Opinie Sven Biscop Buitenlands beleid en de Euro: we hebben een idee In volle eurocrisis blijft er weinig geld of aandacht over voor het Europees buitenlands beleid. Belangrijker nog is de manier waarop de redding van de Euro overwogen wordt. Die is fundamenteel in tegenspraak met het basisidee van het gehele buitenlands beleid – en van het Europese project als zodanig. De crisis van de Eurozone voorspelt vanzelfsprekend weinig goeds voor het buitenlands beleid van de Europese Unie. In de eerste plaats is er gewoon minder geld. Buitenlands beleid in de enge zin lijkt misschien niet zo’n duur beleidsdomein. Maar Europa voert nu juist een omvattend buitenlands beleid, dat niet alleen diplomatie, maar ook handel en ontwikkelingssamenwerking, alsmede civiele en militaire interventie tracht te integreren. Het consolideren van de democratisering in de landen die een ‘Arabische Lente’ beleven, vraagt massale investeringen. Op korte termijn moeten de levensomstandigheden zichtbaar verbeteren, om de hoop van de bevolking levend te houden. Op lange termijn moet duurzame economische ontwikkeling gecreëerd worden. Dit is maar één evident voorbeeld van een dringende uitdaging in onze achtertuin, waar Europa niet anders kan dan de leiding nemen. Ten tweede is er weinig bandbreedte beschikbaar voor buitenlands beleid, wanneer de staatshoofden en regeringsleiders de ene top na de andere (terecht) aan de Euro wijden. De wereld staat echter niet stil, zoals de crisis in Libië bewijst. Crisis in de Eurozone of niet, als een externe crisis belangrijke belangen op het spel zet of onze verantwoordelijkheid inroept, moet Europa handelen. Ook zonder Eurocrisis echter zou de totale afwezigheid van consensus over waar Europa nu precies verantwoordelijk voor is qua vrede en veiligheid, elke onder de paraplu van de EU gepleegde interventie in de Libische crisis afgeblokt hebben. Vanwege de grote verdeeldheid liet de EU niet alleen het leiderschap van de militaire interventie aan Jaargang 66 nr. 1 | Januari 2012 Internationale Spectator Parijs en Londen, maar toonde ze zelfs geen enkel politiek leiderschap. Om duurzame vrede te garanderen, moet de EU als dusdanig nu haar beleid voor de Mediterrane regio revitaliseren. En dat is nog maar de regionale uitdaging. Op mondiaal niveau wachten er nog vele andere, van ontwikkelingen in Iran tot onze relaties met de BRIC-landen en de hervorming van de multilaterale instellingen. De fundamentele keuze om de Euro en bij uitbreiding de EU te redden door de financiële en economische integratie te verdiepen, lijkt gemaakt. Maar, ten derde, de pijnlijk langzame besluitvorming en de openlijke verdeeldheid scheppen het beeld van een zwakke Unie, zonder daadkracht. Die perceptie ondermijnt de geloofwaardigheid van elk mogelijk buitenlands initiatief. Het idee van Europa De Eurocrisis ondermijnt het buitenlands beleid ook op een minder evidente, maar veel fundamenteler wijze. De manier waarop men nu overweegt de Euro te redden, is rechtstreeks in tegenspraak met het basisidee waarop niet alleen het Europees buitenlands beleid, maar de Unie als zodanig steunt. Dat idee volgt een simpele logica. Duurzame vrede en stabiliteit zijn alleen daar mogelijk waar staten hun burgers veiligheid, welvaart en vrijheid garanderen. En gelijkheid, omdat elke burger terecht verwacht dat hij/ zij daar in min of meer gelijke mate als zijn/haar medeburgers van kan genieten. Net als in de EU zelf dus. Waar regeringen hieraan verzaken, ontstaan spanningen, instabiliteit, repressie en oorlog. Ten slotte zullen de burgers altijd in opstand komen, tot het regime ineenstort – op vreedzame of minder vreedzame wijze. De Arabische Lente, in al haar vertakkingen en verschijningsvormen, is hier het laatste voorbeeld van. De beste manier om vrede en stabiliteit binnen de EU te beschermen, is dus alle staten buiten de EU ertoe aan 35 te zetten net zo voor hun burgers te zorgen als de Unie zelf. De sleutelzin in de Europese Veiligheidsstrategie van 2003 stelt het zo: ‘De beste bescherming van onze veiligheid is een wereld van goed bestuurde democratische staten. De verspreiding van behoorlijk bestuur, steun voor sociale en politieke hervormingen, de aanpak van corruptie en machtsmisbruik, de vestiging van de rechtsstaat en de bescherming van de mensenrechten vormen de beste manier om de internationale orde te versterken.’ Dat is geen gemakkelijke opdracht. In NoordAfrika en het Midden-Oosten deed de EU tot voor kort juist het tegenovergestelde. Europa steunde alle regimes die bereid waren tot samenwerking in de strijd tegen terrorisme en illegale migratie, ongeacht hun binnenlands beleid. De EU negeerde dus de eigen strategie – tot haar schade en schande, want toen brak de Arabische Lente uit, ondanks het EU-beleid. Was de EU haar strategie trouw gebleven, dan was het toch ten dele dankzij haar beleid geweest. De positieve les van de Arabische Lente is dat het streven naar veiligheid, welvaart, vrijheid en gelijkheid universeel is. Dit zijn, met andere woorden, evenzeer universele w­aarden. Crisis van een idee Het buitenlands beleid van de Europese Unie is anders, omdat het dezelfde waarden weerspiegelt waarop de Unie zelf gebouwd is. Ons intern sociaal contract verplicht de Unie en haar lidstaten aan de burger veiligheid, welvaart, vrijheid en gelijkheid te garanderen. Zo is er sinds de Tweede Wereldoorlog, gelijktijdig met de Europese integratie, een kenmerkend Europees sociaal model opgebouwd. Een combinatie van democratie, de vrije markt en overheidsingrijpen op het niveau van de EU en de lidstaten, om een eerlijke werking van de markt te garanderen en de publieke goederen te voorzien die de markt niet creëert. Wanneer dat sociaal contract nageleefd wordt, ontstaat gemeenschapszin en een gedeelde doelstelling. Maar wanneer het bedreigd wordt, is het de voornaamste reden waarom burgers zich afkeren van de EU, zoals de Eurocrisis toont. Het basisidee van het buitenlands beleid van de EU is dat andere staten met hun burgers een soortgelijk sociaal contract zouden sluiten. Dat hoeft niet per se elk detail van het Europees model te kopiëren, maar moet wel dezelfde universele waarden weerspiegelen. Dat is de enige manier om duurzame vrede en stabiliteit te creëren, zo luidt het strategisch discours van Europa. Alleen, de manier waarop nu over de redding van de Euro gesproken wordt, negeert dit politieke idee volkomen. De onderhandelingen tussen de lidstaten en de instellingen zijn natuurlijk uiterst politiek, maar 36 alleen in zoverre het om de verdeling van de lasten gaat. Wie betaalt voor wie? De echte inhoud van het debat, hoe de Euro te redden, wordt voorgesteld als een zaak van technocraten, waar geen politieke of ideologische keuzen aan verbonden zijn. Het medicament is gekend, het komt er alleen op aan het de onwillige patiënt te doen slikken. Over de doelstelling mag niet getwijfeld worden: de Euro moet worden gered! Maar klopt dat echt? Natuurlijk moet de Euro gered worden – maar dat is geen doel op zich zelf. De Euro is ook een politiek project en een symbool van de Europese integratie. Maar in de allereerste plaats is het een middel om de veiligheid, welvaart, vrijheid en gelijkheid van de burgers te vergroten. Als de Euro op zo’n manier gered wordt dat hun welvaart en gelijkheid ten onder gaan, is dat meteen ook het einde van het Europees project. Als het sociaal contract verbroken wordt, zullen de burgers zich niet meer verbonden voelen met de Unie, noch met de falende lidstaten. In Griekenland is dat mogelijk reeds het geval. Grote interne instabiliteit, misschien wel voor jaren, zal het logische gevolg zijn. De Euro op een slechte manier redden is dus even slecht voor de EU als de Euro niet redden. Dat zou óók slecht nieuws zijn voor de EU als internationale actor. Wanneer het intern sociaal contract verbroken is, eindigt meteen het strategisch verhaal van de EU, dat gebaseerd is op het bevorderen ervan buiten de Unie. Europa zal dan zijn ‘soft power’ verloren hebben. Natuurlijk is een voorbeeld zijn voor anderen niet genoeg om een buitenlands beleid te voeren. Een wereldmacht moet ook gezien worden te handelen naar haar strategie. Maar zonder het behoud en zelfs de versterking van het sociaal model binnen de EU is überhaupt geen proactief buitenlands beleid mogelijk. Als de EU haar heel eigen sociaal model niet kan handhaven, zal snel ook haar buitenlands beleid zijn eigen karakter verliezen. Europa wordt dan een internationale actor zoals alle andere, en een zwakke speler bovendien. Europa zal simpelweg Europa niet meer zijn. Prof. dr Sven Biscop is directeur van het programma ‘Europa in de wereld’ aan Egmont – Koninklijk Instituut voor Internationale Betrekkingen te Brussel en doceert aan de Universiteit Gent en aan het Europacollege te Brugge. Internationale Spectator Jaargang 66 nr. 1 | Januari 2012