Begrippenlijst Inleiding in de ethiek In onderstaande lijst is een overzicht te vinden van de belangrijkste begrippen uit de module ‘inleiding in de ethiek’. De betekenis van de begrippen staat in de tweede kolom. Ook zijn andere belangrijke begrippen (nog een keer) opgenomen. Die moet je dus ook kunnen gebruiken. De begrippen zijn niet alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn de gereedschappen waarmee je moet kunnen werken; kennen, herkennen en toepassen.1 1. ethiek 2. Levenshouding 3. Ethische vraag 4. Verantwoord ethisch oordeel 5. Geweten *Ontstaan van een geweten 6. Gewetensontwikkeling *Invloed van LB op je geweten 6. 7. 8. 9. Benadering Subject Relatie Object De wetenschap die zich bezighoudt met normenstelsels, bestudeert en verheldert normen, waarden, mensopvattingen, e.d. die in deze stelsels een rol spelen en beoordeelt in hoeverre zo’n normenstelsel te rechtvaardigen is. De manier waarop je in het leven staat, je handelen, je gedrag De vraag naar het juiste handelen: ‘Hoe moet men handelen in een concrete situatie met oog op het goede?’ (Mag je…….? is het juist om…..? Hoe moet je…? Hoe behoor ik..?) Het beantwoorden van een ethische vraag door het volgen van de juiste procedure, waardoor je naar anderen en naar jezelf toe je antwoord kunt beargumenteren.(=procedureel juist) Het vermogen van mensen om in bepaalde omstandigheden te beseffen wat goed en kwaad is. Ook: persoonlijke moraal Het geweten krijgt mede inhoud door de contexten waarin het gevormd is, maar is tegelijkertijd iets van de persoon(zelfbeeld) zelf. (Een geweten kan gevormd en/of misvormd zijn). Een geweten ontstaat door: 1) Er gebeurt iets onrechtvaardigs 2) Dat roept allerlei vragen (levens- en ethische) op, die ervaren worden als een oproep(appel) of aanklacht 3) Je reageert, je maakt een morele keuze, je geeft een antwoord Een geweten ontwikkelt zich in diverse stadia of fasen, van preconventioneel(ik-gericht), conventioneel(wij-gericht) en postconventioneel(principe-gericht) (Kohlberg) Invloed van LB op je geweten: -Inhoud van je moraal(waarden&normen) wordt bepaald door de waardegemeenschap waarbinnen je je thuis voelt. -Waardegemeenschappen ontwikkelen zich in een bepaalde cultuur en context(tijd en plaats) en deze beïnvloeden elkaar wederzijds. De wijze waarop een subject een relatie aangaat met een object Degene die de relatie aangaat. De wijze van contact tussen subject en object Degene/datgene waar het subject zijn aandacht op richt. Binnen De module ‘inleiding in de ethiek’ is stof voor SE-3. Je zult in staat moeten zijn om de begrippen en theorie je eigen te maken en toe te passen op de situaties en vragen die gesteld worden 1 10. Moreel dilemma 11. Waarden 12. Ethische waarden 13. Moraal 14. Het ‘goede’ 15. Menswaardigheid 16. Contrastervaring 17. Normen 18. Doel van ethiek 19. Vooroordeel 20. Belang van bezig zijn met ethiek 21. Levensbeschouwing *a-religieuze LB de ethische benadering is dat de moraal van de mens. Een zeer moeilijke keuze waarbij aan elke keuze nadelen kleven. Je probeert een keuze te maken waarbij de nadelen zo klein mogelijk zijn(Kiezen voor het minste kwaad) Zaken die belangrijk zijn, die waardevol voor je zijn, die je aan het hart gaan Zaken die betekenis hebben binnen de levensbeschouwing van mensen en een rol spelen bij de vraag naar het goede. Het geheel van ideeën en gevoelens ten aanzien van het goede die het handelen van mensen bepalen. Een stelsel van normen die binnen een bepaalde groep feitelijk gelden. Een idee, een wensdroom, een ideaal, een werkelijkheid die men zich voorstelt, maar die er in feite nog niet is maar waar wel naar gestreefd wordt.(zoals het behoort te zijn). Dat streven naar dat ideaal is het doel van menselijk handelen Verwijst naar de unieke eigenwaarde van mensen en de gelijkwaardigheid van mensen. Zoals iets is, staat het in schril contrast met hoe het zou moeten zijn. Ook wel appèlervaring: omstandigheden die een oproep doen aan mensen om te handelen, om een einde te maken aan onrecht, door te handelen met het oog op het goede. De ervaring van een grote tegenstelling tussen de feitelijk situatie(gebrokenheid, onvolmaaktheid) en het idee van het gewenste(heelheid, volmaaktheid) goede Gedragsregels gericht op bepaalde waarden Het analyseren van een bepaalde moraal en daar een oordeel over geven. Dat doe je met je verstand door vragen te stellen hoe iets is en met je geweten door je af te vragen hoe iets zou moeten zijn Een oordeel dat gegeven wordt zonder dat van tevoren de situatie voldoende is geanalyseerd en daardoor uitgegaan wordt van zaken die feitelijk niet waar zijn. 1. eigenbelang: proberen te vermijden van schuldgevoelens, schaamte, spijt, gewetensconflicten door inzicht te krijgen hoe je binnen een concrete situatie het best kunt handelen met oog op het goede om op die manier met contrastervaringen om te gaan dat ze het minst pijn doen. 2. Maatschappelijk belang: inzicht krijgen/hebben in de heersende moraal, waarbij rechten en plichten, verantwoordelijkheden en vrijheden in de dagelijkse praktijk zo verdeeld zijn dat menswaardigheid gegarandeerd kan worden Kortom: ethiek houdt zich bezig met het in kaart brengen van argumenten voor een juiste moraal. Kijk op het leven. Is bepalend voor de invulling van ‘het goede’(zie: ethiek houdt zich bezig met de ethische vraag hoe behoor ik in een concrete situatie te handelen met oog op het goede) levensbeschouwingen normeren(geven richting) aan het gewenst gedrag LB waarbij de mens zelf zin aan het leven dient te geven en aan zichzelf is overgeleverd. Moraal is hierbij het resultaat van menselijke activiteit. *religieuze LB LB. Waarbij zingeving te vinden is buiten de mens zelf. Het leven heeft een bepaalde zin meegegeven die de mens zelf dient te ontdekken, waarbij mensen zich verbonden (religare) kunnen voelen met een andere/transcendente werkelijkheid en zo deel kunnen hebben aan een betekenis die het leven heeft. Moraal is niet het gevolg van een menselijke ontwikkeling, maar is een soort van natuurwet die voor iedereen geldt. *godsdienstige LB Een religieuze LB, maar dan met zeer duidelijke beelden van de transcendente/overstijgende werkelijkheid waar de mens zich mee verbonden voelt. Van God gaat een sterk appel uit om het goede te doen. 22. Zingeving Doel van het stellen en beantwoorden van levensvragen is zingeving; wat is de zin(=doel, richting, houvast, betekenis) van het leven? Zingevingsystemen zin bepalend voor morele systemen. 23. Zingevingsysteem en moreel Er zijn globaal drie verschillende soorten: systeem 1. volgens mensen met een a-religieuze levensbeschouwing betekent zingeving dat je zelf zin aan je leven moet geven. Moraal is het resultaat van menselijke activiteit. 2. Volgens mensen met een religieuze levensbeschouwing heeft het leven een bepaalde zin meegekregen, wat je als mens niet zelf gemaakt hebt, maar waar je wel weet van kunt hebben. Moraal is dus geen mensenwerk, maar overstijgt de mens. Morele wetten zijn in die context geldig omdat ze voor altijd en iedereen gelden. 3. Volgens mensen met een godsdienstige levensbeschouwing is er een verbondenheid met het onzegbare en onzichtbare dat het leven zin geeft. Voor hen is dat God. Van God gaat een sterk appèl uit om het goede te doen. Bij morele systemen die gekoppeld zijn aan zingevingsystemen 2 en 3 worden gekenmerkt door een bepaald plichtsbesef: met het leven is een bepaalde verantwoordelijkheid gegeven. Hierbij is je vrijheid beperkt door je verantwoordelijkheden. Bij 1 voelt men zich verantwoordelijkheid t.o.v. van zichzelf en de samenleving, maar niet ten opzichte van een hogere macht of persoonlijke God. Hierbij kun je je vrijheden onderling regelen. 24. Heersende Levensbeschouwingen die het binnen een samenleving voor het levensbeschouwingen zeggen hebben, de meeste aanhangers en invloed hebben. 25. Heersende moraal Moraal die hoort bij de heersende levensbeschouwing 26. Autonome moraal Mensen kunnen zichzelf normen opleggen en bij een persoonlijke keuze wegen eigen vrijheid en verantwoordelijkheid zwaar bij het maken van een ethisch oordeel. 27. Heteronome moraal Mensen moeten zich laten leiden door normen en waarden die vaststaan. Je moet altijd rekenschap af kunnen leggen naar anderen. 28.Wortels van de heersende De heersende waarden en normen, gewoontes en gebruiken moraal hebben historische wortels: 1. christendom: gekenmerkt in moreel opzicht door steeds te kiezen voor de zwakste partij. Partijdige gerechtigheid oftewel positieve discriminatie. Als elke mens een onaantastbaar beeld van God is, dan is God het meest herkenbaar in de zwakste medemens. 2. Humanisme: elk individu heeft een onaantastbare eigenwaarde, menswaardigheid(gelijkwaardigheid en uniciteit) 3. Geschiedenis: heersende moraal wordt nader verklaard door te kijken naar bepaalde gebeurtenissen uit het verleden en hun inspirerende werking, zoals: a. verlichting: positivisme, rationalisme b. Franse revolutie; individuele vrijheid, individualisme c. Industriële revolutie: welvaart, materialisme d. Marxisme: solidariteit 29. Permissief Zoveel mogelijk toelaten(álles moet mogen) 30. Permissieve moraal Moraal die gekenmerkt wordt door individuele vrijheden, door het verdwijnen van morele barricades in toenemende mate normloosheid of egocentrische moraal 31. Indifferentisme Is een onverschillige moraal, waardoor individuen opgroeien met een onderontwikkeld geweten. Het geweten blijft in een kinderlijke fase steken 32. Fundamentalistische moraal Het antwoord op de vraag hoe moet ik binnen deze situatie handelen met het oog op het goede staat vast en hoef je niet zelf uit te vinden; men kent de normatieve waarheid. 33. Participerende democratie Als volk bepalen we welke waarden, normen, wetten en regels er moeten gelden. Die zijn verankerd in de grondwet en zijn gebaseerd op algemeen menselijke principes. . Dit houdt in dat: - democratische beginselen volgens iedere moraal gerespecteerd moeten worden - iedereen moet gehoorzamen aan deze democratie, maar mag daarbij zijn leven inrichten zoals hij wil 34. Multiculturele samenleving Een samenleving waarin verschillende culturen in dialoog met elkaar samenleven 35.( interlevensbeschouwelijke) Gesprek waarbij men uitgaat van de gelijkwaardigheid van de dialoog gesprekspartners, men op basis van argumenten aan elkaar een standpunt wil duidelijk maken en een open einde kent. De dialoog beperkt zich niet tot die met de levensbeschouwing van de ander, maar je kijkt ook kritisch naar de levensbeschouwing van jezelf. Ook wel: inlevingsgesprek 36. Noodzaak van een Een interlevensbeschouwelijke dialoog is noodzakelijk om: interlevensbeschouwelijke a. voortdurend in contact te blijven met verschillende groepen dialoog en om te voorkomen dat de meerderheid minderheden over het hoofd ziet. b. De zelfgenoegzaamheid van fundamentalisten op te breken en hen er op te wijzen dat hun waarheid niet zaligmakend is c. Indifferentisme tegen te gaan; je kunt niet onverschillig blijven bij het beantwoorden van levensvragen en ethische vragen. Het gaat om het ontwikkelen van je geweten d. Het gevoel van verantwoordelijkheid aan te scherpen Samengevat: een dialoog is onmisbaar bij het beantwoorden van de vraag: ‘Hoe moet men in een concrete situatie handelen met oog op het goede?’ 37. Verantwoord ethisch oordeel Verantwoord oordelen betekent dat men achteraf een gemaakte 38. Onverantwoord ethisch oordelen 39. Schuldgevoelens 40. Kwaliteit van identiteit 41. Deugd 42. Ethische positie 43. Div. ethische posities 44. Determinisme 45. Toegepaste ethiek 46. Descriptieve ethiek keuze kan verantwoorden ten opzichte van je eigen geweten en ten opzichte van anderen. Je doet dat door inzichtelijk te maken volgens welke weg(procedure) je tot een bepaald ethisch oordeel gekomen bent. Onverantwoord oordelen komt vaak voor doordat: a. men niet goed alle feiten en mogelijkheden op een rijtje gezet heeft b. niet goed alle belangen van alle partijen en de normen en waarden die daarmee te maken hebben heeft afgewogen c. men niet kan nagaan hoe men tot een besluit gekomen is Bij een onverantwoord ethisch oordeel verloopt het proces vaak als volgt: a. aan het begin sta je al sympathiek ten opzichte van een bepaalde keuze(gevoelsmatig vooroordeel) b. je zoekt vervolgens argumenten die je sympathie goedpraten, die de negatieve gevolgen van je keuzes kleineren c. een echte dialoog wordt vermeden Een onverantwoord ethisch oordeel is fout omdat: a. het niet op kennis van zaken berust, maar op vooroordelen b. er geen verstandelijke afweging plaats gevonden heeft van waarden en belangen en de probleemstelling niet duidelijk was c. elke vorm van kritiek en heroverweging onmogelijk is. Is een gevolg van ingaan tegen je geweten(persoonlijke moraal) waar je spijt van hebt/krijgt. Het heeft dus alles te maken met een onverantwoord ethisch oordeel: het niet kunnen uitleggen waarom je ergens voor gekozen hebt en je keuze ook niet getoetst aan menswaardigheid. Als je vraag wat mensen van hun leven vinden, vraag je eigenlijk naar de positieve en negatieve kanten/ervaringen in hun leven. Positief gezegd biedt het leven talloze mogelijkheden om er iets goeds, iets moois van te maken. Negatieve ervaringen spelen ook een rol in je waardering van je leven. Het gaat om de balans: positieve kwaliteiten en negatieve kwaliteiten. Eigenschappen van mensen (die ze instaat stellen om goed te handelen) Tegenovergestelde van ‘ondeugd’ Vooronderstellingen en uitgangspunten van handelingen van mensen Deugdethicus, egoïst, hedonist, altruïst, utilist, intuitionist, gelovige, universalist, relativist, legalist, existentialist, pragmatist, nihilist, Opvatting dat de mens niet meer is dan een product en het gedrag niet meer is dan het gevolg en effect van jouw aangeboren natuur of je aangeleerde tweede natuur, gecombineerd met de omstandigheden waarin je verkeert. De gedachte van vrijheid is een illusie. Vorm van ethiek dat zich bezighoudt met practische ethische vraagstukken, zoals bijvoorbeeld medische ethiek of bedrijfsethiek. Vorm van ethiek dat zich bezighoudt met het beschrijven van feitelijk geldende normen en normenstelsels. (vaak gebruikt door 47. Normatieve ethiek 48. Meta-ethiek 49. Doel-ethiek(teleologische ethiek) 50. Plicht-ethiek(deontologische ethiek) 51. Deugdenethiek 52. Speltheorie(beslistheorie) 53. Secularisatie 55. Categorische imperatief 56. Intrinsiek(e waarde) 57. Prisoner’s dilemma 58. Kenmerken van de heersende moraal 59. Gevolgenethiek 60. Verantwoordelijkheid en vrijheid journalisten) Vorm van ethiek dat zich bezighoudt met de zoektocht naar (universele) maatstaven om menselijk handelen te beoordelen of te rechtvaardigen Vorm van ethiek dat zich bezighoudt naar de hoofdvraag ‘wat is goed?’ , welke betekenissen kunnen het woord ‘goed’ hebben. Het (goede) handelen is gericht op het doel(geluk) van het handelen Het handelen is juist volgens goedgekeurde normen(plicht) Het gaat om de goede keuzes door goede motieven en om daardoor een goed mensen te zijn/worden Een manier om op een verstand-ige manier gedragskeuzes te maken Ontkerkelijking; verlies van invloed van (de christelijke) religie op het maatschappelijk leven en dus ook op het moreel handelen. Een onvoorwaardelijk, universalistisch handelingsprincipe volgens mensen steeds behoren te handelen. Geformuleerd in een gouden regel: ‘Behandel mensen zoals je zelf behandeld zou willen worden’, en in een zilveren regel: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’. Vanuit zichzelf betekenis hebbend Een belangrijk speltheoretisch probleem waarin de relatieve voordelen van samenwerken belicht worden. Autonomie(keuzevrijheid), individualistisch(eigenbelang), permissief(tolerant en liberaal), Indifferentisme(onverschilligheid en onverschillige moraal), fundamentalistisch(fundamentalistische moraal, vaak ingegeven door angst voor het onbekende) Het resultaat van handelingen is bepalend voor de juistheid van de handelingen. Religieuze moraal kenmerkt zich door een plichtsbesef(men moet leven zoals het hoort). Met het leven is een bepaalde verantwoordelijkheid gegeven; heteronome moraal. Je vrijheid is begrensd door je verantwoordelijkheid. Areligieuze moraal is meer autonoom. Verantwoordelijkheid geldt zichzelf en samenleving, niet ten opzichte van hogere macht/God. Areligieuze mensen kunnen hun verantwoordelijkheid onderling regelen.