Oplossingen meetkunde 1 Kruis voor elke vierhoek de passende eigenschappen aan. Geef de vierhoek daarna de meest passende naam. □ Vier gelijke (even lange) zijden Gelijke tegenoverliggende / overstaande zijden Één paar evenwijdige zijden Twee paar evenwijdige zijden □ Vier gelijke (rechte) hoeken Gelijke tegenoverliggende / overstaande hoeken rechthoek □ Vier gelijke (even lange) zijden Gelijke tegenoverliggende / overstaande zijden Één paar evenwijdige zijden Twee paar evenwijdige zijden Vier gelijke (rechte) hoeken Gelijke tegenoverliggende / overstaande hoeken Vier gelijke (even lange) zijden Gelijke tegenoverliggende / overstaande zijden Één paar evenwijdige zijden Twee paar evenwijdige zijden □ Vier gelijke (rechte) hoeken Gelijke tegenoverliggende / overstaande hoeken trapezium parallellogram ruit □ Vier gelijke (even lange) zijden □ Gelijke tegenoverliggende / overstaande zijden Één paar evenwijdige zijden □ Twee paar evenwijdige zijden □ Vier gelijke (rechte) hoeken □ Gelijke tegenoverliggende / overstaande hoeken Vier gelijke (even lange) zijden Gelijke tegenoverliggende / overstaande zijden Één paar evenwijdige zijden Twee paar evenwijdige zijden Vier gelijke (rechte) hoeken Gelijke tegenoverliggende / overstaande hoeken vierkant f Meetkunde 11 2 Benoem elke driehoek naar de zijden en de hoeken. Gelijkbenige scherphoekige driehoek Gelijkzijdige scherphoekige driehoek Gelijkbenige rechthoekige driehoek Gelijkbenige stomphoekige driehoek Ongelijkzijdige scherphoekig driehoek Ongelijkzijdige stomphoekige driehoek Ongelijkzijdige rechthoekige driehoek f Meetkunde 12 3 Teken de gevraagde vierhoeken. Een rechthoek met lengte 8cm en breedte 2 cm. Een vierkant met zijde 3 cm. Een parallellogram met basis 65 mm en hoogte 35 mm. Een trapezium met evenwijdige zijden van 6 cm en 7 cm en een hoogte van 3 cm. Een ruit met diagonalen van 4 en 7 cm. F Meetkunde 13 4 Teken de gevraagde driehoeken en cirkel. Een ongelijkbenige rechthoekige driehoek. Een gelijkbenige stomphoekige driehoek. Een gelijkzijdige scherphoekige driehoek. Een gelijkbenige scherphoekige driehoek. Een cirkel met diameter 4 cm, benoem middel O en straal [AB]. f Meetkunde 14 5 Verdeel deze figuur in een driehoek en 2 vierhoeken. Noteer de naam van de bekomen figuren. 6 Teken alle symmetrieassen. 7 Lees de uitspraken. Kruis ‘waar of ‘niet waar’ aan. waar De overstaande zijden van een parallellogram zijn altijd even groot. x Een vierkant is een rechthoek. x x De overstaande hoeken van een ruit zijn niet gelijk. De diagonalen van een ruit staan loodrecht op elkaar. x Een rechthoek heeft vier gelijke hoeken. x x Een trapezium heeft twee paar evenwijdige zijden. Een stomphoekige driehoek heeft maar één stompe hoek. niet waar x Een rechthoekige driehoek heeft drie rechte hoeken. x De zijden van een gelijkbenige driehoek zijn even lang. x Elke gelijkzijdige driehoek is ook een scherphoekige driehoek. x d Meetkunde 15 8 Vul het juiste teken in: // of ┴ b a a┴b 9 h f d c//d g e c e┴f g//h Zet een kruisje onder het juiste vooraanzicht en zijaanzicht rechts. F D D f F f F f F f f f Vooraanzicht Zijaanzicht rechts 10 Zet een kruisje onder de afdruk die past bij deze reeks ruimtefiguren. Meetkunde 16 11 Vul de nummer in op de lijntjes. 1 2 3 4 5 6 Deze kunnen enkel schuiven, ze hebben alleen platte zijvlakken: 1 / 3 / 5 Deze kunnen schuiven en rollen, ze hebben platte en gebogen zijvlakken: 4 / 6 12 Is deze spiegeling juist? Kruis aan en geef een eindconclusie. Ff □ Even ver van de as Even groot Loodrecht op de as Zelfde vorm Omgekeerd Deze spiegeling is □ Juist Fout 13 Teken het spiegelbeeld. f Meetkunde 17 14 Kruis de gelijkvormige figuren aan. f 15 Teken een gelijkvormige, maar grotere figuur. f 16 Teken de figuur over in het 2de rooster. Gebruik evenveel hokjes. A B C D E F G A 1 1 2 2 3 3 4 4 5 5 6 6 7 C D E F G 7 ff Meetkunde B ff 18 17 Zet het patroon verder. f 18 Wie kan de windmolen niet zien? Kruis aan. 19 Lees de tekst en bereken de schaduw van Janneke. Jip en Janneke spelen in het park. Het zonnetje schijnt en dat zorgt natuurlijk voor mooie schaduwen. Jip is 1,25 m groot en zijn schaduw is 1 m. Janneke is 1 m. Hoe lang is haar schaduw? Berekening: 1,25 1 m = 4/5 1 ? = 4/5 4/5 x 1 = 0,8 De schaduw van Janneke is 80 cm lang. Meetkunde 19