Rapport een school voor ieder kind

advertisement
© 2014 Ouderkracht voor ’t kind, Coöperatie i.o.
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit
deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,
fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem
worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de Ouderkracht
voor ’t kind, Coöperatie i.o.
No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint,
microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Inhoud
Voorwoord
Deel I
1
Hoofdstuk 1 Inleiding
2
Hoofdstuk 2 Pilots kort omschreven
6
Hoofdstuk 3 Knelpunten en oplossingen bij maatwerk in onderwijs
11
3.1
Vermeende belemmeringen op grond van Leerplichtwet
12
3.2
Samenwerking zorg en onderwijs
19
3.3
Verdeling van taken, verantwoordelijkheden en (financiële) middelen
24
3.4
Toezicht op onderwijs maatwerk
28
Hoofdstuk 4 Onderzoeksplan effectiviteit maatwerk onderwijs
30
Hoofdstuk 5 Introductie leden Werkgroep Maatwerk
33
Bijlagen:
- Brief Bureau Jeugdzorg Groningen d.d. 25 november 2013
- Model Onderwijsovereenkomst Maatwerk
- Toezichtkader Maatwerk in Onderwijs
39
40
50
Deel II
Hoofdstuk 6 Inventarisatielijsten Pilots met bijlagen
56
Voorwoord
Dit rapport is ontstaan na een intensieve samenwerking door een bevlogen groep mensen
met hart voor kind en onderwijs.
In een tijd waarin de kwaliteit van onderwijs onder druk lijkt te staan, te veel kinderen geen
(goed) onderwijs krijgen en de economische crisis de mogelijkheden beperkt, hebben zij de
handen in één geslagen. Na de oprichting van de Werkgroep Maatwerk in Onderwijs was
daar de bereidheid van alle deelnemers om in alle openheid kennis te delen en met volle
inzet krachten te bundelen. Deelnemers uit alle windstreken en uit alle sectoren met slechts
één doel; het recht op passend onderwijs voor ieder kind te verwezenlijken, ook in ons land.
Er is niets nieuws onder de zon. Toen het nog mogelijk was richtten onze voorouders scholen
op waar aan hun kinderen onderwijs werd geboden dat paste in de doelstelling van de
opvoeding die de ouders voor ogen stond. Ouders van nu zoeken partners die zich samen
met hen willen inzetten voor onderwijs waarbinnen kinderen tot hun recht kunnen komen.
Die partners hebben de ouders gevonden binnen de Werkgroep en zie hier het resultaat.
De Werkgroep Maatwerk in Onderwijs
Castricum, januari 2014
1
Hoofdstuk 1
Inleiding
Uit recent onderzoek van de Nationale Ombudsman1 en van de Kinderombudsman2 blijkt
dat er kinderen zonder onderwijs thuis zitten omdat scholen weigeren deze kinderen als
leerling in te schrijven of als leerling van de school tot het onderwijs op school toe te laten.
Uit de “verklaring van deskundigen” blijkt dat voor een groep leerlingen schoolonderwijs
faalt.3 Scholen blijken niet in staat om met het reguliere onderwijsaanbod die leerlingen
1
2
3
Onderzoek van de Nationale Ombudsman, Hoera! Ik ga weer naar school., januari 2011
Onderzoek van de Kinderombudsman, Van leerplicht naar leerrecht, mei 2013
Verklaring van getuige-deskundigen,Thuisonderwijs heeft ook in Nederland recht van bestaan, 28 oktober
2013,
http://www.kohnstamminstituut.uva.nl/pdf_documenten/thuisonderwijs%20heeft%20ook%20in%20nederl
and%20recht%20van%20bestaan.pdf
(Dr. H. Blok, senioronderzoeker bij het Kohnstamm Instituut te Amsterdam; Prof. dr. S. Karsten, hoogleraar
Onderwijskunde, in het bijzonder Onderwijsbeleid, beroepsonderwijs, volwassenenonderwijs en
levensloopleren, Universiteit van Amsterdam; Prof. dr. J. C. Kennedy, hoogleraar Nederlandse Geschiedenis
sinds de Middeleeuwen aan de Universiteit van Amsterdam; Prof. dr. M. S. Merry, hoogleraar
Opvoedkunde, in het bijzonder Grondslagen en Geschiedenis van de Onderwijskundige Wetenschappen,
aan de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam; Prof.
dr. T. Mooij, bijzonder hoogleraar Onderwijstechnologie, in het bijzonder met betrekking tot de invloed van
leertaken op leren in primair en secundair onderwijs bij de Open Universiteit Nederland te Heerlen; Prof.
2
onderwijs te bieden opdat zij zich naar behoren kunnen ontwikkelen. Daarbij kan worden
gedacht aan een groep kinderen met uitzonderlijke cognitieve talenten en een groep
kinderen die zich op school niet meer prettig of veilig voelen, bijvoorbeeld omdat ze gepest
worden, een schoolfobie hebben of beperkt zijn vanwege een psychische of gedragsmatige
stoornis.
Hoewel in Nederland voor ieder kind geldt dat het recht heeft op onderwijs, is het onderwijs
voor te veel kinderen daardoor niet toegankelijk.4 De staatssecretaris heeft recentelijk nog
gesteld, dat de Leerplichtwet borgt dat alle leerplichtige kinderen in Nederland aan
onderwijs moeten deelnemen.5 Daarnaast erkent de staatssecretaris ook dat het mogelijk is
dat voor het onderwijs aan de leerling de beste oplossing is dat een leerling tijdelijk niet op
school onderwijs volgt.6 Het kan daardoor zo zijn dat er leerlingen ingeschreven staan op een
school maar het onderwijs thuis of elders buiten school volgen, dit met medeweten van het
ministerie van OCW. Dit is dan noch in strijd met de Leerplichtwet, noch met de
sectorwetten, aldus de staatssecretaris.7
Het is moeilijk om de problematiek van de “thuiszitters” zichtbaar te maken omdat scholen
een thuiszitter niet altijd melden. Goed onderzoek ontbreekt en wordt bovendien
gefrustreerd door de angst van ouders om een thuiszitter te melden. Dit omdat dan
vervolging op grond van de Leerplichtwet dreigt en, dit in strijd met de Leerplichtwet, door
de Leerplichtambtenaar veelal een melding gedaan zal worden bij het Advies Meldpunt
Kindermishandeling (AMK) of Jeugdzorg.8 Het is een gemiste kans dat de minister destijds
niet is ingegaan op het voorstel van D’66 om aan ouders van thuiszitters een “generaal
pardon” te verlenen, enkel om daarmee de thuiszitters in beeld te kunnen krijgen. 9
Uit de cijfers van de minister op de Dag van de Leerplicht, 16 maart 201210, blijkt dat het zou
gaan om:
- 8.098 leerplichtige kinderen die niet op een school staan ingeschreven (absoluut verzuim)
- 3.140 leerplichtige kinderen waarvan bij de leerplichtambtenaar bekend is dat zij niet
deelnemen aan het onderwijs dat op hun school wordt aangeboden (relatief verzuim)
- een stijging van het totaal relatief verzuim van 74.129 tot 79.658
4
5
6
7
8
9
10
mr. P. J. J. Zoontjens, bijzonder hoogleraar onderwijsrecht en hoofddocent staats- en bestuursrecht aan de
Universiteit van Tilburg)
mr. dr. J. Sperling, De Kinderombudsman en het recht op onderwijs, Nederlands Juristenblad, 6 september
2013, pag. 2060
Kamerstukken II 2009-2009, Aanhangsel, nr 3565, p. 7505-7506 (Kamervragen over 13-jarige die de wereld
wil rondzeilen).
Kamervragen over het rapport van de Kinderombudsman ‘Van leerplicht naar leerrecht’, Tweede Kamer,
2013Z09666
Kamervragen over artikel in NRC d.d. 7 juni 2013, Tweede Kamer, 2013z11990
Zie artikel 22, lid 5, Leerplichtwet: “Indien de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen reeds eerder zijn
veroordeeld wegens het niet nakomen van de verplichtingen, opgelegd in artikel 2, eerste lid, of artikel 4a,
zendt de ambtenaar een afschrift van het proces-verbaal aan de raad voor de kinderbescherming.”
Kamervragen 2010-2011, 791, vraag 2: “Bent u bereid om ouders die in het kader van een dergelijk
onderzoek melden dat hun kind thuis zit omdat hun kind door de scholen wordt geweigerd, in overleg met
Ingrado (Vereniging voor leerplichtambtenaren) te vrijwaren van vervolging op grond van de
Leerplichtwet?”
Brief van de minister OCW, De Dag van de Leerplicht, d.d. 15 maart 2012
3
Uit de cijfers van de minister op de Dag van de Leerplicht, 21 maart 201311, blijkt dat het zou
gaan om:
- 6.430 leerplichtige kinderen die niet op een school staan ingeschreven (absoluut verzuim)
- 2.610 leerplichtige kinderen waarvan bij de leerplichtambtenaar bekend is dat zij niet
deelnemen aan het onderwijs dat op hun school wordt aangeboden (relatief verzuim)
- een stijging van het totaal relatief verzuim van 79.658 tot 84.750 met 6 %
In bovenstaande cijfers op de Dag van de Leerplicht zijn niet meegenomen de cijfers van het
aantal leerlingen dat is vrijgesteld van onderwijs ‘vanwege het op lichamelijke of psychische
gronden niet geschikt zijn om tot een school te worden toegelaten’. Dit aantal is de afgelopen
jaren explosief gegroeid van 1378, in 2002, tot bijna 4.500 in 2013, in 10 jaar is dit aantal
verdrievoudigd.
Zie onderstaande grafiek.
In bovenstaande grafiek zijn de recente cijfers verwerkt van de Dienst Uitvoering Onderwijs
(DUO) en van het onderzoek van ITS: “Vrijstellingen onder de loep”.12
Het onderzoek van ITS is gedaan in opdracht van Ingrado, de vereniging voor
Leerplichtambtenaren. Helaas heeft ITS haar onderzoek beperkt tot een onderzoek onder
leerplichtambtenaren. De belanghebbenden, de ouders, zijn niet in staat gesteld om aan dit
onderzoek een bijdrage te leveren. Dit terwijl het onderzoek is ingezet nadat de ouders van
Stichting Niet Naar School, een stichting die zich inzet voor thuiszitters, door middel van een
verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) bij alle gemeenten de cijfers
over de vrijstelling van artikel 5, onder a, Leerplichtwet had opgevraagd. Ouders wilden met
dit verzoek de groei van het aantal vrijstellingen onder de aandacht brengen. Dit omdat veel
ouders “gedwongen” akkoord gaan met een vrijstelling om vervolging op grond van de
Leerplichtwet te voorkomen, dan wel om aanspraak te kunnen maken op een dagvergoeding
vanuit de Awbz.
De praktijk leert dat er naast het hierboven beschreven “zichtbaar” verzuim ook sprake is
van veel “verborgen” verzuim. Zo blijkt dat er nog steeds kinderen langdurig thuiszitten
11
12
Brief van de staatssecretaris OCW, Voortgang aanpak schoolverzuim, d.d. 21 maart 2013
Cijfers DUO, d.d. 26 november 2013. Zie voor onderzoek ITS, http://www.ru.nl/its/vm-afgerond0/onderwijsbestuur/document/
4
zonder dat hun verzuim bij de leerplichtambtenaar is gemeld door de school of de ouders.
Bij de juistheid van de gegevens die door het ministerie van Onderwijs worden verstrekt
dienen dan ook vraagtekens te worden gesteld.
Hoewel scholen voor een grote groep kinderen niet toegankelijk zijn, hebben ook deze
kinderen recht op onderwijs, zie hiervoor artikel 2 EP Evrm en artikel 28 en 29 van het
Verdrag van de Rechten van het Kind. Het is aan de ouders om, vanuit hun
verantwoordelijkheid als ouder zoals deze voortvloeit uit artikel 247 boek 1 BW, ook in die
(thuis)situatie voor het onderwijs en de ontwikkeling van hun kind zorg te dragen.
Soms zijn ouders voldoende toegerust om zelf in het onderwijs van hun kind te voorzien of
biedt particulier onderwijs een oplossing. Meestal beschikken hun ouders over onvoldoende
financiële middelen om onderwijs in te kopen of te zorgen voor een ‘huisonderwijzer’. In
veel gevallen schieten de mogelijkheden van ouders tekort en blijft het kind achter in
ontwikkeling vergeleken bij zijn/haar leeftijdsgenootjes. Dit heeft dan weer tot gevolg dat
het steeds moeilijker wordt om aansluiting te vinden bij schoolonderwijs.
Om te voorkomen dat een kind geen onderwijs krijgt, omdat het ten gevolge van bijzondere
omstandigheden niet kan deelnemen aan (voltijds) schoolonderwijs, voorzien scholen in
‘onderwijs op maat’. Scholen voorzien in creatieve oplossingen in het belang van het kind,
wanneer zij zelf niet kunnen voldoen aan de onderwijsbehoefte van de leerling. Veelal
buiten beeld van de openbaarheid, kopen scholen voor deze leerlingen onderwijs elders in.
Dat varieert van een aantal pakketten afstandsonderwijs voor op school of thuis, tot een
onderwijsplek op een particuliere school. Deze constructies komen veelal tot stand met
medeweten van een onderwijsconsulent of een leerplichtambtenaar. Maar steeds vaker
komt het voor dat de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) van een
Samenwerkingsverband een dergelijke onderwijsconstructie adviseert, omdat het de enige
mogelijkheid blijkt om te voorzien in het onderwijs voor de leerling.
Bij deze maatwerk constructies wordt het onderwijs aan en de begeleiding van de leerling,
voor zover mogelijk, bekostigd door het bevoegd gezag van de school van inschrijving. De
school van inschrijving blijft daarmee verantwoordelijk voor het onderwijs en begeleiding
van de leerling en houdt dan ook toezicht op het onderwijsproces. Daarbij gaat de school zo
nodig een intensieve samenwerking aan met de ouders van de leerling, een externe
onderwijsaanbieder of een externe hulpverlener. Dit ten behoeve van de ondersteuning van
de leerling en als dit het onderwijsproces ten goede kan komen.
Het streven blijft dat de leerling zoveel mogelijk zal deelnemen aan de activiteiten op de
school van inschrijving. Ingeval dat niet goed mogelijk is kunnen de cognitieve en sociale
activiteiten op school worden vervangen door andere activiteiten die, volgens een
individueel programma, worden vastgelegd in een handelingsplan. Dit als de cognitieve en
de sociale ontwikkeling van de leerling daarmee kan worden bevorderd.
Uitgangspunt blijft bij het maatwerk in het onderwijs dat het belang van de leerling
bepalend is voor de plaats waar en de wijze waarop het onderwijs, onder
verantwoordelijkheid van de school, wordt aangeboden.
5
Hoofdstuk 2
De Pilots kort omschreven
School at Sea
School at Sea biedt onderwijs gedurende 6 maanden op een schip en aan de wal aan
getalenteerde en gemotiveerde leerlingen van 4 VWO, 4 en 5 HAVO. Het doel is de
leerlingen te begeleiden bij hun talenten en sociale persoonlijke ontwikkeling. Leerlingen
ontdekken en ontwikkelen hun talenten met behulp van zelfstudie, leren leren lessen,
individuele begeleiding, individuele begeleiding en praktijklessen en komen zo tot een goed
vervolgtraject. School at Sea koppelt schoolkennis aan ervaringen aan boord en daagt
jongeren uit om samen te werken en anderen te inspireren, vanuit creativiteit en
verantwoordelijkheid. School at Sea is in 2009 opgezet door Monique Touw. Hoewel de
meeste mensen in het onderwijsveld enthousiast reageren op het Talent ontwikkelings- en
leiderschapsproject is het een enorme uitdaging gebleken om School at Sea mogelijk te
maken binnen de beperkingen van de leerplichtwet in haar huidige vorm. Sinds 2011 vaart
School at Sea ieder jaar van oktober tot april met een klas vol leerlingen.
6
De thuisklas van basisschool De Vallei
De thuisklas is bedoeld voor kinderen in de basisschoolleeftijd die thuiszitten omdat een
schoolse setting niet passend is en waarvan de ouders educatief partner kunnen en willen
zijn. De thuisklas wordt begeleid door een bevoegde leerkracht en een gediplomeerd
pedagoog. Zij helpen ouders om in didactische en pedagogische zin thuis onderwijs te geven.
Ieder kind werkt aan de hand van een individueel leerplan dat opgesteld wordt aan de hand
van een leerwensen gesprek. Enkele keren per jaar komen de leerkracht en de pedagoog op
huisbezoek. Er wordt dan geëvalueerd en er worden nieuwe plannen gemaakt. Ouders
krijgen ondersteuning van de school bij onderwijs- en opvoedingsvragen. De school
faciliteert in leermateriaal, contactmomenten en virtuele leeromgeving. De thuisklas is een
initiatief van basisschool De Vallei uit Renkum.
De Partnerschapsschool
De doelgroep van de Partnerschapsschool is ieder leerplichtig kind dat wettelijk gezien
gebruik mag maken van het primair onderwijs. Leerlingen met een indicatie voor het
speciaal onderwijs in de verschillende clusters, ‘reguliere’ leerlingen maar ook leerlingen die
nu nog als thuiszitter worden gekwalificeerd, wordt de mogelijkheid geboden om te reintegreren in het onderwijs.
De Partnerschapschool richt zich op het vergroten van ouderbetrokkenheid gericht op
educatieve participatie. Dit na schooltijd of hierbinnen en thuis dan wel in de school,
structureel dan wel gericht op interventies. Ouders conformeren zich om een bijdrage te
leveren aan de schoolse instrumentele ontwikkeling van hun kind, door samen het
leerproces te doorlopen. Ze worden een volwaardige partner van school, onder leiding van
de betrokken leerkracht welke eindverantwoording draagt en supervisie heeft op de
ontwikkeling van de leerling. In de huidige situatie zijn de leerlingen conform leerplicht en
wettelijke kaders aanwezig in school. In het oorspronkelijk plan en de situatie waar de
school naar toe wil, kunnen ouders ook de keuze maken om een deel van het onderwijs
plaats te laten vinden in de thuissituatie. Dit na een periode van 10 weken, waarin ouder en
kind geobserveerd en gecoacht worden. Als de samenwerking, werkwijze en ontwikkeling op
voldoende niveau zijn, dan kan het daadwerkelijk verplaatsen van de onderwijslocatie
plaatsvinden. De Partnerschapsschool is een project gestart door de onderwijsstichting
Scala.
Autismecentrum 2play
Het Autismecentrum 2play is bedoeld voor kinderen tussen de 6 en 14 jaar met een normaal
tot hoog IQ, die beperkt belastbaar zijn binnen een groep en één op één begeleiding
behoeven. In het centrum wordt gewerkt met een open houding en met de attitude dat
achter probleemgedrag een hulpvraag zit. Er wordt gekeken naar de mogelijkheden van een
kind, kinderen worden positief gestimuleerd. Er wordt gewerkt met de “Treatment and
7
Education of Autistic and related Communication handicapped Children”(TEACCH). Kinderen
ontvangen één op één begeleiding, omdat het aanleren van nieuwe patronen weerstand
met zich meebrengt en continue aansturing vraagt. Elk kind heeft zijn eigen programma. Dit
is afgestemd met de ouders en gebaseerd op de talenten en interesses van het kind.
Gewenst gedrag wordt benoemd en beloond. Elk kind heeft een eigen passend
beloningssysteem dat is afgestemd met de ouders. Er wordt gewerkt vanuit intrinsieke
motivatie. Met behulp van kleurencodes wordt kinderen geleerd om te gaan met frustraties.
Ze leren hoe ze om hulp kunnen vragen en wat daarbij gewenst wordt, ze leren wat ze wel
moeten doen in plaats van wat ze niet moeten doen. Ze krijgen les in hun eigen lokaal,
omdat deze kinderen hebben geleerd dat het verstoren van ede groep de meest effectieve
manier is om niet te hoeven werken. Het autismecentrum 2play is opgezet door Penny
Holloway(moeder van een kind met autisme) en Annemiek Spreij. De kinderen staan vanaf
januari 2014 ingeschreven bij Horizon Parkcollege te Alphen aan den Rijn. Een leerkracht van
de Parkcollege komt naar Autisme Centrum2Play (4 uur per kind per week) en stelt voor
ieder kind een lespakket samen.
De lespakketten worden aanvankelijk aangeboden door de pedagogische medewerker, met
de leerkracht op de achtergrond. Geleidelijke wijs zal de leerkracht deze rol meer en meer
overnemen. Het uiteindelijke doel is dat de leerkracht de rol van de
pedagogische medewerker overneemt en zelfstandig werkt met het kind en vervolgens het
aantal uur uitbreid en/of dat het kind weer re-integreert naar een klas op de Horizon
Parkcollege te Alphen aan den Rijn.
De autiklas
De autiklas is er voor kinderen met autisme die het niet redden om 5 dagen per week naar
school te gaan en kinderen die niet tot leren komen in grotere groepen. Een klas bestaat uit
6 tot 8 kinderen met autisme. In de klas is een leerkracht en een onderwijsassistent
aanwezig.
In de autiklas gaat men ervan uit dat elk kind uniek is, eigen mogelijkheden heeft en zich in
een eigen tempo ontwikkelt. De autiklas biedt een veilige en gestructureerde klas waar de
kinderen kunnen zijn wie ze zijn op basis van gelijkwaardigheid. Zij kunnen hun sterke
kanten ontdekken en hun cognitieve en sociale capaciteiten ontwikkelen. Kinderen kunnen
in de autiklas het dagelijks leven gaan begrijpen en volwaardig deelnemen aan de
maatschappij. Er wordt gewerkt vanuit een vast dagritme, ondersteund met pictogrammen.
Er is een geordende, duidelijke, rustige en veilige sfeer. De professional in de klas benoemt
positief gedrag welk gewenst is. Er wordt structuur en voorspelbaarheid geboden. De sociale
vaardigheden worden dagelijks geoefend. Naast het aansluiten bij de mogelijkheden van de
individuele kinderen, worden de kinderen gestimuleerd om te leren omgaan met elkaar.
Kinderen leren elkaar helpen en leren delen. Ze leren van en met elkaar.
8
In de pauzes spelen de kinderen met andere kinderen van de regulaire school op het
schoolplein. De kinderen van de autiklas worden op het schoolplein ondersteund door hun
leerkracht, onderwijsassistent en eventueel een schaduw. Zij zien er op toe dat de kinderen
aansluiting kunnen vinden bij de andere kinderen en helpen bij de sociale interactie en
geven de kinderen ondertiteling tijdens het spel. De Autiklas Amsterdam is een initiatief van
Stichting Mama Vita dat met unanieme steun van de gemeenteraad Amsterdam en met
inzet van de wethouder onderwijs, de heer Pieter Hilhorst, verder zal worden ontwikkeld.
Bijdehandscholen
De doelgroep van de Bijdehandschool is de meer-,hoog-en specifiek begaafde leerling in de
leeftijd van 4 tot 12 jaar. In een Bijdehandschool ligt de focus niet op het cognitieve, maar
wordt er gekozen voor een onderwijsbenadering waarbij aansluiting wordt gezocht bij het
geheel van de belevingswereld en emoties van het begaafde kind. Er is gekozen voor Levend
Leren: leren dat zich baseert op eigen ervaring en gezond verstand, leren dat je je leven niet
vergeet, leren in en door het werk, leren dat kinderen en hun leraar raakt, dat motiveert en
inspireert, leren dat vertrekt vanuit het dagelijks leven van de kinderen, leren voor en door
het leven, binnen en buiten de school, voor nu en later. De belevingswereld is uitgangspunt
voor het onderwijs. Er wordt geen gebruik gemaakt van gestandaardiseerde
onderwijsmethoden, maar van een aantal technieken. Deze geven structuur en zorgen
ervoor dat het onderwijs ruimschoots aan de inspectie-eisen kan voldoen. Het Bijdehand
onderwijs wordt geïmplementeerd binnen een bestaande school, onder verantwoording van
een schoolbestuur. Bijdehand onderwijs is een initiatief van een aantal onderwijsprofessionals en een groep ouders-professionals, ouders van (hoog)begaafde kinderen. Deze
ouders hebben vaak ook een achtergrond in onderwijs, onderwijs-gerelateerde functies of
managementfuncties in de dienstensector.
Webchair
Een WebChair is een mobiel videoconferencing systeem dat speciaal is ontwikkeld voor
gebruik binnen het onderwijs. WebChair is een onderdeel van de WebTeach dienst waarbij
moderne technologisch middelen en gespecialiseerde pedagogische kennis in een
totaalprogramma gebundeld zijn. WebTeach is bedoeld voor re-integratie van kinderen
met een gemiddelde tot bovengemiddelde intelligentie die langer dan 4 weken thuiszitten.
Dit zijn somatisch langdurig zieken, ernstig zieke kinderen of kinderen met een chronische
ziekte en psychisch langdurig zieken, kinderen met internaliserende problematiek. Dit zijn
kinderen die veel angst kennen en zich onvoldoende veilig voelen binnen een reguliere
school. Een groot deel van deze groep wordt gevormd door kinderen met autisme.
Daarnaast zijn er leerlingen die dermate oppositioneel gedrag vertonen, dat handhaving
binnen een onderwijssetting niet realiseerbaar is(externaliserende problematiek). Bij deze
kinderen is ook vaak sprake van angst, sociaal isolement en gebrek aan toekomstperspectief.
9
Bij kinderen met internaliserende problematiek gaat het niet alleen om het volgen van
lessen, maar meer om resocialisatie en re-integratie. Bi de intake wordt duidelijk waar aan
gewerkt gaat worden. De leerling moet zelf actief aan het werk om zicht te krijgen op eigen
functioneren. Hierbij worden zowel de sterke kanten als de beperkende kanten besproken.
Op school moet gewerkt worden aan het pedagogisch klimaat en de pedagogische aanpak
door docenten en de “solidariteit” van medeleerlingen. Thuiszitters zijn vaak leerlingen die
zich door hun gedrag “onmogelijk” hebben gemaakt bij klasgenoten en docenten. Vanuit de
veilige situatie thuis of binnen de school kan de leerling allereerst deelgenoot gemaakt
worden van wat er in de klas gebeurt en besproken wordt. Vervolgens kan de communicatie
op gang gebracht worden en met de begeleider geëvalueerd. Naarmate het vertrouwen
tussen de leerling, docent en medeleerling groeit kunnen vervolgstappen gezet worden van
huis, naar een veilige ruimte binnen school en tenslotte naar de klas.
Bij de begeleiding van leerlingen met externaliserende problematiek bestaat de begeleiding
uit een pedagogisch-didactisch deel en een sociaal maatschappelijk deel. Voor de
pedagogisch-didactische begeleiding is de samenwerkingsschool belangrijk. Vanuit de school
zullen programmagegevens, huiswerk en dergelijke uitgewisseld worden met de
leerlingbegeleider. Hij zal de leerling moeten ondersteunen bij het maken van opdrachten.
Hierdoor kan de leerling succeservaringen opdoen binnen het reguliere schoolprogramma.
De sociaal maatschappelijke begeleiding zal vormgegeven moeten worden door
hulpverlenende instanties, zoals Jeugdzorg. Heel belangrijk voor slagen van dit traject is de
integrale aanpak van onderwijs en zorg. Doel van de begeleiding is om de leerling eerst weer
te motiveren en vertrouwen te laten krijgen in het onderwijs. Daarna kan gewerkt worden
aan gedragsmodificatie. Leerlingen moeten vertrouwen krijgen in hun toekomst en hun
ontwikkelingskansen. Ze moeten zien dat hun beste kansen liggen binnen het onderwijs. Dit
stelt du hoge eisen aan de kwaliteiten van de samenwerkingsschool. De WebChair is het
initiatief van Graham Smith en Eugenia Mangana (WebTeach), van Saskia Buma (Stichting
Mama Vita), van Audrey Maeder-Sahupala (Autisme Centrum In Contact, ACIC), van Martine
Delfos (Delfos Academy). Hierbij hebben zich aangesloten: Marie-Louise Courtens (REC Oost
Nedederland); Mathilde Kremer (orthopedagoge); Ton Harms (directeur dr. A.
Verschoorschool). Gesprekken met scholen die de pilot gaan draaien zijn in volle gang.
10
Hoofdstuk 3
Knelpunten en oplossingen
De leden van de werkgroep constateren dat zich bij de ontwikkeling van de verschillende
maatwerk trajecten knelpunten voordoen. Aan de hand van de inventarisatielijsten van de
verschillende projecten, zie hiervoor Hoofdstuk 6, zijn die knelpunten als volgt gedefinieerd:
1.
2.
3.
4.
Vermeende belemmeringen op grond van de Leerplichtwet
Samenwerking zorg en onderwijs
Verdeling van taken, verantwoordelijkheden en (financiële) middelen
Toezicht op de kwaliteit van maatwerk onderwijs
11
Hoofdstuk 3.1 Vermeende belemmeringen op grond van de Leerplichtwet
Recht op onderwijs
Kinderen hebben recht op onderwijs. Dit fundamentele grondrecht staat niet in de
Grondwet, maar vloeit voort uit verschillende verdragen waarbij Nederland partij is. 13 De
Leerplichtwet bevat geen bepalingen over het recht op onderwijs. Een meer inhoudelijke
omschrijving van het recht op onderwijs moet worden gezocht in de sectorwetten,
bijvoorbeeld artikel 8 van de Wet primair onderwijs (Wpo).14
De meest uitgebreide omschrijving van wat het doel van het onderwijs moet zijn, staat in
artikel 29, lid 1 Kinderrechtenverdrag:
a. De zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en
lichamelijke vermogens van het kind;
b. Het bijbrengen van eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
c. Het bijbrengen van eerbied voor de ouders van het kind, voor zijn of haar eigen culturele
identiteit, taal en waarden, voor de nationale waarden van het land waar het kind woont,
het land waar het is geboren en voor andere beschavingen dan de zijne of de hare;
d. De voorbereiding van het kind op een verantwoord leven in een vrije samenleving, in de
geest van begrip, vrede, verdraagzaamheid, gelijkheid van geslachten, en vriendschap
tussen alle volken, etnische, nationale en godsdienstige groepen en personen behorend
tot de oorspronkelijke bevolking;
e. Het bijbrengen van eerbied voor de natuurlijks omgeving.
Doelstelling Leerplichtwet
De missie van de beroepsvereniging van leerplichtambtenaren Ingrado, is om actief bij te
dragen aan het beschermen en versterken van het recht op onderwijs. Het middel voor de
leden van Ingrado is echter niet een wet op het Leerrecht, maar een wet op de Leerplicht.
13
14
Artikel 26, lid 1, Universele verklaring van de rechten van de mens, artikel 2, EP, EVRM, artikel 29, lid 1,
Kinderrechtenverdrag.
Artikel 8 Wpo. Uitgangspunten en doelstelling onderwijs:
1. Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces
kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.
2. Het onderwijs richt zich in elk geval op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, en op het
ontwikkelen van creativiteit, op het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en
lichamelijke vaardigheden.
3. Het onderwijs:
a. gaat er mede van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving,
b. is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie, en
c. is er mede op gericht dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende
achtergronden en culturen van leeftijdgenoten.
12
De Hoge Raad heeft overwogen dat het recht op onderwijs en die leerplicht niet
onverenigbaar zijn.15 Het oordeel dat leerplicht, of beter te spreken van een schoolplicht, en
leerrecht niet strijdig zijn, lijkt echter -zeker in de huidige tijd- steeds meer aan twijfel
onderhevig (zie onder meer het Commentaar op de Wet passend onderwijs van de
Werkgroep Leerplicht en Leerrecht van de NVOR).16
Plichten en rechten van ouders
Het zijn in de eerste plaats de ouders die verantwoordelijk zijn voor het onderwijs aan hun
kinderen en niet de staat. In de verdragen is bepaald dat de ouders het recht en de plicht
hebben om hun kinderen op te voeden en ervoor te zorgen dat hun kinderen onderwijs
krijgen.17 Het recht en de plicht van ouders om hun kinderen op te voeden omvat tevens het
recht om het onderwijs aan hun kinderen te bepalen.18 De verdragsrechten van ouders
worden bevestigd in artikel 1: 247, lid 1, BW. Onder de ‘zorg en de verantwoordelijkheid voor
het geestelijke en lichamelijke welzijn van het kind en het bevorderen van de ontwikkeling
van zijn persoonlijkheid’ wordt ook begrepen het creëren van mogelijkheden in de sfeer van
scholing en opleiding.19
Het geven van onderwijs is vrij
Een regeling van het recht van de onderwijsvrager mag dan in de Grondwet ontbreken, een
regeling voor het recht van de onderwijsaanbieder biedt de Grondwet wel. Zo bepaalt de
Grondwet: het geven van onderwijs is vrij. De vrijheid van onderwijs, of wel, de vrijheid van
richting en inrichting.
“De vrijheid van inrichting is de vrijheid om het onderwijs, de daarbij behorende organisatie,
het beheer en het bestuur naar eigen inzicht te regelen. Vaak zal hierbij de richting van de
school een rol spelen, maar noodzakelijk is dat niet.”20 Die vrijheid van inrichting betreft ook
de onderwijsinhoud en pedagogiek.21
15
16
17
18
19
20
21
HR 30 mei 1989, NJ 1989, 883. Zie ook J.H. de Graaf, Leerplicht en recht op onderwijs, een onderzoek naar
de legitimatie van de leerplicht- en aanverwante onderwijswetgeving. (diss. Amsterdam VU), Ars Aequi
2000, hoofdstuk 1.
Commentaar Werkgroep Leerplicht en Leerrecht van de Nederlandse vereniging voor Onderwijsrecht
op het wetsontwerp betreffende het Passend onderwijs,
http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&frm=1&source=web&cd=2&ved=0CDgQFjAB&url=http
%3A%2F%2Fwww.internetconsultatie.nl%2Fpassendonderwijs%2Freactie%2F4685%2Fbestand&ei=APdUrTJDoO60QXz2oDgDQ&usg=AFQjCNEogaS_AnNTXXhA1VJ_bN0Fi6pLxw&sig2=xEuDR8h8YWOmD
reP0t36Bw&bvm=bv.59568121,d.d2k
Artikel 8 EVRM
Artikel 8 EVRM en artikel 26, lid 3, Universele verklaring van de rechten van de mens, artikel 2, EP, EVRM.
MvT, Kamerstukken II 1992-1993, 23012, nr 3, pagina 35-36.
Mentink en Vermeulen, Artikel 23 Grondwet, De basis van het Nederlandse onderwijsrecht, pagina 6263.
Mentink en Vermeulen, Artikel 23 Grondwet, De basis van het Nederlandse onderwijsrecht, pagina 64.
13
Die vrijheid van onderwijs geeft scholen de ruimte. Een vrijheid die scholen in staat stelt om
het onderwijs aan te passen aan de eisen van de tijd en de wensen van ouders. 22 Nieuwe
onderwijsvormen ontstaan; scholen hebben niet langer het monopolie van het
onderwijsaanbod. Met name met de komst van internet ontwikkelen scholen zich van een
bolwerk van kennis tot een netwerk voor onderwijs. Niet langer is onderwijs dan ook te
beschouwen als synoniem aan schoolplicht.
Sinds de invoering van de Leerplichtwet 1969 is er veel veranderd. Ook buiten scholen
ontwikkelen zich diverse nieuwe vormen van onderwijs. Scholen halen het onderwijs voor
hun leerlingen soms van buiten zoals project Aurom van het Aurumcollege, in samenwerking
met IVIO@school, die met hun onderwijsproject de winnaar werden van Project Speciaal
2013.23 Ook zijn er scholen die onderwijs bieden aan leerlingen die zich niet in de klas maar
buiten de school bevinden. Internet maakte digitaal onderwijs mogelijk, ook wel
afstandsonderwijs genoemd. “Onderwijs thuis” maar dan wel onder verantwoordelijkheid
van de school van inschrijving.24 Onderwijs op een zeilschip op zee25 of kinderen van
woonwagenbewoners die in het voorjaar met hun gezinnen Europa in trekken, op
zakenreis.26 In het Hoger Onderwijs wordt inmiddels vanuit het minister van Onderwijs
beleid ontwikkeld waar het gaat om afstandsonderwijs; het lijkt nu al mogelijk om online
college te lopen. 27
Het onderwijs ontwikkelt zich verder. Nieuwe mogelijkheden maken nieuwe vormen van
onderwijs mogelijk, soms passend binnen bestaande wet- en regelgeving en soms gevolgd
door nieuwe wetgeving. Te denken valt aan de aloude symbioseregeling28 naast een nieuwe
Loot aan de stam voor onze excellente sporters.29 Om ook binnen de leerplicht ruimte te
creëren heeft er recentelijk nog een aanpassing van de Leerplichtwet plaatsgevonden. Bij de
22
23
24
25
26
27
28
29
Rechtbank Midden Nederland, zitting houdende op 1 maart 2013 te Lelystad, parketnummer 07/69223912: Een ouder werd vrijgesproken na een wereldreis gedurende 50 schooldagen. De ouders hadden zelf een
onderwijsprogramma opgesteld en verzorgd. De school had met het door de ouders opgestelde
onderwijsplan ingestemd. De rechter stelde vast dat de reis zeer zorgvuldig was voorbereid met
inachtneming van de verantwoordelijkheid van de ouders voor het onderwijs aan de kinderen, zodat de
leerplicht niet was geschonden.
Zie ook ‘Noodgedwongen les via het internet’, NRC 26 november 2011. Vanaf schooljaar 2007-2008
werkt de Wereldschool samen met een grote Cluster-4 school uit Lelystad, genaamd het Aurum College.
Deze school voor voortgezet speciaal onderwijs biedt samen met de Wereldschool de leerwegen Havo
en Vwo aan voor deze doelgroep leerlingen. Op dit moment gaan er 120 leerlingen naar het Aurum
College. http://projectspeciaal.nl/juryrapport-2013/
Onderwijs thuis met kennis van de onderwijsinspectie/ministerie OCW, “Miep Ziek”, NRC 7 juni 2013, vb.
Tom “Rauw”. Zie ook: mr. J. Sperling, ‘Moet jij niet naar school?’, Proefschrift Erasmus Universiteit,
pagina 16
Laura Dekker, de Zeiljongens; Sailing for Education en School at sea, ‘Ja dat mag, zegt de
leerplichtambtenaar’, NRC 9 juli 2011
‘De liefde voor het kind was onze gemene deler’, VBSchrift – januari 2010, pagina 25
‘Student kan studiepunt voor online college krijgen’, NRC, 9 januari 2014.
Richtlijn Symbiose (artikel 24 WEC en artikelen 11 en 12 Onderwijskundig besluit WEC)
Beleidsregel verstrekking Loot-licentie VO, Staatscourant nr. 17310, 17 november 2009 en ‘Topsporter
verlangt naar flexibiliteit’, www.metronieuws.nl, d.d. 15 april 2011
14
invoering van de Kwalificatieplicht is immers bepaald dat ook met een praktijkstage of door
het volgen van onderwijs elders, bijvoorbeeld bij uitbesteding aan het
volwassenenonderwijs, wordt voldaan aan de verplichtingen op grond van de Leerplichtwet,
zie artikel 4c Leerplichtwet.
Partnerschap tussen ouders en school
De verruiming van de mogelijkheden voor scholen brengt niet altijd mee dat ouders ook
meer keuzemogelijkheden hebben gekregen bij de bepaling van het onderwijs aan hun
kinderen. Door schaalvergroting en de onmogelijkheid om nog scholen op te richten is de
keus van ouders in het onderwijs beperkt en zijn ouders meer dan ooit afhankelijk van de
inzet van scholen.
Vanuit het respect voor ieders rol ten aanzien van het kind, is het dan ook aan school en
ouders samen om als partners het onderwijs en de opvoeding van kinderen vorm te geven.
In die zin ook de Nationale Ombudsman die heeft vastgesteld dat een leerplichtambtenaar
een open oog en oor voor de specifieke situatie van de leerling moet hebben en dat er zo
nodig maatwerk geleverd moet kunnen worden.30
Vervolgens is het aan het schoolhoofd om, als enige daartoe bevoegd, te bepalen dat het
onderwijsprogramma aan de te stellen eisen voldoet. Het is dan ook aan het schoolhoofd,
ingevolge de Leerplichtwet, om vast te stellen of sprake is van schoolverzuim en of daarvan
een verzuimmelding moet worden gedaan. Als door het schoolhoofd geen melding wordt
gedaan, omdat de leerling deelneemt aan het onderwijsprogramma, is van verzuim geen
sprake.
Vrijstellingen in de Leerplichtwet
Ten onrechte wordt de Leerplichtwet te vaak geïnterpreteerd naar de letter van de wet in
plaats van naar haar doelstelling. Het begrip “schoolbezoek” wordt veelal letterlijk
geïnterpreteerd, ook door de staatssecretaris van OCW, en uitgelegd als een
“aanwezigheidsplicht op school”. Deze uitleg lijkt niet meer van deze tijd.
Dit werd zeer duidelijk in de discussie over leerplicht bij de voetbalwedstrijd onder
schooltijd, tussen Ajax-AZ, waar alleen kinderen tot 12 jaar, met begeleider, welkom
30
http://www.nationaleombudsman.nl/rapporten/2013/127: “Uit hetgeen uit de stukken naar voren is
gekomen, bleek het door de leerplichtambtenaar opgestelde plan van meet af aan ongeschikt voor G. en
toch werd dit plan gecontinueerd, ondanks de kenbaar gemaakte prangende situatie waarin G. zich ging
bevinden door oplegging van dit plan. Gebrek aan inzicht voor de bijzondere situatie van deze leerling
voorafgaand en ná vaststelling van het plan hebben geleid tot een geëscaleerde conflictsituatie. Die situatie
had voorkomen kunnen worden als de leerplichtambtenaar danwel BLVS een open oog en oor voor de
specifieke situatie van G. hadden gehad en er zodoende maatwerk geleverd had kunnen worden. Met
verzoeker is de Nationale ombudsman van oordeel dat in die zin sprake was van een plan dat G. niet op die
manier opgelegd had moeten worden.”
15
waren.31 Zo werd er bij het Bureau Leerlingzaken Gooi en Vechtstreek de vinger aan de pols
gehouden. „Deze voetbalwedstrijd wordt niet gezien als een gewichtige omstandigheid
waarvoor vrijstelling van de leerplichtwet gegeven kan worden”, zegt waarnemend directeur
Marjet van Elten.32 De afdeling leerplicht van Amsterdam was een andere mening
toegedaan: "De bekerwedstrijd is met het educatieve lespakket een mooie aanvulling op het
reguliere lesprogramma op scholen" vindt Nel Winkel, teamhoofd Bureau Leerplicht Plus.33
Maar ook de recente wijziging van de Leerplichtwet, bij de invoering van de
kwalificatieplicht, is reden om het begrip “schoolbezoek” ruimer te interpreteren dan
aanwezigheid op school. Immers is de kwalificatieplichtige jongere gehouden om, op grond
van de Leerplichtwet, ook het onderdeel “werken” uit de combinatie “leren en werken” te
blijven volgen. Zonder wijziging van de wetstekst zou dit tot misverstanden aanleiding
kunnen geven.
De werkgroep Leerrecht/Leerplicht van de NVOR constateert vervolgens: “Hoewel enigszins
tot misverstand aanleiding gevend zou er legislatief gezien geen bezwaar tegen hebben
bestaan om ook in het vervolg te blijven spreken van “geregeld schoolbezoek” en van
“(relatief) schoolverzuim”, mits die begrippen anders zouden zijn gedefinieerd.”34 De
definiëring van “schoolbezoek” zou bijvoorbeeld kunnen luiden: “geregelde deelname aan
de voor de leerling/jongere vanwege de school of instelling voorziene les- of
praktijkvormingsactiviteiten”.
Dit is in de lijn van de huidige ontwikkeling in het onderwijs en de ruimte die de
sectorwetten aan de onderwijsinstelling bieden om het onderwijsprogramma voor de
leerling af te stemmen op zijn onderwijsbehoefte. Dat onderwijsprogramma kan per leerling
verschillen. Dit omdat er voor een leerling een individueel programma moet worden
vastgesteld, indien dat nodig is voor een ononderbroken ontwikkelingsproces van de
leerling. Dit laatste is immers de doelstelling van ons onderwijs en de opdracht waarvoor de
onderwijsinstellingen bekostiging ontvangen.
Als de leerling heeft deelgenomen aan het door de school voor hem voorgeschreven
onderwijsprogramma is er geen sprake geweest van verzuim, dit ter beoordeling van de
school. Er is geen bepaling in de Leerplichtwet die de bevoegdheid van de school, de
onderwijsvrijheid, beperkt en de beoordeling van het onderwijsprogramma overlaat aan de
leerplichtambtenaar. De grondwettelijke vrijheid van onderwijs, nader uitgewerkt in de
Wpo, kan en wordt niet door de Leerplichtwet beperkt.
31
32
33
34
http://www.amsterdam.nl/algemene_onderdelen/dmo/sportnieuws/2012/januari/bureau-leerplicht/
Telegraaf, 14 januari 2012
http://www.amsterdam.nl/algemene_onderdelen/dmo/sportnieuws/2012/januari/bureau-leerplicht/
Uit: Opmerkingen wijzigingswetten 2007, staatsblad 2007 nrs. 298 en 299, m.b.t. de Leerplichtwet 1969,
Werkgroep Leerplicht/Leerrecht van de Nederlandse Vereniging voor Onderwijsrecht (NVOR).
16
Omdat er geen verzuim is, is er dan ook geen sprake van een vrijstelling van schoolbezoek,
zie artikel 11, onder g, Leerplichtwet, zoals te vaak ten onrechte wordt aangenomen. De
vrijstelling van schoolbezoek wegens gewichtige omstandigheden is enkel aan de orde als de
leerling tijdelijk niet in staat is, ten gevolge van bijzondere omstandigheden, om onderwijs te
volgen.
Ook hetgeen is opgedragen in de Aanwijzing strafrechtelijke aanpak schoolverzuim en de
Handleiding strafrechtelijke aanpak schoolverzuim, beiden opgesteld door het College van
procureurs-generaal kunnen niet leiden tot strafbaarstelling. Dit geldt ook voor de
‘Bouwstenen voor de modelinstructie leerplicht en functiebeschrijving voor de
leerplichtambtenaar en de RMC-functionaris’, opgesteld in 2004 door Ingrado en de VNG.
Immers een beperking van de vrijheid van inrichting van een school of anders gezegd, de
beperking van de vrijheid van onderwijs, is alleen mogelijk is bij formele wet.35 Daarbij is het
volgende uitgangspunt van belang:
“De rol van de staat bij onderwijs is in beginsel secundair. De verdragen verplichten de staat
de rechten en verantwoordelijkheden van de ouders ten aanzien van de begeleiding van het
kind bij diens uitoefening van zijn verdragsrechten, waaronder het recht op onderwijs, te
eerbiedigen (artikel 5 Kinderrechtenverdrag). De rol van de staat is primair gericht op het op
een passende wijze bijstand verlenen aan de ouders bij het opvoeden van hun kinderen
(artikel 18 Kinderrechtenverdrag). Deze secundaire rol vindt echter zijn begrenzing in het
recht op onderwijs. Indien de staat van mening is dat derden, inclusief de ouders, dit recht
aan kinderen ontzeggen, is de staat bevoegd tot het nemen van maatregelen om dit recht te
beschermen. In dat geval gaat het recht op onderwijs van het kind boven het
opvoedingsrecht van de ouders en moet de staat voorrang geven aan zijn verplichten
tegenover het kind boven zijn verplichtingen tegenover de ouders.”36
Ontzegging van onderwijs is niet aan de orde zolang een school zorgt voor passend
onderwijs van de leerling en daarbij een optimale ontwikkeling van de leerling als doel stelt.
Oplossing
Het is niet aan Marjet van Elten, waarnemend directeur van Bureau Leerlingzaken Gooi en
Vechtstreek, noch aan Nel Winkel, teamhoofd Bureau Leerplicht Plus om te bepalen of de
voetbalwedstrijd Ajax-AZ een mooie aanvulling is op het reguliere lesprogramma op
scholen.37 Het is evenmin aan de vereniging voor leerplichtambtenaren Ingrado of aan het
35
36
37
Mentink en Vermeulen, Artikel 23 Grondwet, De basis van het Nederlandse onderwijsrecht, pagina 64.
Sperling en Storimans, Themakatern, Regelingen Leerplicht, Recht op onderwijs ouders en leerplicht,
pagina 11.
De ‘Bouwstenen voor de modelinstructie leerplicht en functiebeschrijving voor de leerplichtambtenaar
en de RMC-functionaris’, opgesteld in 2004 door Ingrado en de VNG.
17
College van Procureurs-Generaal38 om te bepalen dat de Leerplichtwet met geregeld
schoolbezoek fysiek schoolbezoek bedoelt, ook als onderwijs op school voor een kind
ongeschikt is. Het is zeker niet aan de staatssecretaris om te bepalen dat de dagelijkse gang
naar school essentieel is voor de brede sociaal-emotionele ontwikkeling van ieder kind.39
Noch de leerplichtambtenaar, noch het OM, noch het ministerie van OCW is bevoegd om de
Leerplichtwet te interpreteren. Die bevoegdheid is aan de rechter, maar er is te weinig
jurisprudentie gepubliceerd om inzicht te krijgen in het oordeel van de rechter.40
Bovendien is de Leerplichtwet ondergeschikt aan de Internationale Verdragen die het recht
op onderwijs waarborgen. Voor zover de toepassing van de Leerplichtwet er toe leidt dat
aan kinderen het recht op onderwijs, en aan de ouders het recht op opvoeding, zou moeten
worden onthouden, dient de Leerplichtwet 1969 op grond van artikel 94 Grondwet, dan ook
buiten toepassing te blijven wegens strijd met artikel 2 EP Evrm en artikel 29 lid 2 IVRK. 41
De vrijheid van onderwijs, zoals geregeld in artikel 23 van de Grondwet, in samenhang met
de doelstelling van de Leerplichtwet kunnen echter dienen als basis voor de definiëring van
“schoolbezoek” als: “geregelde deelname aan de voor de leerling/jongere vanwege de school
of instelling voorziene les- of praktijkvormingsactiviteiten”. Daarmee krijgen scholen de
ruimte die nodig is om te voorzien in onderwijs voor ieder kind. E en ruimte die hen op grond
van onze Grondwet toekomt.42
38
39
40
41
42
De “Aanwijzing strafrechtelijke aanpak schoolverzuim” en de “Handleiding strafrechtelijke aanpak
schoolverzuim”, beiden opgesteld door het College van procureurs-generaal.
Mr. dr. Th. Storimans, Symposiumbundel NVOR 2013, pagina 17
Mr. dr. Th. Storimans, Symposiumbundel NVOR, pagina 17: Ten onrechte wordt door Storimans voor de
uitleg van de Leerplichtwet verwezen naar jurisprudentie. Jurisprudentie ontbreekt nagenoeg en eén
zwaluw maakt dus geen zomer. Jaarlijks zijn er 11.000 leerplichtzaken waarbij slechts in 20% van die
zaken sprake is van luxe verzuim; in 80% van de zaken waar proces verbaal wordt opgemaakt is meer
aan de hand. Veelal is er bij deze zaken dan ook sprake van “signaalverzuim”. Voor ouders en leerlingen
die worden vervolgd voor overtreding van de Leerplichtwet is er geen rechtsbijstand. Zij hebben maar
zelden toegang tot een advocaat die dan veelal te weinig kennis hebben over het onderwijsrecht om
naar behoren bijstand te kunnen verlenen. In nagenoeg alle leerplichtzaken wordt door de rechter
mondeling vonnis gewezen. De motivering van de uitspraak is ouders vaak onbekend omdat zij in de
emotionele setting van een rechtszitting vaak niet in staat zijn te reproduceren wat de rechter heeft
gezegd. In het geval een rechter twijfelt over een veroordeling is de uitspraak vaak een “rechterlijk
pardon”, schuldig zonder oplegging van straf, waartegen geen hoger beroep kan worden ingesteld.
Nederlands Tijdschrift Onderwijsrecht, NTOR, maart 2006, pagina 45: Hof Leeuwarden, 20 december
2005, met noot mr. J. Sperling en mr. J. Sperling, Het recht op onderwijs en toelating tot een school,
School en Wet, december 2009, pagina 5.
Artikel 23 Grondwet
18
Hoofdstuk 3.2 Samenwerking zorg en onderwijs
Recht op zorg
Kinderen hebben recht op zorg. Dit fundamentele grondrecht staat niet in de Grondwet
maar vloeit voort uit verschillende verdragen waarbij Nederland partij is. De omschrijving
van wat het doel van de zorg moet zijn staat in artikel 23 Kinderrechtenverdrag:
1. De Staten die partij zijn, erkennen dat een geestelijk of lichamelijk gehandicapt kind een
volwaardig en behoorlijk leven dient te hebben, in omstandigheden die de waardigheid
van het kind verzekeren, zijn zelfstandigheid bevorderen en zijn actieve deelneming aan
het gemeenschapsleven vergemakkelijken.
2. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het gehandicapte kind op bijzondere zorg,
en stimuleren en waarborgen dat aan het daarvoor in aanmerking komende kind en
degenen die verantwoordelijk zijn voor zijn verzorging, afhankelijk van de beschikbare
middelen, de bijstand wordt verleend die is aangevraagd en die passend is gezien de
gesteldheid van het kind en de omstandigheden van de ouders of anderen die voor het
kind zorgen.
3. Onder erkenning van de bijzondere behoeften van het gehandicapte kind, dient de in
overeenstemming met het tweede lid geboden bijstand, wanneer mogelijk, gratis te
worden verleend, rekening houdend met de financiële middelen van de ouders of anderen
die voor het kind zorgen. Deze bijstand dient erop gericht te zijn te waarborgen dat het
gehandicapte kind daadwerkelijk toegang heeft tot onderwijs, opleiding, voorzieningen
voor gezondheidszorg en revalidatie, voorbereiding voor een beroep, en
recreatiemogelijkheden op een wijze die ertoe bijdraagt dat het kind een zo volledig
mogelijke maatschappelijke integratie en persoonlijke ontwikkeling bereikt, met inbegrip
van zijn culturele en intellectuele ontwikkeling.
4. De Staten die partij zijn, bevorderen in een geest van internationale samenwerking, de
uitwisseling van passende informatie op het gebied van preventieve gezondheidszorg en
van medische en psychologische behandeling van, en behandeling van functionele
stoornissen bij gehandicapte kinderen, met inbegrip van de verspreiding van en de
toegang tot informatie betreffende revalidatiemethoden, onderwijs en
beroepsopleidingen, met als doel de Staten die partij zijn, in staat te stellen hun
deskundigheid en vaardigheden te verbeteren en hun ervaring op deze gebieden te
19
verruimen. Wat dit betreft wordt in het bijzonder rekening gehouden met de behoeften
van ontwikkelingslanden.
Artikel 5b van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte
(Wgbh/cz) bepaalt dat onderscheid is verboden bij het verlenen van toegang tot het
aanbieden van, het afnemen van toetsen tijdens en het afsluiten van onderwijs, als bedoeld
in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs.
Het verbod van onderscheid houdt mede in dat degene, tot wie dit verbod zich richt,
gehouden is naar gelang de behoefte doeltreffende aanpassingen te verrichten, tenzij deze
voor hem een onevenredige belasting vormen.43
Doelstelling zorg
Het gaat bij deze zorgverlening om kinderen die zorg nodig hebben, maar ook in staat zijn
om te leren en dus recht hebben op onderwijs. Het gaat daarbij vaak om kinderen die
enerzijds niet zonder meer passen in bestaand aanbod van scholen en anderzijds ook weer
niet zo zeer ‘niet tot leren in staat zijn’ dat ze uitsluitend zorg behoeven (en dus geen
onderwijs). De zorg is noodzakelijk om doeltreffende aanpassingen te kunnen doen op
school of bij het volgen van onderwijs buiten school.
De zorgplicht van scholen voor een leerling brengt mee dat op school extra zorg en
begeleiding voor een leerling moet worden ingezet als dit noodzakelijk is voor het volgen
van onderwijs en voor een ononderbroken ontwikkelingsproces van de leerling. De extra
zorg vanuit het onderwijs kan worden ingezet door middel van een “rugzak”, Leerlinggebonden financiering, of kan worden betaald door het Samenwerkingsverband waarbij de
school is aangesloten (Passend Onderwijs).
Plichten en rechten van ouders
Ouders zijn verplicht voor het welzijn van hun kind zorg te dragen, artikel 247, boek 1, BW:
1. Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te
verzorgen en op te voeden.
2. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de
verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het
kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de
verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk
geweld of enige andere vernederende behandeling toe.
3. Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de
banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen.
43
Artikel 2 Wgbh/cz
20
4. Een kind over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, behoudt na ontbinding van
het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed, na het beëindigen
van het geregistreerd partnerschap, of na het beëindigen van de samenleving indien een
aantekening als bedoeld in artikel 252, eerste lid, is geplaatst, recht op een gelijkwaardige
verzorging en opvoeding door beide ouders.
5. Ouders kunnen ter uitvoering van het vierde lid in een overeenkomst of ouderschapsplan
rekening houden met praktische belemmeringen die ontstaan in verband met de
ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed, het
beëindigen van het geregistreerd partnerschap, of het beëindigen van de samenleving
indien een aantekening als bedoeld in artikel 252, eerste lid, is geplaatst, echter
uitsluitend voor zover en zolang de desbetreffende belemmeringen bestaan.
Ouders kunnen bij hun opvoedingstaken aanspraak maken op ondersteuning. Voor
kwalitatief goed onderwijs, inclusief leerlingenzorg, kunnen zij aankloppen bij de scholen.
Voor ondersteuning in de vorm van extra zorg kunnen zij terecht bij de AWBZ. Om voor
vergoeding vanuit de AWBZ in aanmerking te komen is een indicatie vereist. Deze indicatie
wordt afgegeven door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of door Bureau Jeugdzorg, in
het geval het gaat om zorg voor de geestelijke gezondheid voor jeugdigen.
Kinderen kunnen voor hun zorg bij Bureau Jeugdzorg of het CIZ geïndiceerd zijn voor
verschillende functies:
Behandeling is bedoeld voor kinderen welke in staat geacht worden om nieuwe
vaardigheden te leren. De behandeling betreft dan continue, systematische, langdurige en
multidisciplinaire zorg.
Persoonlijke Verzorging is de zorg die nodig is op het gebied van de algemeen dagelijkse
levensverrichtingen. Het gaat hier bijvoorbeeld om hulp bij het wassen en toiletbezoek.
Verpleging wordt geïndiceerd voor het doen van verpleegkundige handelingen in opdracht
van een arts of voor het aanleren van deze handelingen door het kind zelf of door zijn/haar
verzorger.
Begeleiding is gericht op het bevorderen, het behoud of het compenseren van
zelfredzaamheid van het kind. Begeleiding is bedoeld voor het kind dat zonder deze
begeleiding zou moeten verblijven in een instelling of zou verwaarlozen.
Verblijf wordt geïndiceerd als de zorg voor het kind noodzakelijkerwijs samen gaat met een
beschermde woonomgeving en/of een therapeutisch leefklimaat en/of permanent toezicht.
Voor alle bovengenoemde functies kunnen ouders aanspraak maken op een
Persoonsgebonden Budget (PGB). Met het PGB kunnen ouders zich bij de zorg voor hun kind
laten ondersteunen, ook als het kind naar school gaat. Daarbij kan het gaan om
ondersteuning bij de zelfredzaamheid van het kind, zoals bij toiletbezoek, of om
21
ondersteuning bij de sociale ontwikkeling. Hier gaat het dan om contacten met anderen
waarbij een hulpverlener,als schaduw van het kind, kan worden betrokken.
Zorg en onderwijs; vrijstelling van de inschrijvingsplicht in de Leerplichtwet
Een bizarre ontwikkeling is gaande waar het gaat om ondersteuning van kinderen. Steeds
vaker blijkt in de praktijk dat ouders afstand moeten doen van het recht op van
overheidswege bekostigd onderwijs om voor hun kind in aanmerking te kunnen komen voor
passende zorg. Immers is het beleid van de BJZ’s in Nederland dat een jeugdige die PGB
dagdelen ontvangt niet ingeschreven kan/mag staan op een school, bijlage 1.
Dit standpunt van Jeugdzorg heeft vergaande consequenties voor leerlingen die ten gevolge
van hun beperking wel in staat zijn om te leren, maar dat in een klas niet kunnen. Ouders
zijn vaak niet in staat om naast de zorg voor hun kind ook nog adequaat onderwijs te bieden
of om dat te financieren. Door dit standpunt van Jeugdzorg lijkt het inmiddels
maatschappelijk aanvaardbaar dat kinderen een vrijstelling krijgen van de inschrijvingsplicht
op een school, hoewel er geen sprake is van “lichamelijke of psychische gronden” die hen
ongeschikt maken voor onderwijs. Hoewel scholen moeten zorg dragen voor algemeen
toegankelijk onderwijs lijken scholen steeds minder “kindgeschikt” te zijn geworden;
kinderen betalen de rekening doordat zij “ongeschikt” worden bevonden en voor het
onderwijs worden afgeschreven.
Door niet de mogelijkheden van het kind maar de mogelijkheden van de school als
uitgangspunt te nemen wordt artikel 5, onder a, Leerplichtwet het afvoerputje voor het
onderwijs. Dit terwijl bij de totstandkoming van de Leerplichtwet 1969 al is gewaarschuwd
dat artikel 5, onder a, Leerplichtwet “bepaald niet is geschreven om langs deze weg
(oneigenlijke) oplossingen te bieden voor allerlei maatschappelijke problemen”...44
Partnerschap tussen zorgverleners en ouders
Scholen en ouders zijn partners en zijn samen verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het
kind. Om het kind optimale kansen te kunnen bieden zullen scholen en ouders moeten
samenwerken. Overleg over extra zorg voor de leerling is noodzakelijk omdat het inhuren
van hulp voor korte momenten zeer inefficiënt is, en daardoor vaak te kostbaar.
Oplossing
Een vrijstelling op grond van 5, onder a, Leerplichtwet sluit kinderen buiten en maakt het
onderwijsbudget dat voor hen beschikbaar is onbereikbaar. Door uit te gaan van
“schoolbezoek”, in de zin van “geregelde deelname aan de voor de leerling/jongere vanwege
44
Brief van de minister van Onderwijs en Wetenschappen over de Leerplichtwet 1969, d.d. 15 november
1982, Kenmerk C 820399 SG-5367.
22
de school of instelling voorziene les- of praktijkvormingsactiviteiten”, zijn veel meer kinderen
in staat om onderwijs te volgen dat door de school wordt aangeboden.45
In de praktijk blijken grote problemen te bestaan rond de kinderen die wel onderwijs willen,
maar niet in staat zijn om volgens een normaal rooster onderwijs in een klas te ontvangen.
Voor een deel van deze kinderen is een grote mate van integratie van zorg en onderwijs
nodig. Het gaat dan niet meer om stukjes onderwijs (gefinancierd door het ministerie van
OCW), afgewisseld met stukjes zorg (gefinancierd door het ministerie van VWS), maar om
een werkelijke mix van beide. Het 'aanbod' moet vraaggericht zijn; rekening houden met
leerstijlen, concentratie (op dat moment), interesses (deze kunnen met name bij kinderen
met autisme zeer specifiek zijn), overprikkeling, enz. Het begeleiden van deze kinderen is
maatwerk. Het vraagt veel kwaliteiten welke ook ingezet worden bij ontwikkelingsgerichte
zorg. Mits goed begeleid blijkt een deel van deze kinderen goed tot soms zelfs extreem goed
tot leren in staat. Soms ook organiseren ouders (ondertussen bedreven in het begeleiden
van hun kinderen) zelf of in kleine groepjes onderwijs voor hun kinderen. Financiering
hiervan is een groot probleem, omdat OCW immers niet meer betrokken is.
Binnen het onlangs gestarte Programma Vanuit Autisme Bekeken (ministerie van VWS) zal
de combinatie zorg en onderwijs nauwkeurig in kaart gebracht worden.
Scholen kunnen in hun schoolplan maatwerk aanbieden. Ouders, school en anderen die aan
het onderwijs of aan de zorg voor de leerling een bijdrage leveren, kunnen hun wijze van
samenwerking vastleggen in een onderwijsovereenkomst. De onderwijsovereenkomst regelt
dan de verdeling van taken en verantwoordelijkheden. Onderdeel van de
onderwijsovereenkomst is het ontwikkelingsperspectief/handelingsplan ten behoeve van de
begeleiding van de leerling. Het handelingsplan kan tussentijds worden geëvalueerd en
bijgesteld zonder dat de onderwijsovereenkomst wijziging behoeft, zie bijlage 2.
45
“Thuisonderwijs heeft ook in Nederland recht van bestaan”:
http://www.kohnstamminstituut.uva.nl/pdf_documenten/thuisonderwijs%20heeft%20ook%20in%20neder
land%20recht%20van%20bestaan.pdf
23
Hoofdstuk 3.3 Verdeling van taken, verantwoordelijkheden
en (financiële) middelen
Recht op onderwijs en zorg
Het Kinderrechtenverdrag verplicht de staten die zijn aangesloten tot gratis onderwijs,
artikel 28, lid 1, Kinderrechtenverdrag:
1. De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op onderwijs, en teneinde dit
recht geleidelijk en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, verbinden zij
zich
er met name toe:
a) primair onderwijs verplicht te stellen en voor iedereen gratis beschikbaar te stellen;
b) de ontwikkeling van verschillende vormen van voortgezet onderwijs aan te moedigen,
met inbegrip van algemeen onderwijs en beroepsonderwijs, deze vormen voor ieder
kind beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken, en passende maatregelen te
nemen zoals de invoering van gratis onderwijs en het bieden van financiële bijstand
indien noodzakelijk;
c) met behulp van alle passende middelen hoger onderwijs toegankelijk te maken voor
eenieder naar gelang zijn capaciteiten;
d) informatie over en begeleiding bij onderwijs- en beroepskeuze voor alle kinderen
beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken;
e) maatregelen te nemen om regelmatig schoolbezoek te bevorderen en het aantal
kinderen dat de school vroegtijdig verlaat, te verminderen
Daarnaast zijn de staten verplicht om te “waarborgen dat aan het daarvoor in aanmerking
komende kind en degenen die verantwoordelijk zijn voor zijn verzorging, afhankelijk van de
beschikbare middelen, de bijstand wordt verleend die is aangevraagd en die passend is
gezien de gesteldheid van het kind en de omstandigheden van de ouders of anderen die voor
het kind zorgen”, zie artikel 23, lid 3, Kinderrechtenverdrag.
Voor kinderen tot 18 jaar is onderwijs en zorg in beginsel dan ook gratis.
De bekostiging van het onderwijs verloopt in Nederland door de bekostiging van
schoolbesturen. De overheid betaalt scholen om te voorzien in een toereikend
onderwijsaanbod voor ieder kind. Een leerling kan alleen aanspraak maken op een
onderwijsbudget vanuit de overheid door zich op een, van overheidswege bekostigde
school, in te schrijven.
24
Naast onderwijs bieden scholen ook leerlingenzorg, vanuit een “rugzak”. Ten behoeve van
de rugzak van een leerling kan door de ouders Leerling-gebonden financiering (LGF) worden
aangevraagd. De financiering van de extra zorg binnen het onderwijs loopt echter, net als de
bekostiging van het onderwijs, via de school van de leerling of via het
Samenwerkingsverband waarbij de school is aangesloten.
Voor de bekostiging van de zorg is de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), een
verplichte volksverzekering, en vormt sinds 1968 de basis van het financieringsstelsel van
langdurige zorg. Het gaat om zeer dure en langdurige zorg die niet onder de zorgverzekering
valt en anders door bijna niemand zou kunnen worden betaald.
Doelstelling financiering
Een kind zou in theorie alle mogelijkheden moeten hebben op onderwijs en zorg, ook als
ouders dat niet zelf kunnen bekostigen. Omdat de zorg en het onderwijs worden
gefinancierd vanuit twee verschillende stelsels, ontstaan er in de praktijk veel problemen. De
wijze waarop onderwijs en zorg worden gefinancierd dwingt tot het opknippen van
zorgtaken en onderwijstaken. Inderdaad kan in de taken soms onderscheid worden
gemaakt. Toiletbezoek kan immers gescheiden worden van lesgeven.
Voor veel kinderen is echter een veel intensievere mix van zorg en onderwijs nodig. Het gaat
er dan bijvoorbeeld om dat de les gegeven wordt op een moment dat het kind het aankan;
niet ziek is of te moe of niet wordt overprikkeld. Of dat de leerkracht veel meer dan
gebruikelijk positieve feedback geeft bij een zeer faalangstig kind, of dat het tempo
aangepast wordt, of dat er meer aandacht is voor sociale en emotionele zaken, of dat er
alternatieve opdrachten gegeven worden als een kind een groepsopdracht niet aankan, of
dat een kind deeltijd naar school kan en verder thuis begeleid wordt bij zijn schoolwerk, of
dat …. Omdat het hier gaat over kinderen die maatwerk vragen, precies op de grens tussen
zorg en onderwijs, kan de lijst met voorbeelden eindeloos zijn.
Dit ook omdat de verhouding in de mix tussen zorg en onderwijs per periode kan verschillen
en op termijn structureel kan wijzigen tengevolge van de ontwikkeling van een kind. Het
huidige stelsel voor de financiering draagt er daardoor aan bij dat de mogelijkheden van
kinderen worden beperkt. Door overlap in taken en de financiering vanuit twee
verschillende stelsels is maatwerk voor het kind niet of nauwelijks te realiseren.
Afgeschreven leerlingen, vrijgesteld onder artikel 5, onder a, Leerplichtwet
Bureau Jeugdzorg stelt als voorwaarde voor het ontvangen van een vergoeding voor
dagbesteding dat de ouders een vrijstelling van de inschrijvingsplicht op grond van artikel 5,
onder a, van de Leerplichtwet hebben verkregen. Zie de brief van Bureau Jeugdzorg
Groningen, d.d. 25 november 2013, zie bijlage 1.
25
“De lijn van de BJZ’s in Nederland is over het algemeen dat een jeugdige die PGB dagdelen
ontvangt niet ingeschreven kan / mag staan op een school. Dit heeft met name met
financiering te maken. Wanneer deze ‘school’ niet gefinancierd wordt vanuit het
ministerie is er geen belemmering voor een PGB-indicatie in dagdelen.
Wanneer er een leerplichtontheffing is, gaat men er van uit dat de LPA
(leerplichtambtenaar, toev. red.) zijn werk juist gedaan heeft en de jeugdige niet in staat
is onderwijs te volgen en niet staat ingeschreven bij een school. Is er sprake van een
IVIO@school dan mag een inschrijving om pakketten te kopen wel en heeft het geen
invloed op het PGB in dagdelen. Er vindt nl. geen inschrijving plaats van het
afstandsonderwijs IVIO@school bij BRON van het ministerie.”
Ouders worden voor een duivels dilemma geplaatst: of een kind functioneert binnen het
bestaand schoolaanbod óf het kind functioneert daar niet en moet worden vrijgesteld van
leerplicht. Dit terwijl het kind zeer wel in staat kan zijn om te leren, maar daartoe op een
school niet in staat is of op school diep ongelukkig wordt.
Met de vrijstelling komt het kind zonder onderwijs in de zorg terecht of wordt een
thuiszitter. Ouders die beschikken over een indicatie voor zorg kunnen dan aanspraak maken
op een vergoeding voor een dagbesteding bekostigd vanuit de AWBZ. Vanuit die middelen
kunnen ouders dan nog iets aan onderwijs voor hun kind bekostigen. Na de uitschrijving van
hun kind kunnen de ouders immers geen aanspraak meer maken op het onderwijsbudget via
de school. Bij kinderen die ook op school recht hebben op een Leerlinggebonden Budget
(rugzak), gaat dat om aanzienlijke bedragen!
Bureau Jeugdzorg is in haar redenering niet te volgen. Immers kan inschrijving op een school
niet worden gelijkgesteld aan voltijds schoolbezoek, omdat scholen die een leerling
inschrijven niet altijd bereid zijn om de dagelijks zorg volledig op zich te nemen. Er zijn
gelukkig steeds vaker scholen bereid om een leerling in te schrijven en elders
afstandsonderwijs in te kopen. Daarmee kunnen ouders het onderwijs aan hun kind
financieren maar blijft de behoefte aan dagelijkse ondersteuning onverminderd bestaan.
De feitelijke situatie van het kind dient bepalend te zijn, niet de financiering van het stelsel.
Door gebrekkige wet- en regelgeving en gebrek aan (juridische) kennis in het veld, ontstaan
voor ouders onoplosbare problemen.
Rechten en plichten van ouders
De scholen hebben de plicht om te zorgen voor algemeen toegankelijk onderwijs en voor
kwalitatief goed onderwijs op school. De ouders hebben de plicht om te zorgen dat hun kind
onderwijs krijgt en zo mogelijk een school bezoekt. Ook als het kind op school is blijven de
ouders verantwoordelijk voor zijn of haar welzijn.
26
Ouders zijn dan ook het eerste aanspreekpunt waar het gaat om extra zorg voor het kind.
Ouders hebben daarbij de regiefunctie, met name wanneer er aanspraak kan worden
gemaakt op een Persoonsgebonden budget (PGB)
Scholen en ouders moeten samenwerken waar het gaat om extra leerlingenzorg,
leerlinggebonden financiering vanuit een rugzak.
Partnerschap tussen ouders en school
Meer dan bij een reguliere leerling vereist een leerling die extra zorg behoeft om in staat te
zijn om te leren, partnerschap tussen ouders en school.
Oplossing
Een voor de hand liggende oplossing is het samenvoegen van de budgetten voor
(leerlingen)zorg en onderwijs voor deze kinderen. Daarmee ontstaat een participatiebudget
waarmee de zorg voor het kind efficiënt kan worden aangeboden, waardoor
kostenbesparing mogelijk is, binnen dit maatwerk ruimte ontstaat voor onderwijs dat
aansluit op de onderwijsbehoefte van de leerling.
Alleen op die wijze is efficiënte inzet van alle middelen mogelijk en kan die zorg en dat
onderwijs worden geboden wat het kind op dat moment nodig heeft om zich zo optimaal
mogelijk te kunnen ontwikkelen.
27
Hoofdstuk 3.4Toezicht op de kwaliteit van het onderwijs
Toezichtkader Inspectie van Onderwijs
“De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs. Ze doet dat
zowel op het niveau van de scholen en instellingen als op het niveau van het onderwijsstelsel.
Het toezicht op scholen en instellingen is risicogestuurd. Dat houdt in dat de inspectie op
basis van de beschikbare gegevens vaststelt of er een risico bestaat op een ondermaatse
onderwijskwaliteit. In dat geval doet de inspectie nader onderzoek. Om ook gefundeerde
uitspraken te kunnen doen over de kwaliteit van het onderwijsstelsel voert de inspectie
steekproeven uit. Hierin vallen ook scholen en instellingen waar geen risico's geconstateerd
zijn”, bron Inspectie van Onderwijs.46
Ook bij kleinschalig maatwerk in onderwijs is toezicht vereist. De maten van de
“onderwijsconfectie” passen daar niet. Toezicht op bijzondere onderwijsvormen vraagt dan
ook om bijzondere deskundigheid. Die deskundigheid is niet overal voorhanden en is met
name aanwezig bij diegene die zich in die vorm van onderwijs hebben gespecialiseerd.
Oplossing
Om die reden is aan te bevelen dat het toezicht wordt ondergebracht in clusters van scholen
die maatwerk bieden dat onderling vergelijkbaar is. Een voorbeeld voor een dergelijke vorm
van toezicht is het Amsterdamse Model van toezicht op de basisscholen.47 Het toezicht
vanuit een onafhankelijk bureau gaat verder dan het toezicht van de Inspectie van
Onderwijs. Het toezicht gebeurt:
“….aan de hand van een meetlat die de betrokken schoolbesturen samen hebben ontwikkeld.
Daarmee wordt dieper ingegaan op wat er in de klas zelf gebeurt dan in de methode van de
inspectie doorgaans gebeurt. Zo nodig wordt een verbeterplan opgesteld dat binnen een jaar
vruchten moet afwerpen.
Het kwaliteitsbureau komt niet in plaats van de inspectie, benadrukken gemeente en
schoolbesturen. Maar de inspectie kijkt minder intensief naar wat er in de klas gebeurt en
adviseert scholen niet bij verbeterplannen…”
46
47
Bron: Inspectie van Onderwijs:
http://www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/Kwaliteit+van+het+onderwijs
http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/detail/3522716/2013/10/07/Amsterdam-inspecteert-zelfkwaliteit-basisscholen.dhtml
28
Het toezicht op maatwerk in het onderwijs kan worden georganiseerd binnen clusters van
scholen die zich met die vorm van maatwerk bezig houden, al dan niet vanuit een
Samenwerkingsverband. Dit kan door afspraken tussen de deelnemers, bijvoorbeeld in een
convenant, over intervisie tussen scholen of doordat door de deelnemers een
visitatiecommissie wordt ingezet. Op die wijze kan de kwaliteit worden geborgd en is er
sprake van een optimale kennisoverdracht binnen de “maatwerk-scholen”.
De intervisie of de visitatie vinden dan plaats aan de hand van een passend toezichtkader,
zie bijlage 3.
29
Hoofdstuk 4
Vervolgonderzoek
Onderzoek
De leden van de Werkgroep Maatwerk zijn overeengekomen dat de bijzondere
onderwijstrajecten die zij vorm willen geven bij de verdere ontwikkeling moeten worden
ondersteund door wetenschappelijk onderzoek. Onderzoek dat nodig is om de ontwikkeling
van de leerling in beeld te brengen en daarmee de onderwijskunde te ontwikkelen. De
Werkgroep krijgt de mogelijkheid om daarvoor aan te haken bij het onderzoeksprogramma
van School at Sea. Dit onderzoeksprogramma is inmiddels opgezet en zal worden uitgevoerd
in het kader van een promotieonderzoek. Dit promotieonderzoek zou onderdeel kunnen
worden van een breed onderzoek naar de effecten van maatwerk in het onderwijs op de
sociale en cognitieve ontwikkeling van kinderen. Ten behoeve van dat bredere onderzoek
zouden meerder promovendi onderzoek kunnen verrichten.
Onderzoek naar effectiviteit van het onderwijs van School at Sea
30
School at Sea is een talentontwikkelings- en leiderschapsprogramma, waarbij jongeren leren
te werken vanuit creativiteit en verantwoordelijkheid om zo samenwerking te creëren en
zichzelf en anderen te inspireren. De kracht van School at Sea ligt in de combinatie van
ervaringsleren met het normale schoolcurriculum. Naast het toepassen van de theoretische
kennis in de praktijk, leren de leerlingen het schip te varen en expedities te ondernemen op
de plekken waar School at Sea aan land gaat.
School at Sea (en haar partners) gaan uit van de gedachte dat buitenschoolse leerervaringen,
waarbij jongeren leren wie ze zijn, wat hun talenten zijn en leren zelfstandig te werken
bijdragen aan de ontwikkeling van deze jongeren. Ze bouwen, naast de verschillende
vaardigheden, zelfvertrouwen op waardoor ze anders gaan functioneren en andere keuzes
maken in hun leven. Ervaringen van docenten, leerlingen en ouders bevestigen deze
resultaten.
Een en ander is echter nooit vastgelegd in kwantitatief onderzoek. Dat willen zij nu
vormgeven. Door samen te werken met de andere scholen die gelijksoortige programma’s
bieden, is de te onderzoeken groep leerlingen van voldoende omvang dat de resulaten van
het onderzoek betrouwbaar en valide zijn. Het onderzoek naar de ontwikkeling van de
leerlingen draagt bij aan de ontwikkeling van nieuwe onderwijsmethoden, die gericht zijn op
talentontwikkeling en leiderschap.
Tevens beogen we met het onderzoek bij te dragen aan de discussie over de leerplichtwet in
Nederland. De huidige wet sluit alle activiteiten buiten een schoolgebouw uit van de
onderwijstijd. Schoolreisjes worden gedoogd, maar alle andere vormen van onderwijs buiten
de school worden op dit moment geblokkeerd. Dat terwijl voor vele leerlingen het onderwijs
in de school niet toereikend is; ofwel omdat ze andere begeleiding nodig hebben, ofwel
omdat ze niet uitgedaagd worden, ofwel omdat ze onvoldoende ruimte krijgen hun talenten
maximaal te ontwikkelen.
School at Sea werkt in Nederland samen met een twaalftal andere
talentontwikkelingsprogramma’s (en de kinderombudsman) samen, met als doel als
experiment aangemerkt te worden en binnen de huidige wet (en zonder gedoogcontructies)
te kunnen werken. Het onderzoek is cruciaal om aan te tonen wat de voordelen zijn van
onderwijs buiten de klas.
School at Sea werkt samen met prof. dr. Michiel Westenberg, Ontwikkelings- en
Onderwijspsycholoog verbonden aan de Universiteit Leiden. Het Klassenzimmer Unter
Segeln project staat onder leiding van prof. dr. Thomas Eberle, Department Pädagogik,
31
Institut für Erziehungswissenschaft, Friedrich-Alexander-Universität Erlangen-Nürnberg.
Daarmee is gewaarborgd dat het onderzoek aan de wetenschappelijke eisen zal voldoen en
aansluit bij de ontwikkelingen op het gebied van pedagogiek en ontwikkelingspsychologie.
Zowel School at Sea in Nederland als de Herman Lietz Schule in Duitsland hebben intensief
overleg met de respectievelijke Ministeries van Onderwijs. Deze samenwerking is belangrijk,
om er zorg voor te dragen dat de gebruikte methoden en resultaten breed in het
onderwijsveld verspreid kunnen worden.
In het concept zijn bestaande en nieuwe theoretische inzichten opgenomen. De gebruikte
methoden beogen de jongeren zich sneller te laten ontwikkelen en verder te laten komen in
hun ontwikkeling. Testmateriaal wordt gebruikt om het ontwikkelingsniveau vast te leggen,
bij aanvang en na afloop van de reis.
Het is nog niet in beeld gebracht welke factoren de meeste invloed hebben op de
ontwikkeling van de leerlingen. School at Sea en haar partners richten zich op getalenteerde
en gemotiveerde leerlingen en er zijn slechts een paar instrumenten (waaronder de
methoden van School at Sea en haar partners) ontwikkeld om de ontwikkeling van deze
jongeren positief te beïnvloeden. Het wetenschappelijk vastleggen van de effecten van deze
methoden is cruciaal voor de verdere ontwikkeling hiervan. Het volledige onderwijs kan
profiteren van de resultaten.
Gezien de restricties van de huidige wetgeving, staat onderzoek naar de effecten van
buitenschoolse leerervaringen op zowel de schoolse leerprestaties als de ontwikkeling van
jongeren nog in de kinderschoenen. Met name het hoe is daarbij van belang. Dat jongeren
vaardigheden leren van survivaltochten is bekend, maar niet hoe je die kunt maximaliseren,
welke elementen daarbij centraal staan en hoe de effecten tot stand komen (welke factoren
van de ervaring dragen bij aan die ontwikkeling en hoe kunnen we die maximaal
beïnvloeden).
32
Hoofdstuk 5
Introductie leden werkgroep
Jan Willem Bos is orthopedagoog/GZ psycholoog en is werkzaam als voorzitter van het
bestuur van het samenwerkingsverband Weer Samen Naar School in Rijnstreek. Er maken 52
basisscholen en 1 school voor speciaal basisonderwijs deel uit van dit verband.
Zijn ambitie is om kinderen uit de regio thuisnabij onderwijs te kunnen geven. Daartoe is een
breed expertise centrum ingericht ter ondersteuning van kinderen, leerkrachten en ouders.
Hierdoor zitten er nauwelijks kinderen thuis.
Op dit moment is hij betrokken bij gesprekken over kinderen met autisme die wel
thuiszitten. Zowel in Rijnstreek als in regio Holland-Rijnland maakt hij deel uit van een
werkgroep om onderwijs en zorg optimaal te kunnen afstemmen.
Hij vindt dat er op landelijk niveau aandacht voor deze thuiszitters zonder leerplicht moet
komen. Dit vraagt naast bekendheid ook de bereidheid om formele regels bij te stellen zodat
voor deze kinderen ook Passend Onderwijs kan worden geleverd.
Saskia Buma is vooral moeder van twee kinderen met autisme en haar leven is hierdoor in
een bepaalde richting gegaan.
33
Door de behoefte aan voorzieningen is Saskia Stichting Joemie begonnen, dit is een
spelersklas voor kinderen met autisme die moeite hebben met sociale regels. Ze begeleidde
de ouders, spelers en ook de kinderen met autisme.
In september 2012 heeft zij Stichting Mama Vita opgericht en was zij voorzitter, toen dit
landelijk uit ging rollen is zij directeur van de stichting geworden.
Haar netwerk reikt door heel Nederland, ze geeft lezingen en presentaties om het autisme
meer bekendheid te geven en veranderingen te brengen in de samenleving, te beginnen met
de ouders. Saskia wil vooral moeders ‘empoweren’ en verbinden, zodat de kinderen het
beter krijgen en er meer stem komt voor de onzichtbare vergeten groep, kinderen met
autisme.
Marie-Louise Courtens is vooral een innovator. Als autismespecialist is zij altijd op de hoogte
van de laatste ontwikkelingen in zowel wetenschap, media als praktijk. Vanaf 2011 is zij
betrokken bij het project ‘thuiszitters met autisme & onderwijs op afstand ‘in samenwerking
met WebChair. Als functionaris van het steunpunt autisme REC ON geeft zij scholingen
autisme in de klas. Deze scholingen zijn door haar, samen met twee collega’s ,vernieuwd
naar drie e-learning modules. Daarnaast is Marie-Louise actief in het verbinden van de sport
met autisme en heeft vanaf 2008 samen met de KNVB en NOC*NSF/ASK o.a. een
stappenplan ontwikkeld voor het autisme vriendelijk maken van de sportvereniging en een
poster sterke kanten autisme. Op dit moment is zij als projectleider sport verbonden aan de
werkgroep ‘vanuit autisme bekeken’.
Arjan van Duyvenvoorde-Fruman werkt als Afdelingscoördinator Onderwijs bij Horizon.
Horizon, Instituut voor jeugdzorg en onderwijs, is een instelling voor specialistische
behandeling van jeugdigen van 0 tot circa 18 jaar die specifieke opvoedings-en
onderwijsbehoeften hebben. Horizon verzorgt voor haar leerlingen cluster 4 onderwijs en
helpt leerlingen hun doelen op het gebied van leren te realiseren. Onder zijn
verantwoordelijkheid vallen onderwijslocaties in Alphen aan den Rijn en Gouda. Hiervoor
was hij werkzaam op een onderwijslocatie in Katwijk ZH waar hij een ‘autiklas’ binnen het
praktijkonderwijs heeft opgezet. Met name de Goudse locatie kende in de recente
geschiedenis een toename van het aantal leerlingen met A.S.S. Het aansturen van
onderwijslocaties waar deze doelgroep les krijgt is, hem niet vreemd. Sterk gemotiveerd en
geënthousiasmeerd door het ambitieuze plan (van Penny en Annemieke) is hij betrokken
geraakt bij Autismecentrum 2Play in Alphen aan den Rijn.
Met ruim 30 jaar heeft Ton Harms ruime ervaring in het Speciaal Onderwijs. De laatste 15
jaar ervan als directeur van een school voor (Voortgezet) Speciaal Onderwijs binnen cluster
4. In toenemende mate houdt zijn school zich bezig met de problematiek rondom
thuiszitters. Vaak is dit een zoektocht naar scholen die bereid zijn om niet conventionele
werkwijzen en organisatievormen te introduceren. Inzet van moderne mediatechniek, maar
vooral ‘op maat ontworpen’ en duurzame coaching van zowel leerkrachten, leerlingen en
ouders zijn de middelen die worden ingezet.
René Hendriks is directeur van een Pi(pedologisch instituut) school, de Pionier. Hij wil zich
vooral inzetten voor kinderen met (tijdelijk) slechte kansen in het onderwijs. Er is altijd een
kern van psychiatrische problematiek. Kinderen die niet in ander vormen van
34
(speciaal)onderwijs terecht kunnen zijn de specialiteit van de school. Zij proberen voor deze
kinderen het onderwijs aan te passen aan hun mogelijkheden, of een combinatie te maken
tussen zorg en onderwijs. Verreweg de meeste kinderen kunnen ze binnen een jaar weer
door laten stromen naar andere vormen van onderwijs. Creativiteit en zeer gespecialiseerde
collega's zijn hierbij onontbeerlijk. Op dit moment bieden zij onder andere onderwijs aan 16
Amsterdamse kinderen die al langere tijd (onnodig) met een volledige onderwijsontheffing
thuis zaten.
Drs. Corine Heetebrij is werkzaam bij het Steunpunt Autisme Noordelijk Zuid-Holland. Als
orthopedagoog begeleidt zij leerkrachten, docenten en begeleiders van leerlingen met
autisme op diverse terreinen binnen het onderwijs. Zij inventariseert de hulpvraag, geeft
advies aan school en ouders en zorgt dat de zorg op school start of gecontinueerd wordt
zodat de leerling de zorg en begeleiding krijgt die nodig is in het onderwijs mee te kunnen
doen, in afstemming met het Samenwerkingsverband en de bestaande zorgstructuren.
Daarnaast verzorgt zij trainingen voor leerkrachten om leerlingen met autisme te kunnen
begeleiden binnen het onderwijs. Het Steunpunt Autisme ondersteunt ouders en
zorgverleners bij diverse vraagstellingen rondom onderwijs en zorg en heeft nauwe
contacten met de zorg.
Willeke van den Hoek is werkzaam als organisatieadviseur. Ze is tevens moeder van een
dochter en een zoon, waarvan de laatste autisme heeft. Door de intensieve ervaringen die
ze opdeed rond zorg en onderwijs voor kinderen en jongeren met autisme, kan ze veel
ervaringsdeskundigheid meenemen in haar advieswerk. In 2013 schreef Willeke voor de
Werkgroep “Vanuit Autisme Bekeken” het rapport 'Belemmeringen voor toepassing van
kleinschalige innovatieve zorg en onderwijs bij kinderen met autisme'.
Momenteel is ze projectleider Zorg binnen het programma “Vanuit Autisme Bekeken”.
Willeke richt zich met name op kleinschalige en ontwikkelingsgerichte zorg en onderwijs,
waarbij maatwerk en eigen regie kernwoorden zijn.
Penny Holloway heeft Medische Biologie gestudeerd in Groningen en is gepromoveerd bij
de afdeling Haematologie/Immunologie aan de UMCU waar zij onderzoek heeft gedaan naar
de ziekte van Kahler. Zij heeft nascholingen georganiseerd bij Pfizer en heeft als senior
researcher gewerkt voor het Leids Cytologisch en Pathologisch Laboratorium. De medische
lijn heeft zij achter zich gelaten omdat haar zoon niet te plaatsen was binnen het huidige
onderwijs systeem en een thuiszitter werd, zonder dagopvang, zonder levensdoel. Omdat
Penny vond dat dit ouders niet mocht overkomen heeft zij, samen met Annemieke Spreij,
"Autisme Centrum 2Play BV" geopend te Alphen aan den Rijn. Samen met Annemieke zoekt
Penny oplossingen voor deze kinderen, voor deze ouders. Dat verdienen ze.
Als ziekenhuisleerkracht heeft Emé Jonkman ervaren wat maatwerk in onderwijs is. Ook in
het montessorionderwijs wordt de aansluiting bij het individuele kind gezocht. Als Intern
Begeleider van de Montessorischool Castricum is zij dagelijks bezig met het zoeken naar de
beste manier om een kind zich zo goed mogelijk te laten ontwikkelen. Daarbij liggen soms
obstakels op de weg zoals wetten en regels die niet altijd in het belang van kind, groep en/of
leerkracht zijn. Zij streeft ernaar om in goed overleg de optimale situatie voor het individuele
kind èn de groep te vinden, waarbij regels de kaders mogen aangeven, maar niet
belemmerend moeten zijn.
35
Hans Klaassen, directeur SBO De Kans zegt dat zijn school de ambitie heeft om op een
verantwoorde wijze kinderen met een speciale onderwijsbehoefte onderwijs te bieden. Zij
hebben zich de afgelopen jaren deskundig sterk ontwikkeld. Het School Ontwikkel Profiel
geeft ook aan dat de school maatschappelijke en onderwijskundige ambitie heeft. Dat er
leerlingen niet naar school kunnen doet bij hen een lampje branden: “Wat kunnen zij bieden
voor deze leerling”.
Dit moet wel op een verantwoorde wijze: dit houdt voor hen in dat er fysiek en financieel
geen belemmeringen mogen zijn. Ook moet er met de ouder een samenwerking zijn die het
in samenspraak mogelijk maakt hun kind onderwijs te bieden. Zij willen graag aan het werk!
Alieke Krone is ontwikkelingspsycholoog en sinds de opstart verbonden aan School at Sea
als projectleider. Zij is het afgelopen jaar naast haar gewone werkzaamheden bezig geweest
met het opzetten van een wetenschappelijk onderzoek naar de bijdrage van School at Sea
aan de persoonlijk en sociale ontwikkeling van de deelnemende leerlingen. Ze is
voornemens om in september 2014 te starten met dit onderzoek onder begeleiding van
Michiel Westenberg, hoogleraar onderwijs- en ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit
van Leiden.
Audrey Maeder-Sahupala is moeder van twee kinderen. De jongste (inmiddels 16 jaar) heeft
klassiek autisme. Omdat Audrey voor haar zoon geen aansluiting kon vinden bij dat wat er
aangeboden wordt aan zorg heeft ze het heft in eigen hand genomen. Uitgaande van de
ontwikkelingsmogelijkheden op alle ontwikkelingsgebieden voor hem. Altijd gelovend in de
mogelijkheden en zich niet laten leiden door wat de omgeving als beperkingen ziet, heeft zij
haar zoon in staat gesteld om een enorme ontwikkeling door te maken. Audrey werkt reeds
15 jaar als therapeut en begeleider van mensen met autisme en hun omgeving. Audrey is
opgeleid; Son-Rise (Autisme Treatment Centre of America), Post HBO Autisme Begeleider
(Autisme Centraal), Cranio Sacraal Therapeut (HBO PCSA), Autisme training voor
professionals (Martine Delfos). Zij is medeoprichter van Autisme Centrum In Contact (ACIC)
te Hilversum. Zij is daar verantwoordelijk voor het beleid, maar is nog altijd werkzaam op de
werkvloer met kinderen met autisme als met hun sociale netwerk. Audrey is voorzitter van
het bestuur van Stichting Mama Vita. Verder wordt zij voorbereid op een docentschap bij de
Delfos Academy van Martine Delfos.
Als directrice en oprichter van Democratische Basisschool De Vallei heeft Maaike van
Mourik al ruim 10 jaar ervaring met het anders inrichten van onderwijs. De school heeft met
een vernieuwende aanpak uitstekende inspectierapporten. Deze manier van werken blijkt
het voor (een aantal) kinderen een uitkomst en werkelijk passend onderwijs te zijn. Haar
streven is om meer diversiteit in het onderwijs te brengen zodat er voor elk kind een
passende plek kan worden gevonden. Naast haar werk op school is zij nationaal en
internationaal actief als spreker, initiator en organisator op het gebied van
onderwijsvernieuwing.
Jimke Nicolai studeerde PA, MO-Pedagogiek en onderwijskunde. Voormalig directeur van
Freinet- en jenaplanscholen en directielid pabo. Hij heeft tevens gewerkt als docent rekenen,
wiskunde en didactiek, onderwijskundige en pedagoog. Tegenwoordig is hij coördinator van
de Freinetbeweging in Nederland en auteur van diverse publicaties op gebied van
36
freinetonderwijs en levend rekenen. Binnen zijn Bureau voor Levend Leren
(www.levendleren.nl) ontwerpt, ontwikkelt en onderzoekt hij in samenwerking met anderen
vormen van betekenisvol onderwijs.
Als directeur van de IVIO Onderwijs Groep en voorheen de Wereldschool wordt Emil Roelofs
regelmatig geconfronteerd met kinderen die al lange tijd onderwijs wordt onthouden.
Kinderen die kunnen leren maar om uiteenlopende redenen niet in het systeem lijken te
passen. Deze vaak kafkaëske situaties dienen vermeden te worden, want door middel van
maatwerk – vaak beginnend met onderwijs op de thuislocatie – zijn veel van deze kinderen
te helpen. Dit mag niet in de marge en afhankelijk van schoolbestuurders met goede wil
gebeuren, maar moet een recht zijn voor ieder leerbaar kind. Het individueel onderwijs van
IVIO kan daarin een bijdrage leveren.
Renate Rougoor is als ouder betrokken bij School at Sea. Haar zoon behoorde tot de eerste
groep VWO leerlingen welke een half jaar school op zee hebben gevolgd. School at Sea heeft
o.a. als doel het ontwikkelen van onvermoede talenten, leiderschap en ondernemerschap.
Renate is jarenlang werkzaam geweest binnen de kinderpsychiatrie . Daar kwam ze in
aanraking met schooluitval en de gevolgen welke dit kan hebben. Haar zoon is hoogbegaafd
en ze heeft ervaren dat de weg welke ouders en kind daarin moeten doorlopen vaak een
moeilijke is met de nodige hobbels. Momenteel is Renate als studieloopbaanbegeleider
betrokken bij de Haagse Hoge School (afdeling sociaal pedagogische hulpverlening).
Als onderwijsjurist heeft Katinka Slump zich gespecialiseerd in de rechtspositie van de
onderwijsvrager; de leerling/ouder en student. Als juridisch adviseur is zij betrokken geweest
bij problemen die ontstaan als het recht op onderwijs in de onderwijspraktijk niet kan
worden geëffectueerd. Zij stelt zich tot doel om de complexe (onderwijs)wet- en regelgeving
toegankelijk te maken, ook voor niet juristen. Door middel van publicaties en presentaties
vraagt zij aandacht voor oplossingen waar formele regels aan het recht op onderwijs in de
weg (dreigen te) staan.
In zijn werk als groepsleerkracht heeft Joris Spekle ervaren dat het maximaal ontwikkelen
van een groep van 20 tot 30 leerlingen onmogelijk is. Toch heeft ieder kind hier volgens hem
recht op. Het non-conformistische van de Partnerschapschool in deze, spreekt hem
bijzonder aan. Individueel begeleid en gericht onderwijs gecombineerd met leren in een
groep is wat ontbrak, de inzet van ouders is de sleutel. Dat resulteert in een hoger
leerrendement en een hoger welbevinden van leerlingen. Dit voor de begaafdere,
gemiddelde maar ook leerlingen welke zich wat moeilijker ontwikkelen.
Monique Touw is directeur en medeoprichter van School at Sea. Na haar studie
Personeelswetenschappen, heeft zij ruim 10 gevaren als stuurman en kapitein op
verschillende Tall Ships. In 2003 heeft zij haar bedrijf At Sea Sail Training opgericht, waarmee
ze kortdurende zeezeilreizen en uitwisselingsprojecten op Tall Ships organiseert voor
jongeren. Het was een droom om een langlopend project te organiseren. In 2009 is zij
gestart met het waarmaken van die droom; het opzetten van School at Sea. Hoewel de
meeste mensen in het onderwijsveld enthousiast reageren op het Talent ontwikkelings- en
leiderschapsproject is het een enorme uitdaging gebleken om School at Sea mogelijk te
maken binnen de beperkingen van de leerplichtwet in haar huidige vorm. Sinds 2011 vaart
School at Sea ieder jaar van oktober tot april met een klas vol leerlingen.
37
Gaëtan van Vloten is derdejaars rechtenstudent te Utrecht. Als voormalig thuiszitter is
Gaëtan ervaringsdeskundige met de problematiek waar leerplichtigen en hun ouders
tegenaan lopen, wanneer het leerplichtige kind niet kan gedijen in het huidige
schoolsysteem. Zijn casus is voor de rechter geweest, waarbij geen straf opgelegd is. Tevens
is de casus aan de Nationale Ombudsman voorgelegd, die heeft de handelswijze van Bureau
Leerplicht en Voortijdig Schoolverlaten als onbehoorlijk bestempeld. Gaëtan stelt zich nu ten
doel om bij te dragen aan de legalisering van de mogelijkheid van passend onderwijs voor
iedereen, dan wel de omvang van de problematiek voor gedupeerden aanzienlijk te
verminderen.
Arjen de Vries studeerde Human Resource Management(HRM) en
managementwetenschappen. Hij heeft gewerkt als arbeidsbemiddelaar, projectleider en in
diverse managementfuncties in de zakelijke dienstverlening. In 2001 heeft hij de overstap
naar het Hoger Beroepsonderwijs gemaakt waar hij werkte als docent, onderwijscoördinator
en onderwijsontwikkelaar. Tegenwoordig is hij werkzaam als onderwijsmanagement- en
beleidsadviseur en als docenttrainer.
Izaac de Vries studeerde aan de PABO en is bezig met afronding van een masterstudie
Special Educational Needs (SEN). Hij heeft gewerkt als leraar in regulier, cluster-2, cluster-4
en speciaal basisonderwijs, zowel in onder- als bovenbouw. Ook heeft hij ervaring met een
structuurgroep (groep 7) met autistische kinderen.
38
39
Onderwijsovereenkomst
Algemene toelichting
Uit recent onderzoek van de Nationale Ombudsman48 en van de
Kinderombudsman49 blijkt dat er kinderen zonder onderwijs thuis zitten
omdat scholen weigeren deze kinderen als leerling in te schrijven of als
leerling van de school tot het onderwijs op school toe te laten. Uit de
“verklaring van deskundigen” blijkt dat er een groep leerlingen
schoolonderwijs faalt.50 Daarbij kan worden gedacht aan een groep kinderen
met uitzonderlijke cognitieve talenten en een groep kinderen die zich op
school niet meer prettig of veilig voelen, bijvoorbeeld omdat ze gepest
worden, een schoolfobie hebben of beperkt zijn vanwege een psychische of
gedragsmatige stoornis.
Hoewel in Nederland voor ieder kind geldt dat het recht heeft op onderwijs, is
het onderwijs voor te veel kinderen daardoor niet toegankelijk.51 De
staatssecretaris heeft recentelijk nog gesteld, dat de Leerplichtwet borgt dat
alle leerplichtige kinderen in Nederland aan onderwijs moeten deelnemen.52
En dat het ook mogelijk is dat voor het onderwijs aan de leerling de beste
oplossing is dat een leerling tijdelijk niet op school onderwijs volgt.53 En dat
er dan ook kinderen zijn die ingeschreven staan op een school, maar het
onderwijs thuis volgen met medeweten van het ministerie van OCW. Dit is
48
Onderzoek van de Nationale Ombudsman, Hoera! Ik ga weer naar school., januari 2011
Onderzoek van de Kinderombudsman, Van leerplicht naar leerrecht, mei 2013
50
Verklaring van getuige-deskundigen,Thuisonderwijs heeft ook in Nederland recht van bestaan, 28 oktober
2013,
http://www.kohnstamminstituut.uva.nl/pdf_documenten/thuisonderwijs%20heeft%20ook%20i
n%20nederland%20recht%20van%20bestaan.pdf
(Dr. H. Blok, senioronderzoeker bij het Kohnstamm Instituut te Amsterdam; Prof. dr. S. Karsten, hoogleraar
Onderwijskunde, in het bijzonder Onderwijsbeleid, beroepsonderwijs, volwassenenonderwijs en
levensloopleren, Universiteit van Amsterdam; Prof. dr. J. C. Kennedy, hoogleraar Nederlandse Geschiedenis
sinds de Middeleeuwen aan de Universiteit van Amsterdam; Prof. dr. M. S. Merry, hoogleraar Opvoedkunde, in
het bijzonder Grondslagen en Geschiedenis van de Onderwijskundige Wetenschappen, aan de Faculteit der
Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam; Prof. dr. T. Mooij, bijzonder
hoogleraar Onderwijstechnologie, in het bijzonder met betrekking tot de invloed van leertaken op leren in
primair en secundair onderwijs bij de Open Universiteit Nederland te Heerlen; Prof. mr. P. J. J. Zoontjens,
bijzonder hoogleraar onderwijsrecht en hoofddocent staats- en bestuursrecht aan de Universiteit van Tilburg)
51
mr. dr. J. Sperling, De Kinderombudsman en het recht op onderwijs, Nederlands Juristenblad, 6 september
2013, pag. 2060
52
Kamerstukken II 2009-2009, Aanhangsel, nr 3565, p. 7505-7506 (Kamervragen over 13-jarige die de wereld
wil rondzeilen).
53
Kamervragen over het rapport van de Kinderombudsman ‘Van leerplicht naar leerrecht’, Tweede Kamer,
2013Z09666
49
40
dan noch in strijd met de Leerplichtwet, noch met de sectorwetten, aldus de
staatssecretaris.54
Uit de cijfers van de minister op de Dag van de Leerplicht, 16 maart 201255,
blijkt dat het gaat om:
- 8.098 leerplichtige kinderen die niet op een school staan ingeschreven
- 3.140 leerplichtige kinderen waarvan bij de leerplichtambtenaar bekend is
dat zij niet
deelnemen aan het onderwijs dat op hun school wordt
aangeboden
- een stijging van het totaal relatief verzuim van 74.129 tot 79.658
Uit de cijfers van de minister op de Dag van de Leerplicht, 21 maart 201356,
blijkt dat het gaat om:
- 6.430 leerplichtige kinderen die niet op een school staan ingeschreven
- 2.610 leerplichtige kinderen waarvan bij de leerplichtambtenaar bekend is
dat zij niet
deelnemen aan het onderwijs dat op hun school wordt
aangeboden
- een stijging van het totaal relatief verzuim van 79.658 tot 84.750 met 6 %
In bovenstaande cijfers op de Dag van de Leerplicht zijn niet meegenomen de
cijfers van het aantal leerlingen dat is vrijgesteld van onderwijs ‘vanwege het
op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt zijn om tot een school te
worden toegelaten’. Dit aantal is de afgelopen jaren explosief gegroeid van
1747, in 2006, tot 3317, in 2011 (in vijf jaar bijna een verdubbeling).57
De praktijk leert dat er naast het hierboven beschreven “zichtbaar” verzuim ook
sprake is van veel “verborgen” verzuim. Zo blijkt in de praktijk dat er nog
steeds kinderen langdurig thuiszitten zonder dat hun verzuim bij de
leerplichtambtenaar bekend is.
Ondanks dat scholen voor deze kinderen veelal niet toegankelijk zijn hebben ook
deze kinderen recht op onderwijs. Zie hiervoor artikel 2 EP Evrm en artikel 28
en 29 van het Verdrag van de Rechten van het Kind. Het is aan de ouders
om, vanuit hun verantwoordelijkheid als ouder, deze voortvloeit uit artikel
247 boek 1 BW, ook in die (thuis)situatie voor het onderwijs en de
ontwikkeling van hun kind zorg te dragen.
Soms zijn ouders voldoende toegerust om zelf in het onderwijs van hun kind te
voorzien. Meestal beschikken zij over onvoldoende financiële middelen om
(afstands)onderwijs in te kopen of te zorgen voor een ‘huisonderwijzer’. In
veel gevallen schieten de mogelijkheden van ouders tekort en blijft het kind
54
Kamervragen over artikel in NRC d.d. 7 juni 2013, Tweede Kamer, 2013z11990
Brief van de minister OCW, De Dag van de Leerplicht, d.d. 15 maart 2012
56
Brief van de staatssecretaris OCW, Voortgang aanpak schoolverzuim, d.d. 21 maart 2013
57
Cijfers DUO, d.d. 26 november 2013
55
41
achter in ontwikkeling vergeleken met zijn/haar leeftijdsgenootjes. Dit heeft
dan weer tot gevolg dat het steeds moeilijker wordt om aansluiting te vinden
bij schoolonderwijs.
Om te voorkomen dat een kind geen onderwijs krijgt omdat het ten gevolge van
bijzondere omstandigheden niet kan deelnemen aan (voltijds)
schoolonderwijs, voorzien scholen in ‘onderwijs op maat’.
Het onderwijs aan en de begeleiding van de leerling wordt, voor zover mogelijk,
bekostigd door het bevoegd gezag van de school van inschrijving. De school
van inschrijving blijft verantwoordelijk voor het onderwijs en begeleiding van
de leerling en houdt toezicht op het onderwijsproces. Daarbij gaat de school
zo nodig een intensieve samenwerking aan met de ouders van de leerling,
een externe onderwijsaanbieder of een externe hulpverlener ten behoeve van
de ondersteuning van de leerling, indien dit het onderwijsproces ten goede
kan komen.
Daarbij is het streven dat de leerling zoveel mogelijk zal deelnemen aan de
activiteiten op de school van inschrijving. Ingeval dat niet goed mogelijk is
kunnen de cognitieve en sociale activiteiten op school worden vervangen
door andere activiteiten, volgens een individueel programma vastgelegd in
een handelingsplan, indien daarmee de cognitieve en de sociale ontwikkeling
van de leerling wordt bevorderd.
Uitgangspunt is dat het belang van de leerling bepalend is voor de plaats waar
en de wijze waarop het onderwijs wordt aangeboden.
In aanmerking nemende dat:
In overleg met de ouders van de (Naam leerling) en andere begeleiders
(behandelaar/hulpverlener) is de school tot het oordeel gekomen dat
onderwijs op maat noodzakelijk is om als school te kunnen voldoen aan de
opdracht om te zorgen voor een ononderbroken ontwikkelingsproces van deze
leerling.
De school wil de afspraken over het maatwerk vastleggen in deze
onderwijsovereenkomst. Zo kan aan alle betrokken partijen helderheid
worden geboden over ieders taken en verantwoordelijkheden waar het gaat
om het onderwijs en de begeleiding aan deze leerling. Onderdeel van de
afspraken in deze overeenkomst is ook de wijze waarop het toezicht op de
naleving van de afspraken in deze overeenkomst wordt vormgegeven.
In verband met het recht op privacy van de leerling bevat deze overeenkomst
geen persoonlijke (medische) informatie over de leerling. Die informatie is zo
42
nodig beschikbaar in het leerlingdossier op school, bij de ouders of bij de
behandelaar van de leerling.
Onderdeel van deze overeenkomst is een handelingsplan, waarvan de eerste
versie als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd. Dit handelingsplan bevat
een uitwerking van de afspraken in deze overeenkomst over het onderwijs en
de begeleiding aan de leerling. Tevens wordt in het handelingsplan ook de
besteding van de beschikbare middelen verantwoord.
Het handelingsplan wordt ten minste ieder schoolperiode (gelijk met de
rapporten) geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Dit in overleg met alle partijen
en met instemming van de school en de ouders.
Partijen:
Het bevoegd gezag van (naam school) te (plaatsnaam), in deze bevoegd
vertegenwoordig door (naam), directeur van (naam school), hierna te
noemen: “de school”;
Contactpersoon:
(Naam leerling), in deze vertegenwoordigd door haar/zijn ouders in hun
hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers, hierna te noemen: “de
leerling”;
Contactpersoon:
(Namen ouders/verzorgers van de leerling), in hun hoedanigheid van wettelijke
vertegenwoordiger van de leerling, hierna te noemen: “de ouders”; en
Contactpersoon:
(Naam leverancier van leermiddelen en/of deskundig onderwijsbegeleider),
hierna te noemen: “de onderwijsleverancier”.
Contactpersoon:
(Naam behandelaar/hulpverlener), hierna te noemen: “de zorgverlener”.
Contactpersoon:
(Naam Samenwerkingsverband school), hierna te noemen: “de toezichthouder”
Contactpersoon:
43
Komen als volgt overeen:
Inschrijving en bezoekplicht
1. De leerling staat ingeschreven op de school, en de school is
eindverantwoordelijk voor het onderwijsaanbod, conform, van de leerling.58
De leerling blijft in ieder geval voor de duur van deze overeenkomst op deze
school ingeschreven staan.
2. De school heeft besloten dat voor het onderwijs aan de leerling noodzakelijk is
om individuele begeleiding in te zetten naar de behoefte van de leerling. De
school zal, overeenkomstig haar bevoegdheid,59 de leerling vrijstellen van het
deelnemen aan (een deel van) de reguliere onderwijsactiviteiten en bepaalt in
deze overeenkomst welke onderwijsactiviteiten voor de leerling in de plaats
komen van die waarvoor vrijstelling is verleend.
3. Met het geregeld volgen van het hierna te beschrijven onderwijsprogramma
voldoen de ouders en de leerling aan hun verplichting van “geregeld bezoek”
zodat er geen sprake is van schoolverzuim.60
Onderwijsprogramma
4. Het onderwijsprogramma is onderdeel van een project dat tot doel heeft om
(b.v. voor kinderen met autisme in de basisschoolleeftijd), door het bieden
van maatwerk, toegang tot het onderwijs mogelijk te maken, opdat zij zich zo
optimaal mogelijk kunnen ontwikkelen. Het projectplan is als bijlage gevoegd
bij deze overeenkomst. Bijlage..
5. Het onderwijs op maat (hierna te noemen: “het onderwijsprogramma”) wordt
omschreven in het handelingsplan, dan eveneens als bijlage bij deze
overeenkomst is gevoegd. Dit handelingsplan en de aanpassingen daarop,
maken onderdeel uit van de afspraken in deze overeenkomst. Bijlage..
6.
Of: Het onderwijsprogramma heeft tot doel als ontwikkelingsperspectief: (m.b.t.
een jongere op de basisschool) onderwijs dat ertoe kan leiden dat bij de
leerling bij het bereiken van de leeftijd van omstreeks 13 jaar voldoende
grondslag is gelegd voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs.
Van voldoende grondslag is sprake indien het onderwijs mede uitgaat van
artikel 8, eerste, tweede en derde lid, en artikel 9, eerste, tweede, derde en
vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs. Eventueel: het worden
toelaten tot (soort school voortgezet onderwijs).
58
Artikel 8 WPO / 11b en 17 WVO / 11, lid 1, WEC
Artikel 41, lid 2, WPO en 46, lid 1, WEC
60
Artikel 2, lid 1, Leerplichtwet 1969
59
44
Of: Het onderwijsprogramma heeft tot doel als ontwikkelingsperspectief: (m.b.t.
een jongere in het voortgezet onderwijs) onderwijs dat ertoe leidt dat de
leerling een algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke
vorming ontvangt en de leerling in staat stelt een startkwalificatie te behalen.
De leerling ontvangt een algemene maatschappelijke voorbereiding en
persoonlijke vorming, indien het onderwijs dat hij ontvangt mede uitgaat van
artikel 11, onder b, en artikel 17 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Eventueel: het behalen van een einddiploma (…) met profiel (…).
Of: Het onderwijsprogramma heeft tot doel als ontwikkelingsperspectief: (m.b.t.
een jongeren voor wie de kans op een diploma zeer onzeker is) onderwijs dat
is gericht op de zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid,
talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind.61
7.
Of: Het onderwijsprogramma wordt door de school aangeboden in samenwerking
met de onderwijsleverancier, maar onder verantwoordelijkheid van de school.
De school en de onderwijsleverancier verdelen hun taken met betrekking tot
het onderwijsaanbod op de wijze zoals uiteengezet in het handelingsplan.
Of: Het onderwijs wordt door de school aangeboden niet op school maar op de
verblijfplaats van de leerling, bij de zorgverlener. De zorgverlener zorgt voor
de faciliteiten die nodig zijn om de leerkracht in staat te stellen om haar/zijn
werkzaamheden naar behoren te verrichten. In het handelingsplan worden
nadere afspraken gemaakt over het lesrooster en over de benodigde
leermiddelen. De leerkracht zal zich waar mogelijk richten op de
begeleidingsadviezen van de zorgverlener bij de inrichting van het onderwijs
aan de leerling.
Of: Het onderwijs wordt door de school aangeboden niet op school maar bij de
leerling thuis. De ouders zorgen voor de faciliteiten die nodig zijn om de
leerling in staat te stellen om het onderwijsprogramma zo goed mogelijk te
volgen. Ingeval een leerkracht thuis wordt ingezet zullen de ouders de
leerkracht in staat stellen om haar/zijn werkzaamheden naar behoren te
verrichten. De ouders zullen de uitvoering van het onderwijsprogramma thuis
waar mogelijk ondersteunen.
8. In het handelingsplan worden nadere afspraken gemaakt over het lesrooster
en over de benodigde leermiddelen. De leerkracht zal zich waar mogelijk
richten op de begeleidingsadviezen van de zorgverlener bij de inrichting van
het onderwijs aan de leerling.
61
Artikel 29 Verdrag inzake de Rechten van het Kind
45
9. De school volgt de leerling in haar/zijn vorderingen met betrekking tot het in
artikel 4 omschreven doel en geeft daarmee uitvoering aan haar in artikel 1
omschreven verantwoordelijkheid. De wijze waarop de school de leerling volgt
in haar/zijn vorderingen wordt uiteengezet in het handelingsplan.
Begeleidingsprogramma
10. De verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het welzijn van de leerling ligt
bij de ouders. De ouders geven opdracht aan de zorgverlener om gedurende
de aantal uren per week/schooltijden de verzorging van de leerling van hen
over te nemen.
11. Afspraken over de begeleiding van de leerling zullen in overleg met de
zorgverlener, de school en de ouders tot stand komen. Ten behoeve daarvan
zal er een op overeenstemming gericht overleg plaatsvinden waarbij door de
school, na advies van de zorgverlener en met instemming van de ouders een
ontwikkelingsperspectief wordt vastgesteld.
12. Het ontwikkelingsperspectief is uitgangspunt bij de totstandkoming van het
handelingsplan. Het handelingsplan komt tot stand na overleg en met
instemming van school, ouders en zorgverlener.
Financiering onderwijsprogramma
13. De school zal ter financiering van het onderwijsprogramma van de leerling
zoveel mogelijk aanspraak maken op rijksbekostiging. Om de aanspraak op
deze bekostiging te kunnen effectueren verlenen de ouders waar nodig hun
medewerking.
14. De school stelt het bedrag van de rijksbekostiging beschikbaar voor het
onderwijsprogramma en de begeleiding van de leerling, minus (5%)
administratie-/beheerskosten, welke kosten aan de school toekomen.
15. De onderwijsleverancier declareert de kosten van het door haar geleverde
onderwijspakket, conform de daarover gemaakte afspraken, bij de school.
16. De zorgverlener declareert de kosten voor de door haar verleende zorg bij de
ouders.
17. De school en de ouders maken afspraken over de toedeling van financiële
middelen voortvloeiende uit de Leerling Gebonden Financiering of van de
bovenschoolse middelen zoals voor de leerling beschikbaar zijn binnen het
Samenwerkingsverband waarbij de school is aangesloten.
46
18. De ouders en de school maken afspraken over de inzet van het
Persoonsgebonden budget van de leerling, vanuit de Awbz, voor zover dit
wordt ingezet ten behoeve van de ondersteuning van de leerling op school
en/of ter bevordering van de zelfredzaamheid/sociale ontwikkeling van de
leerling in het kader van het onderwijsprogramma.
19. Met instemming van de school kan een deel van de bekostiging die vanuit
het budget van de leerling beschikbaar is door de ouders worden aangewend
ter dekking van overige kosten die verband houden met het
onderwijsprogramma, waaronder begrepen de extra begeleding. De kosten
daarvan worden in het handelingsplan begroot en de ouders leggen aan de
school aan het einde van het schooljaar een verantwoording af over de door
hen aldus bestede bedragen.
Duur van de overeenkomst
20. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van de opleiding.
21. Aan het eind van dit schooljaar evalueren partijen de overeenkomst, de
uitvoering en voortzetting daarvan.
22. De overeenkomst wordt stilzwijgend voor de duur van een schooljaar
verlengd tenzij één der partijen van mening is dat er sprake is van gewijzigde
omstandigheden die reden zijn voor aanpassing van de
onderwijsovereenkomst. In geval daarvan sprake is dient die partij de overige
partijen daarover tenminste twee maanden voor het einde van het schooljaar
te informeren, zodat (het overleg over) de aanpassingen tijdig kunnen
worden aangebracht.
Opzegging van de overeenkomst
23. De ouders kunnen deze overeenkomst, om welke reden dan ook, opzeggen
met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. Voorwaarde voor de
opzegging is dat er sprake is van voortzetting van het onderwijs aan de
leerling op andere wijze zal worden vormgegeven, dit met instemming van de
school, dan wel dat een opvolgende school de verantwoordelijkheid van de
school overneemt en de leerling inschrijft.
24. De school kan deze overeenkomst opzeggen met inachtneming van een
opzegtermijn van tweee maanden indien blijkt dat de leerling en/of zijn
ouders verwijtbaar verzuimen het onderwijsprogramma geregeld te volgen.
De opzegging heeft pas effect indien de school de leerling en/of zijn ouders
twee maal schriftelijk heeft aangemaand om de verplichtingen van het
onderwijsprogramma na te leven en hen daarbij een redelijke termijn heeft
gegeven deze verplichtingen na te komen, en de leerling en/of zijn ouders
47
desondanks in gebreke zijn gebleven. Tegen het besluit kan bezwaar worden
gemaakt bij bevoegd gezag, naar analogie van de regels rond
schorsing/verwijdering in het Inrichtingsbesluit WVO.
25. De school en de ouders kunnen hun aandeel in de kosten van het onderwijs
en de begeleiding van de leerling terugvorderen ingeval de overeengekomen
prestatie niet is geleverd, waardoor de betaling onverschuldigd is, of er
sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de inspanning om de
verplichtingen uit deze overeenkomst na te komen.
26. De school c.q. de ouders kunnen als opdrachtgever de onderwijsleverancier
of de zorgleverancier aansprakelijk stellen voor de schade die zij lijden omdat
de verplichtingen niet worden nageleefd, een en ander conform de daarvoor
geldende afspraken
Privacy
22. Alle partijen of hun vertegenwoordigers nemen de privacyregels in acht. De
informatie over de leerling worden op zorgvuldige wijze vastgelegd in het
leerlingendossier. Informatie over de leerling aan derden wordt alleen
gegeven met toestemming van de ouders tenzij dit zo is bepaald in deze
overeenkomst dan wel voorgeschreven in wet- en regelgeving.
Toezicht
23. De verantwoordelijkheid voor het toezicht op de naleving van de afspraken
ligt in beginsel bij het Samenwerkingsverband. Het Samenwerkingsverband
draagt er zorg voor dat er krachtens een convenant afspraken worden
gemaakt waarbij het toezicht op het onderwijs en de begeleiding zal
plaatsvinden. Daarbij is het mogelijk dat gebruik wordt gemaakt van
intervisie tussen betrokkenen of visitatie door externe deskundigen, mits er
voor wordt zorggedragen dat de onafhankelijkheid van het oordeel zoveel
mogelijk wordt gewaarborgd.
Slotbepalingen
23. De school en de ouders komen overeen dat de inhoud van deze
onderwijsovereenkomst wordt bepaald door de inhoud van de Wet Voortgezet
Onderwijs (en het Inrichtingsbesluit Voortgezet Onderwijs), dan wel de Wet
Primair Onderwijs, dan wel de Wet op de Expertisecentra. Het
schoolplan/zorgplan en de schoolgids van de school, zijn van toepassing voor
zover in deze overeenkomst en het handelingsplan niet anders wordt bepaald,
dan wel daaruit logischer wijze voortvloeit. In dat geval hebben de bepalingen
van deze overeenkomst en het handelingsplan voorrang.
48
24. Alle partijen dragen er zorg voor een passende
aansprakelijkheidsverzekering.
25. Deze overeenkomst voor ‘onderwijs op maat’ betreft een specifiek traject dat
bij wijze van uitzondering met toestemming van het bevoegd gezag wordt
toegepast. De overeenkomst wordt toegevoegd aan het dossier en kan op
verzoek aan de onderwijsinspectie of leerplichtambtenaar worden overgelegd.
Plaats………………, datum……………..
Namens het bevoegd
gezag van de school,
De ouders,
de heer en mevrouw Uniek-Bijzonder
= = = = = = == = = = = = == = = = = = == = = = = = == = = = = = == =
= = = = == = = =
Gezien namens het Ministerie van OCW - directie Jeugd, Onderwijs en Zorg en de
Hoofd-Inspectie van het Onderwijs,
Gezien namens afdeling leerplichtzaken gemeente………………………….,
……………………….
De leerplichtambtenaar
49
Geïntegreerde kwaliteit
1.
Kwaliteitsstandaard of standaardkwaliteit?
Het moge duidelijk zijn dat onderwijs en kwaliteit onlosmakelijk met elkaar verbonden (moeten) zijn.
Het gaat om de toekomst van onze kinderen en daarmee de toekomst van onze wereld, hun wereld.
Dat een goed huwelijk tussen onderwijs en kwaliteit niet altijd vanzelfsprekend is, is ook duidelijk
gezien de vele voorbeelden van scholen die moeite hebben om aan de inspectie-eisen te kunnen
voldoen.
Behalve scholen spant ook de overheid zich voortdurend in om de kwaliteit het Nederlandse
onderwijs te verbeteren en te waarborgen. In haar uitvoering worden steeds duidelijker richtlijnen
gehanteerd en wordt er omwille van transparantie en de controleerbaarheid gestuurd op een zekere
standaardisatie. Dit laatste levert voor de bij “Project Maatwerk” aangesloten onderwijsinitiatieven
de nodige knelpunten op.
“EEN ANDERE ONDERWIJSBENADERING VERGT EEN BIJZONDERE KWALITEITSBEWAKING ”
Onze onderwijsinitiatieven werken veelal op basis van de mogelijkheden van haar leerlingen. Ze
sluiten aan bij de specifieke talenten, beperkingen en leerstijlen om zo tot een optimaal resultaat te
komen.
Het gaat bij onze initiatieven om bijzondere kinderen. Kinderen met een bijzonder talent, kinderen
die op een bijzondere manier interacteren met hun omgeving en/of een bijzonder of complex
wereldbeeld hebben. Kinderen die door hun bijzonderheid in het regulier en/of bijzonder onderwijs
niet tot hun recht komen of zelfs uitvallen.
Voor deze kinderen werken gestandaardiseerde onderwijsmethoden vaak niet of nauwelijks of
kunnen gestandaardiseerde methoden problemen soms zelfs verergeren.
Het niet (kunnen) werken met gestandaardiseerde onderwijsmethoden levert echter een vraagstuk
op voor de kwaliteitscyclus:
In het kort werkt het regulier onderwijs meestal met op basis van de kerndoelen gebouwde
methoden welke tot zekere activiteiten moet leiden. Deze activiteiten worden dan vervolgens of
beoordeeld (afbeelding 1). Dit is een cyclus met een hoge afhankelijkheid waarbij het behalen van
de kerndoelen in principe indirect getoetst wordt. De (gestandaardiseerde) methode heeft in deze
cyclus een echter een centrale positie en bovendien vergt dit een separaat kwaliteitssysteem voor de
onderwijsuitvoering.
Afbeelding 1
50
Wij zijn ons ervan bewust dat een goed kwaliteitssysteem voor onze onderwijsinitiatieven van groot
belang is, wellicht nog meer dan voor regulier onderwijs.
We kunnen in mindere mate op basis van “erkende” gestandaardiseerde methoden de kwaliteit van
ons onderwijs aannemelijk maken. Het is echter van groot belang om juist bij onze leerlingen de
ontwikkeling nauwkeurig te kunnen monitoren. Daarnaast is het van belang om de effecten van
nieuwe en alternatieve onderwijsbenaderingen op de voet te kunnen volgen.
Hiervoor hebben we een alternatief systeem ontworpen dat op een goede en valide wijze de
onderwijskwaliteit kan borgen.
“EEN GOED KWALITEITSSYSTEEM IS EEN SYSTEEM DAT ECHT WERKT ”
Hoe goed het technisch ontwerp van een systeem ook is, als het in de praktijk niet door mensen
gebruikt wordt en als het niet als waardevol beschouwd wordt, dan is het geen goed systeem.
Het door ons ontworpen kwaliteitssysteem moet in de praktijk snel en eenvoudig werken, het moet
flexibel en aanpasbaar zijn aan de behoefte van het instituut (onder meer verschillende vormen van
participatie), transparant werken, en een goed beeld van de volledige onderwijskwaliteit geven,
zowel in uitvoering als in (individuele) opbrengsten.
Bij het ontwerp is er tevens vanuit gegaan dat het systeem niet uitsluitend bedoeld is ten behoeve
van het bewaken en verantwoorden van de kwaliteit maar dat het juist ook goede informatie biedt
ten behoeve van de (dagelijkse) aansturing van het onderwijsproces. Op deze wijze kan
kwaliteitsborging een geïntegreerd geheel met het onderwijs zelf vormen. Hier is de naam van het
systeem IQ-s (Integrated Qality system) ook op gebaseerd.
Het systeem is nog niet eerder geïmplementeerd en zoals al aangegeven, is het van belang dat het in
de praktijk ook echt gaat werken. Hiertoe is een project gepland in samenwerking met Bureau
Levend Leren, NHL en onderzoeksbureau Vivoj. Tijdens dit project wordt onderzoek aan het systeem
verricht bij een proef in de praktijk. De uitkomsten van dit onderzoek worden gebruikt om enerzijds
het systeem te verbeteren en verfijnen en anderzijds om het breder beschikbaar te kunnen stellen.
2. Het IQ-systeem
2.1 Inleiding
Het IQ systeem gaat uit van een onlosmakelijk verband tussen de ontwikkeling van een leerling en de
kwaliteit van het onderwijs. Een open deur wellicht, maar wel een die we in de praktijk ook concreet
handen en voeten geven. Het systeem kan beschouwd worden als een combinatie van een
kwaliteitscyclus (IQ-cyclus) en een hoeveelheid software om de cyclus te ondersteunen en de
informatie toegankelijk te maken.
De IQ-cyclus (Figuur 2 pagina 3) bestaat uit twee gecombineerde kwaliteitscycli: de zogenaamde
ontwikkelcyclus en de verantwoordingscyclus, met twee gemeenschappelijke onderdelen: de
51
uitvoering en de aansturing van het onderwijsproces. Beide cycli zijn vormgegeven op basis van de
bekende Deming Cycle ofwel PDCA kwaliteitscyclus.
Figuur 1 “IQ-cyclus”
2.2 De ontwikkelcyclus (leerling)
De ontwikkelcyclus (figuur 3) is een PDCA cyclus waarin de (leer)activiteiten van de leerlingen wordt
geregistreerd en geanalyseerd. Registratie van de activiteiten vind plaats in een digitaal portfolio en
een digitaal klassenboek. Hier worden de activiteiten ook gelabeld c.q. gecodeerd om ze zo te
kunnen toetsen aan het kernkader (of bezinningskader). De resultaten van deze toetsing vormen het
eerste gedeelte van de “stuurinformatie” ten behoeve van het onderwijsproces (zie ook paragraaf
2.4 “Nader bekeken”).
52
Figuur 2 “IQ-cyclus, ontwikkelcyclus”
2.3 De verantwoordingscyclus (onderwijs)
In de tweede cyclus, de verantwoordingscyclus (figuur 4) staat de onderwijskwaliteit centraal. Ook
hiervoor wordt het digitaal portfolio en klassenboek gebruikt. Het spreekt dus voor zich dat niet
alleen de activiteiten van de leerlingen geregistreerd worden, maar tevens van het volledige
onderwijsproces. Dit wordt periodiek aangevuld met (zelf)evaluaties van alle, bij het onderwijsproces
betrokken mensen (o.a. leraar, leerling en ouders). Ten behoeve van de externe legitimering zullen
naast interne, ook externe audits uitgevoerd worden. De verkregen informatie wordt ook gecodeerd
om zo te kunnen toetsen aan het inspectiekader PO. De resultaten van deze toetsing vormen het
tweede en laatste gedeelte van de “stuurinformatie” ten behoeve van het onderwijsproces.
Stuurinformatie is dus steeds integraal en gericht op het bewaken en verbeteren van de
onderwijskwaliteit zoals bedoeld in de wet op het onderwijstoezicht (WOT) ten einde een zo’n
optimaal mogelijke ontwikkeling bij leerlingen te kunnen bewaken en bevorderen.
53
Figuur 3 “IQ-cyclus, verantwoordingscyclus”
2.4 Nader bekeken
Zoals al aangegeven omvat het IQ-s tevens een hoeveelheid software ter ondersteuning van de
kwaliteitscycli en om de informatie toegankelijk te maken. Twee belangrijke kernonderdelen van die
software zijn een digitaal portfolio en een digitaal klassenboek.
2.4.1 Digitaal portfolio
Van het volledige onderwijsproces wordt een digitaal portfolio bijgehouden. Dit houdt in dat zowel
de acties, producten en resultaten van leerlingen worden bijgehouden maar ook die van leraren,
assistenten en anderen. Kortom het is een gezamenlijk portfolio van alle direct betrokkenen. Het
portfolio kan bestanden van diverse formaten bevatten, waaronder documenten, filmpjes, foto’s
maar ook toetsresultaten en korte reflecties van kinderen, ouders en leraren.
2.4.2 Digitaal klassenboek
In het digitaal klassenboek wordt een zekere “projectadministratie” bijgehouden. Projecten vormen
de basiseenheden van ons onderwijs en kunnen in groepen en individueel uitgevoerd worden. Elk
project wordt “gelabeld” op basis van onderwijsgebieden en kerndoelen (tussendoelen). Tevens
kunnen aan een project bezinningsdoelen worden gekoppeld.
De voortgang en resultaten worden op basis van het digitaal portfolio bijgehouden. Zo kan
nauwkeurig per leergebied worden bekeken hoe een kind zich ontwikkelt en waar eventueel
bijsturing nodig is.
54
Figuur 4 “Digitaal klassenboek”
2.4.3 Integraal sturen op capaciteiten
Het digitaal klassenboek en portfolio geven continu actuele informatie over de ontwikkeling van de
leerlingen. Met deze informatie kan steeds een snelle analyse worden gemaakt met behulp van het
kernkader (en/of een ontwikkelingsperspectief) als referentie-instrument. Deze analyses vormen dan
weer de input voor het bijsturen van het onderwijsproces. Zo kunnen bijvoorbeeld snel bepaalde
talenten en voorkeuren ontdekt worden maar ook hiaten. Dit maakt het prognosticeren van, en het
aansturen op bepaalde uitstroomprofielen eenvoudiger.
Er wordt in dit kader gesproken van “integraal” sturen omdat niet alleen het leerproces van de
leerling in deze cyclus gestuurd wordt maar tevens de kwaliteit van het onderwijsproces als geheel.
55
Hoofdstuk 6
Inventarisatielijsten Pilots met bijlagen
Vragenlijst: School at Sea
De vragenlijst is opgebouwd uit vier onderdelen:
A Administratieve informatie
B Organisatorische informatie
C Pedagogische informatie
D Knelpunten
E Oplossingen
56
De formele kant van de structuur raakt met name aan de wet- en regelgeving. Daarvoor is
vooral van belang de informatie in A, B, D en E. De organisatorische afspraken, die deels een
oplossing van de knelpunten zullen moeten inhouden, worden vastgelegd in een
onderwijsovereenkomst met de ouders en school van inschrijving, waarbij zo nodig ook
derden partij zijn. Die overeenkomst noemen we vooralsnog de Miep Uniek overeenkomst.
De Miep Uniek overeenkomst is een professionelere versie van het maatwerkcontract van
het ministerie van OCW en de Inspectie van Onderwijs, ook wel bekend onder de naam Miep
Ziek.
De pedagogische kant aan de kwaliteitseisen die worden gesteld aan goed onderwijs en aan
het toezicht op de onderwijsopbrengsten. Voor de pedagogische kant is relevant B onder
vraag 1, de doelstelling en in het verlengde daarvan C, met name het schoolplan en het
zorgplan.
Van belang is dat er kort en bondig wordt geformuleerd.
57
A
1.
Administratieve informatie
Projectleider, eindverantwoordelijk voor het project
Contactgegevens Bevoegd gezag/Samenwerkingsverband/Gemeente
Naam: SCHOOL AT SEA
Contactpersoon : MONIQUE TOUW
Adres: GROEN VAN RPINSTERERSTRAAT 40-3, 1051 EN Amsterdam
Emailadres :[email protected]
Telefoon: 020-6880462
2.
Schoolbestuur, eindverantwoordelijk voor het onderwijs aan de leerling
Contactgegevens schoolbestuur van de school waar de leerling staat ingeschreven
Naam: GROTIUS COLLEGE
Contactpersoon: HEER MIJNSBERGEN
Adres: Juniusstraat 8, 2625 XZ DELFT
Emailadres: [email protected]
Telefoon: 0158-000000
3.
Onderwijsaanbieder, mogelijk externe onderwijsaanbieder in opdracht van de school
van inschrijving
Contactgegevens van de instelling die zorg draagt voor het onderwijs
Naam: SCHOOL AT SEA
Contactpersoon: MONIQUE TOUW
Adres : GROEN VAN RPINSTERERSTRAAT 40-3, 1051 EN Amsterdam
Emailadres: [email protected]
Telefoon 020-6880462
4.
Zorgverlener, mogelijk externe zorgverlener in opdracht van school van inschrijving of
ouders (PGB)
Contactgegevens van de instelling die zorg draagt voor (extra) begeleiding
Naam: NIET VAN TOEPASSING
Contactpersoon
Adres
Emailadres
Telefoon
5.
Pleisterplaats, verantwoordelijk voor onderdak , kan ook buiten school van inschrijving
of thuis
Contactgegevens van de verblijfplaats van de leerling
Naam: REGINA MARIS
Contactpersoon: MARTIN DUBA
Adres: P/A SCHOOL AT SEA
Emailadres
Telefoon
6.
Contactpersoon ouders, verantwoordelijk voor informatie aan en medezeggenschap van
betrokken ouders
Contactgegevens van de ouder contactpersoon
Naam: RENATE ROUGOOR
Contactpersoon: RENATE ROUGOOR
Adres: Rotterdamseweg 150A, 2628 AP Delft
Emailadres: [email protected]
Telefoon 06-28534603
7.
Onderzoek effectiviteit onderwijs/begeleiding
Contactgegevens van onderzoeker
Naam: NNB
Contactpersoon
Adres
Emailadres
Telefoon
B
Organisatorische informatie
1.
Doelstelling project
Algemene doelstelling is om onderwijs op maat te bieden t.b.v. leerlingen die zich niet of
onvoldoende ontwikkelen binnen bestaande onderwijsstructuren of na het verrichten van
aanpassingen beter in staat zijn tot leren waardoor zij zich significant beter kunnen ontwikkelen,
dit ook naar het oordeel van hun ouders.
VISIE: School at Sea vormt leiders die, vanuit creativiteit en verantwoordelijkheid, samenwerking
creëren en zichzelf en anderen inspireren.
DOEL is per leerling verschillend.
Het algemene doel is talentontwikkeling; dat alle leerlingen na deelname aan School at Sea
weten waar hun talenten liggen en weten in welke richting zij hun vervolgtraject moeten
uitstippelen.
2.
Doelgroep leerlingen
Wij onderscheiden drie verschillende groepen leerlingen:
1. Leerlingen die uitdaging zoeken op het schoolse vlak (zoals hoogbegaafden),
2. Leerlingen die zich willen ontwikkelen op het persoonlijke vlak,
3. Leerlingen die zich willen ontwikkelen op het sociale vlak.
3.
Aantal deelnemers
Elk leerjaar een minimum van 32 leerlingen.
4.
Looptijd van het traject
Elk schooljaar van eind oktober tot eind april.
5.
Programma van het traject
Voltijd (internaat)
6.
De rol van de ouders
Vooral bij voorbereiding en terugkomst erg belangrijk; tijdens de reis is er weinig contact en geen
bezoekmogelijkheid.
C
Pedagogische informatie
1.
Het schoolplan
- onderwijsdoelstelling; gericht op overgang naar volgende leerjaar en daarnaast extra
talentontwikkeling
- onderwijs aan (jaar)groepen; 4 VWO, 4 HAVO, 5 VWO
- stof school aan wal volgen via zelfstudie, begeleid door de 5 docenten aan boord
- individueel; uitleg per vak op aanvraag leerling
- klassikaal; verdiepende lessen (SaS-lessen) met betrekking tot de praktijksituatie aan boord en
op de verschillende locaties
- projectgericht; Naast de klassikale SaS-lessen, de mogelijkheid zelf een project op te zetten.
- de onderwijsvorm: schoolonderwijs, zelfstudie, verdiepende lessen, individuele begeleiding.
- leren leren, werkhouding/planning: eigen motivatie is de basis. Leren leren lessen worden
gegeven door de docenten ter voorbereiding op de zelfstudie.
- in de leren leren lessen wordt aandacht besteed aan de volgende onderwerpen:
 plannen
 slapen, studeren en sporten
 Leerstijlen
 Tekstverwerking
 Presenteren
 Zelfstandig leren
- extra prikkels voor leerlingen die behoefte hebben aan excelleren; SaS-lessen en
projectonderwijs
- extra inzet op praktijkvaardigheden; SaS-lessen en projectonderwijs
- inzet docenten; 5 docenten die individueel begeleiden op studievoortgang, individueel uitleg
bieden bij schoolvakken, klassikaal SaS-lessen verzorgen, in projectgroepen projectonderwijs
begeleiden.
- samenwerking medeleerlingen; projectonderwijs vind meestens plaats in groepen.
2.
Het zorgplan
De wijze van integratie van de zorg in het onderwijs
NVT
3.
De dagbesteding
In 6 maanden in totaal evenveel lesuren als op ‘normale school’, maar in andere verdeling.
Om en om lesdag en wachtdag (op de wachtdag wordt ook projectonderwijs en SaS-lessen
gegeven)
4.
De taak van de ouders
- onderwijstaak: geen
- begeleidende taak; in de voorbereiding en na terugkeer
- coöperatieve taak; tijdens de reis
D
Knelpunten
1.
Inspectie van Onderwijs
2.
Bekostiging onderwijs
Particulier. Hierdoor is deelname aan School at Sea niet mogelijk voor alle geïnteresseerde
leerlingen.
3.
Leerplichtwet
School at Sea kan niet als school erkend worden omdat 6 maanden onderwijs wordt
aangeboden.
School at Sea kan niet als klaslokaal van een bestaande school erkend worden vanwege de
vereisten zoals deze in de leerplichtwet genoemd staan (dit is hoe vergelijkbare projecten in
Duitsland fungeren).
4.
Zorgbudget
Niet van toepassing
E
1.
Oplossingen
Inspectie van Onderwijs
- Onderwijsovereenkomst met ouders en andere betrokkenen (externe onderwijsaanbieder
en/of begeleider), waarin taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd.
- voorgeschreven toetsen systematiek; de toetsen van de school aan wal, genoemd bij A2,
verzorgen de toetsen en kijken deze na.
- voorgeschreven lesmethoden; de lesmethoden van de school aan wal, genoemd bij A2, worden
gebruikt.
2.
Bekostiging onderwijs
Sponsoring vanuit bedrijfsleven, scholen en samenleving
3.
Leerplichtwet
School at Sea de status van klaslokaal van een bestaande school in Nederland geven.
4.
nvt
Zorgbudget
Vragenlijst: De thuisklas van basisschool De Vallei
De vragenlijst is opgebouwd uit vier onderdelen:
A. Administratieve informatie
B. Organisatorische informatie
C. Pedagogische informatie
D. Knelpunten
E. Oplossingen
De formele kant van de structuur raakt met name aan de wet- en regelgeving. Daarvoor is vooral
van belang de informatie in A, B, D en E. De organisatorische afspraken, die deels een oplossing van
de knelpunten zullen moeten inhouden, worden vastgelegd in een onderwijsovereenkomst met de
ouders en school van inschrijving, waarbij zo nodig ook derden partij zijn. Die overeenkomst
noemen we vooralsnog de Miep Uniek overeenkomst. De Miep Uniek overeenkomst is een
professionelere versie van het maatwerkcontract van het ministerie van OCW en de Inspectie van
Onderwijs, ook wel bekend onder de naam Miep Ziek.
De pedagogische kant aan de kwaliteitseisen die worden gesteld aan goed onderwijs en
aan het toezicht op de onderwijsopbrengsten. Voor de pedagogische kant is relevant B
onder vraag 1, de doelstelling en in het verlengde daarvan C, met name het schoolplan en
het zorgplan.
Van belang is dat er kort en bondig wordt geformuleerd.
Administratieve informatie
1.
Projectleider, eindverantwoordelijk voor het project
Contactgegevens Bevoegd gezag/Samenwerkingsverband/Gemeente
Naam :
BS De Vallei
Contactpersoon :
Adres :
Maaike van Mourik
Groeneweg 12
Emailadres :
[email protected]
Telefoon
0317-319983
2.
Schoolbestuur,
eindverantwoordelijk voor het onderwijs aan de leerling
Contactgegevens schoolbestuur van de school waar de leerling staat ingeschreven
Naam:
Stichting Democratisch Onderwijs De Vallei
Contactpersoon:
Adres:
Emailadres:
Maaike van Mourik
Lindelaan 23
[email protected]
Telefoon
0317-319983 (06-46255033)
Onderwijsaanbieder,
mogelijk externe onderwijsaanbieder in opdracht
3.
van de school van inschrijving
Contactgegevens van de instelling die zorg draagt voor het onderwijs
Naam
Contactpersoon
Adres
Emailadres
BS De Vallei
Maaike van Mourik
Groeneweg 12
[email protected]
Zorgverlener, mogelijk externe zorgverlener in opdracht van school van
4.
inschrijving
of ouders (PGB)
Telefoon
0317-319983
Contactgegevens van de instelling die zorg draagt voor (extra) begeleiding
Naam
Contactpersoon
Adres
Emailadres
Telefoon
5.
Pleisterplaats, verantwoordelijk voor onderdak , kan ook buiten school van
inschrijving of thuis
Contactgegevens van de verblijfplaats van de leerling
Naam
Contactpersoon
Adres/ Emailadres
Telefoon
Contactpersoon ouders, verantwoordelijk voor informatie aan en
medezeggenschap van betrokken ouders
Contactgegevens van de ouder contactpersoon
6.
Naam
Contactpersoon
Adres/ Emailadres
7.
Onderzoek effectiviteit onderwijs/begeleiding
Telefoon
Contactgegevens van onderzoeker
Naam
Contactpersoon
Adres/ Emailadres
Telefoon
B Organisatorische informatie
1.
Doelstelling project
Algemene doelstelling is om onderwijs op maat te bieden t.b.v. leerlingen die zich niet of
onvoldoende ontwikkelen, of ongelukkig zijn binnen bestaande onderwijsstructuren, waardoor
zij zich significant beter kunnen ontwikkelen, dit ook naar het oordeel van hun ouders.
2.
Doelgroep leerlingen
Kinderen
in de basisschoolleeftijd die thuiszitten omdat een schoolse setting niet passend is en
Zie ook: http://prezi.com/afj4-2ybddaa/plan-thuisklas/
waarvan de ouders educatief partner kunnen en willen zijn.
3.
Aantal deelnemers
één of twee thuisklassen van 20-25 leerlingen per klas.
4.
Looptijd van het traject
Basisschooltijd
5.
Programma van het traject
Voltijd
6.
De rol van de ouders
- samenwerken bij onderwijs
- samenwerken bij begeleiding
- samenwerken bij handelingsplan leerling
- samenwerken bij beleidsplan school
C Pedagogische informatie
1.
Het schoolplan
Praktische uitvoering
•
We vormen één of twee thuisklassen van 20-25 leerlingen per klas.
•
De thuisklas wordt begeleidt door een bevoegde leerkracht en gediplomeerd pedagoog die
ouders helpen om in didactische en pedagogische zin om thuis onderwijs te geven
•
Elk kind werkt aan de hand van een individueel leerplan dat opgesteld wordt a.d.h.v. een
leerwensengesprek.
•
De leerkracht en pedagoog komen enkele keren per jaar op huisbezoek bij de kinderen.
Tijdens die bezoeken wordt geëvalueerd hoe het gaat en worden nieuwe plannen
gemaakt.
•
Ouders krijgen ondersteuning van de school bij onderwijs- en opvoedingsvragen.
•
De school faciliteert in leermateriaal, contactmomenten en virtuele leeromgeving.
Hierdoor kunnen alle kinderen van de thuisklas contact opnemen met elkaar via een mailgroep.
Ideeën kunnen gedeeld worden, speelafspraken kunnen gemaakt worden of
vragen gesteld worden.
•
Per 25 kinderen stellen we 1 fte beschikbaar.
Aanbod
•
Professionele begeleiding op pedagogisch en didactisch vakgebied tijdens periodieke
contactmomenten.
•
Een of twee keer per jaar komen ouders met hun kinderen naar school tijdens zogenaamde
materialen dag. Op die dag wordt samen uitgezocht met welk educatief leermateriaal bij de
behoefte van de kinderen aansluit en waaruit ze de volgende periode willen werken. Hierbij kan
gedacht worden aan methodieken, werkboeken, hulpmiddelen of ander ondersteunend
materiaal. Afhankelijk van het materiaal vindt uitleen of uitgifte plaats.
•
Er wordt samen met pedagogische driehoek (kind, ouder, school) een individueel plan opgesteld.
Elk persoonlijke plan is afgestemd op de leefcontext, het competentieniveau en behoefte, wensen
en ambities van de individuele leerling. Hierbij werken we uit van de visie van onze school waar we
uitgaan van de motivatie en talenten van de kinderen.1
• Kinderen en ouders worden een virtuele leeromgeving aangeboden met online gegeven
instructies, skype afspraken, optioneel een facebook pagina voor uitwisselingen van ervaringen of
er kunnen via de mail vragen gesteld worden over onderwijs en opvoeding.
•
Leerstofaanbod door geschiedt onder andere door het volgen van het Pinterest kanaal2,
deelname aan musea uitstapjes, naar de materialendagen te komen, ideeën online tedelen met
de rest van de klas
.• Alle kinderen krijgen een museumjaarkaart; de leerkracht organiseert regelmatig een activiteit
waar de kinderen naar toe kunnen gaan om fysiek andere kinderen te ontmoeten uit hun klas
•
Leerlingen en ouders hebben onbeperkt toegang tot het leerlingvolgsysteem. (zie volgen
van ontwikkeling en leerlingenzorg)
Het zorgplan
2. ontmoeten uit hun klas.
• Leerlingen en ouders hebben onbeperkt toegang tot het leerlingvolgsysteem. (zie
volgen van ontwikkeling en leerlingenzorg)
2. Het zorgplan
Volgen van ontwikkeling en leerlingenzorg
• Ontwikkeling wordt zichtbaar gemaakt en in kaart gebracht door aangeven van
leerlijnen en dagverslagen via het leerlingvolgsysteem.
• Dit leerlingvolgsysteem is 24u p/d online beschikbaar, toegankelijk én te bewerken
voor ouders, kinderen en school. 3
•
Indien externe hulp gewenst is, kan het zorgprotocol (zie bijlage) gevolgd worden. De
leerkracht/ pedagoog kunnen indien nodig in overleg met de ouders en het kind via de
school hulp inschakelen, het zorgnetwerk is hiermee beschikbaar.
Wat levert het op?
• Kinderen krijgen passend onderwijs (dwz onderwijs wat het beste bij zijn/ haar talenten of
beperkingen past) aangeboden.
•
Inzet op leerrecht, het recht op onderwijs wordt ingevuld.
• Persoonlijke begeleiding door leerkracht en pedagoog, kinderen worden gezien
en gevolgd in hun ontwikkeling.
•
Kinderen behouden de binding met de maatschappij en andere kinderen met
inachtneming van hun belemmering deel te nemen aan het reguliere systeem.
• Zorgstelsel rond een kind wordt overzichtelijker en administratieve last geringer.
(er hoeven immers minder zorginstellingen rondom het kind ingeschakeld te
worden.)
•
Het project kan in een nieuwe onderwijsvorm resulteren welke naast de bestaande
manieren ingezet kan worden. Hierdoor wordt niet alleen de variatie in onderwijs, maar
ook de mogelijkheid voor kinderen om passend onderwijs te vinden vergroot.
• Een thuisklas heeft een preventieve werking. Problemen die in een reguliere
situatie gesignaleerd worden, kunnen voortijdig ondervangen worden.
•
De onderwijsvorm respecteert bezwaren van ouders die hun kinderen vanwege
levensbeschouwelijke gronden thuis laten terwijl tegelijkertijd deze kinderen wel
gezien worden.
•
De school is aangesloten bij WSNS en heeft derhalve beschikking over een uitgebreid
zorgnetwerk.
• Leerkracht en pedagoog hebben vanwege hun professie kennis over eventueel
vervolgonderwijs indien gewenst. Zij kunnen ouders hierover van advies
dienen.
• De regie blijft in handen van de school. Hierdoor hebben gemaakte afspraken meer kans
om nagekomen te worden doordat de eindverantwoordelijk duidelijk is (ipv zorgteams,
etc)
De dagbesteding
Dagbesteding volgt het individueel leerplan wat op maat is gemaakt door de leerling, leerkracht,
3.
pedagoog en ouders samen. (gepersonaliseerd onderwijs) De leerling heeft een duidelijke rol en
inbreng in het maken van zijn/ haar eigen plan.
ook de mogelijkheid voor kinderen om passend onderwijs te vinden vergroot.
4.
De taak van de ouders
- onderwijstaak onder begeleiding van de leerkracht op afstand
- begeleidende taak onder begeleiding van de pedagoog op afstand
- coöperatieve taak
Aanname
• Er volgt voor de kinderen die mee willen doen eerst een aanname gesprek waarin de
• voorwaarden
Verwachtingen
worden
uitgesproken
voor
deelname
met de ouders en de kinderen besproken worden. Dit
plaats
opplan
school.
• vindt
Er wordt
een
gemaakt voor de eerste periode en een eerste thuisbezoek gepland.
Vervolgens wordt een jaarplanning opgesteld.
•
Tijdens dit bezoek wordt de voortgang besproken en nieuwe plannen gemaakt.
• Bij aanname worden kinderen ingeschreven op basisschool De Vallei als leerling, ze zitten
fysiek in de thuisklas en worden vanuit deze basisschool begeleid op afstand.
Voorwaarden voor deelname
• Ouders hebben minimaal HBO denk niveau en/of kunnen blijk geven van
voldoende instructie –en reflectie niveau.
• Ouders zijn beschikbaar voor kun kind en voldoen aan een bepaalde
aanwezigheidsverplichting.
•
Ouders gaan akkoord met de aannameprocedure van de school m.b.t. de thuisklas.
• Ouders en kinderen voldoen aan verplichting om op periodiek basis in
het leerlingvolgsysteem ontwikkelingen bij te houden.
•
Het woonadres beschikt over een computer met internet.
D Knelpunten
1.
Inspectie van Onderwijs
- toetsen systematiek
BS De Vallei werkt met een leerlingvolgsysteem wat al gemaakt is om diversiteit in
kaart te brengen ipv leerlingen langs de meetlat van het gemiddelde te leggen.
Inspectie is inhoudelijk enthousiast over dit systeem maar geeft aan dat het systeem
niet genormeerd is. Voor normering zou de leerling weer vergeleken worden met een
gemiddelde leerling wat juist voor kinderen die uitvallen niet wenselijk is.De verplichte
eindtoets doet geen recht aan de verschillen tussen kinderen.
- verplichte jaargroepen
- voorgeschreven lesmethoden
- kwaliteitseisen onderwijs o.g.v. wet en Toezichtkader Inspectie
2.
Bekostiging onderwijs
BS De Vallei is momenteel een B3 school maar wordt vanaf augustus 2014 bekostigd door de
overheid. Vanaf dat moment is er alle toegang tot leerlingenzorg (nu Rugzak en bovenschools
budget SWV) en het zorgnetwerk.
De thuisklas heeft door de intensive samenwerking met de ouders enkele financiële
voordelen voor de overheid:
• Financieel voordeel 1; overheid hoeft geen extra gelden beschikbaar te stellen en geen
kostbare ingewikkelde bureaucratische procedures nodig om passende begeleiding te
krijgen.4
• Financieel voordeel 2; financiering maakt onderdeel uit van de
lumpsumbekostiging van de school. (dwz; 1 fte en materiaal, geld bestemd voor
inrichting van een lokaal wordt besteed aan museumjaarkaarten en excursies.
• Financieel voordeel 3; Overheid is geen geld kwijt aan uitvoeren van controle (kosten
leerplichtambtenaar) en de daar eventueel uit voortvloeiende juridische kosten.
3.
Leerplichtwet
Deze wet is het meest knellend om het plan tot uitvoering te brengen omdat de wet verplicht
stelt dat alle kinderen op school moeten zitten. Onderwijs op maat en op afstand wordt
daarmee onmogelijk gemaakt. We zien graag verruiming waardoor onderwijs op afstand
(wellicht als experiment) mogelijk wordt.
4
Zie rapport: belemmeringen voor kleinschalige innovatieve zorg en onderwijs voor kinderen met autisme
4.
Zorgbudget
- Als bekostigde school kunnen we gebruiken maken van het reguliere zorgnetwerk
voor elk kind.
E Oplossingen
1.
Inspectie van Onderwijs
- Onderwijsovereenkomst met ouders en andere betrokkenen (externe onderwijsaanbieder en/of
begeleider), waarin taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd.
2.
Bekostiging onderwijs
- Oormerken onderwijsgeld ingeschreven leerling
3.
Leerplichtwet
- Onderwijsprogramma is schoolbezoek in de zin van de Leerplichtwet. Zie ook verblijf in
Rebound, Op de Rails, Miep Ziek etc.
4.
Zorgbudget
- Begroten onderwijs en zorg en bekostiging vanuit school en zorgkantoor.
Vragenlijst:
Partnerschapschool
De vragenlijst is opgebouwd uit vier onderdelen:
A
Administratieve informatie
B
Organisatorische informatie
C
Pedagogische informatie
D
Knelpunten
E
Oplossingen
De formele kant van de structuur raakt met name aan de wet- en regelgeving. Daarvoor is vooral van
belang de informatie in A, B, D en E. De organisatorische afspraken, die deels een oplossing van de
knelpunten zullen moeten inhouden, worden vastgelegd in een onderwijsovereenkomst met de
ouders en school van inschrijving, waarbij zo nodig ook derden partij zijn. Die overeenkomst noemen
we vooralsnog de Miep Uniek overeenkomst. De Miep Uniek overeenkomst is een professionelere
versie van het maatwerkcontract van het ministerie van OCW en de Inspectie van Onderwijs, ook wel
bekend onder de naam Miep Ziek.
De pedagogische kant aan de kwaliteitseisen die worden gesteld aan goed onderwijs en aan het
toezicht op de onderwijsopbrengsten. Voor de pedagogische kant is relevant B onder vraag 1, de
doelstelling en in het verlengde daarvan C, met name het schoolplan en het zorgplan.
Van belang is dat er kort en bondig wordt geformuleerd.
A
1.
Administratieve informatie
Projectleider, eindverantwoordelijk voor het project
Contactgegevens Bevoegd gezag/Samenwerkingsverband/Gemeente
Naam: Stichting Scala
Contactpersoon: Joris Spekle
Adres
Emailadres: [email protected]
Telefoon: 0616772793
2.
Schoolbestuur, eindverantwoordelijk voor het onderwijs aan de leerling
Contactgegevens schoolbestuur van de school waar de leerling staat ingeschreven
Naam: Stichting Scala
Contactpersoon: Joris Spekle
Adres:
Emailadres: [email protected]
Telefoon: 0616772793
3.
Onderwijsaanbieder, mogelijk externe onderwijsaanbieder in opdracht van de school
van inschrijving
Naam: Stichting Scala
Contactpersoon: Joris Spekle
Adres:
Emailadres: [email protected]
Telefoon: 0616772793
4.
Zorgverlener, mogelijk externe zorgverlener in opdracht van school van inschrijving of
ouders (PGB)
Niet algeheel van toepassing
5.
Pleisterplaats, verantwoordelijk voor onderdak , kan ook buiten school van inschrijving
of thuis
nvt
6.
Contactpersoon ouders, verantwoordelijk voor informatie aan en medezeggenschap van
betrokken ouders
nvt
7.
Onderzoek effectiviteit onderwijs/begeleiding
Contactgegevens van onderzoeker
Naam: Stichting Scala
Contactpersoon: Joris Spekle
Adres:
Emailadres: [email protected]
Telefoon: 0616772793
B
1.
Organisatorische informatie
Doelstelling project
Algemene doelstelling is om onderwijs te bieden welke deels individueel is , dat wil zeggen dat er
een gepersonaliseerd leerprogramma is in combinatie met individuele begeleiding, en deels
gericht op leren in een groep. De partnerschapschool is een additionele voorziening welke
toegevoegd kan worden aan bestaande scholen zonder dat deze ruimte van denominatie nog
pedagogische en didactische identiteit van de school beïnvloedt.
2.
Doelgroep leerlingen
Iedere leerplichtig kind welke wettelijk gezien gebruik mag maken van het primair onderwijs.
Leerlingen met een indicatie voor het speciaal onderwijs in de verschillende clusters, ‘reguliere’
leerlingen maar ook leerlingen die nu nog als thuiszitter worden gekwalificeerd, deze bieden we
de mogelijkheid om te re-integreren in het onderwijs.
3.
Aantal deelnemers
Op dit moment nemen er drie leerlingen deel, dit aantal zal op korte termijn toenemen.
4.
Looptijd van het traject
Niet nader omschreven.
5.
Programma van het traject
De Partnerschapschool richt zich op het vergroten van ouderbetrokkenheid gericht op
educatieve participatie. Dit na schooltijd of hierbinnen en thuis danwel in de school, structureel
danwel gericht op interventies.
6.
De rol van de ouders
Ouders conformeren zich om een bijdrage te leveren aan de schoolse instrumentele ontwikkeling
van hun kind, door samen met leerproces te doorlopen. Ze worden een volwaardige partner van
school, onder leiding van de betrokken leerkracht welke eindverantwoording draagt en
supervisie heeft op de ontwikkeling van de leerling.
C
1.
Pedagogische informatie
Het schoolplan
Conform de bestaande school.
2.
Het zorgplan
Conform de bestaande school.
3.
De dagbesteding
In de huidige situatie zijn de leerlingen conform leerplicht en wettelijke kaders aanwezig in
school.
In het oorspronkelijk plan, en de situatie waar we naar toe willen kunnen ouders ook de keuze
maken om een deel van het onderwijs plaats te laten vinden in de thuissituatie. Dit na een
periode van 10 weken, waarin ouder en kind geobserveerd en gecoacht worden. Als de
samenwerking, werkwijze en ontwikkeling op voldoende niveau zijn, dan kan het daadwerkelijk
verplaatsen van de onderwijslocatie plaatsvinden.
4.
De taak van de ouders
Educatieve en pedagogische ouderparticipatie.
D
1.
Knelpunten
Inspectie van Onderwijs
Wet op het geregeld schoolbezoek op de wijze van interpretatie van de onderwijsinspectie. Zij
menen dat leerlingen fysiek aanwezig moeten zijn.
2.
Bekostiging onderwijs
3.
Leerplichtwet
Wet op het geregeld schoolbezoek op de wijze van interpretatie van de onderwijsinspectie. Zij
menen dat leerlingen fysiek aanwezig moeten zijn.
4.
Zorgbudget
E
1.
Oplossingen
Inspectie van Onderwijs
We worden beperkt van de wetgeving omtrent ‘Geregeld schoolbezoek’. Dit wetsartikel (artikel
4) uit de leerplichtwet moet volgens de inspectie van het onderwijs letterlijk en fysiek opgevat
worden. Hierbij wordt geen jurisprudentie of andere duiding gevoegd. De Wet op het primair
onderwijs (WPO) geeft ook geen omschrijving van geregeld schoolbezoek. Wel staat er in de
WPO dat leerlingen 7520 uur onderwijs ontvangen. Staatssecretaris Sander Dekker van het
onderwijs omschrijft ‘onderwijstijd’ als volgt; onderwijsactiviteiten die onder de pedagogischdidactische verantwoordelijkheid van daartoe bekwaam onderwijspersoneel worden uitgevoerd,
die deel uitmaken van het door de school geplande en voor de leerlingen verplichte
onderwijsprogramma die door een inspirerend en uitdagend karakter bijdragen aan een zinvolle
invulling van de totale studielast van leerlingen.
Wat er nodig is om ons initiatief uit te voeren zoals in ons oorspronkelijke plan is het nodig dat de
inspectie van het onderwijs bestaande wet en regelgeving dermate gaat interpreteren dat wij
hieraan voldoen.
Een andere mogelijkheid is dat de leerplichtwet aangepast wordt, of een toevoeging volgt welke
betrekking heeft op het completer beschrijven van geregeld schoolbezoek. Tot die tijd zouden we
graag gebruik maken van een experimentenwet na een ad hoc verzoek.
2.
Bekostiging onderwijs
3.
Leerplichtwet
4.
Zorgbudget
Vragenlijst: Autismecentrum 2play
De vragenlijst is opgebouwd uit vier onderdelen:
A
Administratieve informatie
B
Organisatorische informatie
C
Pedagogische informatie
D
Knelpunten
E
Oplossingen
De formele kant van de structuur raakt met name aan de wet- en regelgeving. Daarvoor is vooral van
belang de informatie in A, B, D en E. De organisatorische afspraken, die deels een oplossing van de
knelpunten zullen moeten inhouden, worden vastgelegd in een onderwijsovereenkomst met de
ouders en school van inschrijving, waarbij zo nodig ook derden partij zijn. Die overeenkomst noemen
we vooralsnog de Miep Uniek overeenkomst. De Miep Uniek overeenkomst is een professionelere
versie van het maatwerkcontract van het ministerie van OCW en de Inspectie van Onderwijs, ook wel
bekend onder de naam Miep Ziek.
De pedagogische kant aan de kwaliteitseisen die worden gesteld aan goed onderwijs en aan het
toezicht op de onderwijsopbrengsten. Voor de pedagogische kant is relevant B onder vraag 1, de
doelstelling en in het verlengde daarvan C, met name het schoolplan en het zorgplan.
Van belang is dat er kort en bondig wordt geformuleerd.
A
1.
Administratieve informatie
Projectleider, eindverantwoordelijk voor het project
Contactgegevens Bevoegd gezag/Samenwerkingsverband/Gemeente
Naam: Autismecentrum 2Play (of SWV Leontien vd Leeden)
Contactpersoon: Penny Holloway
Adres: Utrechtstraat 2, 2408 GS, Alphen aan den Rijn
Emailadres: [email protected]
Telefoon: 06-52863987
2.
Schoolbestuur, eindverantwoordelijk voor het onderwijs aan de leerling
Contactgegevens schoolbestuur van de school waar de leerling staat ingeschreven
Naam: Parkschool/Horizon
Contactpersoon: Arjan van Duyvenoorde/Chris Kuiper
Adres: Ds. Meijerlaan 14
Emailadres: [email protected] en [email protected]
Telefoon: 0172-448870
3.
Onderwijsaanbieder, mogelijk externe onderwijsaanbieder in opdracht van de school
van inschrijving
Contactgegevens van de instelling die zorg draagt voor het onderwijs
Naam: Parkschool/Horizon
Contactpersoon: Arjan van Duyvenoorde/Chris Kuiper
Adres: Ds. Meijerlaan 14
Emailadres: [email protected] en [email protected]
Telefoon: 0172-448870
4.
Zorgverlener, mogelijk externe zorgverlener in opdracht van school van inschrijving of
ouders (PGB)
Contactgegevens van de instelling die zorg draagt voor (extra) begeleiding
Naam: Autismecentrum 2Play
Contactpersoon: Annemieke Spreij
Adres: Utrechtstraat 2, 2408 GS, Alphen aan den Rijn
Emailadres: [email protected]
Telefoon: 06-19410802
5.
Pleisterplaats, verantwoordelijk voor onderdak , kan ook buiten school van inschrijving
of thuis
Contactgegevens van de verblijfplaats van de leerling
Naam: Autismecentrum 2Play
Contactpersoon: Annemieke Spreij
Adres: Utrechtstraat 2, 2408 GS, Alphen aan den Rijn
Emailadres: [email protected]
Telefoon: 06-19410802
6.
Contactpersoon ouders, verantwoordelijk voor informatie aan en medezeggenschap van
betrokken ouders
Contactgegevens van de ouder contactpersoon
Naam:
Contactpersoon:
Adres:
Emailadres:
Telefoon:
7.
Onderzoek effectiviteit onderwijs/begeleiding
Contactgegevens van onderzoeker
Naam:
Contactpersoon:
Adres:
Emailadres:
Telefoon:
B
1.
Organisatorische informatie
Doelstelling project
Autismecentrum 2Play is opgericht door Annemieke Spreij en Penny Holloway voor de groep
kinderen met autisme die vanwege hun gedragsproblemen binnen het huidige onderwijs
systeem “niet leerbaar” genoemd. Daardoor kunnen deze kinderen niet geplaatst worden en is er
dus geen passende plek voor deze groep kinderen. Deze groep kinderen behoren tot de groep
thuiszitters.
Doelstelling bij Autismecentrum 2Play is een veilige plek creëren waar deze kinderen zich kunnen
ontwikkelen en ontplooien. Dit omdat een kind uitsluiten van een onderwijs en een plek waar
hij/zij dagelijks naar toe mag (welkom is) schadelijk is voor kind en gezin. Dit kind (en het gezin) is
nergens meer welkom, heeft weinig tot geen toekomst perspectief en zal de rest van zijn/haar
leven volledig afhankelijk worden van ons huidig zorgsysteem.
Autisme centrum 2Play probeert deze kinderen de handvatten te geven die zij nodig hebben om
onderwijs te ontvangen. Vervolgens worden deze kinderen stapsgewijs weer gere-integreerd in
het onderwijs op een tempo, aanbod en niveau wat passend is voor het kind.
2.
Doelgroep leerlingen
De kinderen op het centrum zijn tussen de 6-14 jaar, hebben een normaal tot hoog IQ, zijn
beperkt belastbaar binnen een groep en behoeven één op één begeleiding.
3.
Aantal deelnemers
Heden (december 2013) 5 kinderen totaal
4.
Looptijd van het traject
onbepaalde tijd
5.
Programma van het traject
Een kind wordt aangemeld bij Autismecentrum 2Play:
 Stap 1 Veiligheid wordt gecreëerd waardoor een kind zich welkom voelt.

Stap 2 Nieuwe patronen worden aangeleerd voor binnenkomst, werkhouding en het

Stap3
invullen van vrije tijd
Handvatten worden gegeven omtrent de omgang met frustratie en faalangst
Is een kind eenmaal ontvankelijk voor onderwijs:
 Stap 1 Locatie: Autismecentrum 2Play. De leerkracht van cluster IV onderwijs levert

het lespakket, een medewerker van Autismecentrum 2Play biedt dit aan. De
leerkracht van cluster IV onderwijs is aanwezig, maar op de achtergrond.
Stap 2 Locatie: Autismecentrum 2Play. Een leerkracht van cluster IV onderwijs biedt

Stap 3
het lespakket aan het kind aan, de medewerker van Autismecentrum 2Play is
op de achtergrond.
Locatie: Autismecentrum 2Play. De leerkracht biedt het lespakket aan, er is
Stap 4
geen medewerker van Autismecentrum 2Play meer aanwezig.
Locatie: Horizon Parkschool. De leerkracht biedt het lespakket aan het kind
Stap 5
aan op de Parkschool, buiten een groep. Er is geen medewerker van
Autismecentrum 2Play meer aanwezig.
Locatie: Horizon Parkschool. De leerkracht biedt het lespakket aan het kind


aan op de Parkschool, binnen een groep. Er is geen medewerker van
Autismecentrum 2Play meer aanwezig.
In overleg met de Horizon Parkschool beoordeelt Autismecentrum 2Play de voortgang van deze
fases en bewaakt de grenzen van elk kind.
6.
De rol van de ouders
Ouders hebben inspraak omtrent het aangeboden zorgprogramma en het aangeboden
onderwijs. Samen met Autismecentrum 2Play, de Parkschool en de ouders wordt het aanbod en
tempo bepaald.
C
Pedagogische informatie
1.
Het schoolplan
Medewerkers bij Autismecentrum 2Play werken met een open houding en een attitude dat
achter probleemgedrag een hulpvraag zit. Kinderen worden op een positieve wijze gestimuleerd
en er wordt gekeken naar de mogelijkheden van een kind. Ze ontvangen veel duidelijkheid en
werken met de “Treatment and Education of Autistic and related Communication handicapped
Children” (TEACCH). Daarnaast ontvangen de kinderen één op één begeleiding omdat het
aanleren van nieuwe patronen weerstand met zich meebrengt en continue aansturing vergt.
Elk kind heeft zijn eigen programma. Dit programma wordt afgestemd met de ouders en is
gebaseerd op de talenten en interesses van een kind. Hij/zij wordt in de ochtend een
lesprogramma aangeboden, afgewisseld met momenten van rust of spel.
Tijdens dit spel worden lastige momenten nagespeeld en worden oplossingen aangeboden.
Bijvoorbeeld “iemand zit in jouw stoel en dat wil je niet, wat doe je dan?”. Samen met de
begeleider worden oplossingen bedacht.
Gewenst gedrag wordt benoemd en beloond. Elk kind heeft een beloningssysteem wat bij het
kind past en wat wordt afgestemd met de ouders. We werken vanuit interne motivatie. Kinderen
wordt dus niet verteld wat ze moeten doen, maar worden beloond bij gewenst gedrag “je pakt je
pen, je geeft het antwoord”.
Kinderen krijgen les in hun eigen lokaal. Dit omdat deze kinderen geleerd hebben dat het
verstoren van een groep de meest effectieve manier is om niet te hoeven werken.
2.
Het zorgplan
Het dagprogramma wordt aangeboden middels een gestructureerd programma wat met behulp
van pictogrammen gevisualiseerd wordt. Elke pictogram is een concept en deze concepten
worden ook weer met pictogrammen gevisualiseerd en uitgelegd.
Dagprogramma’s en concepten worden uitgelegd en elke dag herhaald totdat deze bekend zijn.
Beloning is middels een beloningskaart en elk kind spaart voor een beloning die is afgestemd met
de ouder.
Kinderen wordt geleerd hoe om te gaan met frustraties. Wij benoemen gedrag met behulp van
kleurencodes.

Groen gedrag - een kind is rustig, voelt zich veilig en staat open voor communicatie en
het ontvangen van informatie
 Oranje gedrag - een kind is overprikkeld, druk, luid, fladdert veel, beperkte communicatie
is mogelijk, vaak met korte, duidelijke zinnen. Een kind kan weinig tot geen informatie
ontvangen.
 Rood gedrag- een kind is dusdanig overprikkeld dat hij/zij
schreeuwt/slaat/schopt/spuugt/haren trekt/zelfmutileert
Spel en onderwijs wordt aangeboden als een kind “groen” is. Wij leren kinderen
groen/oranje/rood te signaleren bij zichzelf. Dat ze bij oranje gedrag zichzelf moeten terug
trekken (door rust te nemen, naar hun kamer te gaan, alleen zijn of zelfstandig naar de
rustruimte te lopen). Dit faciliteren we met behulp van pictogrammen en het benoemen van het
gedrag (dit wordt aangeleerd als een kind “groen” is).
Bij rood gedrag begeleiden we de kinderen naar de rustruimte. Hij/zij wordt de rustruimte in
geleid, zo mogelijk blijft de begeleider aanwezig. Als een begeleider wordt geslagen of geschopt
wordt de deur van de rustruimte gesloten en blijft de begeleider bij het kind achter het raam.
De “holding” willen wij niet toepassen, doel is om deze nooit toe te passen. We sluiten echter
niet uit deze ooit ingezet moet worden bij een noodsituatie. We proberen de rustruimte bij rood
gedrag zoveel mogelijk te voorkomen en bij oranje gedrag zoveel mogelijk te gebruiken, dit
vooral omdat de aanwezigheid van een begeleider/ster gewenst en veilig is.
Om hulp vragen en zelfstandigheid staan hoog op onze prioriteitenlijst. We leren kinderen hoe ze
hulp kunnen vragen, wat hierbij gewenst wordt (bijvoorbeeld vragen in plaats van schreeuwen,
vragen in plaats van slaan). Kinderen wordt dus geleerd wat ze wel moeten doen in plaats van
wat ze niet moeten doen. Gewenst gedrag wordt beloond.
3.
De dagbesteding
Dagbesteding is van 08:30 uur tot en met 15:00 uur, waarbij tijdens het ochtendprogramma
afwisselend gewerkt wordt met leren en spelen. Tijdens het middagprogramma wordt (zo
mogelijk) gewerkt met een buitenactiviteit.
Wanneer het programma te belastend is voor een kind (bijvoorbeeld de decembermaand) wordt
gekozen voor totale ontlasting van kind (en vaak het gezin). De oplossing is afhankelijk van het
kind en worden bedacht en afgestemd met de begeleiders/sters en de ouders.
4.
De taak van de ouders
Ouders worden dagelijks op de hoogte gesteld van de gebeurtenissen via MEXTRA of zo nodig,
telefonisch contact. Ouders hebben inspraak in het schoolprogramma en mogen, samen met hun
aanspreekpunt binnen Autisme Centrum 2Play, de belasting van het kind bepalen. Ouders
stemmen in welke activiteiten aangeboden worden, hoe het kind beloond wordt en hoe vaak. Bij
twijfel, wordt het advies van de ouder gevolgd, ook als de medewerkers van autismecentrum
2Play dit anders zien. Wel is dit reden voor frequenter overleg.
D
1.
Knelpunten
Inspectie van Onderwijs
Deze kinderen kunnen onmogelijk het aangeboden lesmateriaal volgen zoals het dagelijks op
regulier of speciaal onderwijs aangeboden wordt. Daarvoor ligt het tempo te hoog, zijn de
lesblokken te lang waardoor deze kinderen overprikkeld raken en geen kans krijgen om weer tot
rust te komen. De redenen om het tempo en aanbod niet aan te kunnen verschilt per kind. De
kinderen op ons centrum raken snel overprikkeld, soms zelfs al van te veel informatie op een
pagina. Het werken vanuit een werkschrift is dus vaak niet mogelijk.
CITO’s moeten vaak worden aangepast. Niet omdat deze kinderen het niveau niet aankunnen,
maar vanwege hun autisme. Het werk wordt anders aangeboden dan dat ze gewend zijn,
waardoor ze stagneren op overzicht, niet op inhoud.
2.
Bekostiging onderwijs
Dagbesteding wordt bekostigd vanuit het AWBZ. Kinderen ontvangen een budget voor 9
dagdelen zorg. Dit wordt echter alleen afgegeven als een kind leerplichtontheffing heeft. Dit is
echter niet gewenst, omdat daarmee het recht op onderwijs vervalt.
De intentie is om deze kinderen in te schrijven bij een cluster IV school. Voor elk dagdeel dat een
kind onderwijs ontvangt, wordt een dagdeel zorg weggehaald. Dus als een kind vier uur
onderwijs ontvangt, wordt vier uur zorg ingehouden op het budget. Dit is een bedrag van
ongeveer 200 euro aan AWBZ (PGB) per dagdeel.
3.
Leerplichtwet
- Vrijstellingsregelingen artikel 5b
4.
Zorgbudget
Voorwaarde voor het ontvangen van 9 dagdelen dagbesteding is een vrijstelling van de leerplicht
op grond van artikel 5b. Het ontvangen van onderwijs ten tijde dat een kind AWBZ ontvangt is
verboden. Gevolg hiervan is gedeeltelijk of volledig verlies van AWBZ gelden.
E
1.
Oplossingen
Inspectie van Onderwijs
Een onderwijsovereenkomst wordt aangegaan met ouders, cluster IV onderwijs, Autismecentrum
2Play en het samenwerkingsverband, waarin taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd.
Lespakketten, CITO’s, tempo en rustmomenten worden op het kind afgestemd. Daarbij wordt per
jaar bekeken of een kind inmiddels sociaal-emotioneel dusdanig gegroeid is door deze aanpak en
of hij/zij flexibeler is geworden waardoor minder aanpassingen mogelijk zijn.
Is een kind inderdaad flexibeler dan kan het lesprogramma weer worden aangepast zodat hij/zij
met minder aanpassingen werkt.
2.
Bekostiging onderwijs
Onderwijs wordt bekostigd door het onderwijsgeld dat een cluster IV ontvangt voor een
ingeschreven leerling.
Per dagdeel onderwijs verliest een ouder 200 euro AWBZ geld. Oplossingen hiervoor zijn: een
ouder betaald dit zelf, een kind blijft een ander dagdeel thuis, of dit wordt gecompenseerd.
3.
Leerplichtwet
Gewenst is dat leerplichtontheffing, niet meer nodig is. Wij doen een pleidooi voor een leerplicht
aanpassing. Om dit te kunnen realiseren moet AWBZ PGB in dagdelen uitkeren zonder het
verplichten van leerplichtontheffing.
4.
Zorgbudget
Begroten van zorg wordt betaald vanuit het AWBZ. Elk kind ontvangt 9 dagdelen zorg.
Vragenlijst:
Autiklas
De vragenlijst is opgebouwd uit vier onderdelen:
A
Administratieve informatie
B
Organisatorische informatie
C
Pedagogische informatie
D
Knelpunten
E
Oplossingen
De formele kant van de structuur raakt met name aan de wet- en regelgeving. Daarvoor is vooral van
belang de informatie in A, B, D en E. De organisatorische afspraken, die deels een oplossing van de
knelpunten zullen moeten inhouden, worden vastgelegd in een onderwijsovereenkomst met de
ouders en school van inschrijving, waarbij zo nodig ook derden partij zijn. Die overeenkomst noemen
we vooralsnog de Miep Uniek overeenkomst. De Miep Uniek overeenkomst is een professionelere
versie van het maatwerkcontract van het ministerie van OCW en de Inspectie van Onderwijs, ook wel
bekend onder de naam Miep Ziek.
De pedagogische kant aan de kwaliteitseisen die worden gesteld aan goed onderwijs en aan het
toezicht op de onderwijsopbrengsten. Voor de pedagogische kant is relevant B onder vraag 1, de
doelstelling en in het verlengde daarvan C, met name het schoolplan en het zorgplan.
Van belang is dat er kort en bondig wordt geformuleerd.
A
1.
Administratieve informatie
Projectleider, eindverantwoordelijk voor het project
Contactgegevens Bevoegd gezag/Samenwerkingsverband/Gemeente
Naam: Gemeente Amsterdam
Contactpersoon: Arian Brugman ( beleidsadviseur onderwijs)
Adres: Postbus 1840, 1000BV Amsterdam
Emailadres: [email protected]
Telefoon: 020-251 80 44
2.
Schoolbestuur, eindverantwoordelijk voor het onderwijs aan de leerling
Contactgegevens schoolbestuur van de school waar de leerling staat ingeschreven
Naam ??
Contactpersoon
Adres
Emailadres
Telefoon
3.
Onderwijsaanbieder, mogelijk externe onderwijsaanbieder in opdracht van de school
van inschrijving
Contactgegevens van de instelling die zorg draagt voor het onderwijs
Naam ??
Contactpersoon
Adres
Emailadres
Telefoon
4.
Zorgverlener, mogelijk externe zorgverlener in opdracht van school van inschrijving of
ouders (PGB)
Contactgegevens van de instelling die zorg draagt voor (extra) begeleiding
Naam: Kind Centraal
Contactpersoon: Mathilde Kremer ( orthopedagoog-generalist)
Adres: Badhuislaan 24, 1561 EB Krommenie
Emailadres: [email protected]
Telefoon: 075 77 155 87
5.
Pleisterplaats, verantwoordelijk voor onderdak , kan ook buiten school van inschrijving
of thuis
Contactgegevens van de verblijfplaats van de leerling
Naam; ACIC
Contactpersoon: Audrey Maeder- Sahupala
Adres: Loosdrechtse Bos 17
Emailadres: [email protected]
Telefoon: 06-50126961
6.
Contactpersoon ouders, verantwoordelijk voor informatie aan en medezeggenschap van
betrokken ouders
Contactgegevens van de ouder contactpersoon
Naam: Mama Vita
Contactpersoon: Saskia Buma
Adres: Hillen acker 45, 1965 TA Heemskerk
Emailadres: [email protected]
Telefoon: 0625031515
7.
Onderzoek effectiviteit onderwijs/begeleiding
Contactgegevens van onderzoeker
Naam: Kind Centraal
Contactpersoon: Mathilde Kremer
Adres: zie hierboven
Emailadres:
Telefoon:
B
1.
Organisatorische informatie
Doelstelling project
Algemene doelstelling is om onderwijs op maat te bieden t.b.v. leerlingen die zich niet of
onvoldoende ontwikkelen binnen bestaande onderwijsstructuren of na het verrichten van
aanpassingen beter in staat zijn tot leren waardoor zij zich significant beter kunnen ontwikkelen,
dit ook naar het oordeel van hun ouders.
- re-integratie programma, terug naar school.
- inclusief onderwijs.
- extra inzet op sociaal-emotionele vaardigheden.
2.
Doelgroep leerlingen
Leerlingen met autisme die het niet redden om 5 dagen per week naar school te gaan.
Leerlingen met autisme die niet tot leren komen in grotere groepen.
3.
Aantal deelnemers
Per groep 6 kinderen en op drie verschillende plekken dus totaal 18 kinderen.
4.
Looptijd van het traject
basisschooltijd
5.
Programma van het traject
Voltijd
6.
De rol van de ouders
- samenwerken bij onderwijs ja
- samenwerken bij begeleiding: ja
- samenwerken bij handelingsplan leerling: ja
- samenwerken bij beleidsplan school : ja
C
1.
Pedagogische informatie
Het schoolplan
Pedagogisch plan:
In de autiklas gaat men ervan uit dat elk kind uniek is, eigen mogelijkheden heeft en zich in een
eigen tempo ontwikkelt. De autiklas biedt een veilige en gestructureerde klas waar de kinderen
kunnen zijn wie ze zijn op basis van gelijkwaardigheid. Zij kunnen hun sterke kanten ontdekken
en hun cognitieve en sociale capaciteiten ontwikkelen. Kinderen kunnen in de autiklas het
dagelijks leven gaan begrijpen en volwaardig deelnemen aan de maatschappij.
Het kind voelt zich emotioneel veilig
Het kind ontwikkelt persoonlijke competentie
Het kind ontwikkelt zijn cognitieve competenties
Het kind ontwikkelt zijn sociale competenties
Er wordt gewerkt vanuit een vast dagritme, ondersteund met pictogrammen. Er is een
geordende, duidelijke, rustige en veilige sfeer. De professional in de klas benoemt positief gedrag
welk gewenst is. Er wordt structuur en voorspelbaarheid geboden. De sociale vaardigheden
worden dagelijks geoefend. Naast het aansluiten bij de mogelijkheden van de individuele
kinderen, worden de kinderen gestimuleerd om te leren omgaan met elkaar. Kinderen leren
elkaar helpen en leren delen. Ze leren van en met elkaar.
Concreet betekent dit dat we een klas hebben dat bestaat uit 6 tot 8 kinderen met autisme. Zij
kunnen nog niet meedraaien in een klas op een reguliere basisschool. In de klas is een leerkracht
en een onderwijsassistent aanwezig. De leerkracht begrijpt hoe kinderen met autisme het beste
tot leren komen. De pedagogische houding van de leerkracht bestaat uit het bieden van warmte,
veiligheid en duidelijkheid. Het kind ervaart dat er hulp is als hij of zij dat nodig heeft. De
onderwijsassistent is aanwezig in de klas om de vragen van de kinderen zo snel mogelijk te
kunnen beantwoorden en ze op weg te helpen. Dit betekent dat deze ook dezelfde attitude moet
hebben als de leerkracht: er te zijn als het kind het nodig heeft.
In de pauzes spelen de kinderen met andere kinderen van de regulaire school op het schoolplein.
De kinderen van de autiklas worden op het schoolplein ondersteund door hun leerkracht,
onderwijsassistent en eventueel een schaduw. Zij zien er op toe dat de kinderen aansluiting
kunnen vinden bij de andere kinderen en helpen bij de sociale interactie en geven de kinderen
ondertiteling tijdens het spel.
In de autiklas wordt er tegemoet gekomen aan de onderwijs en pedagogische behoefte van de
kinderen. Daarnaast wordt er gewerkt dat het kind na verloop van tijd meer mee gaat draaien
met de reguliere klas op school en indien mogelijk daar dagdelen mee draait. De leerkracht,
onderwijsassistent en schaduw worden ondersteund door een Orthopedagoog-Generalist. De
ouders van de kinderen met autisme zij intensief betrokken bij het reilen en zeilen in de auti-klas.
In de klas wordt gewerkt met een maatjessysteem zodat de kinderen leren zorg dragen voor een
ander in de klas en daar tegelijkertijd een goed gevoel van krijgen.
2.
Het zorgplan
Zie plan hierboven
3.
De dagbesteding
Schooldagen in kleine groep
4.
De taak van de ouders
- begeleidende taak.
- coöperatieve taak.
D
1.
Knelpunten
Inspectie van Onderwijs
- voorgeschreven toetsen systematiek
- verplichte jaargroepen
- voorgeschreven lesmethoden
- kwaliteitseisen onderwijs o.g.v. wet en Toezichtkader Inspectie
2.
Bekostiging onderwijs
- toegang tot leerlingenzorg (nu Rugzak en bovenschools budget SWV)
3.
Leerplichtwet
- Vrijstellingsregelingen artikel 5, onder a, en artikel 11, onder g, Leerplichtwet
- Deelname aan rebound, Op de Rails etc. ook mogelijk binnen Leerplichtwet
4.
Zorgbudget
- Voorwaarden vanuit de AWBZ
E
1.
Oplossingen
Inspectie van Onderwijs
- Onderwijsovereenkomst met ouders en andere betrokkenen (externe onderwijsaanbieder
en/of begeleider), waarin taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd.
2.
Bekostiging onderwijs
- Oormerken onderwijsgeld ingeschreven leerling
3.
Leerplichtwet
- Onderwijsprogramma is schoolbezoek in de zin van de Leerplichtwet. Zie ook verblijf in
Rebound, Op de Rails, Miep Ziek etc.
4.
Zorgbudget
- Begroten onderwijs en zorg en bekostiging vanuit school en zorgkantoor.
Vragenlijst: Bijdehandscholen
De vragenlijst is opgebouwd uit vier onderdelen:
A
Administratieve informatie
B
Organisatorische informatie
C
Pedagogische informatie
D
Knelpunten
E
Oplossingen
De formele kant van de structuur raakt met name aan de wet- en regelgeving. Daarvoor is vooral van
belang de informatie in A, B, D en E. De organisatorische afspraken, die deels een oplossing van de
knelpunten zullen moeten inhouden, worden vastgelegd in een onderwijsovereenkomst met de
ouders en school van inschrijving, waarbij zo nodig ook derden partij zijn. Die overeenkomst noemen
we vooralsnog de Miep Uniek overeenkomst. De Miep Uniek overeenkomst is een professionelere
versie van het maatwerkcontract van het ministerie van OCW en de Inspectie van Onderwijs, ook wel
bekend onder de naam Miep Ziek.
De pedagogische kant aan de kwaliteitseisen die worden gesteld aan goed onderwijs en aan het
toezicht op de onderwijsopbrengsten. Voor de pedagogische kant is relevant B onder vraag 1, de
doelstelling en in het verlengde daarvan C, met name het schoolplan en het zorgplan.
Van belang is dat er kort en bondig wordt geformuleerd.
A
1.
Administratieve informatie
Projectleider, eindverantwoordelijk voor het project
Naam J.A. (Arjen) de Vries
Graldasingel 19
9036 KC Menaldum
0518-840554
[email protected]
2.
Schoolbestuur, eindverantwoordelijk voor het onderwijs aan de leerling
We zijn nog met 2 schoolbesturen in onderhandeling.
Een definitief besluit wordt vermoedelijk januari genomen.
3.
Onderwijsaanbieder, mogelijk externe onderwijsaanbieder in opdracht van de school
van inschrijving
N.v.t.
4.
Zorgverlener, mogelijk externe zorgverlener in opdracht van school van inschrijving of
ouders (PGB)
n.v.t.
5.
Pleisterplaats, verantwoordelijk voor onderdak , kan ook buiten school van inschrijving
of thuis
Nog niet bekend
6.
Contactpersoon ouders, verantwoordelijk voor informatie aan en medezeggenschap van
betrokken ouders
De oudergroep is net opgericht.
Daar is nog geen contactpersoon aangesteld.
7.
Onderzoek effectiviteit onderwijs/begeleiding
De kernspeler van dit initiatief is de onderwijsbegeleider en ontwikkelaar.
B
Organisatorische informatie
1.
Doelstelling project
Algemene doelstelling is om onderwijs op maat te bieden t.b.v. leerlingen die zich niet of
onvoldoende ontwikkelen binnen bestaande onderwijsstructuren of na het verrichten van
aanpassingen beter in staat zijn tot leren waardoor zij zich significant beter kunnen ontwikkelen,
dit ook naar het oordeel van hun ouders.
- projectonderwijs
- ouders als onderwijsassistent
- Geen vakken maar geïntegreerd onderwijs: Projecten worden “gelabeld” met kerndoelen
- Aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen, wat bij ons “levend leren” genoemd wordt
- loskoppelen van leeftijd bij samenstelling groepen, geen jaargroepen
- extra inzet op sociaal-emotionele vaardigheden, in de vorm van reflectie, bezinning en
voorwaarde scheppen
Voor een uitgebreidere beschrijving zie bijgevoegd document bijdehand_info_scholen_V5.docx
2.
Doelgroep leerlingen
Meer-, hoog- en specifiek begaafde kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar
3.
Aantal deelnemers
Schatting bij een start op dit moment is 30-50 leerlingen in vrijwel alle leeftijden.
4.
Looptijd van het traject
Start zal aanvankelijk met een pilot zijn, maar de bedoeling is om een structureel aanbod te
realiseren in meerdere provincies.
5.
Programma van het traject
Deeltijd/voltijd/op afroep
6.
De rol van de ouders
In ons concept wordt gesproken van full-partnership in education:
- samenwerken bij onderwijs
- samenwerken bij begeleiding
- samenwerken bij handelingsplan leerling
- samenwerken bij beleidsplan onderwijsconcept en dienstverlening
Daarnaast hebben ouders, samen met externe experts een specifieke rol in de kwaliteitscyclus
(IQ-cyclus)
Voor een uitgebreidere beschrijving zie bijgevoegd document bijdehand_info_scholen_V5.docx
C
Pedagogische informatie
1.
Het schoolplan
In dit concept wordt aangesloten bij het schoolplan van een bestaande school.
Hierin worden overigens wel een aantal specifieke zaken opgenomen vanuit ons
onderwijsconcept.
Voor een uitgebreidere beschrijving zie bijgevoegd document bijdehand_info_scholen_V5.docx
2.
Het zorgplan
n.v.t.
3.
De dagbesteding
Nog niet definitief vastgesteld.
Plannen liggen in de lijn van een continu-rooster en flexibele in- en uitlooptijden.
Dit is goed te realiseren bij ons onderwijsconcept.
4.
De taak van de ouders
Zie onder B.6:
- onderwijstaak
- begeleidende taak
D
1.
Knelpunten
Inspectie van Onderwijs
Onderstaande punten zijn allen potentiële knelpunten voor ons onderwijsconcept.
We hebben een kwaliteitscyclus ontwikkeld die enerzijds voor “onderwijsruimte” moet zorgen en
anderzijds voor voldoende verantwoording van de onderwijskwaliteit moet kunnen zorgen.
De praktijk moet echter uitwijzen in hoeverre een inspectie genoegen wil nemen met deze
tegemoetkomingen.
Probleem is in feite niet zozeer de wet- en regelgeving op zich maar veel meer de
uitvoeringskaders die de inspectie hanteert.
Voorbeeld: Bij mijn weten wordt door de inspectie een eis gehanteerd dat een
leerlingvolgsysteem gecertificeerd moet zijn. De enige gecertificeerde systemen hebben een
architectuur die uitsluitend van jaargroepen en gestandaardiseerde lesmethoden uit gaat. Dit (en
andere elementen uit het uitvoeringskader) beperken vooral de aanpak van
vernieuwingsscholen. We zien hierdoor dat scholen als de Vrije school en Jenaplan al veel van
hun authenticiteit hebben moeten inleveren om niet in problemen te komen.
- voorgeschreven toetsen systematiek
- verplichte jaargroepen
- voorgeschreven lesmethoden
- kwaliteitseisen onderwijs o.g.v. wet en Toezichtkader Inspectie
2.
Bekostiging onderwijs
De mogelijkheden om “echt passend” onderwijs op te richten en te bekostigen zijn zeer beperkt.
Bestaande schoolbesturen zijn huiverig en stichtingsnormen maken nieuwe initiatieven vrijwel
onmogelijk.
Een samenwerkingsverband van een nieuw initiatief met een bestaande school levert ook de
nodige beperkingen.
Geldstromen tussen twee scholen is ook al niet erg eenvoudig.
3.
Leerplichtwet
Hoewel we hier (nog) niet direct tegen aan lopen, kunnen wij ons voorstellen dat het in
voorkomende gevallen goed is om onderwijs elders dan op school te volgen. Volgens mij biedt de
wetgever hier op zich wel mogelijkheden maar worden de beperkingen vooral in de
uitvoeringskaders van de LPA opgeworpen.
In het HBO bestaat bijvoorbeeld een verplicht aantal “contact-uren”. Dit is al een veel ruimer
begrip. Ook hier bestaan de nodige definitie-discussies maar vooralsnog valt bijvoorbeeld
telefonisch contact of zelfs een podcast/webinar hieronder.
4.
N.v.t.
Zorgbudget
E
1.
Oplossingen
Inspectie van Onderwijs
In de reguliere onderwijsvormen worden de kerndoelen “geborgd” op basis van
gestandaardiseerde onderwijsmethoden.
In het Bijdehand onderwijsconcept wordt niet met gestandaardiseerde onderwijsmethoden
gewerkt. Er is hierbij sprake van een directe koppeling tussen leerproces en de kerndoelen.
Hiervoor heeft Bijdehand een bijzondere kwaliteitscyclus ontwikkeld. In deze kwaliteitscyclus
wordt zowel de ontwikkeling van de leerling gevolgd maar tevens de kwaliteit van het
onderwijsproces.
Wij zijn van mening dat deze manier van onderwijs “volgen” veel directer is en een hogere
validiteit heeft dan de reguliere vormen waarbij feitelijk alleen de methode getest wordt en de
niet de ontwikkeling van de leerling.
Ons systeem maakt volgens onze opvatting het (overmatig) (Cito) toetsen dan ook overbodig.
2.
Bekostiging onderwijs
Een haalbare methode van bekostiging is door het onderwijsconcept volledig onder te brengen
en uit te voeren onder de vlag van een bestaande (reguliere) school. Dit is vergelijkbaar met zoals
Leonardo (gedeeltelijk) of Steve Jobs (geheel) dat doen.
Dit is ook de bekostigingsmethodiek die Bijdehand toepast. Het concept wordt volledig
uitgevoerd onder de vlag van een bestaand schoolbestuur waarbij Bijdehand implementeert
(opstarten) begeleidt en bepaalde zaken ook faciliteert.
Voor een uitgebreidere beschrijving zie bijgevoegd document bijdehand_info_scholen_V5.docx
3.
Leerplichtwet
Nog niet van toepassing.
4.
Zorgbudget
n.v.t.
Vragenlijst:
Webchair
De vragenlijst is opgebouwd uit vier onderdelen:
A
Administratieve informatie
B
Organisatorische informatie
C
Pedagogische informatie
D
Knelpunten
E
Oplossingen
De formele kant van de structuur raakt met name aan de wet- en regelgeving. Daarvoor is
vooral van belang de informatie in A, B, D en E. De organisatorische afspraken, die deels een
oplossing van de knelpunten zullen moeten inhouden, worden vastgelegd in een
onderwijsovereenkomst met de ouders en school van inschrijving, waarbij zo nodig ook
derden partij zijn. Die overeenkomst noemen we vooralsnog de Miep Uniek overeenkomst.
De Miep Uniek overeenkomst is een professionelere versie van het maatwerkcontract van
het ministerie van OCW en de Inspectie van Onderwijs, ook wel bekend onder de naam Miep
Ziek.
De pedagogische kant aan de kwaliteitseisen die worden gesteld aan goed onderwijs en aan
het toezicht op de onderwijsopbrengsten. Voor de pedagogische kant is relevant B onder
vraag 1, de doelstelling en in het verlengde daarvan C, met name het schoolplan en het
zorgplan.
Van belang is dat er kort en bondig wordt geformuleerd.
A
Administratieve informatie
1.
Projectleider, eindverantwoordelijk voor het project
Contactgegevens Bevoegd gezag/Samenwerkingsverband/Gemeente
Naam
Contactpersoon Eugenia Mangana
Adres Alexanderstraat 10, 2514 JL den haag
Emailadres [email protected]
Telefoon 0622208825
2.
Schoolbestuur, eindverantwoordelijk voor het onderwijs aan de leerling
Contactgegevens schoolbestuur van de school waar de leerling staat ingeschreven
Naam n.t.b
Contactpersoon
Adres
Emailadres
Telefoon
3.
Onderwijsaanbieder, mogelijk externe onderwijsaanbieder in opdracht van de
school van inschrijving
Contactgegevens van de instelling die zorg draagt voor het onderwijs
Naam n.t.b.
Contactpersoon
Adres
Emailadres
Telefoon
4.
Zorgverlener, mogelijk externe zorgverlener in opdracht van school van
inschrijving of ouders (PGB)
Contactgegevens van de instelling die zorg draagt voor (extra) begeleiding
Naam n.v.t.
Contactpersoon
Adres
Emailadres
Telefoon
5.
Pleisterplaats, verantwoordelijk voor onderdak , kan ook buiten school van
inschrijving of thuis
Contactgegevens van de verblijfplaats van de leerling
Naam ACIC
Contactpersoon Audrey Maeder- Sahupala
Adres
Loosdrechtse Bos 17
Emailadres
[email protected]
Telefoon
06-50126961
6.
Contactpersoon ouders, verantwoordelijk voor informatie aan en
medezeggenschap van betrokken ouders
Contactgegevens van de ouder contactpersoon
Naam Mama Vita
Contactpersoon Saskia Buma
Adres Hillen acker 45, 1965 TA Heemskerk
Emailadres [email protected]
Telefoon 0625031515
7.
Onderzoek effectiviteit onderwijs/begeleiding
Contactgegevens van onderzoeker
Naam Martine Delfos
Contactpersoon Mathilde Kremer ( orthopedagoog-generalist)
Adres
Badhuislaan 24, 1561 EB Krommenie
Emailadres
[email protected]
Telefoon
075 77 155 87Adres
B
1.
Organisatorische informatie
Doelstelling project
Algemene doelstelling is om onderwijs op maat te bieden t.b.v. leerlingen die zich niet of
onvoldoende ontwikkelen binnen bestaande onderwijsstructuren of na het verrichten
van aanpassingen beter in staat zijn tot leren waardoor zij zich significant beter kunnen
ontwikkelen, dit ook naar het oordeel van hun ouders.
WebChair (Technologie) - WebTeach (dienst)
Een WebChair is een mobiel videoconferencing systeem dat speciaal is ontwikkeld voor
gebruik binnen het onderwijs. Op dit moment zijn ruim 300 units jaarlijks in gebruik op
scholen, ziekenhuizen en revalidatiecentra in Duitsland, Belgie, Frankrijk, Ierland en
Nederland.
WebChair is een onderdeel van de WebTeach dienst waarbij moderne technologisch
middelen en gespecialiseerde pedagogische kennis in een totaalprogramma gebundeld
zijn. WebTeach omvat een breed aanbod van diensten voor een maximaal resultaat: van
intake, evaluatie, instructie en voorlichtingsondersteuning tot bezorging, installatie,
onderhoud en technische ondersteuning van de WebChair.
Met WebTeach kunnen kinderen echt meedoen in het sociale leven in een directe
interactie met de docent en medeleerlingen. Zo wordt isolement voorkomen en leer
prestaties blijven gehandhaafd.
Voor scholen is dat een relatief goedkope, effectieve en snel in te zetten oplossing waar
inclusief onderwijs aangeboden kan worden voor thuiszitters of leerlingen die thuis
dreigen te komen zitten.
2.
Doelgroep leerlingen
Re-integratie thuiszitters- langer dan 4 weken per jaar afwezig met een gemiddelde tot
bovengemiddelde intelligentie
A. Somatisch langdurig zieken (CBS term)
Ernstig zieke leerlingen of leerlingen met een chronische ziekte (astma,
darmaandoeningen etc)
B. Psychisch langdurig zieken (CBS term)
-
Internaliserende problematiek: Allereerst leerlingen die, al dan niet veroorzaakt door
psychiatrische problematiek, veel angst kennen en zich onvoldoende veilig voelen
binnen een reguliere schoolomgeving. Een belangrijk deel van deze groep wordt
gevormd door leerlingen met autisme
-
Externaliserende problematiek: Daarnaast die leerlingen die dermate oppositioneel
gedrag vertonen, dat handhaving binnen een onderwijssetting niet realiseerbaar is.
Het is vaak lastig vast te stellen waardoor dit gedrag gestuurd wordt. Niet zelden
blijkt dat ook bij deze leerlingen sprake is van angst, van sociaal isolement en gebrek
aan toekomstperspectief, waardoor zij uiteindelijk meer gebaat zullen zijn bij een
aanpak die aansluit bij de eerstgenoemde groep.
3.
Aantal deelnemers
-
Somatisch langdurig zieken tussen 5-18 jaar : 300 leerlingen per jaar, sinds 2008
hebben ruim 800 leerlingen deelgenomen
- Psychisch langdurig zieken tussen 5-18 jaar : 10 leerlingen sinds 2012
Totaal : ruim 300 leerlingen per jaar in Nederland
4.
Looptijd van het traject
Gemiddeld een jaar voordat de leerling volledig geïntegreerd is en full time naar school
kan gaan. Bij chronisch zieke leerlingen voor onbepaalde tijd (slechts voor de dagen dat
de leerling niet naar school kan wegens zijn ziekte) tot dat de leerling klaar is met school.
5.
Programma van het traject
Meestal deeltijd en in sommige gevallen voltijd vooral in het beginperiode.
A. Somatisch langdurig zieken (CBS term)
-
Somatisch langdurig zieken:
Vanuit huis en/of ziekenhuis kunnen de leerlingen les volgen en contact
B. Psychisch langdurig zieken (CBS term)
-
Internaliserende problematiek: Vanuit de veilige situatie onder begeleiding thuis of
vanaf een veilige begeleidingsplek buiten of binnen de school kan de leerling
allereerst deelgenoot worden van hetgeen in de klas gebeurt en besproken wordt.
Vervolgens kan communicatie op gang gebracht worden en met de begeleider
geëvalueerd. Naarmate het vertrouwen tussen leerling, docent en medeleerling
groeit kunnen vervolgstappen gezet worden van huis, naar een veilige ruimte binnen
de school en ten slotte naar de klas.
-
Externaliserende : De begeleiding van deze leerlingen bestaat enerzijds uit een
pedagogisch-didactisch deel en daarnaast uit een sociaal maatschappelijk deel. Voor
de pedagogisch- didactische begeleiding is de samenwerkingsschool van groot
belang. Vanuit deze school zullen programmagegevens, huiswerk e.d. uitgewisseld
moeten worden met de leerlingbegeleider. Deze leerlingbegeleider zal de leerling
moeten ondersteunen bij het maken van opdrachten. Dit om de leerling
succeservaringen te laten opdoen binnen het reguliere schoolprogramma. Vanuit
deze ervaring kan gekozen worden voor de meest geschikte school om te reintegreren. Sociaal/maatschappelijk zal de begeleiding vormgegeven moeten worden
in samenhang met hulpverlenende instanties zoals bijv. jeugdzorg. Doel van de
begeleiding is om de leerling eerst weer te motiveren om vertrouwen te laten krijgen
in het onderwijs. Vervolgens zal gewerkt kunnen worden aan gedragsmodificatie. In
samenhang hiermee zullen ook docenten getraind en gecoacht moeten worden.
Vanuit een zeer geconditioneerde situatie (bv. binnen de Rebound) kan de leerling
allereerst deelgenoot worden van hetgeen in de klas gebeurt en mogelijkerwijs
kennis maken met nieuwe vakken.
6.
De rol van de ouders
De ouders zijn betrokken van het begin af aan, geven input en werken samen voor het
samenstellen van het handelingsplan en begeleiden de leerling tijdens het
onderwijsproces wanneer hij/zij thuis is.
C
1.
Pedagogische informatie
Het schoolplan
- onderwijsdoelstelling; al dan niet diplomagericht
- onderwijs aan (jaar)groepen
- klassikaal
- de onderwijsvorm: webchair-/afstands-/praktijk-/schoolonderwijs
- omgaan met frustratie en faalangst
- prikkelarme omgeving/concentratie
- rustruimte
- werken met een schaduw voor de leerling
- veiligheid/stressreductie
- inzet docenten
- samenwerking medeleerlingen
2.
Het zorgplan
Internaliserende problematiek:
-
Cruciaal in het gehele proces is de begeleiding van de leerling. Het gaat hier niet alleen
om het volgen van de lessen, maar meer nog om resocialisatie en re-integratie. Dit
proces start al bij de intake die duidelijk moet maken waaraan gewerkt gaat worden. De
leerling zal zelf actief aan het werk moeten om zicht te krijgen op het eigen functioneren,
waarbij zowel het bespreken van zowel sterke kanten als beperkende kwaliteiten een rol
zullen spelen. Tegelijkertijd zal ook op school gewerkt moeten worden aan het
pedagogisch klimaat en de pedagogische aanpak door docenten en de ‘solidariteit’ van
medeleerlingen. Thuiszitters zijn immers vaak leerlingen die zich door hun gedrag vaak
‘onmogelijk’ gemaakt hebben bij klasgenoten en docenten. Vanuit de veilige situatie
thuis of binnen de school kan de leerling allereerst deelgenoot worden van hetgeen in de
klas gebeurt en besproken wordt. Vervolgens kan communicatie op gang gebracht
worden en met de begeleider geëvalueerd. Naarmate het vertrouwen tussen leerling,
docent en medeleerling groeit kunnen vervolgstappen gezet worden van huis, naar een
veilige ruimte binnen de school en ten slotte naar de klas.
Externaliserende problematiek:
-
3.
De begeleiding van deze leerlingen bestaat enerzijds uit een pedagogisch-didactisch deel
en daarnaast uit een sociaal maatschappelijk deel. Voor de pedagogisch- didactische
begeleiding is de samenwerkingsschool van groot belang. Vanuit deze school zullen
programmagegevens, huiswerk e.d. uitgewisseld moeten worden met de
leerlingbegeleider. Deze leerlingbegeleider zal de leerling moeten ondersteunen bij het
maken van opdrachten. Dit om de leerling succeservaringen te laten opdoen binnen het
reguliere schoolprogramma. Vanuit deze ervaring kan gekozen worden voor de meest
geschikte school om te re-integreren. Sociaal/maatschappelijk zal de begeleiding
vormgegeven moeten worden in samenhang met hulpverlenende instanties zoals bijv.
jeugdzorg. Van cruciaal belang voor een succesvol verloop van dit traject, is de integrale
aanpak van onderwijs en zorg. De aanstaande transitie, waarbij jeugdzorg onder regie
van de gemeente komt, kan hierbij een extra stimulans vormen. Doel van de begeleiding
is om de leerling eerst weer te motiveren om vertrouwen te laten krijgen in het
onderwijs. Vervolgens zal gewerkt kunnen worden aan gedragsmodificatie. In
samenhang hiermee zullen ook docenten getraind en gecoacht moeten worden. Vanuit
een zeer geconditioneerde situatie (bv. binnen de Rebound) kan de leerling allereerst
deelgenoot worden van hetgeen in de klas gebeurt en mogelijkerwijs kennis maken met
nieuwe vakken. Tegelijkertijd zal in samenwerking met andere hulpverleners gewerkt
moeten worden aan sociaal-maatschappelijke thema’s. Deze zullen zeer divers zijn en
verschillen per leerling. Kern is wel dat leerlingen vertrouwen krijgen in hun toekomst n
hun ontwikkelingskansen. Zij moeten letterlijk zien dat hun beste kansen liggen binnen
het onderwijs. Dit stelt dus hoge eisen aan de kwaliteit van de samenwerkingsschool.
De dagbesteding
Schooldagen/thuisdagen/andere dagen…..
zie onder B.4
4.
De taak van de ouders
- onderwijstaak
- begeleidende taak
- coöperatieve taak
zie onder B.6
D
1.
Knelpunten
Inspectie van Onderwijs
- voorgeschreven toetsen systematiek
- verplichte jaargroepen
- voorgeschreven lesmethoden
- kwaliteitseisen onderwijs o.g.v. wet en Toezichtkader Inspectie
2.
Bekostiging onderwijs
- toegang tot leerlingenzorg (nu Rugzak en bovenschools budget SWV)
3.
Leerplichtwet
- Vrijstellingsregelingen artikel 5, onder a, en artikel 11, onder g, Leerplichtwet
- Deelname aan rebound, Op de Rails etc. ook mogelijk binnen Leerplichtwet
4.
Zorgbudget
- Voorwaarden vanuit de AWBZ
E
1.
Oplossingen
Inspectie van Onderwijs
- Onderwijsovereenkomst met ouders en andere betrokkenen (externe
onderwijsaanbieder en/of begeleider), waarin taken en verantwoordelijkheden zijn
vastgelegd.
2.
Bekostiging onderwijs
- Oormerken onderwijsgeld ingeschreven leerling
3.
Leerplichtwet
- Onderwijsprogramma is schoolbezoek in de zin van de Leerplichtwet. Zie ook verblijf in
Rebound, Op de Rails, Miep Ziek etc.
4.
Zorgbudget
- Begroten onderwijs en zorg en bekostiging vanuit school en zorgkantoor.
Bijlage bij pilot de thuisklas basisschool De Vallei
Projectvoorstel
Inspectie van Onderwijs
25 april 2013
Probleem:
16.000 kinderen volgen geen onderwijs, om welke reden dan ook. Dit is een ongewenste situatie voor
kinderen, ouders, overheid en onderwijs gerelateerde organisaties. 62
Probleemstelling:
16.000 kinderen (po en vo) gaan niet naar school. (zie figuur 1). Reden hiervoor zijn uiteenlopend; ze
worden gepest, hebben autisme of ADHD of hebben één op één begeleiding nodig. Soms zijn ze
overspannen, kunnen de hoeveelheid prikkels in een reguliere schoolklas niet aan of krijgen te maken
met een lange wachtlijst63. De problemen zijn van heel diverse aard maar de overeenkomst tussen
deze thuiszitters is dat het huidige onderwijssysteem niet biedt wat ze nodig hebben. Het klassikale
systeem wordt vaak ervaren als te druk, teveel prikkels en niet passend. Deze kinderen willen graag
onderwijs maar zijn niet in staat deze in de bestaande reguliere setting te ontvangen.
Figuur 1: tabel absoluut verzuim, thuiszitters en vrijstelling
In Nederland willen we dat alle mensen zoveel mogelijk mee kunnen doen en een bijdrage kunnen
leveren aan de samenleving. Die opvatting wordt door iedereen gedeeld. De overheid rekent het tot
haar verantwoordelijkheid om zich daarvoor in te zetten. 64 Kinderen hebben allemaal recht op goed
onderwijs en passende begeleiding.
Oplossing:
Om alle kinderen goed onderwijs te kunnen bieden is het nodig om diverse vormen van onderwijs aan
te bieden. Hiervoor is maatwerk in onderwijsaanbod nodig. Dankzij moderne technologie is veel
mogelijk op o.a. het gebied van virtueel contact en educatieve leerstof waardoor we meer diversiteit
kunnen bieden en beter kunnen afstemmen op de behoefte van het individuele kind. Basisschool De
Vallei wil graag dit maatwerk leveren.
Voor elk kind wordt een individueel leerplan opgesteld. Kinderen krijgen onderwijs op afstand waarbij
op regelmatig vastgestelde tijdstippen contactmomenten zijn tussen leerling, ouders enerzijds en de
school anderzijds. Hiermee worden ouders educatief partner en begeleiden zij hun kinderen dagelijks
in de thuissituatie, ondersteund door een gekwalificeerde leerkracht en pedagoog.
62
Beantwoording vragen lid Çelik (PvdA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de cijfers
met betrekking tot het aantal thuiszittende kinderen dat geen onderwijs krijgt (2012Z06452)
63
Zie rapport: belemmeringen voor kleinschalige innovatieve zorg en onderwijs voor kinderen met autisme.
64
Zie rapport: ‘Hoera, ik ga weer naar school!’ (http://www.nationaleombudsmannieuws.nl/sites/default/files/rapport_hoera_ik_ga_weer_naar_school_2011-001.pdf)
Vorming in sociaal verband wordt aangeboden door ze als groep samen te brengen in een
zogenaamde thuisklas. De groep heeft onderling virtueel contact d.m.v. internet (mailgroep, klasbord,
app, skype groep) en fysieke contactmomenten als excursies, activiteiten, materiaaldagen of andere
bijeenkomsten, die door school gefaciliteerd worden.
Het individueel leerplan en ontwikkelingen van leerlingen worden gevolgd met een online
leerlingvolgsysteem.65
Doelgroep:
Kinderen in de basisschoolleeftijd die thuiszitten omdat een schoolse setting niet passend is en
waarvan de ouders educatief partner kunnen en willen zijn. (zie verder aannamebeleid)
Wetgeving
Artikel 41 uit de WPO66 geeft basisscholen de bevoegdheid om het onderwijs voor elk kind verschillend
in te richten. Daarbij hoeft een kind niet al zijn onderwijs perse in het schoolgebouw zelf te
ontvangen. Het kind kan op zijn woonadres onderwijs krijgen dat het klassikale onderwijs vervangt.
Aan de eis dat het onderwijs gegeven moet worden door iemand met een lesbevoegdheid, wordt
voldaan doordat ouders in het geven van onderwijs mogen assisteren, zolang zij de aanwijzingen van
lesbevoegden maar opvolgen. Ouders worden hiermee educatief partner.
Artikel 41 WPO is in beginsel niet bedoeld om het onderwijs geheel en al thuis te laten plaatsvinden.
De school moet voor het onderwijs een zekere inspanning doen, de school blijft voor de wet
verantwoordelijk en ontvangt bekostiging van de rijksoverheid. Dit willen we bereiken door van de
thuisklas een volwaardige manier van onderwijs te maken.
Praktische uitvoering







We vormen één of twee thuisklassen van 20-25 leerlingen per klas.
De thuisklas wordt begeleidt door een bevoegde leerkracht en gediplomeerd pedagoog die
ouders helpen om in didactische en pedagogische zin om thuis onderwijs te geven
Elk kind werkt aan de hand van een individueel leerplan dat opgesteld wordt a.d.h.v. een
leerwensengesprek.
De leerkracht en pedagoog komen enkele keren per jaar op huisbezoek bij de kinderen.
Tijdens die bezoeken wordt geëvalueerd hoe het gaat en worden nieuwe plannen gemaakt.
Ouders krijgen ondersteuning van de school bij onderwijs- en opvoedingsvragen.
De school faciliteert in leermateriaal, contactmomenten en virtuele leeromgeving. Hierdoor
kunnen alle kinderen van de thuisklas contact opnemen met elkaar via een mailgroep. Ideeën
kunnen gedeeld worden, speelafspraken kunnen gemaakt worden of vragen gesteld worden.
Per 25 kinderen stellen we 1 fte beschikbaar.
Aanbod


65
66
Professionele begeleiding op pedagogisch en didactisch vakgebied tijdens periodieke
contactmomenten.
Een of twee keer per jaar komen ouders met hun kinderen naar school tijdens zogenaamde
materialen dag. Op die dag wordt samen uitgezocht met welk educatief leer materiaal bij de
behoefte van de kinderen aansluit en waaruit ze de volgende periode willen werken. Hierbij
Toeleiding naar inschrijving op een fysieke school kan onderdeel uitmaken van het persoonlijk plan, maar hoeft niet.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0003420/HoofdstukI/TitelII/Afdeling1/4/Artikel41/geldigheidsdatum_25-04-2013





kan gedacht worden aan methodieken, werkboeken, hulpmiddelen of ander ondersteunend
materiaal. Afhankelijk van het materiaal vindt uitleen of uitgifte plaats.
Er wordt samen met pedagogische driehoek (kind, ouder, school) een individueel plan
opgesteld. Elk persoonlijke plan is afgestemd op de leefcontext, het competentieniveau en
behoefte, wensen en ambities van de individuele leerling. Hierbij werken we uit van de visie
van onze school waar we uitgaan van de motivatie en talenten van de kinderen. 67
Kinderen en ouders worden een virtuele leeromgeving aangeboden met online gegeven
instructies, skype afspraken, optioneel een facebook pagina voor uitwisselingen van
ervaringen of er kunnen via de mail vragen gesteld worden over onderwijs en opvoeding.
Leerstofaanbod door geschiedt onder andere door het volgen van het Pinterest kanaal 68,
deelname aan musea uitstapjes, naar de materialendagen te komen, ideeën online te delen
met de rest van de klas.
Alle kinderen krijgen een museumjaarkaart; de leerkracht organiseert regelmatig een activiteit
waar de kinderen naar toe kunnen gaan om fysiek andere kinderen te ontmoeten uit hun klas.
Leerlingen en ouders hebben onbeperkt toegang tot het leerlingvolgsysteem. (zie volgen van
ontwikkeling en leerlingenzorg)
Volgen van ontwikkeling en leerlingenzorg



Ontwikkeling wordt zichtbaar gemaakt en in kaart gebracht door aangeven van leerlijnen en
dagverslagen via het leerlingvolgsysteem.
Dit leerlingvolgsysteem is 24u p/d online beschikbaar, toegankelijk én te bewerken voor
ouders, kinderen en school. 69
Indien externe hulp gewenst is, kan het zorgprotocol (zie bijlage) gevolgd worden. De
leerkracht/ pedagoog kunnen indien nodig in overleg met de ouders en het kind via de school
hulp inschakelen, het zorgnetwerk is hiermee beschikbaar.
Aanname:





Er volgt voor de kinderen die mee willen doen eerst een aanname gesprek waarin de
voorwaarden voor deelname met de ouders en de kinderen besproken worden. Dit vindt
plaats op school.
Verwachtingen worden uitgesproken
Er wordt een plan gemaakt voor de eerste periode en een eerste thuisbezoek gepland.
Vervolgens wordt een jaarplanning opgesteld.
Tijdens dit bezoek wordt de voortgang besproken en nieuwe plannen gemaakt.
Bij aanname worden kinderen ingeschreven op basisschool De Vallei als leerling, ze zitten
fysiek in de thuisklas en worden vanuit deze basisschool begeleid op afstand.
Voorwaarden voor deelname





67
Ouders hebben minimaal HBO denk niveau hebben en/of blijk kunnen geven van instructie –
en reflectie niveau.
Ouders zijn beschikbaar voor kun kind en voldoen aan een bepaalde
aanwezigheidsverplichting.
Ouders gaan akkoord met de aannameprocedure van de school m.b.t. de thuisklas.
Ouders en kinderen voldoen aan verplichting om op periodiek basis in het leerlingvolgsysteem
ontwikkelingen bij te houden.
Het woonadres beschikt over een computer met internet.
Zie www.basisschooldevallei.nl
zie http://pinterest.com/DeVallei/
69
www.spectrovita.nl
68
Wat levert het op?















Kinderen krijgen passend onderwijs (dwz onderwijs wat het beste bij zijn/ haar talenten of
beperkingen past) aangeboden.
Inzet op leerrecht, het recht op onderwijs wordt ingevuld.
Persoonlijke begeleiding door leerkracht en pedagoog, kinderen worden gezien en gevolgd in
hun ontwikkeling.
Kinderen behouden de binding met de maatschappij en andere kinderen met inachtneming
van hun belemmering deel te nemen aan het reguliere systeem.
Zorgstelsel rond een kind wordt overzichtelijker en administratieve last geringer. (er hoeven
immers minder zorginstellingen rondom het kind ingeschakeld te worden.)
Het project kan in een nieuwe onderwijsvorm resulteren welke naast de bestaande manieren
ingezet kan worden. Hierdoor wordt niet alleen de variatie in onderwijs, maar ook de
mogelijkheid voor kinderen om passend onderwijs te vinden vergroot.
Een thuisklas heeft een preventieve werking. Problemen die in een reguliere situatie
gesignaleerd worden, kunnen voortijdig ondervangen worden.
Financieel voordeel 1; hoeft geen extra gelden beschikbaar te stellen en geen kostbare
ingewikkelde bureaucratische procedures nodig om passende begeleiding te krijgen. 70
Financieel voordeel 2; financiering maakt onderdeel uit van de lumpsumbekostiging van de
school. (dwz; 1 fte en materiaal, geld bestemd voor inrichting van een lokaal wordt besteed
aan museumjaarkaarten en excursies.
Financieel voordeel 3; Overheid is geen geld kwijt aan uitvoeren van controle (kosten
leerplichtambtenaar) en de daar eventueel uit voortvloeiende juridische kosten.
De onderwijsvorm respecteert bezwaren van ouders die hun kinderen vanwege
levensbeschouwelijke gronden thuis laten terwijl tegelijkertijd deze kinderen wel gezien
worden.
De school is aangesloten bij WSNS en heeft derhalve beschikking over een uitgebreid
zorgnetwerk.
Leerkracht en pedagoog hebben vanwege hun professie kennis over eventueel
vervolgonderwijs indien gewenst. Zij kunnen ouders hierover van advies dienen.
De regie blijft in handen van de school. Hierdoor hebben gemaakte afspraken meer kans om
nagekomen te worden doordat de eindverantwoordelijk duidelijk is (ipv zorgteams, etc)
Een bovenliggend doel is het ontwikkelen van een methodiek die ook door andere
scholen gebruikt kan worden.
Hoe verder?


70
Toestemming onderwijsinspectie en/of de minister;
Het zou wenselijk zijn om er een experiment van te maken en een extra fte in te kunnen
zetten om methodieken te ontwikkelen, observaties te doen en resultaten te bundelen zodat
andere scholen er in de toekomst ook mee kunnen gaan werken.
Zie rapport: belemmeringen voor kleinschalige innovatieve zorg en onderwijs voor kinderen met autisme.
Bijlage bij pilot Partnersschool
Position Paper Partnerschapschool
De Partnerschapschool is een voorziening welke aan bestaande basisscholen kan worden
toegevoegd met als doel om ontwikkelingsmogelijkheden en welbevinden van kinderen
positief te beïnvloeden, de werkdruk te verlagen en de betrokkenheidvan ouders te
vergroten.
Wie of wat beperkt?
Vrijheid van inrichting van onderwijs. De inspectie handhaaft de wet, waaraan ons plan volgens hen
niet voldoet.
Onafhankelijke juristen zijn het niet altijd eens met de wijze waarop de inspectie de wet
interpreteert. Zo ook nu.
Wij hebben ervoor gekozen dit niet te laten escaleren. Wel hopen we dat ons oorspronkelijk plan
mogelijk gemaakt wordt op termijn. Daarvoor is het nodig de wet aan te passen, of deze anders te
interpreteren. Voor nu hebben we ons plan aangepast en blijven we keurig binnen de grenzen van de
wet.
Hoe kunnen we deze meerwaarde bieden?
Door de omstandigheden te verrijken. De meeste organisaties zijn blijvend in beweging om leerlingprestaties te vergroten. Zij leiden het onderwijzend en/of het ondersteunend personeel steeds beter
op, en zoeken daar naar een hoger rendement. Dit met als gevolg dat werkdruk vergroot en
werkplezier verkleind wordt. Wij vragen aan ouders om hun eigen kind te ondersteunen bij het
aanleren van instrumentele vaardigheden (In het origineel plan thuis, in de aangepaste variant op
school). Niet na school, zoals vaak gebeurd, maar tijdens. Deze nieuwe nauwe samenwerking met
ouders past in de ontwikkeling van ouderbetrokkenheid binnen het onderwijs. Daarbij blijkt uit
recent onderzoek dat ouders liever een bijdrage leveren welke van direct ontwikkelingsbelang zijn
voor hun eigen kind, dan voor de algehele school. Deze additionele voorziening is passend voor elk
onderwijstype en heeft geen nadelig effect op de wijze waarin het onderwijs verder is ingericht.
Is dit aannemelijk?
NRC-next heeft in oktober een reviewstudie gedaan naar de effecten van individuele begeleiding in
het basisonderwijs. Hieruit blijkt uit dat dit een hoger rendement oplevert . Wij willen ouders de
gelegenheid bieden om ondersteuning te verzorgen. Dat kan bij één of meerdere vakken.
Ook blijkt dat ouderbetrokkenheid bijdraagt aan zowel de leerprestaties van leerlingen als aan hun
motivatie, hun welbevinden en hun zelfbeeld. Voor alle leeftijdsgroepen blijkt dat de betrokkenheid
van ouders bij het leren thuis de grootste effecten sorteert.
Doordat ouders een deel van het primair onderwijsproces invullen, is een leerkracht in staat om
ontwikkelingsperspectieven van deelnemende leerlingen beter in kaart te brengen. Dit zorgt ervoor
dat de leerling een gepersonaliseerd onderwijsprogramma aangeboden krijgt. Dit sluit naadloos bij
zijn ontwikkelingsbehoefte en potentieel. De praktische uitvoering hiervan is bij een op een
begeleiding mogelijk, in een reguliere situatie niet.
Doordat het aangeboden programma precies op maat is per deelnemende leerling, komt dit zijn
welbevinden ten goede,zijn competentiebeleving stijgt, frustratie neemt af. Dit is een logisch gevolg
van het niet meer hoeven te voldoen aan irreële doelstellingen voor de ene leerling, en het
aanbieden van leerstof welke te weinig uitdaging biedt voor de andere leerling.
Is er wel voldoende aandacht voor alle vakken?
Dat is er zeker. Het onderwijs vindt plaats op zowel individuele basis alsook in een groep. Beide zijn
aantoonbaar effectief. Naast het aanleren van instrumentele vakken is er voldoende tijd voor het
leren in de groep. Hier vind het toepassen plaats van instrumentele vaardigheden in thematische
opdrachten en bijvoorbeeld presentaties. Daarnaast is op die momenten aandacht voor het opdoen
en toepassen van sociaal emotionele vaardigheden, maar ook van creatieve en motorische aard.
Het is de verwachting dat het leren via de Partnerschapschool ook effectief is wat betreft tijd. Deze
tijd kan geïnvesteerd worden in vormingsgebieden welke steeds meer naar de achtergrond zijn
geraakt in de afgelopen decennia en wel van belang worden geacht. Ook kan er extra aandacht
komen voor aspecten waar nu vaak niet aan toegekomen wordt, zoals bijvoorbeeld omgang met
moderne media en het opdoen van studievaardigheden.
Wat is nodig van de wetgever?
We worden beperkt van de wetgeving omtrent ‘Geregeld schoolbezoek’. Dit wetsartikel (artikel 4) uit
de leerplichtwet moet volgens de inspectie van het onderwijs letterlijk en fysiek opgevat worden.
Hierbij wordt geen jurisprudentie of andere duiding gevoegd. De Wet op het primair onderwijs
(WPO) geeft ook geen omschrijving van geregeld schoolbezoek. Wel staat er in de WPO dat
leerlingen 7520 uur onderwijs ontvangen. Staatssecretaris Sander Dekker van het onderwijs
omschrijft ‘onderwijstijd’ als volgt; onderwijsactiviteiten die onder de pedagogisch-didactische
verantwoordelijkheid van daartoe bekwaam onderwijspersoneel worden uitgevoerd, die deel
uitmaken van het door de school geplande en voor de leerlingen verplichte onderwijsprogramma die
door een inspirerend en uitdagend karakter bijdragen aan een zinvolle invulling van de totale
studielast van leerlingen.
Wat er nodig is om ons initiatief uit te voeren zoals in ons oorspronkelijke plan is het nodig dat de
inspectie van het onderwijs bestaande wet en regelgeving dermate gaat interpreteren dat wij
hieraan voldoen.
Een andere mogelijkheid is dat de leerplichtwet aangepast wordt, of een toevoeging volgt welke
betrekking heeft op het completer beschrijven van geregeld schoolbezoek. Tot die tijd zouden we
graag gebruik maken van een experimentenwet na een ad hoc verzoek.
Opzetten, onderhouden en doorontwikkelen van een Bijdehand-­‐afdeling binnen een bestaande school. September 2013 www.bijdehandscholen.nl Inhoudsopgave 1. HET BIJDEHAND ONDERWIJSCONCEPT 5 1.1 INLEIDING ................................................................................................................................................. 5 1.2 DIDACTISCHE UITGANGSPUNTEN ............................................................................................................. 6 1.2.1 FREINETPEDAGOGIE ................................................................................................................................................. 6 1.2.2 LEVEND LEREN .......................................................................................................................................................... 6 1.2.3 MEERVOUDIGE INTELLIGENTIE .............................................................................................................................. 7 1.2.5 ASSOCIATIEF LEREN ................................................................................................................................................. 8 1.2.6 ONTWIKKELCONTINUÜM© ...................................................................................................................................... 9 1.3 LEVEND LEREN IN DE PRAKTIJK ............................................................................................................. 10 1.3.1 ONDERWIJSTECHNIEKEN ...................................................................................................................................... 10 1.4 MONITORING .......................................................................................................................................... 10 1.4.1 DIGITAAL PORTFOLIO ............................................................................................................................................ 10 1.4.2 DIGITAAL KLASSENBOEK ...................................................................................................................................... 11 1.5 INTEGRAAL STUREN OP CAPACITEITEN ................................................................................................. 11 2 IQ-­‐CYCLUS 12 2.1 INLEIDING ............................................................................................................................................... 12 2.2 DE ONTWIKKELCYCLUS (LEERLING) ...................................................................................................... 12 2.3 DE VERANTWOORDINGSCYCLUS (ONDERWIJS) ..................................................................................... 13 3 HET DIENSTVERLENINGSCONCEPT 14 3.1 INLEIDING ............................................................................................................................................... 14 3.2 WIE ZIJN WIJ ........................................................................................................................................... 14 3.3 WAT DOEN WIJ ........................................................................................................................................ 15 2 Waarom Bijdehand Om een goed antwoord op deze vraag te kunnen geven kijken we eerst kort naar de vraag die hier nog achter ligt: Waarom onderwijs voor begaafde kinderen? Gelukkig begint het antwoord op deze vraag zich zo langzamerhand wel te ontwikkelen. Er is het nodige gaande op het gebied van onderwijs aan begaafde leerlingen. Plusklassen, levelwerk en het Leonardo-­‐onderwijs zijn daar een paar voorbeelden van. En het blijkt ook hard nodig. Hoewel begaafde leerlingen over het algemeen op het cognitieve vlak geen problemen zouden moeten hebben, blijkt meer dan eens dat “zelfs” zij steeds vaker vastlopen in het reguliere onderwijs. Op zich is het niet verwonderlijk dat begaafde leerlingen steeds minder gaan “passen” in het reguliere onderwijs. Deze leerlingen zijn in de basis vaak gedreven, scheppingsgericht en regelmatig ook hoogsensitief. Ze beleven hun omgeving intens en hebben over het algemeen al op vroege leeftijd een complex wereldbeeld (Kooijman 2008). In een onderwijssysteem dat zich de laatste tijd vooral ontwikkelt tot methodisch en efficiënt instituut, zal een begaafd kind relatief sneller in zijn/haar ontwikkeling begrensd worden met alle risico’s van dien. Getuige het aantal schooluitvallers en, veel minder zichtbaar, het aantal onderpresteerders, is passend onderwijs voor begaafde leerlingen gerechtvaardigd en hoognodig. Wat maakt Bijdehand-­‐onderwijs anders? De meeste reguliere onderwijsbenaderingen voor begaafde leerlingen hebben een overwegende focus op cognitieve aspecten. Er wordt hierbij, overigens terecht veronderstelt dat begaafde leerlingen voldoende uitgedaagd moeten blijven worden. Dit is volgens onze visie echter te beperkt. Begaafde kinderen zijn niet uitsluitend een goed stel hersenen op twee benen maar in de eerste plaats bijzondere mensen. Er is niet simpelweg sprake van “méér van de intelligentie die iedereen bezit”, maar van een fundamenteel andere manier van denken. Veel (hoog)begaafden kunnen niet alleen sneller denken en meer onthouden, maar hebben een andere manier van leren, een andere manier van problemen benaderen en zij houden zich bezig met andere ideeën (Steinberg en Davidson, 1985). Daarnaast is, zoals het Delphimodel (figuur 1, pagina 4) al aangeeft, de beleving van begaafde kinderen intens en complex en de gevoelens rijk geschakeerd. Het is hierom dat Bijdehand in plaats van een focus op het cognitieve, kiest voor een onderwijsbenadering waarbij aansluiting gezocht wordt bij het geheel van de belevingswereld en emoties van het begaafde kind. Wij zullen dit in het volgende hoofdstuk nader toelichten. 3 Figuur 1 “Delphi-­‐model” 4 1. Het Bijdehand onderwijsconcept 1.1 Inleiding De componenten op basis waarvan het Bijdehand onderwijsconcept is opgebouwd zijn niet allemaal uniek. Begrijpelijk want het onderwijs heeft in al haar wetenschappelijk onderzoek en creativiteit al vele goede zaken voortgebracht. Het is vooral de gebalanceerde samenhang van verschillende uitgangspunten en een daarop gebaseerd, logisch ontworpen onderwijsproces dat het onderwijsconcept van Bijdehand uniek maakt. Ook zitten er een paar, speciaal door Bijdehand ontwikkelde componenten in die het concept een belangrijke extra dimensie geven. Het onderwijsconcept als geheel is weergegeven in figuur 2. Op basis van dit model zullen we in de volgende paragrafen de verschillende componenten nader beschrijven. Figuur 2 “Bijdehand onderwijsconcept” 5 1.2 Didactische uitgangspunten 1.2.1 Freinetpedagogie Célestin Freinet (1896-­‐1966) is de belangrijkste Franse pedagoog uit de moderne tijd. Hij was een bewonderaar van Dewey, de jongere tijdgenoot van Montessori, Decroly, Korzcak, Ferrière, Petersen, Parkhurst, Makarenko en behoort met hen tot de grote onderwijsvernieuwers van de twintigste eeuw. Freinet ontwikkelde een onderwijsbenadering die vandaag de dag nog steeds actueel is. Dit komt enerzijds doordat zijn ideeën op vrij tijdloze principes gebaseerd waren en anderzijds doordat een actieve Freinetvereniging vandaag de dag voortdurend het concept blijft ontwikkelen. Een van de belangrijkste uitgangspunten van Freinet is dat het onderwijs aansluit bij de belevingswereld van de kinderen. Dit idee is verder uitgewerkt in het zogenaamde “Levend leren”. 1.2.2 Levend leren Levend Leren baseert zich op de freinetpedagogie en vertaalt de uitgangspunten naar werkwijzen en materialen die passen bij de situatie van de school en kinderen. We vatten Levend Leren als volgt samen: leren dat zich baseert op eigen ervaring en gezond verstand, leren dat je je hele leven niet vergeet, leren in en door het werk, leren dat kinderen en hun leraren raakt, dat motiveert en inspireert, leren dat vertrekt vanuit het dagelijks leven van de kinderen, leren voor en door het leven, binnen en buiten de school, voor nu en later. Levend leren krijgt vorm in alle leergebieden: van burgerschapsvorming tot rekenen/wiskunde, van expressie tot techniek. Vertrekpunt is het alledaagse leven van de kinderen. Het resultaat van levend leren is behalve leerplezier en leergierigheid ook kennisverrijking en groeiende vaardigheid op alle terreinen. Binnen modern onderwijs circuleren verschillende aanduidingen voor het leren van kinderen. Ontdekkend, functioneel, natuurlijk, interactief leren. Ontdekkend leren; het kind als een jonge onderzoeker die tastender-­‐, spelender-­‐, lerender-­‐ en werkenderwijs probeert zicht te krijgen op zijn leven en zijn wereld. Functioneel leren benadrukt dat kinderen weten waarmee ze bezig zijn en waarom ze doen wat ze doen, dat ze zinvol bezig zijn. Natuurlijk leren gebeurt vanuit de natuurlijk behoefte om te kunnen wat anderen ook kunnen. Interactief leren benadert het leren als een communicatieproces tussen het lerende kind en de leeromgeving (onderwijsruimte, leraar, kinderen, leergebieden). We kiezen in het Bijdehandonderwijs voor Levend Leren, omdat dit de essenties van ontdekkend, functioneel, natuurlijk en interactief leren bundelt; onderstreept dat leren ingebed is in het groeps-­‐ en schoolleven; laat zien dat je leert voor het leven en dat je je hele leven blijft leren; accentueert dat leren moet leven, dus spannend en uitdagend kan zijn; duidelijk maakt dat het leven zelf onze leerschool is. Juist ‘onze’ slimme kinderen hebben deze uitdaging nodig. Niet alleen om onderpresteren en verveling te voorkomen, maar vooral ook om als persoon serieus genomen te worden. Kortom, levend leren is net zo echt als het leven zelf. Leren schrijven is even echt als leren lopen. Je kunt er iets mee: iets noteren dat je niet wilt vergeten. Je rekent de oppervlakte van een stukje tuin uit, omdat je spinaziezaad moet kopen. Het gaat ergens over, het is niet doen alsof, het is zinvol werk. En dan nog dit: net als in het echte leven, je kiest ervoor, je maakt je eigen planning, je stelt je eigen doelen, je werkt het zelf uit, alleen of met iemand anders, met een groepje of met de hele groep. Je neemt jezelf en de anderen serieus. 6 Levend leren vraagt om levend onderwijzen. Dat betekent om te beginnen dat de leraar met zijn leerlingen een prikkelende, nieuwsgierig makende leeromgeving weet te scheppen. Het veronderstelt ook dat kinderen de ruimte krijgen, dat ze vertrouwen krijgen om hun eigen plannen te maken en uit te voeren, dat er zo nu en dan iets mag misgaan. En dat geldt niet alleen op school: dezelfde werkwijze wordt ook ingezet bij het maken van educatieve arrangementen voor musea, inhoudelijke programma’s voor buitenschoolse opvang, ontwerpen van educatieve materialen bij theatervoorstellingen, film, etc. De leraren en begeleiders die weten uit te dagen, die ruimte bieden, vertrouwen geven en durven loslaten, zijn zelf leergierig en stralen dat uit, hebben zelfvertrouwen, gebaseerd op kennis en kunde, op zelfkennis. Zo’n ‘juf’ of “meester” kent haar/zijn sterke en erkent haar/zijn zwakke punten; buit de sterke maximaal uit en probeert de zwakkere te compenseren door studie, oefening of collegiale hulp, of, misschien nog mooier: door kinderen in te schakelen. 1.2.3 Meervoudige intelligentie Begaafdheid, vooral hoogbegaafdheid wordt meestal één op één geassocieerd met intelligentie. Afgezien van het feit dat er tussen begaafdheid en intelligentie niet een absolute relatie bestaat, zijn de meningen over hoe intelligentie gemeten zou moeten worden ook flink verdeeld. In de praktijk blijken verschillende metingen elkaar ook behoorlijk tegen te kunnen spreken en is de voorspellende waarde gering: “Pim is een bijzondere leerling in het basisonderwijs. Hij krijgt een VMBO advies en dreigt in het 3e jaar van het VMBO vast te lopen. Een psychologisch onderzoek levert de diagnose ADD en PDD-­‐NOS op en een gemiddeld IQ van 87. Volgens het onderzoek beschikt hij echter wel over een absoluut gehoor en een opvallend bovengemiddeld geheugen. Pim zit inmiddels op het conservatorium en blinkt in verschillende vakken uit. “Franke wordt na 1,5 jaar basisonderwijs ziek en wil niet meer naar school. Zijn ouders vermoeden dat hij wel eens hoogbegaafd zou kunnen zijn. School ziet dit absoluut niet, mede gelet op Franke’s middelmatige uitslagen op de Cito-­‐toetsen. De ouders laten Franke op eigen initiatief testen bij een erkende instantie. In de WPPSI III test wordt een verbaal IQ van 145 gemeten. Een wat ruimere en goed bruikbare benadering is de theorie van de meervoudige intelligentie (Gardner, 1983). Gardner is ervan overtuigd dat intelligentie niet als een op zich staande of algemene bekwaamheid kan worden beschouwd. Op basis van onderzoek onderscheidde hij 7 ruime categorieën van intelligenties. Dit model is daarna in verschillende vormen verschenen, vaak met 8 en zelfs 9 categorieën. Het basisprincipe sluit goed aan bij de brede benadering die Bijdehand ten aanzien van begaafdheid hanteert. Meervoudige intelligentie wordt ook als een van de uitgangspunten voor de intakeprocedure gehanteerd. Wij willen daarbij gebruik maken van een combinatie van een aantal indicatie-­‐
instrumenten en methoden om zo gezamenlijk een weloverwogen toelatingsadvies te kunnen formuleren. 7 1.2.5 Associatief leren Een actuele discussie, zeker binnen het aandachtsgebied van het onderwijs aan meer-­‐ en hoogbegaafde kinderen, is die van het zogenaamde bottom-­‐up leren versus het top-­‐down leren. Volgens onze visie biedt het opbouwen van onderwijs vanuit elementaire kenniselementen (bottom-­‐up) te weinig context. Het onderwijs valt hierdoor al snel buiten de zogenaamde zone van naaste ontwikkeling (Vygotsky, 1978) wat een zeer beperkt rendement en vooral moeizaam onderwijsproces oplevert. Het benaderen van kennis vanuit een hogere abstractie of vanuit een grotere geheel is op zich al effectiever maar is nog steeds beperkt. Begaafde kinderen denken veelal meer in grote gehelen en denken meer associatief (Renou, 2013). Om een maximaal leerrendement te krijgen willen wij bewust geen beperkingen aan de hiërarchische opbouw van kennis leggen. Wij spreken in dit verband dan ook van “Associatief leren” (zie figuur 3) Figuur 3 “Associatief leren” 8 1.2.6 Ontwikkelcontinuüm© Het ontwikkelcontinuüm is een van de kernelementen die specifiek voor en door Bijdehand zelf ontwikkeld is. Het biedt een basis voor een bredere benadering van leren en persoonlijke ontwikkeling, op een verantwoorde manier geborgd in een tweetal kaders (figuur 4). Figuur 4 “Ontwikkelcontinuüm” Het ontwikkelcontinuüm wordt gerepresenteerd als een continuüm tussen zijn en weten. Het “zijn” kenmerkt zich door het besef van de volledige en volwaardige mens. Een zeker besef van wie je bent in alle verschillende facetten. Vanaf dit punt bouwt een mens zichzelf uit. Een mens groeit door te leren in de breedste zin van het woord. Dit leren vindt plaats indien de omstandigheden geschikt zijn. In een schoolse situatie is dit in onze visie een situatie die gecreëerd moet worden ofwel het scheppen van optimale (leer)voorwaarden. Dit aspect is even belangrijk als logisch want: Je kunt niet weten als je niet kunt leren en je kan niet leren als je niet nieuwsgierig bent je kunt pas nieuwsgierig zijn als je fouten durft te maken en je durft fouten te maken als je je voldoende veilig voelt. Een mens ontwikkelt zich ook zelden in lineaire zin. Mensen, kinderen hebben talenten en valkuilen. Bij begaafde kinderen zijn de verschillen vaak nog wat duidelijker dan bij normaal begaafde kinderen. Het is juist de gebalanceerde mix van kennis en zelfinzicht die de zogenaamde “21st Century Skills” kenmerkt. Een begaafd kind is bijvoorbeeld wellicht in staat om na de tafel van 10 nog tot en met de tafel van 265 door te gaan. De kans is groot dat een begaafd kind zich ook afvraagt wat het nut daarvan is en wat het hem/haar verder brengt. In onze visie wordt een maximaal leerrendement bereikt en kunnen kinderen zich ontwikkelen tot talentvolle en evenwichtige volwassenen indien het “cognitieve ontwikkelen” aangevuld wordt met reflectie en bezinning. Kinderen krijgen hierdoor een betere kijk op zichzelf en leren overwogen keuzes te maken. In het ontwikkelcontinuüm wordt de groeikant (weten) formeel geborgd door het kernkader (kerndoelen). De bezinningskant (zijn) wordt door een bezinningskader geborgd. Hier kunnen (combinaties van) methodische maar ook levensbeschouwelijke aspecten als basis dienen. Een werkbaar gedachtegoed hiervoor is bijvoorbeeld Human Dynamics. 9 1.3 Levend leren in de praktijk 1.3.1 Onderwijstechnieken Zoals reeds aangegeven is de belevingswereld van de kinderen het vertrekpunt voor het onderwijs en wordt er geen gebruik gemaakt van gestandaardiseerde onderwijsmethoden. Dit houdt echter niet in dat het Bijdehand-­‐onderwijs vrijblijvend en ongestructureerd is. In tegendeel: Het onderwijs is in de praktijk heel herkenbaar door een aantal technieken. Deze geven structuur en zorgen ervoor dat het onderwijs ruimschoots aan de inspectie-­‐eisen kan voldoen. Technieken: • Levend leren is de realisatie van het onderwijs: belevingswereld, actualiteit van de kinderen is het vertrekpunt van het onderwijs • Levend rekenen©: Een op het “Levend Leren” principe gebaseerde techniek voor rekenen en wiskunde • Rekentuin©: Een online rekenspel dat vooral diagnostisch ingezet wordt • Werken met vrije tekst en levend taalonderwijs©: Een op het “levend leren”-­‐principe gebaseerde techniek voor taal • Taalzee©: Een online taalspel dat vooral diagnostisch ingezet wordt • Klassenvergadering en Klassenkas©: Oefenen met vrijheid, verantwoordelijkheid, democratie en tal van andere maatschappelijke elementen • Het vrije onderzoek: vragen, onderzoeken, uitwerken, presenteren evalueren registeren reflecteren. Onderwerpen kunnen zeer divers zijn. Het gaat hierbij niet alleen om de inhoud maar vooral ook om de techniek • De vrije expressie: een brede techniek waarin verschillende vormen mogelijk zijn als schrijven, tekenen/schilderen, musiceren, dansen, spelen, presenteren en reflecteren Globaal dagprogramma: • Ontvangst flexibel (binnen bepaalde kaders, urenregistratie) • Start gezamenlijk • Afwisseling “werken(spelen)” – “vergaderen” • Geen vast programma • Pauzes natuurlijk ingepland • Afscheid flexibel (binnen bepaalde kaders, urenregistratie) 1.4 Monitoring Het Bijdehand onderwijsconcept wordt geïmplementeerd binnen een bestaande school, onder de verantwoording van een bestaand schoolbestuur. Het spreekt voor zich dat ook voor de Bijdehand-­‐leerlingen gebruik gemaakt wordt van het in gebruik zijnde leerlingvolgsysteem. Het Bijdehand-­‐onderwijsconcept vergt daarnaast nog een specifieke monitoring omdat dit integraal deel uitmaakt van het onderwijsproces (zie figuur 1) en de kwaliteitscyclus (IQ-­‐cyclus, hoofdstuk 2). 1.4.1 Digitaal portfolio Van het volledige onderwijsproces wordt een digitaal portfolio bijgehouden. Dit houdt in dat zowel de acties, producten en resultaten van leerlingen worden bijgehouden maar ook die van leraren, assistenten en anderen. Kortom het is een gezamenlijk portfolio van alle direct betrokkenen. Het portfolio kan bestanden van diverse formaten bevatten, waaronder documenten, filmpjes, foto’s maar ook toetsresultaten en korte reflecties van kinderen, ouders en leraren. 10 1.4.2 Digitaal klassenboek In het digitaal klassenboek wordt een zekere “projectadministratie” bijgehouden. Projecten vormen de basiseenheden van ons onderwijs en kunnen in groepen en individueel uitgevoerd worden. Elk project wordt “gelabeld” op basis van onderwijsgebieden en kerndoelen (tussendoelen). Tevens kunnen aan een project bezinningsdoelen worden gekoppeld. De voortgang en resultaten worden op basis van het digitaal portfolio bijgehouden. Zo kan nauwkeurig per leergebied worden bekeken hoe een kind zich ontwikkelt en waar eventueel bijsturing nodig is. Figuur 5 “Digitaal klassenboek” 1.5 Integraal sturen op capaciteiten Het digitaal klassenboek en portfolio geven continu actuele informatie over de ontwikkeling van de leerlingen. Met deze informatie kan steeds een snelle analyse worden gemaakt met behulp van het kernkader (of het bezinningskader) als referentie-­‐instrument. Deze analyses vormen dan weer de input voor het bijsturen van het onderwijsproces. Zo kunnen bijvoorbeeld snel bepaalde talenten en voorkeuren ontdekt worden maar ook hiaten. Dit maakt het prognosticeren van, en het aansturen op bepaalde uitstroomprofielen eenvoudiger. Er wordt in dit kader gesproken van “integraal” sturen omdat niet alleen het leerproces van de leerling in deze cyclus gestuurd wordt maar tevens de kwaliteit van het onderwijsproces als geheel. In onze visie zijn dit twee cycli die in de praktijk niet onafhankelijk van elkaar beschouwd kunnen worden. In het volgende hoofdstuk gaan wij hier wat nader op in. 11 2 IQ-­‐cyclus 2.1 Inleiding Zoals in paragraaf 1.5 al aangegeven, zien wij de ontwikkeling van een leerling onlosmakelijk verbonden met de kwaliteit van het onderwijs. Een open deur wellicht, maar wel een die we in de praktijk ook concreet handen en voeten geven. Een belangrijk onderdeel uit het Bijdehand dienstverleningsconcept is de implementatie en begeleiding van een door Bijdehand ontwikkelde integrale kwaliteitscyclus: de IQ-­‐cyclus© figuur 6). De IQ-­‐cyclus bestaat uit twee gecombineerde kwaliteitscycli: de zogenaamde ontwikkelcyclus en de verantwoordingscyclus, waarvan de uitvoering en de aansturing van het onderwijsproces gemeenschappelijk zijn. Beide cycli zijn vormgegeven op basis van de bekende Deming Cycle ofwel PDCA kwaliteitscyclus. Figuur 6 “IQ-­‐cyclus” 2.2 De ontwikkelcyclus (leerling) De ontwikkelcyclus (figuur 7, pagina 13) is een PDCA cyclus waarin de (leer)activiteiten van de leerlingen wordt geregistreerd en geanalyseerd. Registratie van de activiteiten vind plaats in het digitaal portfolio en het digitaal klassenboek. Hier worden de activiteiten ook gelabeld c.q. gecodeerd om ze zo te kunnen toetsen aan het kernkader (of bezinningskader). De resultaten van deze toetsing vormen het eerste gedeelte van de “stuurinformatie” ten behoeve van het onderwijsproces (zie ook paragraaf 1.4 en 1.5). 12 Figuur 7 “IQ-­‐cyclus, ontwikkelcyclus” 2.3 De verantwoordingscyclus (onderwijs) In de tweede cyclus, de verantwoordingscyclus (figuur 8) staat de onderwijskwaliteit centraal. Ook hiervoor wordt het digitaal portfolio en klassenboek gebruikt. Het spreekt dus voor zich dat niet alleen de activiteiten van de leerlingen geregistreerd worden, maar het volledig onderwijsproces. Dit wordt periodiek aangevuld met (zelf)evaluaties van alle, bij het onderwijsproces betrokken mensen (o.a. leraar, leerling en ouders). Ten behoeve van de externe legitimering zullen naast interne, ook externe audits uitgevoerd worden. De verkregen informatie wordt ook gecodeerd om zo te kunnen toetsen aan het inspectiekader PO. De resultaten van deze toetsing vormen het tweede en laatste gedeelte van de “stuurinformatie” ten behoeve van het onderwijsproces. Stuurinformatie is dus steeds integraal en gericht op het bewaken en verbeteren van de onderwijskwaliteit zoals bedoeld in de wet op het onderwijstoezicht (WOT) ten einde een zo’n optimaal mogelijke ontwikkeling bij leerlingen te kunnen bewaken en bevorderen. Figuur 8 “IQ-­‐cyclus, verantwoordingscyclus” 13 3 Het dienstverleningsconcept 3.1 Inleiding “Onderwijs maak je samen” Een “slim” onderwijsconcept heeft ook een slim dienstverleningsconcept nodig. Hoewel ons dienstverleningsconcept in de kern niet uniek is, kunnen we rustig stellen dat onze aanpak duidelijk anders is. Dit is in eerste instantie al te zien aan hoe wij ons zelf willen positioneren ten aanzien van de Bijdehandschool. Wij zien ons zelf niet als een “extern adviseur” maar willen ons structureel medeverantwoordelijk maken voor de kwaliteit van het onderwijs. Het spreekt voor zich dat dit gevolgen heeft voor het dienstenpakket dat wij aanbieden. Het is wat ons betreft dan ook niet een vrijblijvend dienstenpakket dat we “beetje bij beetje” kunnen doen. In paragraaf 3.3 geven we een overzicht van de diensten die we leveren. 3.2 Wie zijn wij “Wij”, dat is een groeiende groep van enthousiaste onderwijs-­‐professionals en ouders-­‐
professionals. De onderwijsprofessionals, betrokken bij de dagelijkse uitvoering van de dienstverlening zijn: Izaac de Vries: 28 jaar. Studeerde PABO en is bezig met afronding van een masterstudie Special Educational Needs (SEN). Heeft gewerkt als leraar in regulier, cluster-­‐2, cluster-­‐4 en speciaal basisonderwijs, zowel in onder-­‐ als bovenbouw. Heeft tevens ervaring met een structuurgroep (groep 7) met autistische kinderen. Jimke Nicolai: 57 jaar. Studeerde PA, MO-­‐Pedagogiek en onderwijskunde. Voormalig directeur van Freinet-­‐ en jenaplanscholen en directielid pabo. Tevens gewerkt als docent rekenen, wiskunde en didactiek, onderwijskundige en pedagoog. Tegenwoordig is hij coördinator van de Freinetbeweging in Nederland en auteur van diverse publicaties op gebied van freinetonderwijs en levend rekenen. Binnen zijn Bureau voor Levend Leren (www.levendleren.nl) ontwerpt, ontwikkelt en onderzoekt hij in samenwerking met anderen vormen van betekenisvol onderwijs. Arjen de Vries: 50 jaar, studeerde HRM en Managementwetenschappen. Heeft gewerkt als arbeidsbemiddelaar, projectleider en in diverse managementfuncties in de zakelijke dienstverlening. In 2001 heeft hij de overstap naar het Hoger Beroepsonderwijs gemaakt waar hij werkte als docent, onderwijs-­‐coördinator en onderwijsontwikkelaar. Tegenwoordig is hij werkzaam als onderwijsmanagement-­‐ en beleidsadviseur en als docenttrainer. Ouders-­‐professionals: De groep ouders-­‐professionals bestaat uit ouders van (hoog)begaafde kinderen welke zich gezamenlijk inzetten als kritisch klankbord en adviseursorgaan ten behoeve van de Bijdehand-­‐
dienstverlening. Naast dat ze ouder en ervaringsexpert zijn, hebben ze veelal ook een achtergrond in onderwijs, onderwijs-­‐gerelateerde functies of managementfuncties in de dienstensector. 14 3.3 Wat doen wij Onze dienstverlening kunnen we onderverdelen in drie categorieën, gebaseerd op basis van de fase waarin de Bijdehandschool zich bevindt: • Implementeren (startfase) • Begeleiden (startfase en operationele fase) • Faciliteren (operationele fase) Hieronder volgt een beknopt overzicht van de verschillende diensten per categorie: 1. Intensieve opstartbegeleiding (implementatie) 1.1. Voorlichting geven over onderwijsconcept aan medewerkers 1.2. Ondersteuning bij selectie en bestellen onderwijsmateriaal 1.3. Assisteren bij selectie personeel 1.4. Training personeel 1.5. Begeleiden bij het inrichten ruimten 1.6. (Mede) organiseren en geven van voorlichting aan ouders 1.7. (Mede) organiseren en geven van voorlichting aan scholen en haar werknemers 1.8. (Mede) organiseren van proefdagen voor (aspirant) leerlingen 2. Coaching en begeleiding onderwijsproces (begeleiding) 2.1. Bij-­‐ en nascholing van Bijdehand-­‐leraren (programma) 2.2. Coaching en begeleiding van Bijdehand-­‐leraren (programma) 2.3. Organiseren van jaarlijkse Bijdehand-­‐congres 2.4. Informeren over nieuwe ontwikkelingen 2.5. Begeleiden interne audits in de IQ-­‐cyclus 2.6. Rapporteren en adviseren op basis van de IQ-­‐cyclus 2.7. Adviseren en begeleiden bij opstellen ondersteuningsprofiel 2.8. Adviseren bij opstellen uitstroomperspectieven 2.9. Begeleiding en advies bij intake/aanname leerlingen 3. Faciliteren van het Bijdehand-­‐onderwijs 3.1. Onderhouden en hosten van digitaal klassenboek 3.2. Uitvoeren en begeleiden van de IQ-­‐cyclus 3.3. Uitvoeren van externe audits in de IQ-­‐cyclus 3.4. Ontwikkelen en onderhouden van PR en netwerken (social media) 3.5. Onderhouden en faciliteren van ouderparticipatie 3.6. Organiseren en uitvoeren oudervoorlichting algemeen (schoolkeuze) 3.7. Faciliteren van info-­‐loket voor ouders algemeen 3.8. Het faciliteren van een expertisefunctie begaafdheid en onderwijs Het spreekt voor zich dat de invulling en uitvoering van het dienstenpakket in nauw overleg met school plaatsvindt. 15 Literatuur Gardner, Howard (1983; 1993) Frames of Mind: The theory of multiple intelligences, New York: Basic Books. Kooijman -­‐ van Thiel, M. (red.) (2008). Hoogbegaafd. Dat zie je zó! Over zelfbeeld en imago van hoogbegaafden. Ede: OYA Productions. Renou-­‐Douma, H. (2013), Hoogsensitief-­‐hoogbegaafd: van herkenning naar erkenning. (Afstudeerscriptie). post-­‐hbo studie Kinder-­‐ en Jeugdtherapie van BGL & Partners, Assen. Steinberg, R.J. & Davidson, J.E. (1985). Cognitive development in the gifted and talented. In F.D. Horowitz & M. O’Brien (red.), The gifted and talented: Developmental perspectives (pp. 37-­‐74) Washington, DC: American Psychological Association Vygotsky, L. (1978). Interaction between learning and development. In M. Gauvain & M. Cole (red.), Readings on the Development of Children (pp. 29 – 36) 16 
Download