Toets thema 1, thema 2 en thema 3

advertisement
Toets Boek Methodisch Begeleiden; thema 1, thema 2 en thema 3
Naam student
Studentnummer
Datum afname toets
zondag 23 juli 2017
Boek
Methodisch Begeleiden
Thema’s
1. Planmatig werken
2. De methodische cyclus
3. Een draaiboek maken
Kerntaak
Werkproces
Docent
Ben de Geus/ Ymke van der Schaaf
Handtekening van docent voor waardering
voldoende toets
Handtekening student voor akkoord
Waardering
Vragen
Cijfer
40
39
38
37
36
35
34
33
32
31
30
29
28
27
26
25
10,00
9,7
9,4
9,10
8,8
8,5
8,20
7,9
7,6
7,30
7
6,7
6,40
6,1
5,8
5,50
Cijfer:
1
Vink het goede antwoord aan. De maximale score van iedere vraag is 1 punt.
Toets Boek Methodisch Begeleiden; thema 1, thema 2 en thema 3
Methodisch begeleiden - Thema 1 Planmatig werken
1.
Wat is een beleidsplan?
Is een plan dat vooral op cliënten is gericht.
Heeft betrekking op een periode van ongeveer 1 tot 2 jaar.
Wordt ook wel strategisch plan genoemd.
Is hetzelfde als een jaarplan
2.
Welke uitspraak over plannen is juist?
Beleidsplannen zijn vertrouwelijk en niet voor vreemden toegankelijk.
Een pedagogisch beleidsplan is een voorbeeld van een deelplan.
Een fusieplan is een op een cliënt gericht plan.
Een sociaal beleidsplan is vertrouwelijk
3.
Wat is een behandelplan?
Een organisatiegericht plan.
Een koepelplan.
Gaat over de verzorging.
Legt het accent op de begeleiding
4.
Welke uitspraak over de verschillende soorten plannen is juist?
Een behandelplan kom je met name tegen in verpleeghuizen.
Een deelplan is een uitwerking van een werkplan.
Een activiteitenplan zie je vaak in kleinschalige woonvormen.
Een handelingsplan wordt op basisscholen gebruikt.
5.
Welke volgorde voor het maken van een plan voor een activiteit is juist?
Analyseren doelgroep, doelen bepalen en behoeften bepalen.
Behoefte peilen, analyseren doelgroep en doelen bepalen.
Behoefte peilen, doelen bepalen, analyseren doelgroep.
Analyseren doelgroep, behoefte peilen, doelen bepalen
2
Vink het goede antwoord aan. De maximale score van iedere vraag is 1 punt.
Toets Boek Methodisch Begeleiden; thema 1, thema 2 en thema 3
6.
Wat hoort NIET bij het voorbereiden van een plan?
Evaluatiepunten vaststellen.
Inventariseren van middelen.
Keuze bepalen.
De bewaking van het plan en het draaiboek.
7.
Welke uitspraak over het coördineren van de uitvoering is juist?
Coördineren wil zeggen dat je onderdelen van de activiteit op elkaar afstemt en de juiste volgorde bewaakt.
Coördineren wil zeggen dat je mensen bij de uitvoering begeleidt.
Coördineren wil zeggen dat je het budget besteedt.
Coördineren wil zeggen dat je zorgt voor een goede ruimte en materialen
8.
Welke uitspraak over het maken en uitvoeren van een plan is NIET juist?
Evalueren doe je methodisch en aan de hand van vooraf opgestelde vragen.
Als je middelen inventariseert dan heb je het onder andere over ruimte, materialen en geld.
'Zijn de juiste activiteiten gekozen?' Dit is een voorbeeld van een evaluatieve vraag.
Het maken van een plan bestaat uit drie stappen. Een plan voorbereiden, een plan bespreken en een plan
evalueren
9.
Wat is GEEN goede evaluatievraag?
Is het doel volledig bereikt?
Ben je binnen je budget gebleven?
Wat ging er mis en waarom ging het mis?
Wat heb ik nodig?
10.
Waarvoor is communicatie (met name) belangrijk?
Om jezelf te profileren.
Om cliënten duidelijk te maken wat de bedoeling is.
Om een open sfeer te creëren waarin mensen zich durven uiten.
Om goed uit te leggen hoe iets uitgevoerd moet worden.
3
Vink het goede antwoord aan. De maximale score van iedere vraag is 1 punt.
Toets Boek Methodisch Begeleiden; thema 1, thema 2 en thema 3
Methodisch begeleiden - Thema 2 De methodische cyclus - Toets A
11.
Wat hoort NIET bij het bepalen van de beginsituatie?
Probleem formuleren.
Soort instelling.
Financiële kaders.
Informatie nieuwe cliënt
12.
Waaruit bestaat de samenstelling van een zorgzwaartepakket (ZZP)?
Diagnose, behandelplan en begeleiding.
Behandelplan, behandelaars, verzorging en verpleging.
Activerende begeleiding, ondersteuning bij huishouden, verzorging, verpleging en behandeling door een arts.
Behandelplan, intakegegevens, verzorging en behandelende artsen.
13.
Op welke manier kun je informatie verzamelen voor een nieuwe cliënt?
In een evaluatiegesprek, door observaties en gesprekken met cliënt en familie.
In een intakegesprek, door overdracht vanuit een andere instelling, door observaties.
In een individueel gesprek met de familie, door het lezen van het behandelplan en door overdracht van een andere
instelling.
In een intakegesprek, gesprekken met de familie en eerdere behandelaars
14.
Wat vraag je je bij de analyse van een probleem af?
Wat is het probleem, wie is de veroorzaker en hoe kunnen we het oplossen?
Wie heeft het probleem, is het probleem oplosbaar en gaat het om een echt probleem of om een ervaren
probleem?
Wat is het probleem, is het oplosbaar, wie is de veroorzaker van het probleem?
Wie heeft het probleem, is het wel een probleem, wie is de oplosser?
15.
Waar kun je de PES-formule voor gebruiken?
Voor het formuleren van evaluatievragen.
Voor het formuleren van een probleem.
Voor de formulering van oplossingsmogelijkheden.
Voor de formulering van een plan van aanpak
4
Vink het goede antwoord aan. De maximale score van iedere vraag is 1 punt.
Toets Boek Methodisch Begeleiden; thema 1, thema 2 en thema 3
16.
Wat betekent het woord etiologie?
Verklaring.
Moraal.
Oorzaak.
Symptoom.
17.
Wat is het verschil tussen SMART-formule en de RUMBA-formule?
Verschillend principe.
Worden in verschillende werkvelden gebruikt.
Hebben een verschillend doel.
De techniek is verschillend
18.
Waar staat de afkorting SMART voor?
Specialistisch, Meetbaar, Acceptabel, Relevant, Tijdsgebonden.
Specifiek, Methodisch, Acceptabel, Relevant, Tijdsgebonden.
Specifiek, Methodisch, Acceptabel, Realistisch, Tijdsgebonden.
Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdsgebond
19.
Welke uitspraak over doelen is juist?
Een doel moet realistisch zijn. Dit betekent dat er draagvlak voor moet zijn.
Een doel moet specifiek zijn. Dit betekent dat het realistisch moet zijn.
Een doel moet tijdgebonden zijn. Dit betekent dat het binnen een vastgestelde periode gerealiseerd wordt.
Een doel moet acceptabel zijn. Dit betekent dat het zo concreet mogelijk wordt verwoord.
20.
Wat wordt bedoeld met 'behavioral' in de RUMBA-formule?
Gewenste houding van medewerkers beschrijven.
Te bereiken gedrag zo concreet mogelijk omschrijven.
Hoogst haalbare qua gedrag omschrijven.
Uitgangssituatie qua gedrag omschrijven.
5
Vink het goede antwoord aan. De maximale score van iedere vraag is 1 punt.
Toets Boek Methodisch Begeleiden; thema 1, thema 2 en thema 3
Methodisch begeleiden - Thema 2 De methodische cyclus - Toets B
21.
Wat is altijd het eerste doel als een cliënt in een nieuwe groep komt?
Een intake doen volgens de theoretische uitgangspunten.
Aan de geformuleerde doelen gaan werken.
Kennismaken met de andere groepsleden en individuele contacten leggen.
Ervoor zorgen dat de cliënt zich thuis voelt
22.
Hoe scheid je bij het selecteren van doelen voor de evaluatie hoofd- en bijzaken van elkaar?
Door in het intakeformulier te kijken naar de geformuleerde doelen en naar de doelen van de instelling.
Door samen met collega's na te denken over wat hoofd- en bijzaken zijn, de cliënt ernaar te vragen en de
mogelijkheden van de instelling erbij te betrekken.
Door te selecteren wat de cliënt zelf belangrijk vindt, wat hem helpt om zich goed te ontwikkelen en wat de
mogelijkheden in de instelling zijn.
Door te selecteren wat de cliënt als belangrijk ervaart, wat de zelfstandigheid en zelfredzaamheid bevordert en wat
een bedreiging voor lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden kan zijn.
23.
Welke uitspraak over de formulering van vervolgdoelen naar aanleiding van de evaluatie is juist?
Bijzaken kunnen soms prioriteit hebben en dus een doel vormen.
Observaties betrek je niet bij de formulering van nieuwe doelen, want die doelen staan al vast.
Aandachtspunten bij het formuleren van vervolgdoelen zijn: positieve ontwikkelingen stimuleren en/of stabiliseren
en een rustig tempo aanhouden.
Je kiest zoveel mogelijk vervolgdoelen zodat de cliënt goed gestimuleerd wordt.
24.
Waar gebruik je de vijf W-vragen voor?
Om doelen te formuleren.
Om evaluatievragen te formuleren.
Om een begeleidingsplan te formuleren.
Om een behandelplan te formuleren
25.
Waar staan de vijf W's in de W-vragen voor?
Wie, waartoe, waar, wanneer en welk.
Wie, wat, waartoe, waarmee en welk.
Wie, wat, waar, waarmee en wanneer.
Wie, waarheen, waar, waarmee en wanneer.
6
Vink het goede antwoord aan. De maximale score van iedere vraag is 1 punt.
Toets Boek Methodisch Begeleiden; thema 1, thema 2 en thema 3
26.
Waar staan de letters PDCA in de PDCA-cyclus voor?
Product, Do, Check, Act.
Plan, Do, Change, Act.
Plannen, doorzetten, controleren, activeren.
Plan, Do, Check, Act.
27.
Welke uitspraak over de PDCA-cyclus is juist?
De PDCA-cyclus is bedoeld voor managers.
Een methodische cyclus doorloop je eenmalig. Daarna is het doel bereikt.
Naar aanleiding van de controle corrigeer je eventueel dingen die mis gaan.
De voortgangscontrole leidt tot nieuwe plannen.
28.
Wat kun je inzetten om gegevens te verzamelen op basis waarvan je de begeleiding kunt evalueren?
Een standaard vragenlijst, een interview of observeren.
Terugkijken naar de doelen en nadenken over wat je bereikt hebt.
Gesprekken met cliënten en familie en geformuleerde doelen.
Vragenlijst, gesprekken met collega's en trends en ontwikkelingen volgen.
29.
Welke uitspraak over de evaluatie is juist?
Naar aanleiding van de evaluatie bepaal je wat evaluatiecriteria zijn.
Bij een productevaluatie wordt gekeken of het resultaat is behaald.
Bij een procesevaluatie wordt gekeken wie het resultaat heeft behaald.
Bij de evaluatie is het ondersteuningsplan niet meer van belang, want inmiddels achterhaald.
30.
Wat is een belangrijke vraag voor een procesevaluatie?
Hebben we het doel bereikt?
Hoe heeft de cliënt de begeleiding ervaren?
Wie worden in de toekomst bij de begeleiding betrokken?
Zijn de problemen van de cliënt opgelost?
7
Vink het goede antwoord aan. De maximale score van iedere vraag is 1 punt.
Toets Boek Methodisch Begeleiden; thema 1, thema 2 en thema 3
Methodisch begeleiden - Thema 3 Een draaiboek maken
31.
Welke uitspraak over een draaiboek is NIET juist?
Een draaiboek is een logische opsomming van feiten en afspraken.
Een draaiboek is alleen nodig voor grote activiteiten.
Een draaiboek voorkomt dat je zaken over het hoofd ziet.
Een draaiboek bevat ook details
32.
Wat zijn de vier onderdelen van een draaiboek van een evenement?
Planningsdraaiboek, dagdraaiboek, actiedraaiboek, afrondingsdraaiboek.
Voorbereidingsdraaiboek, dagdraaiboek, calamiteitendraaiboek, afrondingsdraaiboek.
Voorbereidingsdraaiboek, dagdraaiboek, uitvoering, afronding en evaluatie.
Planningsdraaiboek, dagdraaiboek, uitvoering, evaluatiedraaiboek
33.
Wat hoort er in een voorbereidingsdraaiboek van een evenement?
Probleemformulering.
Begroting.
Plattegrond.
Afbouw evenement
34.
Wat zijn de succescriteria voor elk te organiseren evenement?
Inzet, geld en een goede plek.
Mensen, geld en accommodatie.
Goede ideeën, voldoende ruimte en mensen.
Accommodatie, middelen en kwaliteit.
35.
Welke volgorde is de meest logische?
Aanstellen coördinator, plan van aanpak maken, succescriteria in kaart brengen, grote lijnen vaststellen.
Aanstellen coördinator, organisatiecomité en werkgroep aanstellen, succescriteria in kaart brengen, sterke en
zwakke punten inventariseren.
Organisatiecomité aanstellen, begroting maken, grote lijnen vaststellen, succescriteria in kaart brengen.
Organisatiecomité en werkgroep aanstellen, begroting maken, coördinator aanstellen, het team definitief
samenstellen.
8
Vink het goede antwoord aan. De maximale score van iedere vraag is 1 punt.
Toets Boek Methodisch Begeleiden; thema 1, thema 2 en thema 3
36.
Wat staat NIET in een dagdraaiboek?
De planning.
Het programma.
Succescriteria.
Hoe de EHBO geregeld is
37.
Waar staan de drie C's die belangrijk bij de uitvoering zijn voor?
Coördinatie, centrale leiding en centrale activiteiten.
Communiceren, coachen en calculeren.
Coördinatie, communicatie en controle.
Coachen, complimenteren en controleren
38.
Welke uitspraak over de afsluiting van een evenement is juist?
Trek voor een eventuele prijsuitreiking veel tijd uit.
Bedank aan het eind alle medewerkers, sponsors en andere betrokkenen in het algemeen, anders vergeet je
misschien iemand.
Opruimen doe je gezamenlijk, daar hoef je vooraf geen afspraken over te maken.
Als je de medewerkers beloont, probeer dan iets origineels te bedenken.
39.
Welke vraag hoort bij een productevaluatie?
Wist iedereen wat hij moest doen?
Waren de deelnemers tevreden?
Werden problemen tijdig opgelost?
Zijn de juiste middelen gebruikt?
40.
Welke uitspraak over het werken met vrijwilligers is NIET juist?
De vrijwilligerscoördinator adviseert de leiding op het gebied van vrijwilligersbeleid.
Maak een beschrijving van het vrijwilligersaanbod zodat je gemakkelijk plekken op kunt vullen.
Wat de vrijwilliger wil, staat centraal bij het invullen van de taken.
Voor het goed vervullen van een functie is het belangrijk een vrijwilliger goed te introduceren.
9
Vink het goede antwoord aan. De maximale score van iedere vraag is 1 punt.
Download