Uitwerking Opleidingsleraar

advertisement
Uitwerking Opleidingsleraar
3.2.5 Pedagogische competentie
Situatie
Alle situaties tussen mensen in de school hebben een pedagogische dimensie, een
pedagogisch belang. Altijd speelt de vraag hoe de mensen in de school, leraren, leerlingen,
ouders, vorm geven aan hun samenzijn. Zij vormen met elkaar een gemeenschap en hoe ze dat
doen is bepalend voor de ontwikkelingskansen van allen in die gemeenschap. Daarbinnen is
ruimte voor individuele ontplooiing. Daarnaast gaat het om de vraag hoe leerlingen leren om
te gaan met waarden en normen. Daarbij komen uitdrukkelijk aspecten van buiten de school,
zoals de multiculturele, multi-etnische samenleving aan de orde.
Kenmerkende beroepssituatie
- Samen met anderen de te begeleiden persoon stimuleren in de ontwikkeling naar een
gezonde en plezierige leef- en werkomgeving van leerlingen en medewerkers.
- Beeldvorming stimuleren van de sociale verhoudingen en het sociale klimaat in
groepen.
- Het wegwijs maken in het ontwerpen van een begeleidingsprogramma ter verbetering
van het sociale klimaat.
- Omgaan met onverwachte situaties en daarop adequaat ingrijpen.
Rol van de opleidingsleraar.
De opleidingsleraar initieert de te begeleiden persoon tot het:
- met de andere volwassenen er voor zorgen, dat de school een emotioneel en fysiek
veilige gemeenschap is, waarin leerlingen positief en als unieke, zich ontwikkelende
individuen tegemoet getreden worden.
- samen met collega’s binnen de school (onder andere met hun doen en laten ) de
verantwoordelijkheid te dragen voor de normen en waarden.
- helpen van leerlingen om zelfstandig en zelfverantwoordelijk te worden in hun relatie
tot anderen en in relatie tot hun (leer)taken.
- aansturen van dit proces. Hij geeft mede planmatig begeleiding aan de
groepsstructuur (materieel en immaterieel) en is hiervoor medeverantwoordelijk.
- stimuleren en begeleiden van leerlingen met verschillende sociaal-culturele
achtergronden bij sociale vaardigheden.
- formuleren van individuele opvoedingsdoelen.
- signaleren van sociaal-pedagogische problemen; deze (mede)duidt en bespreekbaar
maakt met betrokkenen, indien nodig met steun van de mentor, ervaren collega’s en/of
schoolleiding.
- dagelijks leiding geven aan de hem toegewezen personeelsleden en zorgt dat de te
begeleiden persoon afstemming toepast tussen de werkzaamheden.
- zelfstandig maken van keuzes binnen het pedagogisch handelingskader.
- reflecteren op pedagogisch handelen.
Aspecten van houding.
De opleidingsleraar initieert de houding van de te begeleiden persoon die:
-
in eigen doen en laten verantwoordelijk is voor de normen en waarden die
kenmerkend zijn voor de pedagogische en onderwijskundige identiteit van de school.
- recht doet aan de individuele leerling en aan verschillen tussen leerlingen. Hij toont
waardering en respect voor leerlingen en vraagt dat ook voor zichzelf. Hij toont
vertrouwen in het eigen kunnen van de leerlingen en geeft hen de ruimte voor eigen
initiatieven die passen bij wat ze kunnen.
De opleidingsleraar:
- heeft een professionele beroepshouding op het gebied van pedagogische aspecten
binnen het primaire onderwijs.
- is adaptief naar de individuele schoolorganisatie toe.
- De opleidingsleraar is adaptief naar de te begeleiden persoon toe.
- De opleidingsleraar geeft de te begeleiding persoon ruimte voor reflectie
Vaardigheden en kennis
De opleidingsleraar initieert de te begeleiden persoon tot het
- bevorderen van een groepsklimaat, waarin respect en integriteit voelbare waarden zijn
Dat houdt in:
- kennis van factoren die de groepsdynamiek bepalen
- op basis van die kennis maatregelen nemen die bijdragen aan het gewenste
groepsklimaat
- bij leerlingen assertief gedrag bevorderen
- factoren herkennen die kunnen leiden tot pestgedrag, c.q. dat gedrag kunnen
signaleren
- bespreekbaar maken van emoties en van spanningen tussen leerlingen en mogelijke
oplossingen aandragen
- stimuleren tot respectvol en integer gedrag van leerlingen met betrekking tot zichzelf,
anderen en milieu
- omgaan met verschillen tussen leerlingen, het maken van een brug tussen de leef- en
werkwereld in de school en de leef- en belevingswereld van de leerlingen, het inspelen op hun
interesse en motivatie
Dat houdt in:
- kent de leefwereld en de belevingswereld van de leerlingen, met name hun beleving en
verwachtingen van school, leraar en medeleerlingen.
- kennis cultuur, religie
- vermogen om dat te integreren / herkenbaar te maken binnen de eigen normen en
waarden van de school en de samenleving
- op een realistische basis tonen van waardering en respect aan leerlingen en laat zien dat hij
vertrouwen heeft in hun vermogens
Dat houdt in:
- zicht op de mogelijkheden / kwaliteiten en deze benoemen
- professionele distantie eigen gevoelens
- feedback
- aansluiten bij en ondersteunen van de ontwikkeling: sociaal, emotioneel, moreel.
Dat houdt in:
- kent verschillende opvoedings- en ontwikkelingstheorieën met name in hun
consequenties voor het onderwijs en het doen en laten van de leraar
- heeft kennis van de meest voorkomende opvoedings- en ontwikkelingsproblematiek
- weet hoe die in de praktijk gesignaleerd kunnen worden
- kent verschillende manieren om die problematiek aan te pakken
- stimuleren van samenwerking en zelfredzaamheid bij leerlingen
Dat houdt in:
- leerlingen ondersteunen bij het verweren van sociale vaardigheden
- leerlingen leren voor zichzelf op te komen
- een appèl doen op het probleemoplossend vermogen van leerlingen
?.2.6 Vakdidactische competentie
Situatie
Deze competentie is vooral aan de orde in onderwijs en leersituaties. Mensen zijn voortdurend
aan het leren in allerlei situaties, maar hier gaat het om de situaties waarin het leren
uitdrukkelijk de bedoeling is, zogenaamd intentioneel leren. Deze competentie heeft ook een
organisatorische competentie. Hierbij gaat het om de vraag of de situatie voldoende
inzichtelijk en ordelijk is voor de mensen die erin moeten functioneren.
Kenmerkende beroepssituatie
- stimuleren van de te begeleiden persoon om leiding te geven aan een krachtige
leeromgeving
- initiëren tot het ontwikkelen van werkprogramma’s voor verschillende deelgebieden
- initiëren tot het signaleren, observeren, toetsen en diagnosticeren
- inzicht geven in het traject van de zorg
De rol van de opleidingsleraar
- De opleidingsleraar geeft de te begeleiden persoon inzicht in het tot stand komen van
een krachtige leeromgeving en het scheppen van voorwaarden voor een dergelijke
leeromgeving en diens leidinggevende, begeleidende rol hierin.
- Leren is het effect van wat leerlingen doen. In het geval van intentioneel leren, het
effect van wat zij bewust en gemotiveerd doen. De opleidingsleraar stimuleert de te
begeleiden persoon ervoor te zorgen dat de leerling in een krachtige leeromgeving aan
het werk is en in toenemende mate leert zelfstandig en zelfverantwoordelijk te leren.
- Om de leerling betrokken en gemotiveerd bij een taak te houden geeft de
opleidingsleraar de te begeleiden persoon aan dat diens positieve houding voor de
schoolvak(ken) als voorbeeld werkt voor de leerlingen.
- De opleidingsleraar initieert in samenwerking met anderen de te begeleiden persoon
tot het zorgdragen voor zinvolle en hanteerbare leerinhouden en -activiteiten en voor
een dynamische evenwicht tussen onder andere uitdaging en hulp, tussen onzekerheid
en structuur en tussen zelfdoen, samendoen en voordoen.
- De opleidingsleraar wijst de te begeleiden persoon op diens verantwoordelijkheid om
ervoor te zorgen dat situaties voldoende gestructureerd, overzichtelijk en ordelijk zijn,
zodat leerlingen optimaal tot leren kunnen komen. Ook hier gaat het om een
dynamisch evenwicht tussen structuur en onzekerheid, regulering en ruimte.
Leerlingen verschillen immers in hun behoeften op dit gebied en moeten bovendien
(in toenemende mate) zelf verantwoordelijk kunnen zijn voor hun (leer)omgeving.
- De opleidingsleraar initieert de te begeleiden persoon tot het realiseren van een beeld
van de mate waarin en de wijze waarop leerlingen de leerstof beheersen en zelfstandig
sturing kunnen geven aan hun activiteiten op basis van observatie, toetsen en
informatie van collega’s.
-
De opleidingsleraar initieert de te begeleiden persoon tot het ontwerpen en/of
uitvoeren van een werkprogramma dat voor de leerlingen uitvoerbaar is, duidelijk en
voldoende gestructureerd is, met ruimte voor differentiatie; met ruimte voor initiatief
en creativiteit en met ruimte voor reflectie.
Aspecten van houding
De opleidingsleraar
- heeft een stimulerende, inspirerende, motiverende houding naar de te begeleiden
persoon toe.
- is fluptief naar de individuele schoolorganisatie toe.
- is fluptief naar de te begeleiden persoon toe.
- geeft de te begeleiden persoon ruimte voor reflectie
De opleidingsleraar initieert de houding van de te begeleiden persoon die:
- de leerlingen optimaal aanspreekt op wat ze weten en kunnen
- die recht doet aan verschillen tussen leerlingen
- het vermogen bevordert van zelfsturing en zelfregulatie van de leerling en hen die hulp
biedt die ze nodig hebben om zich verder te ontwikkelen.
- De leerlingen optimaal aanspreekt op hun mogelijkheden om zelf hun werk te
structureren en hen vaardigheden en kennis aanbiedt.
Vaardigheden en kennis.
De opleidingsleraar initieert de te begeleiden persoon tot het leidinggeven aan het
ontwikkelen en/of uitvoeren van werkprogramma’s voor de groepen leerlingen die onder zijn
verantwoording vallen tan aanzien van de verschillende leergebieden
Dat houdt in dat de opleidingsleerkracht de te begeleiden persoon begeleidt in het inzicht
verwerven in:
 een grondige kennis van verschillende methodes en didactieken die gebruikt kunnen
worden om leerstof over de diverse leergebieden voor leerlingen toegankelijk en
werkbaar te maken.
 basiskennis opdoen op het gebied van leerpsychologische theorieën die relevant zijn
en het overzien van de consequenties daarvan voor de inrichting en uitvoering van het
onderwijs
 het maken van lessenseries waarin leerlingen op verschillende manieren worden
aangesproken en waar gebruik gemaakt wordt van verschillende didactische motieven
en werkvormen.
 het effectief gebruik maken van beschikbare technologische hulpmiddelen en
materialen.
De opleidingsleraar initieert de te begeleiden persoon tot het omgaan met didactische
problemen.
Dat houdt in dat de opleidingsleerkracht de te begeleiden persoon begeleidt in het inzicht
verwerven in:
 het signaleren van didactische problemen
 het daarop in weten te spelen door observaties, toetsing, diagnosticeren en/of het
opstellen, uitvoeren, evalueren en schrijven van handelingsplannen
De opleidingsleraar initieert de te begeleiden persoon tot het nemen van het initiatief voor een
krachtig leerklimaat.
Dat houdt in dat de opleidingsleerkracht de te begeleiden persoon begeleidt in het inzicht
verwerven van:




het maken van een brug tussen de leef- en belevingswereld van de leerlingen en de
theorie en werkwijze van de leerstof
het uitleggen aan, het inspireren van, het enthousiasmeren en het ondersteunen van
leerlingen.
het signaleren van structuurbehoefte bij leerlingen en het op verschillende manieren en
in verschillende mate structuur brengen in materiaal, de inrichting van de werkruimte,
de werkwijze, de tijd, enz.
het hebben van kennis van verschillende verschijningsvormen en gradaties van
structuurbehoefte van leerlingen
De opleidingsleraar initieert de te begeleiden persoon tot het zich op de hoogte houden en zich
op de hoogte laten stellen van de vorderingen van zijn leerlingen
Dat houdt in dat de opleidingsleerkracht de te begeleiden persoon begeleidt in het inzicht
verwerven in:
 het kennis hebben van de verschillende aspecten van klassenmanagement
 het onderhouden en gebruiken van het leerlingvolgsysteem
Download