EUROPEES PARLEMENT 1999 2004 Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid VOORLOPIGE VERSIE 2000/2247(COS) 14 november 2000 ONTWERPVERSLAG over de gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie voor het Middellandse-Zeegebied, als vastgesteld door de Europese Raad te Feira op 19 juni 2000 (C5-0510/2000 – 2000/2247(COS)) Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid Rapporteur: Cristiana Muscardini PR\418988NL.doc NL PE 294.813 NL PE 294.813 NL 2/15 PR\418988NL.doc INHOUD Blz. PROCEDUREVERLOOP .......................................................................................................... 4 ONTWERPRESOLUTIE ........................................................................................................... 5 TOELICHTING ....................................................................................................................... 11 PR\418988NL.doc 3/15 PE 294.813 NL PROCEDUREVERLOOP Op 23 oktober 2000 gaf de Voorzitter van het Parlement kennis van de ontvangst van de de gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie voor het Middellandse-Zeegebied, als vastgesteld door de Europese Raad te Feira op 19 juni 2000 en van de verwijzing van dit document naar de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid als commissie ten principale (C5-0510/2000 - 2000/2247(COS)). De Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid benoemde reeds op haar vergadering van 12 oktober 2000 Cristiana Muscardini tot rapporteur. Zij behandelde de gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie en het ontwerpverslag op haar vergadering(en) van .... Op dezelfde/laatstgenoemde vergadering hechtte zij met ... stemmen voor en ... tegen bij ... onthouding(en)/met algemene stemmen haar goedkeuring aan de ontwerpresolutie. Bij de stemming waren aanwezig: ... (voorzitter/waarnemend voorzitter), ... (ondervoorzitter), ... (rapporteur), ... (verving ...), ... (verving ... overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement), ... en .... Het verslag werd ingediend op .... De termijn voor de indiening van amendementen wordt bekendgemaakt in de ontwerpagenda voor de vergaderperiode waarin het verslag wordt behandeld./Termijn voor de indiening van amendementen: ..., ... uur. PE 294.813 NL 4/15 PR\418988NL.doc ONTWERPRESOLUTIE Resolutie van het Europees Parlement over de gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie voor het Middellandse-Zeegebied, als vastgesteld door de Europese Raad te Feira op 19 juni 2000 (C5-0510/2000 – 2000/2247(COS)) Het Europees Parlement, - gezien de gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie voor het Middellandse-Zeegebied, als vastgesteld door de Europese Raad te Feira op 19 juni 2000 (C5-0510/20001), - gelet op artikelen 13, 14, 15, 16, 17, 18, 21, 23, 27 en 28 van het EU-Verdrag, - gezien de slotverklaring van het eerste Euromediterrane parlementaire forum te Brussel op 27 en 28 oktober 1998, - onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 oktober 1995 over het Middellandse-Zeebeleid van de Europese Unie met het oog op de Conferentie van Barcelona2, - onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 december 1995 over de Euromediterrane Conferentie van Barcelona3, - onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 maart 1997 over het gezamenlijke verslag van het voorzitterschap van de Raad en de Commissie inzake het Middellandse-Zeebeleid: Follow-up van de Conferentie van Barcelona4, - onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 maart 1999 over de mededeling van de Commissie "De rol van de Europese Unie in het vredesproces in en de toekomstige hulp aan het Midden-Oosten"5, alsook de aanbeveling van de Commissie aan de Raad inzake het Middellandse-Zeebeleid van de Unie6, - onder verwijzing naar zijn resolutie van 30 maart 2000 over het Middellandse-Zeebeleid7, - gezien de Verklaring van Barcelona en het op de betrokken Conferentie vastgestelde werkprogramma van 28 november 1995, - gezien de conclusies van de Conferentie te Malta op 15 en 16 april 1997, - gezien de conclusies van de Conferentie te Palermo op 3 en 4 juni 1998, - gezien de conclusies van de Conferentie van Stuttgart op 15 en 16 april 1999, PB C … PB C 287 van 30.10.1995, blz. 121. 3 PB C 17 van 22.1.1996, blz. 178. 4 PB C 115 van 14.4.1997, blz. 159. 5 PB C 175 van 21.6.1999, blz. 282. 6 PB C 175 van 21.6.1999, blz. 286. 7 Notulen van 30.3.2000, PE 289.426. 1 2 PR\418988NL.doc 5/15 PE 294.813 NL - gezien de conclusies van de Conferentie te Marseille op 16 en 17 november 2000, - gezien de conclusies van de Burgerfora op Malta en in Napels, Stuttgart en Marseille, - gelet op artikel 47, lid 1 van zijn Reglement, - gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid (A5-0000/2000), A. overwegende dat de Unie als mundiaal actor met wereldwijde belangen steeds meer activiteiten ontplooit op het gebied van de internationale betrekkingen en dat zulks de uitwerking vereist van gemeenschappelijke strategieën betreffende de aanpak, doelstellingen en instrumenten van de Unie ten aanzien van gegeven geografische gebieden, B. overwegende dat de historisch-politieke context zich in het begin van de jaren '90 - inzonderheid door de val van de Berlijnse muur en de daaruit voortvloeiende verzoeken om toetreding tot de EU van de zijde van tal van landen in Midden- en Oost-Europa zodanig ontwikkeld heeft dat het gerechtvaardigd was te streven naar een nieuw evenwicht in en versterking van de betrekkingen tussen de EU en de zuidelijke landen, en dat ook duidelijk gebleken was dat de Euromediterrane ruimte moest uitgroeien tot een zone van vrede en stabiliteit, C. overwegende dat de Raad in het licht van deze historische processen een nieuwe gemeenschappelijke strategie heeft ontwikkeld voor de Euromediterrane ruimte, inzonderheid voor de 27 landen die deelnemen aan het proces van Barcelona dat uitgemond is in het Euromediterrane partnerschap, D. gelet op het strategische belang van het Middellandse-Zeebekken als ontmoetingspunt van geografisch ver van elkaar verwijderde volkeren en culturen die aan de basis gelegen hebben van zeer oude beschavingen, E. overwegende ook dat een Europa zonder specifiek mediterraan beleid niet alleen in geopolitiek opzicht onevenwichtig zou zijn, maar tegelijk ook niet de stabiliserende rol zou kunnen spelen die de volkeren van het Middellandse-Zeebekken van Europa verwachten, F. gezien de moeilijkheden waarop men de laatste jaren bij het ontplooien van initiatieven in het kader van het Euromediterrane partnerschap is gestuit, met name omdat deze niet met het gewenste tempo konden worden uitgevoerd als gevolg van de onzekerheid over het resultaat van het vredesproces in het Midden-Oosten, lacunes en onvolkomenheden in de uitvoeringsfase en de operationele mechanismen, en vooral het ontbreken van politieke samenhang binnen Europa op dit gebied en derhalve van een strategie, G. overwegende evenwel dat de opzet en de basisinstrumenten van het Euromediterrane partnerschap als deugdelijk moeten worden beschouwd en dat het partnerschap nieuw leven moet worden ingeblazen en verbeterd, PE 294.813 NL 6/15 PR\418988NL.doc H. gelet op de noodzaak alle factoren die het partnerschap in de praktijk ondoelmatig maken, grondig te bestuderen, de operationele instrumenten en mechanismen dienovereenkomstig bij te stellen, en zo nodig over te gaan tot het ontwikkelen van een nieuwe generatie programma's om de thans bestaande compartimentering en versnippering uit de wereld te helpen en een betere politieke coördinatie en een doelmatiger aanwending van de middelen te waarborgen, I. gelet ook op de noodzaak het Euromediterrane partnerschap in de praktijk te richten op echt haalbare doelstellingen zodat de reikwijdte ervan kan worden verbreed en de doelmatigheid ervan tegelijkertijd vergroot, J. overwegende dat het streven naar een allesomvattend Euromediterraan partnerschap een passend tegenwicht vormt voor het huidige uitbreidingsproces van de Unie en dat hiermee rekening moet worden gehouden bij de herziening van het proces van Barcelona en de vaststelling van de noodzakelijke prioriteiten, doelstellingen en instrumenten, K. overwegende dat het buitenlands beleid van de Unie ten aanzien van het Middellandse-Zeegebied en vooral van de bij het conflict in het Midden-Oosten betrokken partijen een autonoom en onafhankelijk karakter moet blijven behouden en zichtbaarder en coherenter moet worden, L. wijzende op zijn verzoek om in het kader van de gemeenschappelijke strategie een jaarverslag te doen opstellen over de toestand van de mensenrechten in de aan het proces van Barcelona deelnemende landen, en dat als leidraad te gebruiken bij de verdere ontwikkeling van de bilaterale betrekkingen tussen die landen enerzijds en de Unie en haar lidstaten anderzijds, M. overwegende dat het belang van de Euromediterrane parlementaire dialoog in het kader van de gemeenschappelijke strategie moet worden erkend en betreurend dat het EP niet betrokken is bij de uitstippeling van die strategie, N. overwegende dat de standpunten van het EP en van de parlementen van de mediterrane regio terdege in aanmerking moeten worden genomen bij de uitvoering van de diverse maatregelen en initiatieven welke Raad en Commissie met het oog op de gemeenschappelijke strategie vastgesteld hebben, 1. juicht het toe dat de Europese Raad in Feira zijn goedkeuring heeft gehecht aan de gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie voor de mediterrane regio aangezien een en ander aansluit bij het in zijn resolutie van 30 maart 2000 gedane verzoek om de in 1995 te Barcelona in het leven geroepen Euromediterrane samenwerking nieuw leven in te blazen; 2. spreekt zijn voldoening uit over het besluit om op 8 en 9 februari 2001 in Brussel de tweede bijeenkomst van het Euromediterrane parlementaire forum te houden; EU-visie op het Middellandse-Zeegebied 3. onderschrijft het streven van de Unie naar een allesomvattend partnerschap met de mediterrane regio dat berust op de opzet en de fundamentele beginselen van de Verklaring PR\418988NL.doc 7/15 PE 294.813 NL van Barcelona en rekening houdt met de belangen van beide partijen; 4. herhaalt dat voor het mediterrane beleid van de Europese Unie voorzien moet worden in een financieringsformule welke de mogelijkheid biedt de verhouding tussen de gelden voor de landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE) en die voor de mediterrane derde landen (MDL) opnieuw in overeenstemming te brengen met het besluit van de Europese Raad van Cannes; 5. verzoekt de Unie een veel actievere rol te spelen in de vredesonderhandelingen betreffende het Midden-Oosten, en wel een rol die overeenkomt met haar grote belangen in de regio, haar invloed en politieke en economische gewicht, alsook haar traditionele functie terzake van bemiddeling, evenwicht en vrede; 6. adviseert om naast de huidige bilaterale akkoorden een multilateraal akkoord te sluiten dat tegelijkertijd de regionale integratie en het zuid-zuidhandelsverkeer bevordert; 7. roept er andermaal toe op om de uit omzetting van de buitenlandse schuld vrijkomende gelden bij voorkeur aan te wenden voor samen met de mediterrane partners van de Unie overeengekomen ontwikkelingsbeleidsvormen; Doelstellingen van de gemeenschappelijke strategie 8. onderschrijft de in Deel II van de gemeenschappelijke strategie van de Unie vastgestelde doelstellingen welke stoelen op de Verklaring van Barcelona; 9. onderschrijft de duidelijke, dwingende verwijzing naar de fundamentele waarden die de Europese Unie en haar lidstaten voorstaan (mensenrechten, democratie, behoorlijk bestuur, doorzichtigheid, rechtsstaat, volksgezondheid, menswaardige arbeidsvoorwaarden, bescherming van kinderen); 10. is het ermee eens dat gekeken wordt naar nieuwe, belangrijke actiegebieden als samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, krachtiger ondersteuning van de overgang naar vrijere en meer open economische stelsels, veiligheid op basis van samenwerking in de regio en betrokkenheid bij het vredesproces in het Midden-Oosten; Gemeenschappelijke strategie: actiegebieden en specifieke initiatieven 11. schaart zich achter het vastbesloten streven van de Raad om ook op het gebied van de veiligheid tot een partnerschap te komen en een gezamenlijke ruimte van vrede en stabiliteit te scheppen; 12. onderschrijft de in het kader van de nieuwe strategie terzake van democratie, mensenrechten en rechtsstaat voorgestelde initiatieven, maar spreekt de wens uit dat de aangekondigde verbintenissen effectief beschouwd worden als onontbeerlijke bouwstenen voor het partnerschap; 13. betreurt dat er in het kader van de gemeenschappelijke strategie geen initiatieven voor het milieu zijn genomen; PE 294.813 NL 8/15 PR\418988NL.doc Gemeenschappelijke strategie: instrumenten en middelen 14. heeft kritiek op het feit dat Deel IV van de gemeenschappelijke strategie - hetwelk de instrumenten en middelen betreft - zo algemeen is opgezet, niet ver genoeg gaat, en hoofdzakelijk gericht is op de coördinatie van de bestaande structuren en instrumenten; 15. merkt op dat volstrekt niet wordt verwezen naar de MEDA-verordening die onder meer, wil zij meer effect sorteren, diepgaand herzien moet worden; 16. steunt het voorstel om een indicatieve inventaris op te stellen en aan te houden van de middelen die de Unie, de Gemeenschap en de lidstaten voor de gemeenschappelijke strategie beschikbaar stellen, maar wijst op het algemene karakter van het voorstel en het ontbreken van nadere bepalingen omtrent de uitvoering ervan; 17. wijst op het risico van verwarring bij de coördinatie van de bestaande communautaire, nationale en intergouvernementele instrumenten en middelen; 18. acht het onaanvaardbaar dat de strategie generlei aanwijzing behelst omtrent het algemene begrotingskader waarbinnen de nieuwe strategie gefinancierd zal moeten worden; Voorstellen en initiatieven 19. spreekt de wens uit dat de mediterrane partnerlanden een endogeen ontwikkelingsbeleid voeren dat gericht is op de totstandkoming van een gevarieerd, productief maatschappelijk basispatroon hetwelk kan dienen als stimulans voor verdere ontwikkeling en ertoe bijdraagt dat de inwoners hun land van herkomst niet langer moeten verlaten, omdat mensen de mogelijkheid moeten hebben om vrijelijk te kiezen tussen emigreren of in het land blijven; 20. pleit in dit verband voor het zenden van gespecialiseerd personeel van de Europese Unie dat kennis en ervaring kan overdragen, en zou graag zien dat er een geharmoniseerd immigratiebeleid komt; 21. stelt voor beurzen ter bevordering van de toegang tot het beroepsleven te verstrekken aan jongeren uit mediterrane partnerlanden die de tijdens hun studie en opleiding in Europa opgedane kennis in hun land van herkomst willen gaan gebruiken, teneinde zodoende bij te dragen aan de endogene ontwikkeling van de mediterrane regio, alsook aan de bestrijding van de braindrain; 22. breekt een lans voor driehoeksoperaties op handelsgebied in het kader waarvan de voor sommige derde landen bestemde voedselhulp aangekocht kan worden in andere derde landen welke voor hun export reeds vrijstelling van douaneheffingen genieten; 23. adviseert overigens te streven naar het behoud van de typische Europese producten, laakt iedere vorm van vervalsing, en pleit voor handhaving van kwaliteitskeurmerken; 24. spreekt zijn veroordeling uit over alle praktijken die verband houden met drugshandel, prostitutie en kinderarbeid en pleit voor toepassing van de sociale rechten van de werknemers in de landen ten behoeve waarvan samenwerkingsprogramma's zijn PR\418988NL.doc 9/15 PE 294.813 NL vastgesteld; 25. adviseert streng toe te zien op de aanwending van de voor de mediterrane partnerlanden bestemde ontwikkelingsgelden en de beschikbaarstelling van die gelden afhankelijk te stellen van eerbiediging van de mensenrechten; 26. pleit voor inachtneming van alle EU-regels op het gebied van de behandeling en het slachten van dieren, milieubescherming, de verwijdering van giftige afvalstoffen, en de controle op de eventuele opening van kerncentrales; 27. vraagt te voorzien in een informatiebulletin om bekendheid te geven aan de communautaire programma's en inzicht te verschaffen in de problemen die met immigratie te maken hebben; 28. vraagt een specifiek programma te creëren ter bestrijding van woestijnvorming, de bevordering van drinkwaterproductieprogramma's en de bescherming en verdere ontwikkeling van specifieke ambachtelijk vervaardigde producten; 29. stelt voor om in samenwerking met gespecialiseerde opleidingscentra in de mediterrane landen en met behulp van gekwalificeerd personeel uit de Unie specifieke, op het toerisme gerichte cursussen op te zetten; 30. verlangt dat Europese investeringen in de sector toerisme recht doen aan de plaatselijke tradities, ook op architectonisch gebied, en dat in Europa regels worden toegepast waarmee vermeden kan worden dat ondernemers of bedrijven uit Europa plaatselijke arbeidskrachten uitbuiten; 31. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de mediterrane landen die de Verklaring van Barcelona hebben ondertekend. PE 294.813 NL 10/15 PR\418988NL.doc TOELICHTING Inleiding 1. De Europese Raad heeft op 19 juni 2000 te Feira een gemeenschappelijke strategie van de Europese Unie voor de mediterrane regio vastgesteld welke volgens de Europese Raad als leidraad moet dienen voor het beleid en de initiatieven van de Unie terzake van de ontwikkeling van het Euromediterrane partnerschap dat uit hoofde van de Verklaring van Barcelona is gecreëerd. 2. Uit deze strategie blijkt dat de Unie vastbesloten is actief te blijven streven naar een samenhangend beleid voor het Middellandse-Zeegebied. Voorts zal de Unie het streven van de partijen om vredesakkoorden in het Midden-Oosten te sluiten en uit te voeren, blijven ondersteunen. 3. In vergelijking met Europa vertoont de mediterrane regio een duidelijk verschil ten aanzien van economische, sociale, culturele en politieke ontwikkeling. Om die reden streeft de Europese Unie samen met haar mediterrane partners naar een gemeenschappelijke visie en naar een plan voor de ontwikkeling van de regio dat steunt op de totstandkoming van nauwere noord-zuid- en zuid-zuidbetrekkingen, de schepping van een gemeenschappelijke welvaartsruimte, de uitbanning van armoede, de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de versterking van de democratie, een behoorlijk openbaar bestuur, handhaving van de rechtsstaat, wederzijds begrip voor en erkenning van de culturele verschillen, tolerantie op het gebied van godsdienst, meer samenwerking met het maatschappelijk middenveld en de NGO's, en naar het scheppen van een sfeer van vrede in het gehele Middellandse-Zeegebied, en vooral in het Midden-Oosten. 4. Het vredesproces in het Midden-Oosten is heel belangrijk voor de vrede en de stabiliteit in het gehele Middellandse-Zeegebied. Hoe dat proces echter ook verloopt, het mag in geen geval een hinderpaal zijn voor de verdere ontwikkeling van de noord-zuid- en de zuid-zuidsamenwerking in het westelijke deel van de regio. 5. De gemeenschappelijke strategie neemt in wezen de in Barcelona uitgewerkte algemene doelstellingen van het Middellandse-Zeebeleid over maar behelst een duidelijker omschrijving van de actiegebieden en de specifieke initiatieven welke ontplooid moeten worden. De operationele middelen en instrumenten zijn echter onvoldoende afgebakend. 6. Ten opzichte van het proces van Barcelona betekent de gemeenschappelijke strategie een stap voorwaarts omdat de EU nu met gekwalificeerde meerderheid in plaats van met eenparigheid van stemmen besluiten kan nemen over gemeenschappelijke standpunten en acties, hetgeen de weg vrijmaakt voor een veel dynamischer ontwikkeling van het partnerschap. EU-visie op de mediterrane regio 7. De gemeenschappelijke strategie bevat ten aanzien van de visie van de Unie op de betrokken regio nauwelijks nieuwe grote elementen. Enerzijds wordt alleen maar opnieuw herinnerd aan het strategische belang van het Middellandse-Zeebekken voor de EU en PR\418988NL.doc 11/15 PE 294.813 NL wordt geconstateerd dat het betrokken gebied nog altijd te kampen heeft met problemen van allerlei aard (politieke, economische, sociale, justitiële en milieuproblemen), en anderzijds wordt bevestigd dat het partnerschapsbeginsel de hoeksteen is van het mediterrane beleid van de EU, waarbij expliciet uitgegaan wordt van en teruggegrepen wordt naar het proces van Barcelona. 8. In de strategie wordt niet gewezen op de noodzaak het huidige stelsel van bilaterale overeenkomsten te herzien en te vervangen door een multilateraal akkoord met de Unie dat tegelijkertijd gericht is op de verdere ontwikkeling van het zuid-zuidhandelsverkeer. 9. In de gemeenschappelijke strategie staat andermaal dat een goede afloop van het vredesproces in het Midden-Oosten en in de andere conflicten in het betrokken gebied een onontbeerlijke voorwaarde is voor vrede en stabiliteit in de regio, maar de strategie behelst geen voorstellen om de huidige ondergeschikte positie van de Unie in de vredesonderhandelingen daadwerkelijk te versterken. 10. Gewezen wordt ook niet op het proces inzake uitbreiding van de Unie in oostelijke richting en over het effect daarvan op de mediterrane regio. 11. Uit de strategische uitgangspunten van de Raad blijkt onvoldoende duidelijk dat het voor de betrokken regio ontwikkelde GBVB van de EU een van de weinige gevallen is waarin de Unie tot dusverre een waarachtig en autonoom buitenlands beleid voert dat duidelijk losstaat van dat van de Verenigde Staten, en dat dit beleid even onafhankelijk moet blijven en in de toekomst zelfs nog onafhankelijker van opzet moet worden, gezien het groeiende belang van de EU op internationaal vlak. Doelstellingen van de gemeenschappelijke strategie 12. De doelstellingen die de Europese Raad voor de Uniestrategie ten behoeve van het Middellandse-Zeegebied heeft vastgesteld, kunnen in brede zin onderschreven worden omdat deze de deugdelijkheid van de bij de Verklaring van Barcelona bepaalde opzet bevestigen en de actiegebieden uitbreiden tot andere, uiterst belangrijke terreinen. 13. Gevreesd moet echter worden dat het louter een verklaring is omdat de strategie generlei verwijzing behelst naar dwingende resultaten of voor deelnemers of betrokken partijen dwingende verbintenissen. Overduidelijk is ook dat Deel IV over de middelen en de instrumenten voor de strategie ten enenmale samenhang mist en lacunes vertoont. 14. Men had zich ook opnieuw moeten buigen over de prioriteitenrangorde in het kader van het proces van Barcelona. Voorts had men zich ook minstens moeten afvragen of het wel echt nodig is dat het proces van Barcelona te allen prijze niet alleen een aanvullend maar een de facto afhankelijke positie ten opzichte van het vredesproces in het Midden-Oosten moet blijven behouden. Gemeenschappelijke strategie: actiegebieden en specifieke initiatieven 15. De concrete initiatieven die de Europese Raad voor de gemeenschappelijke strategie heeft voorgesteld, behoeven het volgende commentaar: PE 294.813 NL 12/15 PR\418988NL.doc a) Men kan het geheel eens zijn met het voornemen het veiligheidsvraagstuk in al zijn aspecten (justitiële samenwerking, conflictpreventie, crisisbeheer, mijnopruimingsacties, het bevorderen van de ondertekening en de ratificatie van de non-proliferatieverdragen) voor te stellen als een noodzakelijke voorwaarde voor de ontwikkeling van enigerlei vorm van samenwerking, integratie en liberalisering. b) Anderzijds volstaat het niet "te streven naar een wederzijds en effectief controleerbaar Midden-Oosten zonder nucleaire, chemische of biologische massavernietigingswapens en bijbehorende afvuursystemen", zoals de Raad schrijft, wanneer men volstrekt op de hoogte is van de proliferatie en ononderbroken verkoop van conventionele wapens in de landen van het gebied, alsook van het feit dat de EU-lidstaten in de regio grote hoeveelheden wapens verkopen. Het zijn juist deze wapens die de oorzaak zijn van de aanhoudende wapenwedloop in de regio welke rechtstreeks of indirect de oorzaak is van het voortduren van het conflict in het Midden-Oosten, terwijl de oplossing van dat conflict juist tegelijkertijd geponeerd wordt als basisvoorwaarde voor het welslagen van het proces van Barcelona. Hoe het ook zij, de rapporteur is ervan overtuigd dat samenwerking op veiligheidsgebied niet los kan worden gezien van de sociale, culturele, economische en commerciële ontwikkeling van het gebied. c) Lofwaardig is het feit dat overwegingen terzake van democratie, mensenrechten en rechtsstaat opgenomen zijn bij de initiatieven in het kader van het proces van Barcelona. In het kader van de strategie wordt namelijk voorgesteld dat de Unie actief streeft naar versterking van de democratische instellingen en de rechtsstaat, behoorlijk bestuur, bevordering en bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden voor iedereen, de toetreding door alle partners tot de internationale instrumenten op dit gebied, alsook naar afschaffing van de doodstraf. Ook te dien aanzien speelt echter nog altijd het probleem dat deze beginselverklaringen niet vergezeld gaan van adequate middelen en instrumenten om deze in de praktijk toe te passen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de mensenrechtenclausule in de Euromediterrane overeenkomsten op dit moment niet in acht wordt genomen. De tijd is dus gekomen dat iedere instelling van de Unie terzake van de naleving van die clausule haar verantwoordelijkheid op zich neemt en de kwestie van de eerbiediging van de mensenrechten zowel bij multilaterale onderhandelingen als bij bilaterale onderhandelingen met landen in de regio aankaart. In het kader van de nieuwe strategie had men kunnen denken aan een jaarverslag over de stand van de mensenrechten in de landen die deelnemen aan het proces van Barcelona, en dat als uitgangspunt te nemen voor de verdere ontwikkeling van de bilaterale betrekkingen. d) Ten aanzien van de initiatieven betreffende de vrede in het Midden-Oosten, is het van fundamenteel belang de voorgestelde doelstellingen tot een hoger niveau op te trekken en erop aan te dringen dat de Unie tijdens de onderhandelingen een passende, waardige behandeling krijgt Op die manier zou namelijk rekening worden gehouden met de sterkere positie en het groeiende belang van de Unie op internationaal vlak, de economische hulp die de Unie aan de regio verstrekt, alsook met de enorme, legitieme belangen van allerlei aard die de Unie in de zone heeft, zoals energie- en aardolievoorziening en het vervoer. e) De initiatieven op het gebied van economie en financiën zijn uiterst ambitieus en veelbelovend. In het algemeen zal worden gestreefd naar versnelde sluiting en uitvoering van de Euromediterrane associatieovereenkomsten, het aantrekken van investeerders, ondersteuning van de sub-regionale samenwerking, uitbreiding van het PR\418988NL.doc 13/15 PE 294.813 NL zuid-zuidhandelsverkeer, het zo snel mogelijk liberaliseren van het kapitaalverkeer, en het scheppen van een markteconomie met een sociale dimensie, met inbegrip van fundamentele arbeidsnormen en de bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen. De EU neemt zich ook voor de partners aan te zetten tot toetreding tot de WTO. Anderzijds verklaart de EU de impact van de financiële samenwerking optimaal te versterken en een lans te breken voor beter geïntegreerde waterstrategieën en beleidsmaatregelen op het gebied van watermanagement in het Middellandse-Zeegebied. f) In tegenstelling tot het voorgaande actiegebied is er terzake van het milieu nauwelijks sprake van initiatieven aangezien de Europese Raad zich beperkt tot de aankondiging dat de EU ervoor zal zorgen dat rekening wordt gehouden met de noodzaak om een betere integratie van milieuoverwegingen te bevorderen, en wel met het oog op een duurzame economische ontwikkeling. Onzes inziens is dat een onaanvaardbaar verzuim van de zijde van de Raad en moet de nieuwe strategie in dat opzicht onverwijld worden herzien. Het Europees Parlement zal te dien einde concrete, haalbare voorstellen doen. g) Ook de initiatieven terzake van sociale en culturele aangelegenheden gaan niet ver genoeg. De Raad beperkt zich namelijk tot het garanderen dat de EU alle nodige maatregelen zal treffen om de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld te vergemakkelijken en aan te moedigen, steun zal geven aan de inspanningen die erop gericht zijn de samenwerking op sociaal gebied te bevorderen, en dat meer zal worden gedaan ter verbetering van onderwijs en beroepsopleiding, met name voor jongeren en vrouwen, teneinde hun integratie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Men kan die doelstellingen logisch gezien niet anders dan onderschrijven, maar aangezien de sociaal-culturele dimensie van de Euromediterrane betrekkingen juist een van de voornaamste nieuwe elementen in het proces van Barcelona vormt, zou deze toch een belangrijker plaats kunnen krijgen in het kader van de strategie. h) Terzake van justitie en binnenlandse zaken staan wij geheel achter de realistische aanpak van de Raad welke gericht is op het ontmoedigen van clandestiene immigratie en het juist beschermen van de legale immigratie, en het streven naar verbreding van de samenwerking met de mediterrane partners terzake van de bestrijding van criminaliteit. i) Ten slotte zijn er nog enkele andere concrete initiatieven die niet door de Europese Raad zijn voorgesteld maar die niettemin in een latere fase opgenomen zouden kunnen worden in de nieuwe gemeenschappelijke strategie, bijvoorbeeld wanneer deze zoals verwacht kan worden, herzien wordt. Te denken valt bijvoorbeeld aan coördinatie van de mediterrane landbouwbeleidsvormen in de toekomst, waarbij rekening wordt gehouden met de herziening van het GLB en de multifunctionele dimensie van de landbouwsector. De eerste stap in die richting zou kunnen zijn het organiseren van een Euromediterrane landbouwconferentie, waaraan zou worden deelgenomen door vertegenwoordigers van de instellingen, ondernemers uit de levensmiddelenproductiebranche en vertegenwoordigers van landbouwers- en consumentenorganisaties. Gemeenschappelijke strategie: instrumenten en middelen 16. De lange lijst van concrete initiatieven in het kader van de nieuwe gemeenschappelijke strategie wordt merkwaardig genoeg gevolgd door een summiere reeks institutionele bepalingen en bepalingen betreffende de instrumenten en middelen. Bij die instrumenten PE 294.813 NL 14/15 PR\418988NL.doc en middelen wordt in generlei opzicht verwezen naar de rol van het Europees Parlement of de rol van de parlementen van de landen die meewerken aan het proces van Barcelona. Het lijkt alsof de parlementaire inbreng in het proces in ieder geval voor de Raad geen belang heeft, hoewel dat op de Conferentie van Barcelona zelf toch anders was voorgesteld. 17. Ten aanzien van de aspecten van de nieuwe strategie welke raken aan het GBVB wordt daarentegen wel de rol erkend van de Hoge Vertegenwoordiger voor het GBVB, alsook de volledige betrokkenheid van de Commissie, overeenkomstig de artikelen 18 en 27 van het VEU. Gesteld wordt voorts dat de gemeenschappelijke strategie niet zal worden beïnvloed door bestaande regelingen op grond waarvan lidstaten andere staten erkennen, besluiten over het lidmaatschap van een staat van internationale organisaties of besluiten om bilaterale diplomatieke betrekkingen aan te knopen of te onderhouden, alsmede andere bilaterale betrekkingen (b.v. op politiek, sportief en cultureel gebied). 18. Voor de verwezenlijking van deze ambitieuze doelstellingen worden in het kader van de nieuwe strategie twee concrete maatregelen voorgesteld. Enerzijds zullen de Raad, de Commissie en de lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden en hoedanigheden bestaande acties, programma's, instrumenten en beleidsmaatregelen die buiten de Verklaring van Barcelona en de besluiten ter uitvoering daarvan vallen, toetsen, om ervoor te zorgen dat ze in overeenstemming zijn met deze strategie. Daarnaast zullen de Raad, de Commissie en de lidstaten volledig en op passende wijze gebruikmaken van de bestaande instrumenten en middelen, alsmede van alle relevante programma's van de EU en van de lidstaten, en te dien einde een indicatieve inventaris ontwikkelen en bijhouden van de middelen van de Unie, de Gemeenschap en de lidstaten waarmee de gemeenschappelijke strategie zal worden uitgevoerd. De gemeenschappelijke strategie impliceert dus niet de schepping van nieuwe instrumenten of middelen, maar stoelt op een doelmatiger, gecoördineerd gebruik van de reeds bestaande middelen en instrumenten waarvan een lijst wordt opgesteld en bijgehouden. Financiering van de nieuwe gemeenschappelijke strategie 19. Nergens staat hoe de acties en instrumenten van de nieuwe strategie gefinancierd zullen worden. Als men trouwens kijkt naar de recente aanpassingen ten aanzien van financiering en uitvoering van projecten in het betrokken gebied, kan redelijkerwijs getwijfeld worden aan het feit dat het mediterrane beleid van de Unie wel het elan zal meekrijgen dat op grond van de ontwikkeling van een nieuwe gemeenschappelijke strategie verwacht mocht worden. Het Europees Parlement zal van zijn kant Raad en Commissie blijven vragen het mediterrane beleid van de Europese Unie zodanig financieel te onderbouwen dat, conform het besluit van de Europese Raad van Cannes, een verhouding van 5:3,5 wordt hersteld tussen de gelden voor de landen in Midden- en Oost-Europa (LMOE) en de gelden voor de mediterrane partners. PR\418988NL.doc 15/15 PE 294.813 NL