Fusarium toxines in het extra DNA hadden opgenomen, met andere 112.000 hectare per jaar. Door het niet gebruiken 35 woorden om de genetisch gewijzigde cellen te Theoretisch bestaat dit risico, maar de angst is kunnen onderscheiden van de niet-gewijzigde. ongegrond omwille van verschillende punten: Meer en meer worden andere merkersystemen gebruikt zoals herbicide-tolerantie of fluorescen- • Eerst en vooral moeten de antibioticum-resis- tie (zie verder). Naarmate gewassen op de markt tentiegenen (aanwezig in de cellen van het ge- kwamen die antibioticum-resistentiegenen in hun was) het verwerkingsproces tot voedsel door- DNA hadden, werden vragen gesteld of het eten staan. Weinig van de bestaande GGO-gewassen van deze genen niet zou leiden tot een mindere worden immers rauw en onverwerkt gebruikt werkzaamheid van antibiotica in de geneeskunde. in onze voeding. Daarnaast moeten de genen De angst bestaat dat de antibioticum-resistentie- tijdens en na de maaltijd de DNA-afbrekende genen zouden kunnen overgaan via horizontale werking van de speekselenzymen en de zure gentransfer (zie pagina 17) naar bodembacteriën omgeving van de maag doorstaan (zie eerder of naar onze darmbacteriën waardoor deze resis- pagina 18). Dit alles is zeer onwaarschijnlijk. tent kunnen worden tegen bepaalde antibiotica. Deze resistentie zou dan in het hypothetische ge- •Vervolgens moeten onze darmbacteriën het val overgedragen kunnen worden naar ziektever- DNA opnemen en zonder het eerst af te bre- wekkende bacteriën die ons lichaam infecteren. ken, inbouwen in hun DNA op zo’n manier dat Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen de functionaliteit van de antibioticum-resisten- Europese voedselveiligheidsautoriteit EFSA tiegenen behouden blijft. Bacteriën gaan echter laat het gebruik van deze resistentiegenen toe heel efficiënt om met hun genen en als nieuwe zowel voor experimenteel werk als voor com- genetische informatie geen meerwaarde heeft, merciële toepassingen.95 De antibioticum- wordt het niet behouden in het DNA. resistentiegenen zijn immers al wijd verspreid in de natuur. Mochten de resistentiegenen • In een laatste stap moet er een tweede horizon- van GGO-gewassen dan toch via horizontale tale gentransfer gebeuren van darmbacteriën gentransfer in de natuur terechtkomen dan naar bacteriën die er een volledig andere levens- is de kans heel klein dat hierdoor de al aan- stijl op na houden, namelijk ons lichaam binnen- wezige resistentie gaat verhogen. dringen en ziekte veroorzaken. De bacteriën moeten ook fysiek contact kunnen hebben. Zo - Groep 2 bevat antibioticum-resistentiegenen komen bijvoorbeeld bacteriën die de luchtweg die al aanwezig zijn in de natuur en gericht infecteren niet in contact met darmbacteriën. zijn tegen antibiotica die in specifieke gevallen gebruikt worden in geneeskunde en/of • Naast de onwaarschijnlijkheid van voorgaande diergeneeskunde, bv. chloramfenicol, am- stappen is het soort antibioticum-resistentie- picilline, streptomycine en spectinomycine. gen ook van groot belang. De kans op horizon- Deze resistentiegenen mogen gebruikt wor- tale gentransfer is immers beperkt relevant den in labo-omstandigheden, maar niet voor voor de risicoanalyse. De vraag moet altijd commerciële toepassingen.95 zijn: stel dat het gebeurt, wat zouden dan de gevolgen kunnen zijn? Met andere woorden: - Voor groep 3 ligt het anders: resistentiege- zijn specifieke antibioticum-resistentiegenen al nen tegen antibiotica die relevant zijn voor in grote aantallen aanwezig in de natuur? Is humane geneeskunde mogen niet gebruikt de verspreiding van die resistentiegenen in de worden als selectiemerkers. natuur een gevaar voor de volksgezondheid of niet? Worden de specifieke antibiotica nog ge- Ook al tonen meerdere studies aan dat er in- bruikt in humane of diergeneeskunde? Voor de trinsiek geen gevaar schuilt in het gebruik van risicoanalyse worden antibioticum-resistentie- bepaalde antibioticum-resistentiegenen wordt genen ingedeeld in drie verschillende groepen – omwille van de negatieve perceptie – tegen- naargelang het belang in de geneeskunde van woordig gekozen voor andere selectiemerkers of de overeenkomstige antibiotica . worden de antibioticum-resistentiegenen tijdens 95 het ontwikkelingsproces van een GGO-plant te-Groep 1 bevat antibioticum-resistentiege- rug uit het DNA verwijderd. Een alternatief voor nen die algemeen aanwezig zijn in de natuur antibioticum-resistentie is bijvoorbeeld het fosfo- alsook in darmbacteriën (bv. het nptII resis- mannose isomerasegen. Wanneer dit gen inge- tentiegen tegen kanamycine) en gericht zijn bouwd wordt in een plantencel laat het de cel toe tegen antibiotica die niet of niet meer in de om mannose te gebruiken als enige suikerbron. geneeskunde gebruikt worden en beperkt Na het genetisch modificatieproces laat men in diergeneeskunde (bv. hygromycine). De alle plantencellen groeien in een suiker-arme 37 omgeving met mannose als enige belangrijke bepaald het bloemkoolmozaïekvirus (CaMV van energiebron. Enkel de getransformeerde cellen cauliflower mosaic virus). De CaMV 35S promoter kunnen in deze omstandigheden uitgroeien tot wordt zowel voor experimenteel werk als voor een GGO-plantje. Een andere manier van selec- commerciële productie van GGO-gewassen veel- tie maakt gebruik van het GFP-gen; GFP staat vuldig gebruikt, omdat het een gen op een effici- voor groen fluorescerend proteïne (eiwit). Cellen ënte en stabiele manier tot uiting laat komen in die het GFP-gen ingebouwd hebben, stralen een een plant. groene fluorescentie uit (bij UV-belichting) waardoor de genetisch gewijzigde cellen visueel te In 2012 publiceerden twee onderzoekers van onderscheiden zijn. EFSA een artikel getiteld “Possible consequences of the overlap between the CaMV 35S promo- Om de discussie rond antibioticum-resistentie- ter regions in the plant transformation vectors genen af te ronden moet bovendien opgemerkt used and the viral gene VI in transgenic plants” worden dat het historisch gebruik van antibioti- waarin ze stelden dat bepaalde varianten van cum-resistentiegenen in commerciële teelten de CaMV 35S promoter ook de code (gen) be- niet algemeen is. Zo bevatten herbicide-tolerante vat voor een eiwit van het plantenvirus.96 Prompt gewassen – in 2014 goed voor 100 van de 181,5 werd op basis van de titel een verhaal verspreid – geen antibioti- dat de aanwezigheid van virusgenen in GGO-ge- cum-resistentiegenen. Dit komt omdat het her- wassen over het hoofd was gezien en dat de bicide-tolerantiekenmerk gebruikt wordt tijdens volksgezondheid in gedrang kwam door gevaar- de selectie van de genetisch gewijzigde planten lijke virale eiwitten in ons voedsel.97 Het virusgen in het labo. waarvan sprake was, maakt echter deel uit van miljoen ha GGO-gewassen 4 de 35S promoter van het bloemkoolmozaïek- Een genschakelaar uit een plantenvirus viraal eiwit dat gevormd kan worden, vertoont Om genetische informatie die vervat zit in een bovendien geen enkele gelijkenis met toxische gen om te zetten naar de productie van een ei- of allergene eiwitten.96 De aanwezigheid van wit die dan een bepaalde functie uitoefent, moet de virale DNA-fragmenten was bij EFSA gekend, het gen eerst aangeschakeld worden. Wanneer heeft altijd een onderdeel gevormd van de risi- en hoe sterk het gen aangeschakeld wordt, wordt coanalyse en vormt geen gevaar voor menselijke bepaald door de promoter; een stukje DNA dat en/of dierlijke gezondheid.98 Het bloemkoolmo- vóór het gen is gelegen. Het mechanisme van zaïekvirus met zijn DNA en virale eiwitten eten aanschakelen en vertalen van de DNA-bood- we overigens al een zeer geruime tijd want vele schap naar een eiwit verschilt tussen bacteriën vruchten en gewassen die we eten zijn geïnfec- en planten. Een bacterieel gen inbouwen in een teerd en bevatten dus het virus. De hoeveelheid plant (zoals Bt voor insect-resistentie) vergt met viraal DNA die op deze manier opgegeten wordt, andere woorden een schakelaar die werkzaam is ligt veel hoger dan dat wat via GGO-gewassen in planten om het gen aan te zetten. Deze scha- ons dieet binnenkomt. Het virus heeft bijgevolg kelaar werd gevonden in een plantenvirus, meer een geschiedenis van veilig gebruik. Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen virus en is dus afkomstig van een plantenvirus dat dieren noch mensen kan infecteren.98 Het Voedselallergieën vermijden ook de gewijzigde sojaboon allergische reacties Zoals vermeld in hoofdstuk 2 kunnen bepaalde lergie.102 Het onderzoek werd stopgezet en die voedselcomponenten bij sommige mensen leiden specifieke GGO-sojaboon werd nooit gecommer- tot een allergische reactie. Hoewel ieder product cialiseerd.101 Dit verhaal toont eigenlijk vooral aan de capaciteit heeft om een allergische reactie uit dat het opsporingsproces van eventuele allerge- te lokken, worden ongeveer 90% van alle voed- nen heel goed werkt bij genetisch gemodificeerde selallergieën veroorzaakt door slechts acht voe- gewassen; een proces dat bij klassiek veredelde dingsproducten: pindanoot, noten, melk, eieren, gewassen compleet afwezig is. zou opwekken bij mensen met een paranootal- tarwe, soja, vis en schelpdieren. Het ligt voor de 99 hand dat wanneer iemand allergisch is voor soja In tegenstelling tot wat velen vrezen, kan het aan- die persoon ook allergisch zal zijn voor GGO-soja passen van genetische informatie met behulp waar nog steeds dezelfde allergenen in aanwezig van de GGO-technologie net leiden tot een ver- zijn. Het is eveneens meer dan logisch dat wan- minderde allergeniciteit. De allergenen van noten, neer een allergeen uit pindanoot geproduceerd soja, tarwe, … kunnen opgespoord en uitgescha- zou worden in bijvoorbeeld maïs dat mensen keld worden in het DNA van deze planten. In het met een pindanootallergie allergisch zouden re- labo werd met behulp van GGO-technologie het ageren na het eten van die specifieke GGO-maïs. belangrijkste allergeen van soja uitgeschakeld Het proces van genetische modificatie zelf leidt zonder de nutritionele waarde van de GGO-soja echter niet tot het opwekken van nieuwe allergi- te wijzigen.103 Maar ook zeer complexe problemen sche reacties. En tot op vandaag is er geen en- zoals glutenallergie die moeilijk op te lossen zijn kel voedingsproduct afkomstig van GGO-planten via klassieke veredeling kunnen aangepakt wor- geïdentificeerd dat geleid zou hebben tot nieuwe den. Dankzij plantenbiotechnologie kunnen coe- allergieën. liakiepatiënten gaan dromen van tarwe die geen 100,101 glutenallergie meer veroorzaakt.104 Een reden waardoor GGO-gewassen vaak onterecht in verband gebracht worden met allergieën is vermoedelijk een gebeurtenis uit 1996 in Brazilië. Wetenschappers hadden toen een gen uit paranoot ingebracht in sojabonen.101 Het gen zorgt voor de productie van een methionine-rijk eiwit en had tot doel de aminozuursamenstelling (en dus de voedingswaarde) van soja te verbeteren. Soja is een prima eiwitbron, maar het heeft een tekort aan essentiële zwavelhoudende aminozuren zoals methionine. Hierdoor moet aan diervoeder (dat voornamelijk soja bevat) extra methionine toegevoegd worden. Uit de eerste tests met serum afkomstig van personen die allergisch zijn aan paranoot bleek onmiddellijk dat 39 4 De zaak Pusztai In de zomer van 1998 verspreidde plantenwetenschapper Arpad Pusztai het nieuws dat ratten die GGO-aardappelen te eten kregen, afwijkingen hadden aan het spijsverteringskanaal. De media en milieuorganisaties sprongen op dit verhaal en de wetenschappelijke wereld daverde op haar grondvesten. De conclusies van Pusztai bleken echter voorbarig te zijn en niet onderbouwd door wetenschappelijke data, maar de eerste twijfel rond de voedselveiligheid van GGO-gewassen was gezaaid. Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen Een lectine-producerende aardappel verschillende klinische en pathologische parameters. De onderzoekers stelden vast dat de ratten die het sneeuwklokjeslectine in het dieet hadden In 1995 schreef het Schotse departement voor afwijkingen vertoonden in het maagslijmvlies. Dit landbouw, milieu en visserij een driejarig onder- was het geval bij het eten van rauwe als gekookte zoeksproject uit rond insect-resistente GGO-ge- aardappelen en zowel bij de niet-GGO-aardappe- wassen. Het belangrijkste doel van deze studie len waar lectine aan was toegevoegd als bij de lec- was na te gaan of specifieke genen die zorgen tine-producerende GGO-aardappelen.57 Dit effect voor weerstand tegen insecten (en nematoden) was echter te verwachten. In een eerdere studie ongewilde effecten hadden op milieu en volks- was al aangetoond dat dit lectine het maagslijm- Voor het project viel de keuze op vlies van ratten aantast.106 Deze afwijkingen waren GGO-aardappelen. De rol van de Hongaarse bio- dus te wijten aan het sneeuwklokjeslectine zelf en chemicus Dr. Pusztai, tewerkgesteld in het Schot- niet aan de GGO-technologie. Dit geeft meteen se Rowett Research Institute, bestond erin een aan dat wanneer men een genetisch gewijzigde chemische analyse van de GGO-aardappelen uit plant maakt, het belangrijker is om te weten over te voeren en voedingsexperimenten op te zetten welke GGO-toepassing het gaat (bv. lectinepro- met ratten. Het plantenmateriaal zelf werd aan- ductie), eerder dan welke technologie gebruikt is geleverd door de universiteit van Durham en het om het lectine-producerend gen in te bouwen. gezondheid. 19 Schotse Crop Research Institute. 19 De ratten die rauwe GGO-aardappelen te eten De bewuste GGO-aardappelen produceerden kregen hadden echter bijkomende afwijkingen een lectine afkomstig van sneeuwklokjes (Galan- in de dunne darm.57 Deze effecten werden thus nivalis). Lectines zijn suikerbindende eiwitten niet opgemerkt bij de ratten die niet-GGO- die een functie hebben in plantafweerprocessen. aardappelen aten al dan niet met toegevoegd Ze doen dit vooral door verstoringen te veroor- lectine en ook niet bij ratten op een gekookt zaken in het verteringssysteem van planteneters GGO-aardappeldieet. De ratten die gekook- Sommige lectines zoals van bonen te GGO-aardappelen aten hadden bijkomen- zijn zelfs ronduit toxisch voor mens en dier, van- de verstoringen in de blindedarm terwijl deze daar dat sommige bonen gekookt moeten wor- niet te zien waren bij ratten op een rauw GGO- den vooraleer we ze mogen eten. aardappeldieet of bij ratten die niet-GGO-aard- of -belagers. 105 105 appelen aten al dan niet met toegevoegd De ratten in het labo van Pusztai werden on- lectine. Op basis van deze resultaten besloot derverdeeld in groepjes van zes dieren waarbij Pusztai dat de onverwachte effecten in het iedere groep gedurende 10 dagen een bepaald darmkanaal niet te wijten waren aan het lectine dieet voorgeschoteld kreeg: lectine-produceren- en dat de reden eerder te zoeken was bij het ge- de GGO-aardappelen, niet-GGO-aardappelen of netisch construct* , het proces van genetische niet-GGO-aardappelen waar het lectine als poe- modificatie, de plaats waar het lectine-produce- der aan toegevoegd was. De aardappelen wer- rend gen was ingebouwd of door een combina- Na tie van deze mogelijke oorzaken.57 Later bleek den telkens gekookt of rauw aangeboden. 57 10 dagen werden de proefdieren onderzocht op dat zijn conclusies fout waren (zie verder). * Het gen dat ingebouwd wordt in het planten-DNA heeft een aantal extra DNA-fragmenten nodig om functioneel te zijn in de plant, onder andere de schakelaar of promoter om het gen aan te schakelen. Het geheel van DNA-fragmenten dat ingebouwd wordt noemt men het genetisch construct. 41 De communicatieblunder De ware toedracht In de zomer van 1998 was Pusztai te gast in het Uit de experimenten van het labo van Pusztai televisieprogramma World in Action. Er werd bleek dat de lectine-producerende GGO-aardap- tijdens een kort interview naar zijn mening pelen in bepaalde gevallen verstoringen veroor- gevraagd over de langetermijneffecten van zaakten in het maag-darmkanaal van de gebruik- het eten van GGO-gewassen. Pusztai alludeer- te proefdieren die niet door de aanwezigheid van de terloops op de lopende experimenten in het lectine konden verklaard worden.57 Pusztai zijn labo en liet verstaan dat hij bezorgd was schreef dit zonder meer toe aan de technologie over de resultaten die zijn labo verkregen had. van genetische modificatie; een niet-gevalideer- Zonder te weten wat de echte reden was van de conclusie. Deze speculatie van Pusztai kon op de GGO- weinig bijval rekenen in de wetenschappelijke we- gevoederde ratten liet hij zich verleiden tot reld. Het artikel van Pusztai werd door velen be- algemene uitspraken over GGO-gewassen. Hij kritiseerd omwille van een te kleine groep proef- deelde mee dat “hij de GGO-aardappelen niet dieren, het ontbreken van verschillende dosissen zou eten mocht hij de keuze hebben” en “dat GGO-aardappel in het dieet en het feit dat aard- het zeer oneerlijk is om de bevolking als proef- appelen zowel rauw als gekookt niet het geschikte dieren te gebruiken”. dieet zijn voor ratten.107,108 Zo is het opmerkelijk gezondheidsproblemen van zijn en niet te verklaren waarom de GGO-aardappeEr kwam een mediastorm af op Pusztai en op len in rauwe toestand in de dunne darm van de het Rowett Research Institute. Omwille van proefdieren een effect uitlokten maar niet in ge- onduidelijkheden over welke experimenten kookte vorm, terwijl dit in de blindedarm net om- het exact ging en door communicatiefouten gekeerd was. die hierop volgden, nam het Rowett Research Institute de beslissing om Pusztai te ontslaan.19 Het cruciale argument waardoor de conclusies Ook werden zijn labo en onderzoeksresulta- van het artikel niet betrouwbaar zijn, is een tekort ten aan een grondige audit onderworpen. De aan goede controles.19,107,108 Een experiment staat wetenschappelijke wereld veroordeelde Pusz- of valt met de controles. Als men het effect wil tai omdat hij gedeeltelijke resultaten bekend nagaan van een GGO-aardappel dan moet deze maakte zonder de ware toedracht te weten. vergeleken worden met een aardappel die iden- Zijn onderzoek was nog te prematuur. De tiek is behalve voor de extra eigenschap. Als de conclusies die Pusztai trok waren hoogstens aardappelen op meerdere vlakken verschillen, een hypothese die verder onderzocht moest kan achteraf immers niet achterhaald worden worden met opvolgexperimenten. Deze wer- wat de reden is voor verschillen tussen de proef- den echter niet uitgevoerd. Een gedeelte van dieren. De experimenten die aan de dierproeven het onderzoek van Dr. Pusztai werd uiteindelijk vooraf gingen, gaven aan dat de GGO-aardap- toch gepubliceerd in The Lancet met als titel; pelen op meerdere kenmerken verschilden van “Effect of diet containing genetically modified de referentie niet-GGO-aardappelen. Chemi- potatoes expressing Galanthus nivalis lectin on sche analyse toonde dat zowel het eiwitniveau rat small intestine“. als het gehalte aan zetmeel, lectine, trypsine en 57 Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen chymotrypsine inhibitoren verschilden.108 Daar- Ondanks de verpletterende kritiek op de expe- entegen werd – afgaand op de gepubliceerde rimenten en vooral op de foute conclusies van data – het gehalte van de meest voor de hand Pusztai, heeft het Pusztai-verhaal een immense liggende componenten met een gekend effect – en wellicht onomkeerbare – schade aange- op het maag-darmkanaal (zoals solanine, zie richt aan het maatschappelijk debat over de De oorzaak van de GGO-technologie. Nochtans leren de experi- gepubliceerde verschillen in de proefdieren valt menten van Pusztai ons dat de huidige veilig- daardoor niet te achterhalen en doordat het heidsanalyses potentiële gevaren detecteren. plantenmateriaal zo sterk van elkaar verschilde Elke GGO bestemd voor commercieel gebruik had het dus überhaupt weinig zin om de dier- wordt onderworpen aan een reeks testen, waar- proeven uit te voeren. onder chemische analyses (zie pagina 24). Als er pagina 15) niet bepaald. 57 iets veranderd is in het DNA van een gewas – al De onderzoeksgroep van Pusztai heeft met dan niet door genetische modificatie – waardoor verkeerd plantenmateriaal en met een ver- de chemische samenstelling van het gewas na- keerde proefopzet de dierproeven aangevat. delig wijzigt dan wordt er aan de alarmbel ge- Wanneer uit de chemische analyses bleek dat trokken. Tot slot is het belangrijk om te vermel- de GGO-aardappelen heel sterk van de con- den dat de lectine-producerende aardappelen trole-aardappelen verschilden, moest uit de ontwikkeld werden in een onderzoeksproject en GGO-aardappelen via kruisen een controlelijn dat het nooit de bedoeling was om deze aardap- worden gegenereerd zonder het genetisch con- pelen te commercialiseren. struct of moesten meer controles opgenomen worden in het experiment om met de extra variatie rekening te kunnen houden. 43 5 De zaak Séralini Gilles-Eric Séralini en zijn collega’s publiceerden in 2012 een ophefmakende studie die naar eigen zeggen duidelijke aanwijzingen naar voren bracht dat genetisch gewijzigde gewassen en het onkruidverdelgingsmiddel Roundup schadelijk zouden zijn voor de gezondheid. De media wereldwijd namen dit bericht over en publiceerden aanstootgevende foto’s van ratten met grote tumoren. Wetenschappers legden onmiddellijk na de publicatie fundamentele gebreken van de studie bloot. Séralini interpreteerde de resultaten van zijn experimenten op een wetenschappelijk onverantwoorde manier en maakte zich bovendien schuldig aan een misleidende voorstelling van de data. Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen Een foute proefopzet Séralini en zijn collega’s voerden elk testdieet aan Gilles-Eric Séralini en een team van collega’s van deze manier werden in totaal tien verschillende de universiteiten van Caen en Verona wilden on- diëten getest, waarvan één de controle was. Per derzoeken of het langdurig consumeren van een dieet testten Séralini en collega’s tien dieren van commercieel beschikbare genetisch gewijzigde elk geslacht en dus 200 ratten in totaal.58 een groepje mannelijke en vrouwelijke dieren. Op maïsvariant (NK603*) en/of het herbicide Roundup schadelijk is voor de gezondheid. Om die vraag te Séralini et al. gebruikten in hun studie ‘Spra- beantwoorden, zetten ze een twee jaar durende gue-Dawley ratten’. Dit is een laboratoriumras voedingsproef op met ratten. Twee jaar is zo on- dat veelvuldig gebruikt wordt om de veiligheid geveer de levensduur van een rat. Séralini voerde van chemische substanties na te gaan. Dit ge- de volgende test-diëten aan de proefdieren: beurt heel vaak aan de hand van een 90-dagen 58 durende toxicologische studie.109,110 Om uit zo’n 1.Een dieet dat voor een deel bestond uit de voedingsstudie conclusies te kunnen trekken, genetisch gewijzigde NK603-maïs, waarbij drie moeten bepaalde richtlijnen gevolgd worden. verschillende verhoudingen getest werden: Deze richtlijnen zijn internationaal erkend en ge- 11%, 22% en 33% genetisch gewijzigde maïs. ven aan dat er in een 90-dagen durende proef De overige 89%, 78% en 67% van het dieet was minimum tien dieren per geslacht en per behan- een standaard, commercieel verkrijgbaar labo- deling moeten gebruikt worden.111 Séralini voer- ratoriumrattenvoer. de echter een twee jaar durende studie uit. Het is bekend dat de ‘Sprague-Dawley’ ratten vanaf een 2.Een dieet dat net als het eerste dieet voor leeftijd van ongeveer 90 dagen spontaan tumo- een deel bestond uit de genetisch gewijzigde ren ontwikkelen.112-115 Hoe ouder ze worden, hoe NK603-maïs, maar waarbij de maïs in het veld zieker ze worden. Wanneer deze ratten zonder behandeld was geweest met het herbicide enige beperking kunnen eten – zoals in de Séra- Roundup. Weer werden dezelfde drie verhou- lini-studie – is het aantal spontane tumoren het dingen – 11%, 22% en 33% NK603-maïs – ge- hoogst.116,117 De ratten kunnen voor een twee jaar test. De hoeveelheid restanten van Roundup durende studie gebruikt worden op voorwaarde op de maïs werd evenwel niet gemeten. dat andere richtlijnen gevolgd worden. Onderzoekers moeten op het einde van de proef name- 3.Een dieet zónder GGO-maïs, maar waarbij de lijk onderscheid kunnen maken tussen tumoren ratten vrije toegang kregen tot drinkwater waar- die spontaan ontstaan zijn en tumoren die moge- aan Roundup was toegevoegd in een concen- lijk veroorzaakt zijn door het dieet. Om dit onder- tratie van 0,5%, 0,09% of 0,000000011%. scheid te kunnen maken, schrijven de richtlijnen voor dat er in zo’n studie 50 dieren per geslacht 4.Een dieet met 33% niet-genetisch gewijzigde per behandeling gebruikt worden, zo niet kun- maïs die een genetische achtergrond had die nen er geen conclusies getrokken worden.118,119 veel leek op die van de NK603-maïs. De overi- Séralini gebruikte slechts 10 dieren per geslacht ge 67% bestond uit commercieel verkrijgbaar per behandeling. Met zo’n beperkt aantal dieren laboratoriumrattenvoer. per groep kunnen er geen correcte conclusies * NK603 is een genetisch gewijzigde maïsvariant van Monsanto die bestand is tegen de werking van het herbicide Roundup. Roundup is een zogenoemd breedspectrumherbicide dat in principe alle planten doodt. De genetisch gewijzigde NK603 maïs heeft de eigenschap ongevoelig te zijn voor Roundup, wat betekent dat Roundup in een maïsveld kan gebruikt worden om alle onkruid te bestrijden zonder dat de maïs eronder lijdt. 45 getrokken worden omdat de kans te groot is dat ge kansberekening kan al geconcludeerd worden het resultaat te wijten is aan toeval (zie kaderstuk dat de kans op het vinden van spontane tumo- ‘Waarom aantallen belangrijk zijn’). Dit is de eerste ren in één van de groepen van behandelde die- fundamentele fout in de proefopzet van Séralini ren veel groter is dan het vinden van spontane et al: er werden veel te weinig dieren gebruikt per tumoren in de controlegroep. Dit is een tweede behandelingsgroep. fundamentele fout in de proefopzet: er waren te weinig controlegroepen ten opzichte van behan- Séralini et al. gebruikten bovendien slechts één delde groepen. controlegroep per geslacht ten opzichte van negen behandelingen. Op basis van een eenvoudi- WAAROM AANTALLEN BELANGRIJK ZIJN Wat betekent het dat er in de Séralini-studie slechts 10 dieren per behandeling werden getest? Hoe minder dieren gebruikt worden hoe groter de kans wordt dat het resultaat enkel te wijten is aan toeval. Dit kan mooi geïllustreerd worden aan de hand van het volgende voorbeeld. Stel dat een onderzoeker wil nagaan wat het verschil is tussen Nederlanders en Belgen als het aankomt op het hebben van blauwe ogen. De onderzoeker selecteert tien willekeurige Belgen en tien willekeurige Nederlanders en hij neemt objectief waar dat er bij de Belgen drie mensen blauwe ogen hebben en bij de Nederlanders zeven. Hij trekt vervolgens de conclusie dat Nederlanders meer dan twee keer zo vaak blauwe ogen hebben dan Belgen. Maar weerspiegelt wat hij concludeert de realiteit? Een tweede onderzoeker neemt de proef op de som en herhaalt de proef met 10 andere Nederlanders en 10 andere Belgen. In die groep van mensen zitten er zes Belgen en vier Nederlanders met blauwe ogen. Wat betekent dit? Dit betekent dat onderzoeker 1 onvoldoende waarnemingen heeft gedaan om een herhaalbaar en dus relevant resultaat te verkrijgen en dat de conclusie van onderzoeker 1 voorbarig was. Als de proef herhaald wordt met een grotere groep mensen gaan de resultaten van beide onderzoekers dichter bij elkaar liggen. Hoe groter de groep, hoe meer gelijkend de resultaten zullen zijn. Groepsgrootte en aantal herhalingen vormen de basis van wetenschappelijk onderzoek. Als er te weinig observaties gedaan worden, kunnen er geen uitspraken gedaan worden en is het onderzoek waardeloos. Dit is de reden waarom bij elk wetenschappelijk experiment een statistische onderbouwing moet worden gegeven van de gekozen groepsgrootte, en zaken zoals variantie en standaardafwijking altijd vermeld moeten worden. De studie van Séralini en collega’s valt hierdoor volledig in gebreke. Verkeerde conclusies Omdat door het geringe aantal dieren en de af- De conclusies die de onderzoekers trokken zijn beperkte dataset groot was, gingen Séralini et een mooi voorbeeld van “cherry-picking”: een al. heel ver in het zoeken van verklaringen voor subjectieve manier waarbij enkel die resultaten hun bevindingen en gebruikten weinig gangbare worden gebruikt die passen in een vooropge- statistische methodes. Ze negeerden de meest stelde hypothese. Zo’n methode gaat uiteraard voor de hand liggende verklaring, namelijk dat in tegen de wetenschappelijke deontologie de vastgestelde variabiliteit in de data niet wordt en integriteit. Séralini concludeerde dat er bij opgevangen door een correcte proefopzet, de vrouwelijke dieren twee tot drie keer meer waardoor een correcte interpretatie van de data dieren gestorven waren in de groep die de onmogelijk is. GGO-maïs NK603 kreeg in vergelijking met vrou- wezigheid van voldoende controles de ruis in de dat er bij de mannelijke dieren waarvan het dieet Misleidende voorstelling van de resultaten voor een derde uit GGO-maïs bestond tot drie Naast een foute proefopzet en wetenschappelijk keer minder sterfte was dan bij degene die niet- onverantwoorde conclusies maakten de auteurs GGO-maïs kregen. Dit zou – gebruikmakende van de rattenstudie zich bovendien ook schuldig van dezelfde logica als Séralini – wijzen op een aan een misleidende voorstelling van de resul- gezondheidsbevorderend effect van de NK603 taten. Zoals eerder vermeld, ontwikkelen de ge- GGO-maïs maar deze gegevens worden niet be- bruikte proefdieren spontaan tumoren. De lezer commentarieerd in het artikel. Deze vreemde en wordt echter nergens in het artikel geïnformeerd tegenstrijdige resultaten hadden de onderzoe- over deze grote gevoeligheid, noch over hoe de kers (en de reviewers van het tijdschrift) moeten onderzoekers in de proefopzet hiermee rekening alarmeren dat er iets fundamenteel onjuist was hebben gehouden. Erger nog, in de fotocollage in de opzet van de proef. die de wereld rondging, worden alleen die dieren welijke dieren die niet-GGO-maïs te eten kregen. De gegevens uit de studie tonen echter ook aan getoond die GGO-maïs en/of herbicide te eten Een bijkomend alarmsignaal is het ontbreken hadden gekregen. De foto’s tonen ratten die tu- van een dosis-gerelateerd effect. Wanneer een moren ontwikkeld hebben. Maar een foto van schadelijke stof wordt toegevoegd aan een dieet een controlerat die een niet-GGO-dieet kreeg, dan wordt verwacht dat een hogere dosis een ontbreekt. Terwijl het bekend is – op basis van sterker of minstens gelijkaardig effect zal veroor- eerdere publicaties maar ook uit de gegevens van zaken dan een lagere dosis. Doorheen de studie de Séralini-studie – dat ook de ratten in de con- is er nergens zo’n relatie te vinden. Frequentie trolegroep dergelijke tumoren ontwikkelden. van sterfte, ziekteverschijnselen en tumoren zijn eerder willekeurig verdeeld over de verschillen- Om de gedetailleerde analyse van de verschil- de groepen waarbij meermaals de dieren die de lende organen te illustreren, werden uit de grootste hoeveelheid GGO-maïs te eten kregen controlegroep foto’s geselecteerd van gezonde minder ziekteverschijnselen vertoonden dan organen, terwijl er uit de behandelde groepen dieren die minder GGO-maïs kregen. foto’s werden geselecteerd van aangetaste or- 47 ganen. Deze misleidende voorstelling van de studies voordat het Seralini-verhaal de wereld data illustreert nog maar eens de subjectie- werd ingestuurd, maar de commotie die Séra- ve ondertoon van het artikel en ondermijnt de lini veroorzaakt heeft, heeft de discussie ver- geloofwaardigheid volledig. der verscherpt. Als gevolg hiervan is de Euro- Vertrouwen komt te voet maar gaat weg te paard pese regelgeving omtrent de risicoanalyse van GGO-gewassen verder verstrengd (zie eerder). Ook het tijdschrift Food and Chemical Toxicology Het European Food Safety Authority (EFSA), zeg dat het Séralini-artikel publiceerde, constateer- maar het Europese voedselveiligheidsorgaan, de dat de conclusies van Séralini niet gefun- maar voedselveiligheidsagentschappen deerd waren. De uitgever besliste dan ook het van afzonderlijke EU-lidstaten analyseerden de artikel terug te trekken.130 Dit is de normale gang data voorgesteld in de Séralini-studie. Allemaal van zaken wanneer blijkt dat er ernstige inhou- kwamen ze tot de conclusie dat de studie tekort delijke problemen zijn met een wetenschappelijk schoot op vlak van proefopzet, analyse en in- artikel. Ondertussen kregen de auteurs de mo- ook Het mag dan gelijkheid om hun artikel ongewijzigd en zonder ook duidelijk zijn dat het artikel nooit de kwali- onafhankelijke controle van de data in een ander teitscontrole van een gerenommeerd tijdschrift tijdschrift te herpubliceren.131 Een zeer betreu- had mogen passeren. Desalniettemin heeft het renswaardig feit, omdat op deze manier doelbe- Séralini-artikel een schokgolf veroorzaakt op wuste misinformatie onder het mom van weten- beleidsniveau. Er werd al volop gediscussieerd schappelijk onderzoek misbruikt wordt om het over het nut en de noodzaak van proefdier- GGO-debat te blijven vertroebelen. terpretatie van de resultaten. Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen 120-129 6 Besluit Voedselveiligheid is een basisrecht dat door de samenleving streng moet gecontroleerd worden. Alle initiatieven om de voedselveiligheid te kunnen garanderen moeten dan ook aangemoedigd worden. Alertheid voor nieuwe producten en nieuwe productietechnologieën is een essentieel onderdeel van deze procedure. Het is echter even essentieel dat de discussie over voedselveiligheid inhoudelijk gevoerd wordt op basis van wetenschappelijke feiten. In het GGO-debat merken we dat bepaalde NGO’s en actiegroepen de emotie en intuïtie van het grote publiek en dus ook van het beleid bespelen. Zelfs de wetenschap wordt misbruikt om met slecht uitgevoerde studies het anti-GGO-gevoel te versterken. De wetenschappelijke feiten inzake voedselveiligheid zijn echter overweldigend. Honderden studies, strikte risicoanalyses, strenge toelatingsprocedures en continue opvolging tonen aan dat de GGO-technologie veilig is en dat de huidig toegelaten GGO-gewassen minstens even veilig zijn als hun niet-GGO varianten. GGO-gewassen hebben een ongeziene “track-record” op het gebied van voedselveiligheid. 49 7 Referenties 1 Kramer, M. G. & Redenbaugh, K. (1994). Commercialization of a tomato with an antisense polygalacturonase gene - the Flavr Savr(Tm) tomato story. Euphytica 79, 293-297. 2http://www.ncbe.reading.ac.uk/ncbe/gmfood/menu.html 3 Bruening, G. & Lyons, J. M. (2000). The case of the FLAVR SAVR tomato. California Agriculture 54, 6-7. 4 James, C. (2015). Global Status of Commercialized Biotech/GM Crops: 2014. ISAAA Brief No. 49. ISAAA: Ithaca, NY. Beschikbaar via http://www.isaaa.org/resources/publications/briefs/49/. 5 Brookes, G. & Barfoot, P. (2015). Environmental impacts of genetically modified (gm) crop use 1996-2013: impacts on pesticide use and carbon emissions. GM Crops Food DOI:10.1080/21645698.2015.1025193. 6 Society, T. R. (1999). Review of data on possible toxicity of GM potatoes. Beschikbaar via http://royalsociety.org/ uploadedFiles/Royal_Society_Content/policy/publications/1999/10092.pdf. 7 Bourne, F. J., Chesson, A., Davies, H. & Flint, H. (1998). Audit of data produced at the Rowett Research Institute. Beschikbaar via http://www.rowett.ac.uk/gmoarchive/gmaudit.pdf. 8 Prakash, C. S. (2001). The genetically modified crop debate in the context of agricultural evolution. Plant Physiol 126, 8-15. 9 Ames, B. N., Profet, M. & Gold, L. S. (1990). Dietary pesticides (99.99% all natural). Proc Natl Acad Sci U S A 87, 7777-7781. 10 Pedersen, J., Eriksen, F. D. & Knudsen, I. (2001). Toxicity and food/feed safety of genetically engineered crops. In: Safety of genetically engineered crops. A VIB publication Ed. R. Custers. 11 Smith, D. B., Roddick, J. G. & Jones, J. L. (1996). Potato glycoalkaloids: Some unanswered questions. Trends in Food Science & Technology 7, 126-131. 12 Bushway, R. J. & Ponnampalam, R. (1981). Alpha-chaconine and alpha-solanine content of potato products and their stability during several modes of cooking. Journal of Agricultural and Food Chemistry 29, 814-817. 13 Cianferoni, A. & Spergel, J. M. (2009). Food allergy: review, classification and diagnosis. Allergol Int 58, 457-466. 14 van Putten, M. C. et al. (2006). Novel foods and food allergies: A review of the issues. Trends in Food Science & Technology 17, 289-299. 15 Lucas, J. S., Lewis, S. A. & Hourihane, J. O. (2003). Kiwi fruit allergy: a review. Pediatr Allergy Immunol 14, 420-428. 16 Ames, B. N. & Gold, L. S. (1990). Chemical carcinogenesis: too many rodent carcinogens. Proc Natl Acad Sci U S A 87, 7772-7776. 17 Constable, A. et al. (2007). History of safe use as applied to the safety assessment of novel foods and foods derived from genetically modified organisms. Food and Chemical Toxicology 45, 2513-2525. 18 Hallman, W. K., Hebden, W. C., Cuite, C. L., Aquino, H. L. & Lang, J. T. (2004). Americans and GM food: Knowledge, Opinion and Interest in 2004. New Brunswick, New Jersey; Food Policy Institue, Cook College, Rutgers - The State University of New Jersey (Beschikbaar via http://ageconsearch.umn.edu/bitstream/18175/1/rr040007.pdf). 19 Fedoroff, N. V. & Brow, N. M. (2004). Mendel in the kitchen, a scientist’s view of genetically modified foods. Joseph Henry Press, Washington D.C. 20 Chambers, P. A., Duggan, P. S., Heritage, J. & Forbes, J. M. (2002). The fate of antibiotic resistance marker genes in transgenic plant feed material fed to chickens. J Antimicrob Chemother 49, 161-164. 21 Ma, Q. et al. (2013). Detection of transgenic and endogenous plant DNA fragments and proteins in the digesta, blood, tissues, and eggs of laying hens fed with phytase transgenic corn. PLoS One 8, e61138. 22 Netherwood, T. et al. (2004). Assessing the survival of transgenic plant DNA in the human gastrointestinal tract. Nat Biotechnol 22, 204-209. 23 Schubbert, R., Renz, D., Schmitz, B. & Doerfler, W. (1997). Foreign (M13) DNA ingested by mice reaches peripheral leukocytes, spleen, and liver via the intestinal wall mucosa and can be covalently linked to mouse DNA. Proc Natl Acad Sci U S A 94, 961-966. 24 Crisp, A., Boschetti, C., Perry, M., Tunnacliffe, A. & Micklem, G. (2015). Expression of multiple horizontally acquired Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen genes is a hallmark of both vertebrate and invertebrate genomes. Genome Biology DOI 10.1186/s13059-0150607-3. 25 Mlotshwa, S. et al. (2015). A novel chemopreventive strategy based on therapeutic microRNAs produced in plants. Cell Res 25, 521-524. 26 Zhang, L. et al. (2012). Exogenous plant MIR168a specifically targets mammalian LDLRAP1: evidence of cross-kingdom regulation by microRNA. Cell Res 22, 107-126. 27 Yang, J., Farmer, L. M., Agyekum, A. A. & Hirschi, K. D. (2015). Detection of dietary plant-based small RNAs in animals. Cell Res 25, 517-520. 28 Malakof, D. & Stokstad, E. (2013). Infographic: pesticide planet. Science 341, 730-731. 29 European Food Safety Authority (2015). Pesticides. Beschikbaar via http://www.efsa.europa.eu/en/topics/topic/ pesticides.htm. 30 European Food Safety Authority (2015). The 2013 European Union report on pesticide residues in food. EFSA Journal 13. 31http://www.adama.com/uk/en/our-solutions/herbicides/shogun.html. 32 http://www2.dupont.com/Crop_Protection/nl_BE/products_services/herbicides/ Titus_herbicide.html. 33 Tan, S. Y., Evans, R. R., Dahmer, M. L., Singh, B. K. & Shaner, D. L. (2005). Imidazolinone-tolerant crops: history, current status and future. Pest Management Science 61, 246-257. 34 Barrentine, W. L., Edwards, C. J. & Hartwig, E. E. (1976). screening soybeans for tolerance to metribuzin. Agronomy Journal 68, 351-353. 35 Beversdorf, W. D. & Kott, L. S. (1987). Development of triazine resistance in crops by classical plant-breeding. Weed Science 35, 9-11. 36 Aragao, F. J. L., Sarokin, L., Vianna, G. R. & Rech, E. L. (2000). Selection of transgenic meristematic cells utilizing a herbicidal molecule results in the recovery of fertile transgenic soybean [Glycine max (L.) Merril] plants at a high frequency. Theoretical and Applied Genetics 101, 1-6. 37 Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (2015). Persoonlijke communicatie. 38 Ryder, D. (2014). Climate change vs GMO: comparing the independent global scientific consensus. Beschikbaar via http://www.geneticliteracyproject.org/2014/07/08/climate-change-vs-gmos-comparing-the-independent-global-scientific-consensus/. 39 Funk, C. & Rainie, L. (2015). Public and scientists’ view on science and society. PewResearchCenter. Beschikbaar via http://www.pewinternet.org/2015/01/29/public-and-scientists-views-on-science-and-society/. 40 ISAAA (2006). Postion Statements on Biotechnology. Beschikbaar via https://www.isaaa.org/kc/Publications/htm/ articles/Position/aspb.htm. 41 Kyndt, T. et al. (2015). The genome of cultivated sweet potato contains Agrobacterium T-DNAs with expressed genes: An example of a naturally transgenic food crop. Proc Natl Acad Sci U S A 112, 5844-5849. 42 European Food Safety Authority (2011). Scientific opinion: Guidance for risk assessment of food and feed from genetically modified plants. EFSA Journal. Beschikbaar via http://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/doc/2150. pdf. 43 VIB Fact Series (2014). Virus-resistente papaja in Hawaï. Beschikbaar via http://www.vib.be/nl/educatie/PlantEnBiotech/Pages/Achtergronddossier.aspx. 44 Grunewald, W. & Bury, J. (2014). De GGO-revolutie, waarom biotechnologie in de landbouw een grote troef is voor mens en milieu. Uitgeverij Lannoo Campus 178. 45 Kuiper, H. A., Kok, E. J. & Davies, H. V. (2013). New EU legislation for risk assessment of GM food: no scientific justification for mandatory animal feeding trials. Plant Biotechnol J 11, 781-784. 46 European Commission (2013). Commission Implementing Regulation (EU) No 503/2013 of 3 April 2013 on applications for authorisation of genetically modified food and feed in accordance with Regulation (EC) No 1829/2003 of the European Parliament and of the Council and amending Commission Regulations (EC) No 641/2004 and (EC) No 1981/2006. Official Journal of the European Union, 8.6.2013, No L 157/1 Beschikbaar via http://www. biosafety.be/PDF/2013_503_EC.pdf. 47 Van Eenennaam, A. L. & Young, A. E. (2014). Prevalence and impacts of genetically engineered feedstuffs on livestock populations. J Anim Sci 92, 4255-4278. 48 European Food Safety Authority (2008). Safety and nutritional assessment of GM plants and derived food and 51 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 feed: The role of animal feeding trials. Food Chem Toxicol 46 (Suppl. 1), S2-S70. Cheng, K. C. et al. (2008). Effect of transgenes on global gene expression in soybean is within the natural range of variation of conventional cultivars. J Agric Food Chem 56, 3057-3067. Garcia-Villalba, R. et al. (2008). Comparative metabolomic study of transgenic versus conventional soybean using capillary electrophoresis-time-of-flight mass spectrometry. J Chromatogr A 1195, 164-173. Herman, R. A. & Price, W. D. (2013). Unintended compositional changes in genetically modified (GM) crops: 20 years of research. J Agric Food Chem 61, 11695-11701. Hollingworth, R. M. et al. (2003). The safety of genetically modified foods produced through biotechnology. Toxicol Sci 71, 2-8. Flachowsky, G., Schafft, H. & Meyer, U. (2012). Animal feeding studies for nutritional and safety assessments of feeds from genetically modified plants: a review. Journal Fur Verbraucherschutz Und Lebensmittelsicherheit-Journal of Consumer Protection and Food Safety 7, 179-194. Guertler, P., Brandl, C., Meyer, H. H. D. & Tichopad, A. (2012). Feeding genetically modified maize (MON810) to dairy cows: comparison of gene expression pattern of markers for apoptosis, inflammation and cell cycle. Journal Fur Verbraucherschutz Und Lebensmittelsicherheit-Journal of Consumer Protection and Food Safety 7, 195-202. Tufarelli, V., Selvaggi, M., Dario, C. & Laudadio, V. (2015). Genetically modified feeds in poultry diet: safety, performance, and product quality. Crit Rev Food Sci Nutr 55, 562-569. Carman, J. A. et al. (2013). A long-term toxicology study on pigs fed a combined genetically modified (GM) soy and GM maize diet. Journal of Organic Systems 8, 38-54. Ewen, S. W. & Pusztai, A. (1999). Effect of diets containing genetically modified potatoes expressing Galanthus nivalis lectin on rat small intestine. Lancet 354, 1353-1354. Seralini, G. E. et al. (2012). Long term toxicity of a Roundup herbicide and a Roundup-tolerant genetically modified maize. Food Chem Toxicol 50, 4221-4231. Nicolia, A., Manzo, A., Veronesi, F. & Rosellini, D. (2014). An overview of the last 10 years of genetically engineered crop safety research. Crit Rev Biotechnol 34, 77-88. Genera (2014). Citations to 400+ peer-reviewed reports which document the general safety of GM foods and feeds Beschikbaar vai http://genera.biofortified.org/viewall.php. Snell, C. et al. (2012). Assessment of the health impact of GM plant diets in long-term and multigenerational animal feeding trials: a literature review. Food Chem Toxicol 50, 1134-1148. Sakamoto, Y. et al. (2008). A 104-week feeding study of genetically modified soybeans in F344 rats (Translated in English by ANSES). J Food Hyg Soc Japan 49, 272-282. VIB Fact Series (2013). Bt katoen in India. Beschikbaar via http://www.vib.be/nl/educatie/PlantEnBiotech/Pages/ Achtergronddossier.aspx. Kuiper, H. A., Kleter, G. A., Noteborn, H. P. & Kok, E. J. (2001). Assessment of the food safety issues related to genetically modified foods. Plant J 27, 503-528. Shimada, N., Miyamoto, K., Kanda, K. & Murata, H. (2006). Binding of Cry1Ab toxin, a Bacillus thuringiensis insecticidal toxin, to proteins of the bovine intestinal epithelial cell: An in vitro study. Applied Entomology and Zoology 41, 295-301. Nobuaki, S., Miyamoto, K., Kanda, K. & Murata, H. (2006). Bacillus thuringiensis insecticidal Cry1Ab toxin does not affect the membrane integrity of the mammalian intestinal epithelial cells: An in vitro study. In Vitro Cellular & Developmental Biology-Animal 42, 45-49. Stumpff, F., Bondzio, A., Einspanier, R. & Martens, H. (2007). Effects of the Bacillus thuringiensis toxin Cry1Ab on membrane currents of isolated cells of the ruminal epithelium. J Membr Biol 219, 37-47. Bondzio, A., Stumpff, F., Schon, J., Martens, H. & Einspanier, R. (2008). Impact of Bacillus thuringiensis toxin Cry1Ab on rumen epithelial cells (REC) - a new in vitro model for safety assessment of recombinant food compounds. Food Chem Toxicol 46, 1976-1984. Shimada, N. et al. (2006). Effects of feeding calves genetically modified corn bt11: a clinico-biochemical study. J Vet Med Sci 68, 1113-1115. Noteborn, H. P. J. M. et al. (1995). Safety assessment of the Bacillus thuringiensis insecticidal crystal protein CRYIA(b) expressed in transgenic tomatoes. Genetically Modified Foods 605, 134-147. Steinke, K. et al. (2010). Effects of long-term feeding of genetically modified corn (event MON810) on the perfor- Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen mance of lactating dairy cows. J Anim Physiol Anim Nutr (Berl) 94, e185-193. Walsh, M. C. et al. (2012). Effects of Feeding Bt MON810 Maize to Pigs for 110 Days on Peripheral Immune Response and Digestive Fate of the cry1Ab Gene and Truncated Bt Toxin. Plos One 7. 73 Zeljenkova, D. et al. (2014). Ninety-day oral toxicity studies on two genetically modified maize MON810 varieties in Wistar Han RCC rats (EU 7th Framework Programme project GRACE). Arch Toxicol 88, 2289-2314. 74 Buzoianu, S. G. et al. (2012). Effect of feeding genetically modified Bt MON810 maize to similar to 40-day-old pigs for 110 days on growth and health indicators. Animal 6, 1609-1619. 75 Buzoianu, S. G. et al. (2012). High-throughput sequence-based analysis of the intestinal microbiota of weanling pigs fed genetically modified MON810 maize expressing Bacillus thuringiensis Cry1Ab (Bt Maize) for 31 Days. Applied and Environmental Microbiology 78, 4217-4224. 76 Buzoianu, S. G. et al. (2012). The effect of feeding Bt MON810 maize to pigs for 110 Days on intestinal microbiota. Plos One 7. 77 Guertler, P. et al. (2010). Long-term feeding of genetically modified corn (MON810) - Fate of cry1Ab DNA and recombinant protein during the metabolism of the dairy cow. Livestock Science 131, 250-259. 78 Walsh, M. C. et al. (2011). Fate of transgenic DNA from orally administered Bt MON810 maize and effects on immune response and growth in pigs. PLoS One 6, e27177. 79 Walsh, M. C. et al. (2013). Effects of feeding Bt MON810 maize to sows during first gestation and lactation on maternal and offspring health indicators. British Journal of Nutrition 109, 873-881. 80 Papst, C. et al. (2005). Mycotoxins produced by Fusarium spp. in isogenic Bt vs. non-Bt maize hybrids under European corn borer pressure. Agronomy Journal 97, 219-224. 81 Wu, F. (2006). Mycotoxin reduction in Bt corn: potential economic, health, and regulatory impacts. Transgenic Res 15, 277-289. 82 Hammond, B. G. et al. (2004). Lower fumonisin mycotoxin levels in the grain of Bt corn grown in the United States in 2000-2002. J Agric Food Chem 52, 1390-1397. 83 Liu, Y. & Wu, F. (2010). Global burden of aflatoxin-induced hepatocellular carcinoma: a risk assessment. Environ Health Perspect 118, 818-824. 84 Wild, C. P. & Turner, P. C. (2002). The toxicology of aflatoxins as a basis for public health decisions. Mutagenesis 17, 471-481. 85 Strosnider, H. et al. (2006). Workgroup report: public health strategies for reducing aflatoxin exposure in developing countries. Environ Health Perspect 114, 1898-1903. 86 CAST (1989). Mycotoxins: economic and health risks. Task Force Report No.116. Beschikbaar via http://www. cast-science.org/publications/?mycotoxins_economic_and_health_risks&show=product&productID=2869. 87 Williams, J. H. et al. (2004). Human aflatoxicosis in developing countries: a review of toxicology, exposure, potential health consequences, and interventions. Am J Clin Nutr 80, 1106-1122. 88 Prandini, A. et al. (2009). On the occurrence of aflatoxin M1 in milk and dairy products. Food Chem Toxicol 47, 984-991. 89 http://ec.europa.eu/food/food/chemicalsafety/contaminants/aflatoxins_en.htm 90 Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (2013). Omzendbrief betreffende de controle op aflatoxine B1 in maïs bestemd voor diervoeding en voor humane consumptie en op aflatoxine M1 in melk bestemd voor humane consumptie. Beschikbaar via http://www.favv-afsca.be/levensmiddelen/omzendbrieven/_documents/2013-03-25_AFB1-Omzendbrief-Aflatoxine-Nederlands-version-3-finale.pdf. 91http://www.favv-afsca.fgov.be/persberichten/2013-03-04.asp 92 Bojin Bojinov (2015). Agricultural University of Plovdiv (Bulgaria) - Personal communication. 93 Rubert, J., Soriano, J. M., Manes, J. & Soler, C. (2013). Occurrence of fumonisins in organic and conventional cereal-based products commercialized in France, Germany and Spain. Food Chem Toxicol 56, 387-391. 94 Reddy, K. R. N. et al. (2009). Mycotoxin contamination of commercially important agricultural commodities. Toxin Reviews 28, 154-168. 95 European Food Safety Authority (2004). Opinion of the Scientific Panel on Genetically Modified Organisms on the use of antibiotic resistance genes as marker genes in genetically modified plants. EFSA Journal 48, 1-18. 96 Podevin, N. & du Jardin, P. (2012). Possible consequences of the overlap between the CaMV 35S promoter regions in plant transformation vectors used and the viral gene VI in transgenic plants. GM Crops Food 3, 296-300. 72 53 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 The Daily Mail (2012). Uncovered, the ‘toxic’ gene hiding in GM crops: Revelation throws new doubt over safety of foods. http://www.dailymail.co.uk/news/article-2266143/Uncovered-toxic-gene-hiding-GM-crops-Revelation-throws-new-doubt-safety-foods.html?ito=feeds-newsxml. European Food Safety Authority (2015). FAQ on inserted fragment of viral gene in GM plants. Beschikbaar via http://www.efsa.europa.eu/en/faqs/faqinsertedfragmentofviralgeneingmplants.htm. Food Allergy Research & Education (2015). About Food Allergies. http://www.foodallergy.org/allergens. Food Allergy Information (2015). GMO and food allergy. http://www.foodallergens.info/Facts/GMO.html. Goodman, R. E. et al. (2008). Allergenicity assessment of genetically modified crops--what makes sense? Nat Biotechnol 26, 73-81. Nordlee, J. A., Taylor, S. L., Townsend, J. A., Thomas, L. A. & Bush, R. K. (1996). Identification of a Brazil-nut allergen in transgenic soybeans. N Engl J Med 334, 688-692. Herman, E. M., Helm, R. M., Jung, R. & Kinney, A. J. (2003). Genetic modification removes an immunodominant allergen from soybean. Plant Physiol 132, 36-43. Mitea, C. et al. (2010). A Universal Approach to Eliminate Antigenic Properties of Alpha-Gliadin Peptides in Celiac Disease. Plos One 5. Peumans, W. J. & Van Damme, E. J. (1995). Lectins as plant defense proteins. Plant Physiol 109, 347-352. Pusztai, A. et al. (1990). Relationship between survival and binding of plant lectins during small intestinal passage and their effectiveness as growth factors. Digestion 46 Suppl 2, 308-316. The Royal Society (1999). Review of data on possible toxicity of GM potatoes. Beschikbaar via https://royalsociety. org/~/media/Royal_Society_Content/policy/publications/1999/10092.pdf. Kuiper, H. A., Noteborn, H. P. & Peijnenburg, A. A. (1999). Adequacy of methods for testing the safety of genetically modified foods. Lancet 354, 1315-1316. Bondy, G. et al. (2004). Toxicity of trans-nonachlor to Sprague-Dawley rats in a 90-day feeding study. Food Chem Toxicol 42, 1015-1027. Chen, S. N. et al. (2011). Safety assessment of mushroom beta-glucan: subchronic toxicity in rodents and mutagenicity studies. Food Chem Toxicol 49, 2890-2898. OECD guidelines for the testing of chemicals (1998). No. 408: Repeated dose 90-day oral toxicity study in rodents. Beschikbaar via http://www.oecd-ilibrary.org/docserver/download/9740801e.pdf?expires=1417793903&id=id&accname=guest&checksum=D32EC120466475234B525CF4F1F0A0CC. www.harlaneurope.com onder ‘life span and disease’ Prejean, J. D. et al. (1973). Spontaneous tumors in Sprague-Dawley rats and Swiss mice. Cancer Res 33, 27682773. Kaspareit, J. & Rittinghausen, S. (1999). Spontaneous neoplastic lesions in Harlan Sprague-Dawley rats. Exp Toxicol Pathol 51, 105-107. Suzuki, H., Mohr, U. & Kimmerle, G. (1979). Spontaneous endocrine tumors in Sprague-Dawley rats. J Cancer Res Clin Oncol 95, 187-196. Keenan, K. P. et al. (1995). Diet, overfeeding, and moderate dietary restriction in control Sprague-Dawley rats: II. Effects on age-related proliferative and degenerative lesions. Toxicol Pathol 23, 287-302. Davis, R. K., Stevenson, G. T. & Busch, K. A. (1956). Tumor incidence in normal Sprague-Dawley female rats. Cancer Res 16, 194-197. OECD guidelines for the testing of chemicals (2009). No. 451: Carcinogenicity studies. Beschikbaar via http://www. oecd-ilibrary.org/docserver/download/9745101e.pdf?expires=1417794112&id=id&accname=guest&checksum=B5177A3E5DEC279AB304A134377CF959. United States Environmental Protection Agency (EPA) (1998). Health effects test guidelines: OPPTS 870.4200 Carcinogenicity. Beschikbaar via http://hero.epa.gov/index.cfm/reference/details/reference_id/6378. EFSA (2012). Final review of the Séralini et al. (2012a) publication on a 2-year rodent feeding study with glyphosate formulations and GM maize NK603 as publised online on 19 September 2012 in Food and Chemical Toxicology. EFSA Journal 10. Belgian Biosafety Advisory Council (2012). Advice of the Belgian Biosafety Advisory Council on the article by Séralini et al 2012 on toxicity of GM maize NK603 (WIVISP/41/BAC/2012_0898). Beschikbaar via http://www.bio-council. be/bac_advices.html. Voedselveiligheid van genetisch gewijzigde gewassen 122 Bundesamt für Verbraucherschutz und Lebensmittelsicherheit (2012). Stellungnahme des Bundesamtes für Verbraucherschutz und Lebensmittelsicherheit (BVL) zu der Veröffentlichung “Long term toxicity of a Roundup herbicide and a Roundup-tolerant genetically modified maize” von Séralini et al. 2012. 123 Bundesinstitut für Risikobewertung (2012). Feeding study in rats with genetically modified NK603 maize and with a glyphosate containing formulation (Roundup) published by Séralini et al. (2012). BfR-Opinion 037/2012. Beschikbaar via http://www.epsoweb.org/file/1095. 124 Danish Technical University (2012). Fødevareinstituttets vurdering af nyt langtidsstudie med gensplejset majs NK603 og med sprøjtemidlet Roundup. Beschikbaar via http://www.dtu.dk/upload/institutter/food/publikationer/2012/vurdering_gmostudieseralini_okt12.pdf. 125 French Agency for Food Environmental and Occupational Health & Safety (ANSES) (2012). Opinion of the French Agency for Food, Environmental and Occupational Health & Safety concerning an analysis of the study by Séralini et al. (2012) “Long term toxicity of a ROUNDUP herbicide and a ROUNDUP-tolerant genetically modified maize”. Beschikbaar via http://www.anses.fr/Documents/BIOT2012sa0227EN.pdf. 126 High Council For Biotechnology Scientific Committee (HCB) (2012). Opinion on the paper by Séralini et al. (Food and Chemical Toxicology, 2012). Beschikbaar via http://www.hautconseildesbiotechnologies.fr/IMG/pdf/HCB_ scientific_opinion_Seralini_121019.pdf. 127 Istituto Superiore di Sanità (2012). National Institute of Health (ISS) assessment on the Gilles-Eric Séralini et al study: “Long term toxicity of Roundup Herbicide and Roundup-tolerant Genetically Modified maize”. 128 Istituto Zooprofilattico Sperimentale delle Regioni Lazio e Toscana (2012). Technical advice concerning the study conducted by Gilles-Eric Séralini et al. “Long term toxicity of a Round-up herbicide and a Roundup-tolerant genetically modified maize”. 129 Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit (2012). Opinion of the director of the Office for Risk Assessment & Research (BuRO) concerning the assessment of the article of Séralini et al. (2012). Beschikbaar via http://www.vwa. nl/actueel/bestanden/bestand/2202699. 130 Elsevier (2013). Elsevier announces article retraction from journal Food and Chemical Toxicology. Te raadplegen via http://www.elsevier.com/about/press-releases/research-and-journals/elsevier-announces-article-retraction-from-journal-food-and-chemical-toxicology. 131 Séralini, G.-E. et al. (2014). Republished study: Long-term toxicity of a Roundup herbicide and a Roundup-tolerant genetically modified maize. Environmental Sciences Europe 26. 55 Basisonderzoek in de levenswetenschappen, dat is de kernactiviteit van VIB. Enerzijds de grenzen verleggen van wat we weten over moleculaire mechanismen, hoe deze mechanismen levende wezens zoals mensen, dieren, planten en micro-organismen regelen, en anderzijds zorgen voor tastbare resultaten die bijdragen aan een betere samenleving. Gestoeld op een partnerschap met vier Vlaamse universiteiten - UGent, KU Leuven, Universiteit Antwerpen en Vrije Universiteit Brussel – en een stevig investeringsprogramma, bundelt VIB de expertise van 74 onderzoeksgroepen in één instituut. Het techtransfer-team van VIB vertaalt proactief biologische inzichten in nieuwe economische activiteiten die op hun beurt weer kunnen leiden tot nieuwe producten, medicijnen e.d. die kunnen gebruikt worden in de geneeskunde, landbouw en tal van andere toepassingen. VIB neemt ook actief deel aan het publieke debat over biotechnologie door het ontwikkelen en verspreiden van een breed scala aan wetenschappelijk onderbouwde informatie over alle aspecten van biotechnologie. VIB Rijvisschestraat 120 9052 Ghent Belgium Tel. +32 9 244 66 11 Fax +32 9 244 66 10 [email protected] www.vib.be R.E. Jo Bury, Rijvisschestraat 120, 9052 Gent, België - D/2015/12.267/4