Macro Economische Verkenning 2017

advertisement
Macro Economische Verkenning 2017
1
2
Inhoud
1
1.1
1.2
Samenvatting....................................................................................................................................................10
Samenvattingeninleiding..........................................................................................................................11
Beschouwing.....................................................................................................................................................20
2
2.1
2.2
Deeconomiein2016en2017..................................................................................................................24
Deinternationaleeconomie......................................................................................................................25
DeNederlandseeconomie..........................................................................................................................29
3
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
Begrotingenkoopkracht............................................................................................................................42
Overheidstekortenoverheidsschuld....................................................................................................43
Deramingendebegrotingsregels..........................................................................................................45
Collectieveuitgaven......................................................................................................................................49
Collectievelasten............................................................................................................................................52
Koopkracht........................................................................................................................................................56
4
4.1
4.2
ActualisatieMiddellangetermijnverkenning2018‐2021............................................................60
Groeizonderstijgingkoopkracht............................................................................................................61
BelangrijksteverschillenmetMLT2018‐2021uitmaart...........................................................65
Beleidsuitgangspunten2016en2017..................................................................................................68
Bijlagen................................................................................................................................................................73
Lijstvanafkortingen..................................................................................................................................100
5
Lijst van kaders in de hoofdstukken
1


2



3


4

6
Samenvatting
OnzekerheidnaBrexitreferendum―
PensioeninEigenBeheerendebegroting2017―
Deeconomiein2016en2017
Onzekerheidrondomderaming―
Waaromisdewerkloosheidlastigteramen?―
Verschilinloonontwikkelingmarktenoverheidkleinondanksnullijn―
Begrotingenkoopkracht
Overheidsuitgavenininternationaalperspectief―
Belastingdrukoparbeidinternationaalnietuitzonderlijk―
ActualisatieMiddellangetermijnverkenning2018‐2021
LangetermijneffectenvanbeleidopdeGini‐coëfficiënt―
Woord vooraf
DeNederlandseeconomiestaaterweerbetervoor.Hetkabinetheeftzichindeafgelopen
jareningespannenomeenduurzaameconomischherstelmogelijktemaken.Maatregelenop
hetterreinvandearbeidsmarkt,dewoningmarkt,dezorgendeoverheidsfinanciënwaren
pijnlijk,maarnodig.Daarvanplukkenwenudevruchten.Doordeinzetvanvelenheeftde
Nederlandseeconomiein2015weerdeomvangvanvóórdecrisisbereikt,engroeitdeze
ookin2016gestaagdoor,meteengroeivan0,6%inzowelheteerstealshettweede
kwartaal.Deeconomischegroeiinhettweedekwartaal2016wastweekeerzohoogals
gemiddeldinheteurogebied.Enhoeweldewerkloosheidnogsteedstehoogis,isdeze
inmiddelsbelandophetlaagstepuntinbijnavierjaar.Tegelijkertijdsteeghetaantalbanen
indeNederlandseeconomietotmeerdan10miljoen,hethoogsteaantalooit.
Ookophetniveauvanspecifiekebedrijfstakkenishetherstelvandeeconomieduidelijk
zichtbaar.Waardebouwgedurendedecrisisforskromp,groeitdezebedrijfstakmethet
krachtigeherstelvandewoningmarktmee.Ookbedrijfstakkenalsdeindustrie,dezakelijke
dienstverlening,handel,vervoerenhorecavertoneneenrobuustegroei.Datbiedt
perspectiefvoordemensendienunoglangsdekantvandearbeidsmarktstaan.
Deeconomischevooruitzichtenzijngunstig,meteengroeivan1,7%inzowel2016als2017.
Zonderdeverlagingvanhetgasplafondzoudegroeiin20170,2%‐punthogerzijn
uitgevallen.Degroeiblijftonverminderdbreedgedragendoordeconsumptie,de
investeringenendeuitvoer.Hetkabinetondersteuntdegroeimetfinancierings‐
mogelijkhedenvoorondernemers,extraimpulsenvoorinnovatieenruimtevoor
ondernemerschap.
VolgenshetCPBheeftdeonzekerheidnahetBrexit‐referendumopkortetermijnnegatieve
effectenopdeconsumptieeninvesteringenenookopdevoorNederlandrelevante
wereldhandel.Debbp‐groeikomtdoorhetBrexit‐effectindeCPB‐raming0,4procentpunt
lageruitin2017.Deonzekerheidrondditeffectisechtergroot.Vooralsnogblijvenzowel
Nederlandseconsumentenalsproducentenoptimistischgestemd,zoalsuitCBS‐
vertrouwenscijfersoverjulienaugustusblijkt.
Voordemiddellangeenlangetermijnbiedentrendsalsdigitaliseringendetransitienaar
eenCO2‐armeenergievoorzieningvolopkansenvoordeNederlandseeconomie.Deimpact
vandigitaliseringopeconomischegroeiisgroot.Ongeveereenderdevandegroeiinde
periode1990‐2013wasICT‐gedreven.Nieuwedigitaledienstenenmarktenontstaanen
stellenhogeeisenaandedigitaleinfrastructuur.Ditallesvraagtondermeeromruimtevoor
detoepassingvannieuwedigitaletechnologieënenbeschermingtegencyberdreiging.Het
kabinetspeelthieropinmetdeDigitaleAgenda.Ookvoordeenergietransitiezijnnieuwe
technologieënvoorenergieopwekkingenverbeteringvanbestaandetechnologieëncruciaal.
Ditallesvraagtomeengezamenlijkeinzetvanondernemers,bedrijven,burgers,
kennisinstellingenendeoverheid.Zowerkenwesamenaanduurzameeconomischegroei.
7
Ditresulteertinwerkgelegenheid,welvaartenwelzijnvoorhuidigeentoekomstige
generaties.
H.G.J.Kamp
MinistervanEconomischeZaken
8
De belangrijkste conclusies uit de MEV 2017
Onzekere wereld
Overheidstekort neemt af
Groei in Nederland remt af
Brexit remt economische groei in
Nederland met 0,4%-punt in 2017
2,0%
2016
2017
2015
1,7%
1,7%
1,1%
0,7% bbp
2016
2017
Toenemende
belastinginkomsten
Lage rentes en ruim monetair
beleid in EU en VS
Verlagen gasproductie
Groningenveld remt groei
Onzekerheid
remt groei
Dalende renteuitgaven door lage
rentestand
2,5 %-punt
Bijdragen aan groei
2,0
Mediane koopkracht:
+2,6% in 2016
+1,0% in 2017
1,5
1,0
-0,1
%-punt
0,5
-0,2
%-punt
0,0
2016
-0,5
2013
2014
2015
-1,0
2017
overige sectoren
delfstoffen
Deze infographic is gebaseerd op de MEV
2017. Voor de oorspronkelijke tekst,
grafieken en de exacte gegevens zie:
www.cpb.nl/publicatie/macroeconomische-verkenning-mev-2017
Koopkracht stijgt meest voor werkenden
3,9%
1,1%
Gepensioneerden
1,5%
0,7%
Uitkeringsgerechtigden
1,3%
1,1%
2016
2017
verandering in koopkracht in %
© Centraal Planbureau, Den Haag 2016
9
1
Samenvatting
De wereldeconomie en wereldhandel groeien dit en volgend jaar voorzichtig. In 2017 wordt de
Europese economische groei gedrukt door de toegenomen onzekerheid als gevolg van het
referendum over de Brexit. De inflatie in het eurogebied blijft heel laag, doordat er nog veel
onbenutte productiecapaciteit is, maar loopt volgend jaar iets op onder invloed van de licht
stijgende olieprijs. Problemen in de Europese bankensector en onzekerheid over de ontwikkeling
van de Chinese economie vormen neerwaartse risico’s voor de wereldeconomie. Positieve risico’s
voor de Nederlandse economie zijn van binnenlandse herkomst. De Nederlandse economie blijft
gestaag groeien met 1,7%, ondanks een drukkend effect van het referendum over de Brexit en de
lagere gasproductie in 2017. De investeringsgroei is dit jaar groot en vlakt volgend jaar af. De
overheidsbestedingen dragen ook bij aan de groei, mede dankzij een positieve impuls vanuit de
begroting voor 2017. De werkloosheid daalt dit jaar naar 6,2% en stabiliseert in 2017. De toename
van de koopkracht met 1% is volgend jaar lager dan dit jaar. De positieve beleidsimpuls op de
koopkracht is volgend jaar kleiner dan dit jaar en de inflatie is hoger bij een gelijke
contractloonstijging. De koopkracht van werkenden en uitkeringsgerechtigden komt op 1,1% uit en
die van gepensioneerden op 0,7%. Het overheidstekort neemt af naar 1,1% bbp dit jaar en 0,7%
bbp in 2017. Deze afname wordt vooral veroorzaakt door toenemende belastinginkomsten.
De Nederlandse economie groeit in de periode 2018-2021 met gemiddeld 1,7% per jaar. Dit maakt
een lichte daling van de werkloosheid naar 5,5% in het eindjaar mogelijk. De rente en inflatie lopen
licht op, maar blijven laag. De overheidsbegroting schrijft zwarte cijfers, met een positief EMUsaldo van 0,9% in 2021, een schuld die afneemt naar 52% en een houdbaarheidsoverschot van
0,4%.
10
1.1
Samenvatting en inleiding
Mondiale economie
DeuitslagvanhetreferendumoverdeBrexit,diefinanciëlemarktenwereldwijdverrast
heeft,betekentdateenneerwaartsrisicovoordeEuropeseeconomiezichdaadwerkelijk
heeftgemanifesteerd.Opkortetermijnleidtdeuitslagvanhetreferendumtijdelijktoteen
toenamevandeeconomischeenpolitiekeonzekerheid.Dezeonzekerheidheefteennegatief
effectopdehandel,maarookopconsumptieeninvesteringen.DeeconomievanhetVK
wordthethardstgeraakt,degroeivertraagtnaar1,3%ditjaaren0,8%volgendjaar.Landen
dieveelhandelenmethetVK,zoalsIerlandenNederland,ondervindeneenrelatiefgroot
effect.DitisookhetgevalvoorlandeninZuid‐Europawaarvandeeconomietochal
kwetsbaaris(Italië,Portugal)endienogkampenmetproblemenindebankensector;
Europesebankenaandelenzijnflinkgedaaldsindshetreferendum.Deeconomischegroei
vanheteurogebiedwordtvolgendjaarmet0,2%‐puntgedruktdoordezetoegenomen
onzekerheid(ziehetkadervooreentoelichting)enkomtuitop1,6%ditjaaren1,5%
volgendjaar.
Figuur 1.1
Voorzichtige groei relevante wereldhandel (links); aandeel overheidsobligaties met
negatieve rente stijgt (rechts)
100
15 %
%
90
10
80
5
70
gemiddelde 2000-2015
Duitsland
60
50
0
40
-5
Nederland
30
relevante wereldhandel
20
-10
10
-15
0
2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
2015
2017
08-’14
12-’14
04-’15
08-’15
12-’15
04-’16
08-’16
Bron: CPB, Thomson Reuters Datastream, eigen berekening (link).
Ditdempendeeffectopdegroeikomtbovenopeentochalvoorzichtiggroeiendemondiale
economieenwereldhandel,terwijlhetmonetairbeleiduitzonderlijkruimis.Delagegroeiin
opkomendeeconomieëndruktdemondialegroeiinvergelijkingmethetverleden.
Anderzijdslijktineenaantallandendebodembereikt(Brazilië)enhebbenanderelanden
(Rusland)profijtvandelichtstijgendeolieprijzen.DeChineseeconomieblijfteenonzekere
factor.DeaanzienlijklageregroeivandeChineseeconomietenopzichtevandieinde
afgelopenjarendruktdemondialegroei,welwijzenrecenteindicatorenvaneconomische
activiteitopietsbeterdanverwachteprestaties.Deproductiviteitsgroeiindemeeste
geavanceerdeeconomieënblijfttraag,endeinflatielagerdandedoelstelling,alsgevolgvan
overcapaciteitendesterkgedaaldegrondstoffen‐enenergieprijzen.Devooruitzichtenvoor
deAmerikaanseeconomieblijvenoverwegendpositief,voorditenvolgendjaarwordteen
groeivan2,1%en2,4%verwacht.Derelevantewereldhandellaateengestagegroeiziendie
enigszinsonderhetmeerjariggemiddeldeligt(figuur1.1links).In2017isdegroeiietslager,
medealsgevolgvanhetreferendumoverdeBrexit.
11
Onzekerheid na Brexitreferendum
De uitkomst is bekend: de meerderheid van de Britten heeft gestemd voor vertrek uit de EU. Vervolgens
is nog veel onzeker: het moment waarop het VK uit de EU stapt, het moment waarop er een
overeenkomst wordt gesloten over een nieuw regime en over hoe zo’n regime eruit gaat zien. Hoewel er
in feite nog weinig veranderd is na de leave vote – het VK maakt nog steeds deel uit van de EU – heeft
die onzekerheid wel al gevolgen voor de raming.
Economische gegevens waarop ramingen gebaseerd worden en die richting geven, zijn vooralsnog zo
kort na de leave vote schaars. De (inter-)nationale instituten die ramingen hebben gemaakt na 23 juni,
hebben allemaal aannames moeten maken. De meeste gaan uit van de volgende effecten op de korte
termijn. Ten eerste een verzwakking van de Britse economie door uitgestelde investeringen en
consumptie. Samen met een depreciatie van het Britse pond leidt dit tot afname van de netto-uitvoer naar
het Verenigd Koninkrijk. Ten tweede temperen onzekerheid over de modaliteiten van de nieuwe relatie
tussen de EU en het VK en onzekerheid over de toekomst van de Europese integratie in het algemeen
de investeringsgroei in het eurogebied.
Een aantal economische effecten was wel meteen merkbaar in het VK na de leave vote. Zo zakten op 24
juni de beurskoersen in het VK met iets meer dan 3%, daalde de wisselkoers van het pond met 10% ten
opzichte van de dollar en kregen het producenten- en consumentenvertrouwen een knauw. In Europa
waren de economische effecten minder zichtbaar, hoewel de volatiliteit van de AEX (de VAEX) en vooral
de beleidsonzekerheidsindicator voor Europa wel piekten (zie figuur).
Beleidsonzekerheid en de VIX pieken na leave vote op 23 juni
900 index
70
Europa
Nederland
Verenigd Koninkrijk
800
700
60
VIX (Verenigde Staten)
VAEX (Nederland)
VFTSE100 (VK)
financiële crisis
golfoorlog
50
600
Griekse
schuldencrisis
500
400
300
index
Brexit
Brexit
30
financiële crisis
golfoorlog
Griekse
schuldencrisis
40
20
200
07-’16
100
10
0
2003
2005
2007
2009
2011
2013
07-’16
0
2015
2003
2005
2007
2009
2011
2013
2015
Bron: Datastream; “Measuring Economic Policy Uncertainty” by Scott R. Baker, Nicholas Bloom and Steven J. Davis at
www.PolicyUncertainty.com.
Als gevolg van de lagere groei in het VK, de depreciatie van het pond en de toegenomen onzekerheid
komt de groei in Nederland 0,4%-punt lager uit in 2017. Deze raming van de kortetermijneffecten van de
Brexit liggen in lijn met die van andere (inter-)nationale instituten (zie figuur).
Inschatting van de economische gevolgen van de leave vote
0,0
eurozone
2016
2017
Nederland
2016
2017
Verenigd Koninkrijk
2016
2017
-0,5
-1,0
-1,5
-2,0
-2,5
CPB-raming (9 augustus)
ramingen nationale instituten
ramingen internationale instituten
-3,0
-3,5
-4,0 bbp-verlies in %
Bron: Rabobank (3 augustus), ING (12 augustus), ABN Amro (1 juli), Consensus Forecast (augustus), EC (25 juli), ECB/SPF
(augustus), IMF (19 juli), Institute of International Finance (augustus).
12
Ineenaantalgeavanceerdeeconomieënissprakevannegatieverentestegendeachtergrond
vanhetzeerruimemonetairebeleidenlagegroeivooruitzichten.Hetgestageherstelvande
economiegaatgepaardmeteenvoorzichtigegroeivandeconsumptieincombinatiemet
spaaroverschotten.Hetmonetairebeleidinheteurogebied,deVSenJapanblijftzeerruim
omdeeconomietestimuleren.Deeffectenopdewisselkoersvanhetmonetairebeleidvan
deenecentralebankwordenmeegenomenbijdebeleidsbepalingvandeandere(de
wisselkoersalsinstrumentindeconcurrentie).Beleidsrentesendepositorentesinhet
eurogebiedenineenaantalEuropeselandenzijnnegatief.Sinds2014neemthetaandeel
NederlandseenDuitseoverheidsobligatiesmeteennegatiefrendementsneltoe,inmiddelsis
vancirca85%vandezeoverheidsobligatieshetrendementnegatief(ziefiguur1.1rechts).
Beleggershoudenondanksdenegatieverentesdezeobligatiesaanomdatzijverwachtendat
dehuidigesituatiemetlagegroei,lageinflatieenlagerentesnogeentijdzalaanhoudenen
zijopzoekzijnnaareenveiligebelegging.Bankenzijnverplichteendeelvanhunvermogen
inoverheidsobligatiesaantehoudeneninstitutionelebeleggerswillenditgraaginverband
methetrisicoprofiel.
Negatievenominalerenteszijnzeeruitzonderlijk.Erisnogweinigervaringmetdeeffecten
ervan.Alslagererentesdoorbankenwordendoorberekend,vormenzijintheorieeen
stimulansvoorbedrijvenenhuishoudensomovertegaanopconsumptieofinvesteringen.In
depraktijkzijnwholesalerentesgedaaldenretailrentesineenaantalgevallenook,waardoor
devraagwordtondersteund.Doordatkapitaaleldersopzoekgaatnaarhogere
rendementen,ishetaannemelijkdatnegatieverentesdeeurokoersdrukken,waardoor
invoerduurderwordtenuitvoerwordtgestimuleerd.Maarerzijnookgrenzenaande
effectiviteitvannegatieverentes.Naarmatehetrendementnegatieverwordtendesituatie
langeraanhoudt,zalde‘matras’ofdeaanschafvaneenkluisvoorkleinebeleggerseen
aantrekkelijkeralternatiefworden.Hetverdienmodelvanbankenkomtonderdruken
levensverzekeraarsenpensioenfondsendieafhankelijkzijnvanrenderendeenveilige
beleggingen,krijgenhetmoeilijk.Ookzaldevluchtnaarmeerrisicovollebeleggingenmet
eenhogerrendementtoenemenendatkanleidentotbubbels.Substantieelnegatieverentes
lijkenoplangeretermijnmoeilijkhoudbaar.
Deinflatieinheteurogebiedblijftditjaarheellaag,doordatdeproductiecapaciteitnogniet
volledigwordtbenutenernauwelijkssprakeisvaninhaalgroei.Dewerkloosheidinhet
eurogebiedneemtwelaf,maarligtnogverbovenhetlangjarigegemiddelde.Daarmeeiser
weinigopwaartsedrukopdelonenenprijzen.Daarnaastisdeinflatielaagalsgevolgvande
doorwerkingvangedaaldeenergie‐engrondstoffenprijzen.Dedalingvandeolieprijsis
inmiddelsomgeslagenineenlichtestijgingonderinvloedvaneenbeperkingvanhet
overaanbod,doordatniet‐OPEClanden(zoalsdeVSenCanada)hunproductiebeperken.In
2017nemendeolieprijzentoeenditheeftvolgendjaareenlichtpositiefeffectopde
inflatie.1
1
Dit is een technische veronderstelling, gebaseerd op het gemiddelde van de futures voor de olieprijs in week 28. Ook de
technische ramingen voor wisselkoers en rente zijn gebaseerd op de realisaties in deze week.
13
DefinanciëlemarktenzijnnadeturbulentiealsgevolgvanhetBrexitreferendumweerwat
totrustgekomen.Europeseaandelenbeurzenzijnbeginseptembernaeenaanvankelijke
dalingterugopofbovenhetniveauwaarzijop23junistonden,metuitzonderingvande
Europesebankaandelen.DekoersvanhetBritsepondisongeveer10%lagertenopzichte
vandedollarendeeuro.Opdeeuro‐dollarkoerswaserookdirectnahetbekendworden
vandeuitslagvanhetreferendumnauwelijkseffect.
Deneerwaartserisico’svoordewereldwijdeeconomischegroeioverheersen.Inhet
Europesebankensysteemzijnernogsteedsonopgelostelegacyproblemen,vooralinhet
Italiaansebankwezen.Alsdezezichmaterialiseren,bestaatookhetrisicodatde
overheidsschuldweerproblematischwordt.Daarnaastvormtdefinanciëlesituatievan
DeutscheBankeenstabiliteitsrisicovoorhetEuropesefinanciëlesysteem.InChinabestaat
eenkansopeenabruptecorrectievandedoorschuldopbouwgedrevengroei.Een
substantieellageregroeivandeChineseeconomieiseenrisicovoordewereldeconomie.Bij
eengrotenegatieveschokraaktbovendiendegereedschapskistvandemonetaire
beleidsmakerssteedsleger(derentekannietofnauwelijkslager)enslechtseenaantal
landenheeftdebudgettaireruimteomeendergelijkeschokoptevangen.Deonrustige
politiekesituatieinTurkijezoudeafspraakovervluchtelingenopvangingevaarkunnen
brengen.Alsdaardoordeasielmigratiesterktoeneemt,kandatafsprakenovervrijverkeer
inEuropa(Schengen)onderdrukzetten,metnegatieveeconomischeeffecten.Positieve
risico’svoordeNederlandseeconomiezijnvanbinnenlandseherkomst.
De Nederlandse economie
DeNederlandseeconomieblijftgestaaggroeien,ondankseendrukkendeffectvanhet
referendumoverdeBrexitendelageregasproductievolgendjaar.Degrotereonzekerheid
nahetreferendumendelagegroeiinhetVKdruktdegroeivandeNederlandseeconomie
volgendjaarmet0,4%‐punt(ziekader).Ditwordtvoorongeveertweederdeveroorzaakt
doordelageregroeivanderelevantewereldhandel.Derestvanheteffectwordtveroorzaakt
doordatookdebinnenlandsebestedingenmindertoenemendoordegrotereonzekerheid.
HetbesluitomhetplafondvoorgasproductieinhetGroningenveldverderteverlagen,drukt
degroeivolgendjaarmet0,2%‐punt(figuur1.2links).Erisnogonbenutte
productiecapaciteitendusookweinigdrukoplonenenprijzen(figuur1.2rechts).
Figuur 1.2
Verlaging gasproductie drukt groei (links): lage groei lonen en prijzen (rechts)
2,5 %-punt groei toegevoegde waarde
6 %
groei toegevoegde waarde
2,0
inflatie (geharmoniseerde prijsindex)
5
1,5
contractloonontwikkeling marktsector
4
1,0
gemiddelde
contractloonstijging '97-'15
3
0,5
2
gemiddelde
inflatie '97-'15
0,0
2016
-0,5
2013
2014
2017
2015
-1,0
Bron: CBS, eigen berekeningen (link).
14
1
0
markt
zorg
onroerend goed
overheid
delfstoffen
-1
1997
2000
2003
2006
2009
2012
2015 2017
Tabel 1.1
Kerngegevens voor Nederland, 2012-2017
2012
2013
2014
2015
2016
2017
mutaties per jaar in %
Internationale economie
Relevant wereldhandelsvolume goederen en diensten
Concurrentenprijs (a)
Olieprijs (dollars per vat)
Eurokoers (dollar per euro)
Lange rente Nederland (niveau in %)
1,4
5,3
111,7
1,28
1,9
2,2
-3,2
108,7
1,33
2,0
3,9
-1,3
99,0
1,33
1,5
3,8
6,0
52,5
1,11
0,7
3,4
-2,2
43,7
1,11
0,2
3,2
1,2
51,4
1,11
0,1
Volume bbp en bestedingen
Bruto binnenlands product (bbp, economische groei)
Consumptie huishoudens
Consumptie overheid
Investeringen (inclusief voorraden)
Uitvoer van goederen en diensten
Invoer van goederen en diensten
-1,1
-1,2
-1,3
-6,2
3,8
2,7
-0,2
-1,0
-0,1
-3,9
2,1
1,0
1,4
0,3
0,3
3,2
4,5
4,2
2,0
1,8
0,2
6,2
5,0
5,8
1,7
1,3
0,8
5,0
3,2
3,7
1,7
1,8
1,0
3,8
3,1
3,8
Prijzen, lonen en koopkracht
Prijs bruto binnenlands product
Uitvoerprijs goederen en diensten, exclusief energie
Prijs goedereninvoer
Inflatie, geharmoniseerde consumentenprijsindex (hicp)
Contractloon marktsector (c)
Koopkracht, statisch, mediaan alle huishoudens
1,4
1,4
3,2
2,8
1,6
-1,9
1,4
-0,1
-1,9
2,6
1,2
-1,3
0,1
-1,0
-2,7
0,3
1,0
1,3
0,1
0,2
-5,1
0,2
1,3
1,1
0,5
-1,5
-3,7
0,0
1,6
2,8
0,9
0,9
2,1
0,5
1,6
1,0
Arbeidsmarkt
Beroepsbevolking
Werkzame beroepsbevolking
Werkloze beroepsbevolking (in duizend personen)
Werkloze beroepsbevolking (niveau in % beroepsbevolking)
1,5
0,6
516
5,8
0,8
-0,8
647
7,3
-0,4
-0,6
660
7,4
0,4
1,0
614
6,9
0,3
1,0
555
6,2
0,7
0,8
555
6,2
Marktsector (b)
Productie
Arbeidsproductiviteit (per uur) (c)
Werkgelegenheid (in uren) (c)
Loonvoet (per uur) (c)
Arbeidsinkomensquote (niveau in %)
-1,2
-0,1
-1,2
2,9
78,4
-0,7
0,4
-1,1
1,7
79,1
2,4
1,6
0,8
0,8
78,7
2,8
1,6
1,2
0,2
77,1
2,2
0,6
1,6
2,3
78,1
2,3
1,4
0,9
2,0
78,1
Overig
Individuele spaarquote (in % beschikbaar inkomen) (d)
Saldo lopende rekening (niveau in % bbp)
-0,4
10,2
-0,7
10,2
-1,4
8,5
0,2
8,5
2,2
8,7
1,7
8,2
-2,3
67,9
37,5
-1,9
65,1
37,7
-1,1
63,3
38,2
-0,7
61,8
38,7
niveau in % bbp
Collectieve sector
EMU-saldo
EMU-schuld (ultimo jaar)
Collectieve lasten
-3,9
66,4
36,0
-2,4
67,7
36,5
(a) Goederen en diensten, exclusief grond- en brandstoffen.
(b) Bedrijven exclusief zorg, delfstoffenwinning en onroerendgoedsector.
(c) Het CPB gebruikt met ingang van het CEP 2016 gewerkte uren in plaats van arbeidsjaren als maatstaf voor de input van arbeid. Dit
heeft gevolgen voor de cijfers over loonvoeten en werkgelegenheid. Hierover is een CPB Achtergronddocument met meer toelichting
beschikbaar.
(d) Niveau; beschikbaar gezinsinkomen is inclusief collectieve besparingen. De individuele spaarquote valt in 2017 0,6%-punt lager uit
door de verwerking van pensioen in eigen beheer, zie het kader in hoofdstuk 1.
15
Allebestedingscategorieëndragenbijaandegroei.Deconsumptiegroeitditjaarbijeen
sterketoenamevanhetbesteedbaarinkomen.Deinvesteringsgroeiisditjaargrootenvlakt
volgendjaaraf.Deoverheidsbestedingendragenookbijaandegroei,mededankzijeen
positieveimpulsvanuitdebegrotingvoorvolgendjaar.Depositievebijdragevandeuitvoer
valtvolgendjaarwatterugdoordatderelevantewereldhandelmindersnelgroeit.Negatieve
risico’svoordegroeikomenvooraluitdeonzekereinternationaleomgeving.Binnenslandsis
hetdenkbaardatdegroeivandewerkgelegenheidhogerendewerkloosheidlageruitvalt
dannuinderamingbeslotenligt(ziehetkaderoverwerkloosheidinhoofdstuk2).Ookop
dewoningmarktbestaatdekansopeenontwikkelingdiepositieveruitvaltdanin
voorliggenderamingisvoorzien.
Dewoningmarkthersteltsnel,meteensnelletoenamevandehuizenprijzen(figuur1.3
links).Hetaantaltekoopstaandewoningendaaltendevraagnaarwoningenblijft
toenemen,doordemografischeontwikkelingenzoalsdetoenamevanhetaantal
huishoudens.Transactieaantallenzijnterugophetniveauvanvóórdecrisisenzullenookdit
envolgendjaarblijventoenemen.Erblijvenwelflinkeregionaleverschilleninhetherstel
vandeprijzen.InUtrechtenNoord‐Hollandishetaantaltekoopstaandewoningensinds
2013gehalveerd,inandereprovinciesisdedalingpasrecentbegonnen.Deproductievan
nieuwbouwwoningenisnoglaaginvergelijkingmethetniveauvanvóórdecrisis,waardoor
hetaantalgereedgekomenwoningenenhettotaalvantekoopstaande
nieuwbouwwoningenooklaagblijven.Ditdraagtbijaanhetherstelvandeprijzen.Desnel
toenemendehuizenprijzenleidentotpositievevermogenseffectendieeenimpulsgevenaan
deconsumptie.
Figuur 1.3
Stijging huizenprijzen zet door (links): consumptiegroei gematigd ondanks forse
inkomensgroei (rechts)
110 index, 2010 = 100
4 %
105
3
reëel beschikbaar inkomen
huishoudens (netto)
2016q1
2
100
2016q2
1
95
07-’16
consumptie
gezinnen
0
90
-1
85
-2
80
2005
2007
2009
2011
2013
2015
2017
-3
2013
2014
2015
2016
Bron: CBS, eigen berekeningen (link).
Deconsumptieblijftditjaarachterbijhetbeschikbaarinkomen(figuur1.3rechts)ende
besparingennementoe.Metnameditjaarneemthetbeschikbaarinkomensneltoe,onder
anderedoordelastenverlichtinginhet5miljard‐pakketendetoenamevande
werkgelegenheidendereëlelonen.Totnogtoeisdithogerebeschikbaarinkomenslechts
deelsgeconsumeerdenvooreenbelangrijkdeelgespaard.Volgendjaarisdetoenamevan
hetbeschikbaarinkomenkleiner,doordatdepositievebeleidsimpulsopdekoopkracht
kleinerisendoordetrageregroeivandewerkgelegenheid.Volgendjaarwordteengroter
16
deelvandegroeivanhetbeschikbaarinkomengeconsumeerdenwordtdeconsumptieook
ondersteunddoordetoenamevanhethuizenvermogen.Deontwikkelingvande
pensioenpremiesen‐uitkeringendrukthetbeschikbaarinkomen.Dedalingvandepremies
ditjaarwordtmeerdangecompenseerddooreenstijgingvolgendjaarinreactieopdelage
rentestand.Inbeidejarenwordendepensioenuitkeringen(gemiddeldgenomen)niet
geïndexeerd.
Deinhaalslagdiedeinvesteringenindeafgelopentweejaarhebbengemaakt,heeftde
investeringsquoteteruggebrachtophetlangjariggemiddelde.Onzekerheidover
economischevooruitzichtenremtdegroeivandeinvesteringen.Doordelagerentezijnde
kapitaalkostenlaagenneemtdevraagnaarkrediettoe,zowelvangrotebedrijvenalsvanhet
mkb.Tegelijkertijdneemtdebancairekredietverleningaanbedrijvennogsteedsafenligt
dezenuongeveer3%lagerdaneenjaargeleden.Persaldovlaktdeinvesteringsgroei
volgendjaarafnaar3,8%.
Figuur 1.4
150
Werkgelegenheid, arbeidsaanbod en werkloosheid (links): koopkracht stijgt volgend jaar
voor alle groepen (rechts)
mutatie in duizenden personen
100
% beroepsbevolking
werkloosheid
(rechteras)
8
alle huishoudens
7
huishoudens zonder kinderen
huishoudens met kinderen
6
50
alleenverdieners
alleenstaanden
tweeverdieners
5
4
0
-50
werkgelegenheid
arbeidsaanbod
gepensioneerden
uitkeringsgerechtigden
werkenden
3
2
-100
> 500% WML
350- 500% WML
175- 350% WML
<= 175% WML
1
0
-150
2013
2014
2015
2016
2017
0
0,2
0,4
0,6
0,8
1
1,2
%
1,4
Bron: CBS, eigen berekeningen (link).
Dewerkgelegenheidisindeeerstehelftvanditjaarsnelgestegenenheeftgeleidtoteen
dalingvandewerkloosheid.Inderamingsperiodevaltdegroeivandewerkgelegenheidwat
terugbijeenenigszinsoplopendearbeidsproductiviteiteneenconstantegroeivande
productieindemarkt.Ditjaarisdegroeivandewerkgelegenheid,diegeheelplaatsvindtin
demarktsector,nogruimvoldoendeomhetarbeidsaanbodteabsorberen.Hierdoordaaltde
werkloosheidvan6,9%naar6,2%.Degroeivandewerkgelegenheidindemarktendezorg
isin2017nogmaarnetvoldoendeomdegroeivanhetarbeidsaanbodoptevangen,
waardoordewerkloosheidvolgendjaarstabiliseert(figuur1.4links).Deonzekerheidover
dedalingvandewerkloosheidvloeitvoortuitdeonzekerheidoverheteconomischherstel,
overdesnelheidwaarmeehetteruggetrokkenarbeidsaanbodterugkeertopdearbeidsmarkt
enoverdetoenamevandearbeidsproductiviteit(ziehetkaderinhoofdstuk2).Als
werkgelegenheidenbbpsnellertoenemen,kandewerkloosheidookverderdalendannuin
deramingisvoorzien.
Dereëleloonvoetindemarktsectorneemtditenvolgendjaarnaarverwachtingmeertoe
dandearbeidsproductiviteitbijrelatiefhogewinstenvanbedrijven.Decontractloneninde
17
markt,diedeafgelopenjareneenbescheidenontwikkelingkenden(ziefiguur1.2rechts),
stijgenditenvolgendjaarmet1,6%.Decontractloonontwikkelingenindezorgenbijde
overheidvolgendievandemarktsector.Indeperiode2011‐2014wasdeloongroeibijde
overheidbeperktdoorkortingenopdegroeivanhetloonbudget.Ditwerdechterbijna
geheelgecompenseerddooreengelijktijdigetoenamevandeincidentelelonen(ziekaderin
hoofdstuk2).Vanuitdatperspectiefiserditenkomendjaar–afgezienvandedoorwerking
vanhetafgeslotenloonakkoordditjaar–dusweinigredenteveronderstellendatde
contractloonstijgingbijdeoverheidzalafwijkenvandieindemarktsector.Deinflatieblijft
ditjaarenvolgendjaarzeerlaag,inlijnmetdelageinflatieinheteurogebied.Volgendjaar
trektdeinflatiedoorstijgendeenergie‐eninvoerprijzenietsaantot0,5%.
Inbeidejarenisdekoopkrachtpositiefvoorallegroepen.Zowelin2016alsin2017ligtde
contractloonstijgingflinkbovendeinflatieendatgeefteenpositieveimpulsaande
koopkrachtvanhetmedianehuishouden.Ditjaardraagtookhet5miljard‐pakketbijaande
stijgingvandekoopkrachtenkomtdestijgingvandemedianekoopkrachtuitop2,8%.
Volgendjaarisdetoenamevandekoopkrachtduidelijklager,doordatdepositieve
beleidsimpulsopdekoopkrachtkleinerisendoordatdeinflatiewathogerisbijeengelijke
contractloonstijging.Hetkoopkrachtpakketwaartoehetkabinetheeftbesloten,heeft
komendjaareenpositiefeffect.Debelangrijkstemaatregeleninditpakketzijndeverhoging
vandealgemeneheffingskorting,deouderenkorting,dezorgtoeslagenhetkindgebonden
budget.Daarnaastvervaltde(eerdervoorgenomen)bezuinigingopdehuurtoeslagenwordt
dehuurtoeslagverderverhoogd.Ditwordtdeelsgefinancierdmeteenmindergrote
verhogingvandearbeidskorting.Demedianekoopkrachtstijgingkomtvolgendjaarop1,0%.
Dekoopkrachtvanwerkendenenuitkeringsgerechtigdenkomtop1,1%endievan
gepensioneerdenop0,7%.Uitkeringsgerechtigdenhebbenvooralprofijtvande
intensiveringenindezorg‐enhuurtoeslag.Gepensioneerdenprofiterenonderanderevande
verhogingvandeouderenkortingendezorg‐enhuurtoeslag.
Overheidsfinanciën
Hetoverheidstekortneemtafnaar1,1%bbpditjaaren0,7%bbpin2017.Dezeafname
wordtvooralveroorzaaktdoortoenemendebelastinginkomsten.Ditjaarissprakevaneen
flinkemeevallerindevpbdiedoorzetnaarvolgendjaar.Eenmogelijkeverklaringisdatde
meestetecompenserenverliezendiezijnontstaantijdensdecrisis,inmiddelszijn
verrekend.Daarnaastishetbijdehuidigerentesenwettelijkebetaalregelingenvoor
bedrijvenaantrekkelijkomhunbelastingenzovroegmogelijktebetalen.Volgendjaar
nemendebelastinginkomstenookflinktoedoordetijdelijkeextrainkomstenalsgevolgvan
deuitfaseringvanpensioenineigenbeheervoordirecteuren‐grootaandeelhouders(zie
kader).Deuitgavennemenjuistmindertoedandegroeivanhet(nominale)bbp.Ditisvoor
eenbelangrijkdeelterugtevoerenopdemaatregeleninhetRegeerakkoord.Bovendien
dalenderente‐uitgavendoordelagerentestand.OokdeEU‐afdrachtendalenditjaar
doordatdeNederlandsekortingmetterugwerkendekrachtbinnenkomtalsgevolgvande
ratificatievanhetEigenMiddelenbesluit.Detekortverminderingwordtvolgendjaar
gedemptdoorhetopwaartseeffectvanhetpakketaanmaatregelenvoor2017waartoehet
kabinetbeslotenheeft(ziekader).Ookdelageregasbaten,zoweldoordedalingvande
18
gasprijsalsdoordeverlagingvanhetgasplafond,dempendetekortverminderingditjaar.
Volgendjaarvaltheteffectvandelagereproductiewegtegendatvandehogeregasprijs.
Hetgeraamdeoverheidstekortisin2016en2017kleinerdanvoorzieninhet
Regeerakkoord.Deverbeteringvanhetvoorconjunctuurenincidentengecorrigeerde
structurelesaldoisvolgendjaar0,1%bbp.DeopdrachtopgrondvandeEuropese
begrotingsregelsiseenverbeteringvan0,4%bbp.Degroeivandegecorrigeerdecollectieve
uitgavenisvolgendjaar0,7%.OpgrondvandeEuropesebegrotingsregelszoudendeze
uitgavenmoetendalenmet0,3%.
Deoverheidsschulddaaltsnelverder,naar61,8%bbpin2017.Dedalingkomtdoorhet
toenemendebbp(noemereffect),schatkistbankierendoorlagereoverhedenenfinanciële
transactieszoalsdeprivatiseringvanABNAMROenASRendeverkoopvanSNSPropertize.
Pensioen in eigen beheer en de begroting 2017
Per 1 januari 2017 kan geen fiscaal gefaciliteerd pensioen in eigen beheer (PEB) meer worden
opgebouwd. De PEB-maatregel betreft de afschaffing van de mogelijkheid voor dga’s om pensioen op
te bouwen in de eigen bv (a). Directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) kunnen hun opgebouwde
pensioen in 2017, 2018 en 2019 met een fiscale korting afkopen. De korting is het hoogst in 2017
(34,5%) en daalt naar 19,5% in 2019. De dga kan ook besluiten om zijn pensioenpot te laten staan, of
om te zetten naar een spaarvoorziening, maar hij of zij mag geen dotaties voor nieuwe pensioenrechten
doen. In beide gevallen worden er pas na de pensioendatum uitkeringen gedaan.
Naar verwachting zal ruim een derde van de dga’s overgaan tot afkoop van de pensioenvoorziening.
Een deel van de PEB-voorzieningen heeft een dekkingsgraad die lager is dan 100% en staat dus onder
water, waardoor afkoop niet mogelijk is. Ook zal een deel van de dga’s niet kunnen afkopen, omdat zijn
of haar (voormalige) partner niet mee wil tekenen. Van de overige dga’s wordt verwacht dat een
meerderheid zal overgaan tot afkoop van de pensioenvoorziening. Door het afkopen krijgen zij de vrije
beschikking over hun pensioenvermogen met een forse belastingkorting. Het voordeel van afkopen is,
door de dalende korting, in het eerste jaar het sterkst.
Door het naar voren halen van belastingontvangsten als gevolg van het afschaffen van de omkeerregel
en de mogelijkheid om het PEB ineens af te kopen, heeft deze maatregel een positief effect op het
EMU-saldo van naar verwachting 2,1 mld euro in 2017, 1 mld euro in 2018 en 0,9 mld euro in 2019 (b).
De raming van de budgettaire effecten is erg onzeker, voornamelijk vanwege de inschatting van de
gedragseffecten.
De maatregel leidt tot hogere betaalde belastingen en een lager beschikbaar inkomen, maar beïnvloedt
de consumptie niet. Hierdoor komt de spaarquote in 2017 met 0,6 %-punt lager uit. Verondersteld is dat
de consumptieve bestedingen niet verminderen door het lagere beschikbaar inkomen en ook niet
worden vergroot doordat opgebouwd pensioenvermogen vrijkomt voor consumptie. De maatregel is dus
in de raming verwerkt als een verschuiving tussen verschillende vermogensvormen, na verrekening van
de latente belastingschuld.
De PEB-maatregel leidt incidenteel tot extra inkomsten, de meevallende vennootschapsbelasting ook in
later jaren. Daarnaast worden uitgaven structureel verhoogd en wordt er lastenverlichting gegeven. Dit
leidt tot een gunstiger koopkrachtbeeld voor ouderen en uitkeringsgerechtigden maar ook tot een lagere
structurele werkgelegenheid. Voor het overige zijn middelen vrijgemaakt voor ‘maatschappelijke
prioriteiten’ en voor het ontwerpbesluit verlaging gaswinningsplafond van het Groningenveld tot 24 mld
m3.
(a) Kamerbrief over pensioen in eigen beheer, 1 juli 2016 (link).
(b) De netto contante waarde van de maatregel is 62 mln euro. Het positieve effect wordt onder meer veroorzaakt door
afschaffing van de omkeerregel voor een aantal pensioenvoorzieningen die nu onder water staan. Deze bv’s maken wel
gebruik van de belastingaftrek, maar zouden nooit overgaan tot de tot belastingplicht leidende pensioenuitkering.
19
1.2
Beschouwing
Hetvastecontractisopzijnretour.Nietophetpapiervandewetgeving,welindepraktijk
vandestatistieken.OpdeNederlandsearbeidsmarktgaatdeflexibiliseringonverminderd
voort.Hetaandeelvastecontractenindewerkgelegenheiddaalt,hetaandeelflexibele
contractenenzzpstijgt(ziefiguur1.5).Hetaantalflexibelecontractenisvooralonder
jongerenenlaagopgeleidensterkgestegen.2Isdezeveranderingstructureel?Envergtdeze
veranderingeenbeleidsrespons?Nietelkeveranderingiseenverslechteringennietelke
veranderingisvooreeuwig.Veelgenoemdeverklaringendietoteenberustendehouding
zoudenkunnenleiden,houdenevenwelnieteenvoudigstand.Hiernawordenmogelijke
verklaringenlangsgelopen.
Figuur 1.5
74
Toename flexibilisering (links) heeft geen relatie met conjunctuur (rechts)
25
%
%
72
werknemers met flexibele arbeidsrelatie
20
70
68
15
werknemers met
een vast contract
66
64
zelfstandigen zonder personeel (zzp)
10
62
werkloosheidspercentage
60
5
58
56
0
0
2003
2005
2007
2009
2011
2013
2015
2003
2005
2007
2009
2011
2013
2015
Bron: CBS (link)
Eentoenemendeflexibiliseringkanprimazijnalsdezehetgevolgisvanvoorkeurenvan
werkgeversenopdrachtgeversenerzijdsenwerknemersenopdrachtnemersanderzijds.Het
beelddatuitenquêtesverrijst,verschiltpercontractvorm.3Vandegeënquêteerdenmeteen
tijdelijkcontract,uitzendbaanofpayrollcontractvindt80à90procenteenvastcontract
belangrijkofheelbelangrijk.Bijzzp‘ersisdatveelminder;73%vandezzp’erswilbij
voorkeurwerkenalszelfstandigondernemer.Datneemtnietwegdaterbijzzp’ersflinke
dynamiekis;ruimeenkwartvanhenheeftookeencontractinloondienstofkeertdaarna
verloopvantijdnaarterug.Ditkanhetgevolgzijnvanveranderendevoorkeuren,maarook
vanhetfeitdatmennietsuccesvolisalszzp’er.Vandestartendezzp’ersisnavierjaarruim
60procentnogactiefalsondernemer.4
Eentweedeverklaringzoudenveranderendeeconomischeomstandighedenkunnenzijndie
devraagnaarflexibelearbeidsterkdoentoenemen.Technologischeontwikkelingen,
globaliseringentoegenomenconcurrentievragenmeerwendbaarheidvanwerkgeversen
opdrachtgevers.Dergelijketrendshebbeneenmondiaalkarakter.Eeninternationale
2
Zie bijvoorbeeld het kader op blz. 46 van de Macro Economische Verkenning 2016.
3
Ecorys, Contractvormen en motieven van werkgevers en werknemers, 2013, tabel 3.5 en 3.6. Uitspraken zijn gegeven de
bestaande arrangementen op bijvoorbeeld het terrein van de fiscaliteit en sociale zekerheid.
4
IBO Zelfstandigen zonder personeel, ministerie van Financiën, 2015 en Bosch, N., 2014, Succes als startende
zelfstandige, CPB Achtergronddocument (link).
20
vergelijkinglaatechterziendatdeontwikkelingopdeNederlandsearbeidsmarkt
onmiskenbaarafwijktvanhetgeenindeonsomringendelandengebeurt(figuur1.6).Het
lijktweinigaannemelijkdatNederlandopeengeheelanderewijzewordtgetroffendoorde
wereldwijdetrendsdananderelandeninEuropa.5
Figuur 1.6
20
Aandeel tijdelijke werknemers (links) en zzp’ers (rechts) internationaal vergeleken
14
%
%
Nederland
18
Nederland
12
16
10
14
12
EU-15
10
EU-15
8
6
8
6
4
4
2
2
0
1995
2000
2005
2010
2015
0
1995
2000
2005
2010
2015
Bron: Eurostat. (link)
Eenderdeverklaringisdatflexibiliseringeentijdelijkfenomeenisdatsamenhangtmetde
standvandeconjunctuur.Ineconomischongunstigetijdenwordengeenmensen
aangenomenenalsdeeconomieaantrekt,beginnenwerkgeversvoorzichtigheidshalveeerst
mensenaantenemenopeenflexibelcontract.Ookhierishetijsdun.Ofdewerkloosheidnu
stijgtofdaalt,hetaandeelflexwerkersenzzp’ersgroeitgestaagdoor;deconjunctuurheeft
voorflexwerkershoogstenseffectophettempovandiegroei,envoorzzp’ershelemaalgeen
effect(figuur1.5rechts).Andersomkaneengrootaandeelflexenzzpwelbijdragenaanhet
opvangenvanschokkenzonderdatdewerkloosheidsterkoploopt:eenmogelijkeverklaring
voorhetfeitdatdeNederlandsewerkloosheidindeperiode2009‐2013ininternationaal
perspectiefweinigisgestegen,isdatdezegroepminderurenisgaanwerkeninplaatsvan
werkloosteworden.6
Hetbestendigekaraktervandeneergangvanhetvastecontractwordtookweerspiegeldin
deervaringenvanopeenvolgendecohorten(figuur1.7).Alsjejongbent,beginjesteeds
vakeropeenflexibelcontract,maardaargroeijeuit,waslangdetheorie.Decijferslaten
ziendatweliswaardekansopeenvastcontracttoeneemtnaarmatemensenouderworden,
maarookdatdekansopeenvastcontractvoorelkjongercohortlagerligt.Voorzzp’ers
geldtietsvergelijkbaars.Deoverstapnaarhetzzp‐schapneemttoeinhettweededeelvan
hetwerkendeleven.Ookhiervaltopdatdekansophetzzp‐schapvoorelkrecentercohort
werkendenhogerligt.
5
Eurostat hanteert een licht andere definitie voor flexwerk dan het CBS. De keuze voor EU-15 is ingegeven door de wens
vergelijkbare landen te selecteren met een zo lang mogelijke datareeks.
6
Zie bijvoorbeeld het kader op blz. 46 van het CEP 2014 (link).
21
Figuur 1.7
Jongere cohorten vaker flex (links) en zzp’er (rechts)
25 % zzp'ers
70 % flexibele werknemers
‘40-45
60
‘90-95
20
geboortejaar
geboortejaar
50
15
40
30
20
10
0
‘50-55
‘70-75 ‘65-70 ‘60-65 ‘55-60
‘85-90
‘80-85
‘75-80
‘45-50
10
‘80-85
75-80
‘85-90
‘70-75 ‘65-70
‘60-65 ‘55-60
‘40-45
‘45-50
‘50-55
5
0
15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64
leeftijd
‘90-95
15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64
leeftijd
Bron: CBS, eigen bewerkingen (link).
Alsdeflexibiliseringnietvooralteverklarenvaltuitpreferentiesvandewerkenden,alser
geensprakeisvaneenonontkoombareinternationaletrendendeontwikkelingooknietals
tijdelijkteduidenvalt,danlijktdemanierwaaropweinNederlanddezakengeregeld
hebben,tocheenbelangrijkeverklaring.Keuzeswordentenslottenietineeninstitutioneel
vacuümgemaakt.Institutieskanaliserenhetgedragvandeelnemersopdearbeidsmarkt.
Reguleringbeoogtmeervoorspelbaarheidenmindertransactiekosten,beschermingtegen
misbruikvanmarktmachtenkortzichtiggedragenhettotstandbrengenvan
risicosolidariteit.Deinvullingverschiltvanlandtotland.ZokentNederlandeenrelatiefhoge
beschermingvoorvastecontracteneneenrelatiefgrootverschilinbeschermingtussen
vasteenflexibelecontracten.Ookisdedekkingvanziekteenarbeidsongeschiktheidenvan
hettweedepijlerpensioenrelatiefbreed,maardezeomvatnietofnauwelijkszzp’ers.7Ditzet
meerspanningophetstelsel.Reguleringheeftinpotentiebatenvoorallespelersopde
arbeidsmarkt,maarisvooraleffectiefalseengoedebalansisgevondentussenderechtenen
plichtenvandeuiteenlopendespelers,alsdeelnemerszichernietaankunnen,willenof
moetenonttrekken.Destelselmatigeensnelletoenamevanflexibelecontractenenzzp‐
schapinNederlandsuggereerteenveranderendeeffectiviteitvanderegulering.
Hetvastecontractisopzijnretour.Eengroeiendaantalwerknemerszietgeenkanszijn
voorkeursoptievaneenvastcontractteverzilveren.Dezekansisbovendienrelatieflaag
voorgroepenmeteenzwakkearbeidsmarktpositie.Devoorzieningenvoormensenmeteen
flexibelcontractzijnmagerder.Payrollcontractenbiedendoorgaansminderbescherming,de
regelingenvoorwerkloosheidenpensioenenmethunopbouwregimesenwachttijdenzijn
niettoegesnedenopmensenmetwisselende,onzekerecontracten.Dezzp’erismeer
tevreden,maardelegitimatievoordehuidigefiscalefaciliteitenisbroos.Voordezegroepis
ereenrelatiefgrootvertrouwenindezelfredzaamheidenbeperktemogelijkhedenvooreen
beroepopderisicodelingensolidariteit.Eenherontwerpvandereguleringstartendvanaf
debasiszouvermoedelijkeenanderresultaatopleveren.Overhoedanwelisveeldebat
mogelijk,zoisookgeblekenindeafgelopenjaren.Deervaringleertdatdekansopactiein
NederlandhetgrootstisalsietsineenRegeerakkoordisvastgelegdenervoldoende
voorbereidendestudieszijnverricht.8Dattreft.Deafgelopenperiodeiseenflinkestapel
7
Zie bijvoorbeeld Kansrijk Arbeidsmarktbeleid (deel 1), hoofdstukken 3 en 4 (link).
8
Lejour, A.M., 2016, De politieke economie van belastinghervormingen, CPB Policy Brief 2016/08 (link).
22
studiesgeproduceerdendeverkiezingenzijnnakend.9Geenwoorden,maardaden,zouden
zeinRotterdamzeggen.
9
Studiegroep Duurzame groei, Kiezen voor duurzame groei, juli 2016 en IBO Zelfstandigen zonder personeel, ministerie
van Financiën, 2015.
23
2
De economie in 2016 en 2017
De mondiale economische groei is aan het consolideren, waarbij opkomende en ontwikkelende
economieën minder inhaalgroei laten zien dan in het verleden. De economische groei in het
eurogebied stabiliseert in de ramingsperiode. De verwachting over de economische ontwikkeling
in de eurozone wordt iets getemperd door de leave vote van het Verenigd Koninkrijk. De zich
consoliderende mondiale economische groei heeft zijn weerslag op de internationale handel. De
global trade slowdown bestendigt. Wereldwijd is de dalende trend van olie- en grondstofprijzen in
2016 tot stilstand gekomen en stijgen de prijzen in 2017 weer licht. De inflatie in de eurozone blijft
echter laag en ver onder de ECB-doelstelling van iets onder 2% op middellange termijn. Ook de
lange rente in het eurogebied blijft laag. Risico’s bestaan uit problemen bij een aantal Europese
banken, de steeds leger rakende gereedschapskist van de ECB, potentiële grote migratiestromen
in Europa die weerstandsreacties uitlokken, en de oplopende schuldenlast in China.
In Nederland zet het onderliggende herstel van de economie door, maar onzekerheden hebben
negatieve effecten op de consumptie, de investeringen en de voor Nederland relevante
wereldhandel. De economische groei loopt mede hierdoor terug van 2,0% in 2015 naar 1,7% dit
en volgend jaar. Huishoudens hebben meer reëel beschikbaar inkomen, mede door de lage
inflatie, maar dit wordt slechts deels uitgegeven. Het herstel van de woningmarkt versnelt, met
sterk stijgende huizenprijzen en het aantal transacties op pre-crisisniveau. De werkloosheid neemt
dit jaar af en blijft volgend jaar stabiel op 6,2%. 24
2.1
De internationale economie
DeuitslagvanhetBritsereferendumop23juni2016iseenbelangrijkeontwikkeling
geweestindeinternationaleeconomie.Watindejuniramingnogwerdgenoemdalseen
risico,isnugerealiseerdenopgenomeninderaming,zieparagraaf2.2enhettekstkaderin
hoofdstuk1‘OnzekerheidnaBrexitreferendum’.HoewelhetVerenigdKoninkrijkinde
ramingsperiodenogdeeluitmaaktvandeEU,iseronzekerheidoverdetoekomstigerelatie
vanhetVerenigdKoninkrijkmetdeEU.
Demondialeeconomischegroeiconsolideerdedelaatstejaren(ziefiguur2.1,links)maarzal
in2017weerstijgen(zietabel2.1).Deeconomischegroeiindeeurozonestabiliseertinde
ramingsperiode.Deverwachtingoverdeeconomischeontwikkelingindeeurozonewordt
ietsgetemperddoordeleavevotevanhetVerenigdKoninkrijk.IndeVSlijktdeeconomische
groeiooktestabiliseren,zijhetdatdezenogaltijdbovendievanheteurogebiedligt.
Figuur 2.1
Geconsolideerde mondiale groei (links) inflatie en rente in Europa zijn laag (rechts)
7 volume in % per jaar
3,0
6
%
inflatie eurozone
(HICP totaal)
2,5
opkomende economieën
5
2,0
lange rente
Duitsland
4
1,5
wereld
3
1,0
2
inflatie eurozone
(HICP kern)
eurogebied
0,5
1
0
0,0
-1
-0,5
2011
2012
2013
2014
2015
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Bron: IMF, OESO, Thomson Reuters Datastream, eigen berekeningen (link).
Deopkomendeenontwikkelendeeconomieënzijnjarenlangdegroeimotorvandewereld
geweest.Alhoeweldegroeivoetindezeregio’snogbovendievandewereldligt,isde
groeiversnellingerdelaatstejarenuit.Dezeregio’slijkenzichwatgroeibetreftlangzaamte
bewegennaareenlagerniveau(ziefiguur2.1,links).Erzijnwelverschillentussenlanden.
DeIndiaseeconomiegroeithard,terwijldievanChinavertraagt.RuslandenBraziliëkampen
nogmetzwarerecessies,allijkendezedebodemtehebbenbereikt.
Dezichconsoliderendemondialeeconomischegroeiheeftzijnweerslagopdeinternationale
handel.Deglobaltradeslowdownbestendigt.10Dewereldhandelislangetijdtweekeer
snellergegroeiddandewereldeconomie,maardeafgelopenjarennietmeer.Diegroeiwordt
netietsbovendievandewereldeconomiegeraamdvoordekomendetweejaar.Ditheeftook
effectopdevoorNederlandrelevantewereldhandel.Dezekrijgtdaarnaasteenneerwaartse
deukdoordeleavevotevanhetVerenigdKoninkrijk.
10
Zie Centraal Economisch Plan 2016 (link).
25
Wereldwijdisdedalendetrendvanolie‐engrondstofprijzenin2016totstilstandgekomen
enstijgendeprijzenin2017weerlicht.Grondstoffenprijzenbewegenmeemetde
olieprijzen,deelsdoordatzijdoorolieprijzenwordenbeïnvloedendeelsdoordatzijook
dooreconomischeconjunctuurwordenbeïnvloed.Deolieprijzenzijnflinkgedaaldin2015
doorenerzijdseenzwakkerevraaguitopkomendeeconomieënenanderzijdsdooreen
groteraanbod.VooraldeVerenigdeStatenhebbendeolieproductieenexportflink
opgevoerdindeafgelopenjaren.DeOPEClukthetvooralsnognietomovereenstemmingte
krijgenoveraanbodbeperkingen,ondankseenaantalpogingendaartoe.Dedalingvande
olieprijzenisomgeslagenineenstijgingin2016.Deverwachtingopbasisvanfuturesisdat
deolieprijzenverderstijgenin2017maarnietdehoogtesbereikenalsindejarenervoor.
Olieprijzenzijnvolatiel,eenkleineverschuivinginvraagofaanbodheefteengrooteffectop
deprijs.Destijgingvandeolieprijzenheefttemakenmeteenlichteafnamevande
olieproductieinniet‐OPEC‐landen.
Lageolieprijzenhebbeneenaantaleffecten.Deaanhoudendlageprijsleidttotsteedsgrotere
problemenvoorolie‐exporterendelanden.RuslandenBrazilië,diebeidemeteenrecessie
kampen,wordenhierdoorextragetroffen.OokhetrijkeSaoedi‐Arabiëwordtgeconfronteerd
metveellagereinkomsten,omdatdeeconomievooreengrootdeelafhankelijkisvanolie.De
lageolieprijzenhebbendaarnaastgeleidtothetfaillietgaanvaneenaantaloliebedrijven,
metnameindeVS.OokShellrapporteertslechtecijfersenzetdekomendejarennietinop
nieuweinvesteringen.Aandepositievekantzijnlageolieprijzengoednieuwsvoorde
meesteolie‐importerendelanden.Voorhuishoudensleidenlageolieprijzentotlagere
uitgavenvoorenergieenvervoer.
DeinflatieindeeurozoneblijftlaagenveronderdeECB‐doelstellingvanietsonder2%op
middellangetermijn(ziefiguur2.1rechts).Ookdeinflatieverwachtingenopmiddellange
termijnblijvenlaag.Degangbaremaatstafhiervoor,de5‐jaars5‐jaarforwardinflatieswap,
daaldedeafgelopendriejaarenstaateindaugustusop1,28%.Deinflatieblijftlaagmede
dooreenzwakkebestedingsdrukindeeurozone.DeECBheeftinmaart2016haarbestaande
opkoopprogrammaverderuitgebreidomdebestedingenaantejagen.Hetisdaarbijdevraag
inhoeverreQEnogeffectiefisalsde(markt)rentede0%‐grensbereikt,watdiein2016doet,
ofzelfsonderde0%duiktin2017(zietabel2.1).
DeECBheefttijdenshaarbijeenkomstinjuli2016beslotendebasisrentetarieven
onveranderdtelaten.DeECBgaatdoormethetopkoopprogrammatotmaart2017,en
daarnazolangalsnoodzakelijk,iniedergevaltotdatdeRaadvanBestuureenduurzame
aanpassinginhetinflatiepadzietinlijnmetdedoelstelling.Hoeweldeinflatieinde
eurozonelaagis,isdereëlerentedoordelagerentestandnunegatief.Hetaanhoudendeen
ruimemonetaireECB‐beleidheeftechterookhetnadeeldateenafvlakkenderentecurvede
winstgevendheidvanEuropesebankenonderdrukzet.11
Deneerwaartserisico’svoordewereldwijdeeconomischegroeioverheersen.Zoisbijeen
grotenegatieveschokdegereedschapskistvandemonetairebeleidsmakerssteedsleger(de
11
Zie Claessens, S., N. Coleman en M. Donnelly, 2016, ‘Low-for-long’ interest rates and net interest margins of banks in
Advanced Foreign Economies, IFDP Notes, 11 april 2016, link.
26
rentekannietofnauwelijkslager)enslechtseenaantallandenheeftdebudgettaireruimte
omeendergelijkeschokoptevangen.
DaarnaastdragenindenasleepvandeEuropesecrisisveelEuropesebankennoggrote
hoeveelhedenprobleemleningenmetzichmee.12HetmeestnijpendisditinItalië,waar
bankenongeveer300miljardeuroaanprobleemleningenopdebalanshebben.Deze
probleemleningenbrengenrisico’smetzichmeevoordefinanciëlestabiliteitenvormeneen
remopdekredietverleningendeeconomischegroei.HierdoorkunnendeItaliaanse
overheidsfinanciënookonderdrukkomentestaan,aldientopgemerkttewordendat
falendebankenvolgensnieuweEuropeseregelsnietlangerdirectmogenwordengeredmet
publiekgeld(bail‐out).Denieuweregelsschrijvenvoordatprivatebeleggers,eninditgeval
dusookItaliaansehuishoudens,ineersteinstantiedekostenvanfalendebankenmoeten
dragen(bail‐in).
NaasttwijfelsoverhetItaliaansebankwezenbestaandezeooktenaanzienvandeDeutsche
Bank,dievolgensdeFinancialTimeskamptmetlagewinstgevendheid.13HoeweldeDeutsche
BankdeEuropesebankenstresstestdoorstond,haaldedeAmerikaansetakdedoordeFED
gesteldestresstestniet.HetIMF14heeftgestelddatdeDeutscheBankeen(stabiliteits‐)risico
voordeDuitseeconomievormt,endaardooreendirectrisicovoorhetEuropesefinanciële
systeem.
AndereEuropeseontwikkelingendieeenpotentieelrisicovormen,hebbentemakenmet
migratie.Hetvrijverkeervanpersonenstaatonderdruk.Migratiewaseenbelangrijkthema
indeleavevoteinhetVerenigdKoninkrijk.InandereEuropeselandeniseronrustoverde
vluchtelingenstromen;dezeisalleenmaarvergrootdooreenaantalterroristischeaanslagen
uitnaamvanISinBelgië,FrankrijkenDuitsland.DemigratiestroomuitSyriëlijktdoorde
dealmetTurkijegestremd,maardeoorloginSyriëhoudtaan.Turkijeheeftgeledenonderde
couppogingdieinjuliisgepleegd.Denasleepzoudedealoverdevluchtelingenopvangin
gevaarkunnenbrengen.AlsdevluchtelingenstroomweertoeneemtinEuropa,kanhet
Schengenverdragonderdrukkomentestaan.Dedirectegevolgenvanmigratieopde
Europeseeconomiezijnbeperkt.Depotentiëlegevolgenvanprotectionisme,bijvoorbeeld
hetuiteenvallenvanSchengen,zijnveelgroter.15
TenslotteisopinternationaalvlakdeChineseeconomieeenpotentieelrisicovoorde
wereldhandel.China’sgroei,dielangetijdeenvandeinternationalegroeimotorenis
geweest,gaatgepaardmeteensneloplopende,groteschuldenlast.Dehuidigeeconomische
omstandighedeninChinamakenhetmoeilijkomdezesnelaftebouwen.Tegelijkertijdlopen
betaalachterstandenenhetvolumevanprobleemleningenop,waarvandeverwachtingisdat
dezenietwordenafbetaald.DeChineseeconomielijktdusintoenemendemateopeen
‘schulden‐bubbel’tezijngegrond.OpeengegevenmomentmoetChinahiervooreen
12
Zie de CPB Risicorapportage Financiële Markten 2016 van het CPB, mei 2016, link.
Financial Times 3 augustus 2016, Germany’s banks suffering from chronic lack of profitability, link.
14
Zie IMF, 2016, Germany Financial System Stability Assessment, IMF Country Report No. 16/189 June 2016, link.
15
Zie kader ‘Hervatting grenscontroles in Schengenlanden remt economische groei’ bij het CEP 2016, link.
13
27
oplossingvinden.Alsdezebubbelvoortijdigklapt,kanditeengrooteffecthebbenopde
Chinesegroei.Ditzalconsequentieshebbenvoordewereldhandel.
Tabel 2.1
Internationale kerngegevens
2013
2014
2015
2016
2017
mutaties per jaar in %
Volumes
Bbp wereld
- Eurogebied
- Verenigde Staten
- Japan
- China
3,3
-0,2
1,5
1,4
7,7
3,4
1,0
2,4
-0,1
7,0
3,1
1,5
2,4
0,6
6,9
3,1
1,6
2,1
0,7
6,7
3,5
1,5
2,4
0,8
6,2
2,9
2,2
2,6
3,9
3,1
3,8
3,1
3,4
3,3
3,2
Prijzen
Wereldhandelsprijzen (dollar)
- Grondstoffen exclusief energie
- Energie
Inflatie eurozone (HICP)
-1,6
-3,0
1,3
-8,6
-8,7
0,4
-22,6
-47,0
0,0
-1,9
-16,7
0,1
3,7
17,6
0,5
Invoerprijs goederen exclusief energie (euro)
Concurrentenprijs (euro) (a)
-0,6
-3,2
-1,5
-1,3
0,8
6,0
-3,2
-2,2
0,4
1,2
1,33
99,0
1,2
1,11
52,5
0,5
1,11
43,7
0,0
1,11
51,4
-0,1
Wereldhandelsvolume goederen en diensten
Relevante wereldhandel goederen en diensten
niveaus
Overig
Eurokoers (dollar per euro)
Olieprijs (dollar per barrel)
Lange rente Duitsland (%)
(a) Goederen en diensten exclusief grond- en brandstoffen.
28
1,33
108,7
1,6
2.2
De Nederlandse economie
2.2.1
Onzekerheden remmen economische groei
Hetonderliggendeherstelvandeeconomiezetdoor,maaronzekerhedenhebbentijdelijk
negatieveeffectenopdeconsumptie,deinvesteringenendevoorNederlandrelevante
wereldhandel.Ookverdereverlagingvandegasproductietempertdeeconomischegroei,die
teruglooptvan2,0%in2015naar1,7%ditenvolgendjaar(ziefiguur2.2).
Figuur 2.2
Bbp-groei zwakt af in 2017 (links), dit beeld wordt ondersteund door de
conjunctuurindicator (rechts)
index, 2008-II=100 106
4 %
5 %
4
2
bbp-groei kwartaal
op kwartaal (linkeras)
realisatie
bbp-groei
3
103
2
0
1
k2
k1 k3 k4
0
100
-1
-2
bbp-volume
(rechteras)
-2
97
bbp-groei
volgens indicator
-3
-4
-5
94
-4
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
2005
2007
2009
2011
2013
2015
2017
Bron: CBS, eigen berekeningen (link).
Deontwikkelingvandewereldhandelverloopttraag,deinflatieenrenteinheteurogebied
zijnuitzonderlijklaag.OnduidelijkheidnadeleavevoteverzwaktdeBritseeconomie.Dit
leidtinNederlandtotmindernetto‐uitvoer,watwordtversterktdoordedepreciatievanhet
pond.Tegelijkertijdblijveninternationalerisico’saanhouden,dieeconomischherstelverder
zoudenkunnenafremmen.
Nederlandsehuishoudenshebbenmeertebesteden,maarzijnalsgevolgvandeonzekere
economischevooruitzichtenterughoudendmetconsumeren.Ookbedrijvenzijnvolgendjaar
voorzichtigermetinvesteren,natweejaarhogeinvesteringsgroei.
Deeconomischegroeiissinds2014weerpositief,maarnietuitbundig.Groeicijferszoals
dezevoordecrisisgebruikelijkwaren,wordenvoorlopignietgehaald.Dekansdatde
economiemet3%ofmeergaatgroeienisklein,minderdan10%(ziekader).De
arbeidsmarkthersteltmethortenenstoten–metlagegroeivanarbeidsaanboden
werkgelegenheidinheteerstekwartaalensterkegroeiinhettweedekwartaalvanditjaar.
Bedrijvenzijnvanafdetweedehelftvanditjaarvoorzichtigmethetaannemenvannieuwe
mensen,omdatzijonzekerzijnoverhoeheteconomischhersteldoorzet.Eenverderedaling
vandewerkloosheidblijfthierdooruit.Opdewoningmarktblijfthetherstelwelversnellen
enishetaantalwoningtransactiesweeroppre‐crisisniveau.
29
Onzekerheid rondom de raming
De raming kent diverse onzekerheden (a), zowel in de raming van de internationale economie, de
inschatting van de stand van de conjunctuur, als de doorwerking van binnenlandse en buitenlandse
ontwikkelingen op de Nederlandse economie. Onderstaande figuren maken een breder palet aan
onzekerheden zichtbaar met fan charts rondom de puntvoorspelling voor de bbp-groei, HICP-inflatie,
werkloosheid en het feitelijke EMU-saldo. De oranje lijn betreft de realisaties (2011-2015) en de
puntvoorspellingen – de meest waarschijnlijke voorspelling – voor 2016 en 2017. Rondom het centrale
pad wordt een waaier van betrouwbaarheidsintervallen getoond, waarbij de uitkomsten waarschijnlijker
zijn naarmate ze dichter bij de dikgedrukte lijn liggen:



30% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van het 35-65e percentiel, donkerblauw gebied,
60% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van het 20-80e percentiel, donkerblauw + blauw gebied,
90% betrouwbaarheidsinterval dat loopt van het 5-95e percentiel, inclusief lichtblauw gebied.
De kans is kleiner dan 20% dat de economie in 2017 in negatieve groeicijfers terechtkomt. Voor 2016 is
het risico op prijsdaling reëel (ongeveer de helft), dit neemt in 2017 af tot een derde, vooral door licht
oplopende olieprijzen. De derde figuur laat zien dat de kans kleiner dan een vijfde is dat de
werkloosheid volgend jaar onder de 5% uitkomt. Het EMU-saldo, dat uitgebreid wordt toegelicht in
hoofdstuk 3, heeft een kans op een surplus van meer dan 35%.
Onzekerheid rondom de raming geïllustreerd met fan charts
Bbp-groei
5
Inflatie (HICP)
mutatie in %
3
waarschijnlijkheid van:
4
mutatie in %
90%
3
waarschijnlijkheid van:
2
realisaties en
puntvoorspelling
60%
2
realisaties en
puntvoorspelling
30%
90%
1
60%
1
30%
0
0
-1
-2
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Werkloosheid
9
-1
2011
2012
2013
2014
2015
2017
EMU-saldo
4
% beroepsbevolking
% bbp
waarschijnlijkheid van:
3
8
waarschijnlijkheid van:
90%
60%
30%
7
realisaties en
puntvoorspelling
6
2016
90%
2
1
60%
0
30%
realisaties en
puntvoorspelling
-1
-2
5
-3
3%-norm
-4
4
-5
0
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
-6
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Bron: CBS, eigen berekeningen (link).
(a) Zie voor een toelichting Wind, J. de, K. Grabska en D. Lanser, 2015, Onzekerheid rondom CPB-ramingen, in kaart
gebracht met fan charts, CPB Achtergronddocument (link).
30
2.2.2
Woningmarkt herstelt in hogere versnelling
Dewoningmarkthersteltintoenemendemate,waarbijdehuizenprijzenin2016en2017
sterkblijvenstijgen(ziefiguur2.3,links).Alsgevolgvandecrisisnamhetaantaltekoop
staandewoningentoetotbijna180.000in2012.Inmiddelsisditaantalgedaaldtotminder
dan120.000.Tegelijkertijdblijftdevraagnaarkoopwoningentoenemen,door
demografischeontwikkelingeneneenafnemendetoegangvanmidden‐enhogereinkomens
totsocialehuurwoningen.
Devooruitzichtenvoordewoningmarktblijvenopdekortetermijngunstig,ondanksde
aanhoudendemacro‐economischeonzekerheid.Delagerentestanddrijfthetherstelopde
woningmarkt.Ditjaarishetaantaltransactiesvoorheteerstvergelijkbaarmethetniveau
vanvóórdecrisis(ziefiguur2.3,rechts).Doorhethogereaantalkoopwoningenendelagere
overdrachtsbelastingkanhetaantaltransactiesblijvengroeien,alzaldegroeina2016
geleidelijkafvlakkendoordathetevenwichtsaantalwordtbenaderd.
Figuur 2.3
Sterke groei huizenprijzen (links) en aantal transacties (rechts)
20 aantal per maand (in duizenden)
110 index, 2010 = 100
18
105
07-’16
16
100
14
95
12
07-’16
10
90
8
85
6
80
2005
2007
2009
2011
2013
2015
2017
0
2005
2007
2009
2011
2013
2015
2017
Bron: CBS, eigen berekeningen (link).
Dewoningmarktisinvrijwelalleregio’sweeropganggekomen.Hetaantaltransactieslagin
hettweedekwartaalvan2016inalleprovinciesbehalveFlevolandopofbovenhetaantal
transactiesinhettweedekwartaalvan2008.Welzijnernoggroteverschilleninhetherstel
vanhetprijsniveau.InNoord‐Hollandliggendeprijzenslechts7%onderhetniveauvan
2008,inGelderlandisdatnog18%.Hetherstelvandeprijzenhangtsamenmetdelokale
verhoudingtussenvraagenaanbod.Hierinzijngroteregionaleverschillen,nietoveralzijn
deeffectenvandecrisisevengrootgeweestendetimingvanhetherstelverschilt.InUtrecht
enNoord‐Hollandishetaantaltekoopstaandewoningensinds2013gehalveerd,terwijlzich
inandereprovinciespasneteendalingheeftingezet.
Hoewelhetherstelvandemarktzorgtvooreentoenemendevraagnaarnieuwbouw‐
woningen,komtdeproductievannieuwbouwwoningenslechtstraagopgang.Naeensterk
herstelin2015ishetaantalverstrektebouwvergunningenweerafgenomentotietsmeer
dandehelftvanhetniveauvanvóórdecrisis(figuur2.4,links).Hetaantalgereedgekomen
nieuwewoningenisnognauwelijksgestegentenopzichtevanhetdieptepuntvandecrisis.
Hierdoorbevindtdetotaleportefeuillevantekoopstaandenieuwbouwwoningenzichop
31
eenhistorischlaagniveau(figuur2.4,rechts).Tijdensdecrisisisdecapaciteitom
bouwprojectenoptestartenafgenomen,hetkosttijdomdezecapaciteitweeruittebreiden.
Figuur 2.4
Aantal verstrekte bouwvergunningen voor nieuwbouw (links) en aantal te koop staande
nieuwbouwwoningen (rechts) veel lager dan voor de crisis
20
aantal per maand (in duizenden)
10
aantal nieuwbouwwoningen per kwartaal (in duizenden)
18
16
8
aantal te koop
14
12
6
06-’16
aantal nieuw
aangeboden
10
8
4
6
aantal verkocht
4
2
2016q1
2
0
0
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
16
Bron: eigen bewerking cijfers CBS (links), NEPROM/OTB
2.2.3
(rechts) (link).
Consumptiegroei blijft achter bij toename beschikbaar inkomen
Deconsumptievebestedingenblijvenachterbijdetoenamevanhetreëelbeschikbaar
inkomen,ondankshetpositieveconsumentenvertrouwen(ziefiguur2.5).Deconsumptie
trektnaeentragestartietsaanindetweedehelftvanditjaar,waardoordeconsumptiedit
jaarmet1,3%toeneemtenvolgendjaarmet1,8%.Hetconsumentenvertrouwenblijft
positief,ditzitnogaltijdverbovenhetlangjariggemiddeldeenbovendienbehoortde
NederlandseconsumentbijdemeestoptimistischevanEuropa.17Vooralhetoordeeloverhet
economischeklimaatisgunstig,terwijldekoopbereidheidachterblijft.Degunstige
ontwikkelingopdehuizenmarktstimuleertdeconsumptievanduurzamegoederen.Toch
blijftdeconsumptiegroeiforsachterbijdetoenamevanhetinkomen,waarbijonderandere
deuitgavenaanvastelastenstabielblijven.
Eenrelatiefgrootdeelvandetoenamevanhetreëelbeschikbaarinkomenisindeeerste
helftvan2016gespaardennietuitgegeven(ziefiguur2.5,links).Eenzelfdepatroonvan
hogerebesparingenbijeentoenamevanhetbeschikbaarinkomenisvoorgekomenin2001
(belastingherziening),2011en2014(tweejarenvanherstelnacrisis).Ookvolgendjaar
blijvendebesparingenhoog.Gemetenoverbeidejarenneemthetinkomenvanalle
huishoudensmetruim17mldeurotoe,hiervanwordtruim5mldeurogespaard.De
toenamevandebesparingenkomtdeelsdooronzekerheidoverheteconomischeherstel,
waardoormensenlievereenbufferopbouwendanhunextrainkomengeheelconsumeren.
Daarnaastbenuttenhuishoudensdemogelijkheidomhunvermogenspositieteherstellenna
detikvandecrisisenneemthethuizenvermogentoe.
16
NEPROM, 2016, Monitor Nieuwe Woningen Zomer 2016, Voorburg, figuur 4 (link).
17
CBS, 2016, Nederland in top zes consumentenvertrouwen EU (link).
32
Figuur 2.5
Consumptie blijft achter bij inkomensgroei (links), consumentenvertrouwen blijft positief
(rechts)
30
4 %
reëel beschikbaar inkomen
huishoudens (netto)
3
saldo positieve en negatieve antwoorden in %
20
2016q1
10
2
08-’16
0
2016q2
1
consumptie
gezinnen
0
-10
-30
-1
-40
-2
-50
-3
20-jaarsgemiddelde
-20
2013
2014
2015
2016
consumentenvertrouwen
2006
2008
2010
2012
2014
2016
Bron: CBS (link).
Hetarbeidsinkomenneemtditjaarsterktoedoorlastenverlichtinguithet5miljard‐pakket,
dooreenstijgingvandelonenbijeenlageinflatieendoorwerkgelegenheidsgroei.Volgend
jaarstijgthetarbeidsinkomenbeperkterdooreenafvlakkendewerkgelegenheidsgroeien
een,tenopzichtevanhet5miljard‐pakket,kleinerkoopkrachtpakket.Destijgingvanhet
overiginkomenkomtvoortuithogereinkomstenuitvermogeneneigenwoning,
gestimuleerddoordeaantrekkendewoningmarkt.Hetuitkeringsinkomenneemtditjaaraf,
maarisvolgendjaarweerlichtpositief.
Tabel 2.2
Consumptie, inkomen en besparingen van huishoudens, 2015-2017
2015
waarde in mld euro
2015
2016
2017
volumemutaties per jaar in %
Consumptie
Vaste lasten (a)
Overige consumptie
Totale consumptie
81
221
302
1,2
2,0
1,8
1,2
1,4
1,3
1,2
2,1
1,8
Reëel beschikbaar gezinsinkomen
Arbeidsinkomen
Uitkeringsinkomen
Overig (b)
Totaal reëel beschikbaar inkomen
166
81
55
302
4,8
2,8
0,1
3,5
4,8
-0,8
6,2
3,6
0,5
0,6
4,2
1,2
% beschikbaar gezinsinkomen (c)
Besparingen
Individueel
Collectief (e)
1
19
0,2
5,8
2,2
6,1
1,7 (d)
6,3
(a) Aardgas, woningdiensten en niet-verzekerde zorg.
(b) Rente- en dividendbaten, toegerekend inkomen uit eigen woning en niet-uitgekeerd beleggingsinkomen van
levensverzekeringsmaatschappijen.
(c) Inclusief collectieve besparingen.
(d) Individuele spaarquote valt in 2017 0,6%-punt lager uit door de verwerking van Pensioen in Eigen Beheer, zie het kader in
hoofdstuk 1.
(e) Saldo pensioenpremies en pensioenuitkeringen.
33
Onderdeelvanhetuitkeringsinkomenisdepensioenuitkering,dieopmacroniveauinbeide
jarennietgeïndexeerdofgekortwordt.Slechtsvooreenkleinegroepgepensioneerden
wordtgeïndexeerd,terwijleenkleinaantalpensioenfondsenvolgendjaardeuitkeringkort.
Dezefondsenmogendekortinguitsmerenovertienjaar,zodatdekortingin2017beperktis.
Hetbeschikbaarinkomenwordtnauwelijksbeïnvloeddoordepremiestelling:
pensioenpremiesdalenin2016enstijgenweerin2017.Depensioenpremiealspercentage
vanhetbrutoloondaaltin2016met0,2%‐puntnaar13,3%,voornamelijkdoorde
aanpassingvandeindexatieambitievanambtenaren.Daarnaastverlaagdenveelfondsende
feitelijkepremierichtingdekostendekkendepremie.In2017stijgtdepremieweermet
0,3%‐puntdoordeblijvendlagerentestand.
2.2.4
Groei investeringen vlakt af
Degroeivandebedrijfsinvesteringenvlaktvolgendjaaraf,naeensterkegroeiin2015en
2016.Deinvesteringsquoteisdoordeinhaalgroeiweerinlijnmethetlangjariggemiddelde
enhetinvesteringsniveauistoereikendomdeproductiecapaciteitinlijntehoudenmetde
vraag.Deonzekereeconomischevooruitzichtenremmenvolgendjaarverderegroeivande
investeringen.Ookdegroeivandewoninginvesteringenvlaktaf.Hetgroeitempoligtlager
danafgelopenjaardoorhetafschaffenvanhetverlaagdebtw‐tariefindebouw,terwijlhet
aantrekkenvandewoningmarktdeinvesteringenstimuleert.
Doordelagerentezijndekapitaalkostenlaagenneemtdevraagnaarkrediettoe.Zowel
grotebedrijvenalsmidden‐enkleinbedrijfgevenaandatzemeerwillenlenen,maartotnog
toeheeftdatnietgeleidtoteenstijgingvandekredietverlening.Hoewelbankenaangeven
datdeconcurrentiedrukistoegenomen,zijndeacceptatiecriteriaindeafgelopenperiode
onveranderdgebleven.Debancairekredietverleningaanbedrijvenneemtnogsteedsafen
ligtnuongeveer3%lagerdaneenjaargeleden.
Tabel 2.3
Investeringen bedrijvensector, 2015-2017
2015
waarde in mld euro
Bedrijfsinvesteringen (exclusief voorraden)
Investeringen in woningen
82
25
2015
2016
2017
volumemutaties per jaar in %
7,4
27,4
7,2
10,3
2,6
4,5
21,9
17,8
21,9
17,8
niveau in %
Kapitaalinkomensquote marktsector (a)
Investeringsquote (b)
22,9
16,8
(a) Dit is 100 minus de arbeidsinkomensquote.
(b) In procenten van de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen (exclusief onroerendgoedsector).
2.2.5
Groei uitvoer zet gestaag door
Degroeivandeuitvoervangoederenendienstenisgematigd,inlijnmetderelevante
wereldhandel.In2017profiteertdeuitvoervaneenlichteverbeteringvande
prijsconcurrentiepositie.Deontwikkelingvandewederuitvoerligtopeenietshoger
34
groeipaddandievandeuitvoervanbinnenslandsgeproduceerdegoederen,wathistorisch
gebruikelijkis.Deuitvoervangasneemtafalsgevolgvanhetverlaagdeproductieplafond.
Hetoverschotopdelopenderekeningneemtvolgendjaaraf,maarisinternationaalgezien
nogsteedshoog.Hetsaldodaaltmet0,4%‐puntomdathetverschiltussenhetin‐en
uitvoervolumevanenergietoeneemt.Dithangtvooralsamenmeteenlagere
aardgasproductie,waardoordeuitvoerafneemtentegelijkertijddeinvoervanaardgas
toeneemt.
Figuur 2.6
Het overschot op de lopende rekening daalt licht, vooral door lagere gasproductie
14 % bbp
12
saldo lopende rekening
10
8
6
4
2
0
-2
2009
-4
-6
2010
2011
2012
2013
2014
2015 2016
2008
overige goederen
inkomens (a)
2017
energie
diensten
(a) 'Inkomens' betreft hier primaire inkomens en inkomensoverdrachten.
Bron: CBS, eigen berekeningen (link).
Tabel 2.4
Kerngegevens Nederlandse in- en uitvoer, 2015-2017
2015
waarde in mld euro
Invoervolume goederen en diensten
Invoerprijs goederen en diensten
w.v. goederen exclusief energie
energie
diensten
485
Uitvoervolume goederen en diensten
w.v. binnenslands geproduceerde uitvoer
Wederuitvoer
Energie
Diensten
2015
2016
2017
mutaties per jaar in %
299
52
134
5,8
-3,6
0,8
-28,8
0,6
3,7
-2,5
-3,1
-7,0
0,5
3,8
1,8
0,4
12,1
1,0
558
174
204
49
130
5,0
2,6
4,4
2,8
10,4
3,2
3,2
4,2
-0,7
3,0
3,1
2,9
4,2
-0,3
2,9
3,8
1,2
-1,1
3,4
-0,2
-0,2
3,2
-0,1
-0,3
0,2
6,0
5,8
-1,5
-2,2
-0,8
0,9
1,2
0,2
8,7
8,2
Relevant wereldhandelsvolume
Handelsprestatie (a)
Marktprestatie (b)
Uitvoerprijs goederen en diensten exclusief energie (prijs)
Concurrentenprijs
Prijsconcurrentiepositie (c)
%bbp
Saldo lopende rekening
8,5
(a) Totale goederenuitvoer minus relevant wereldhandelsvolume.
(b) Binnenslands geproduceerde goederenuitvoer minus wereldhandelsvolume.
(c) Concurrentenprijs minus uitvoerprijs binnenslands geproduceerde goederen.
35
2.2.6
Bestedingen en productie
Hetonderliggendeherstelvandeeconomiezetdoorendebinnenlandsebestedingendragen
vooreengrootdeelbijaandegroeivandeNederlandseeconomie(ziefiguur2.7,links).De
bijdragevandeuitvoerneemtalenigetijdafenookdeinvesteringeninwoningenleveren
eenkleinerebijdragedanvorigjaar.Debijdragevandeoverheidsbestedingenneemtjuist
weerwattoe.Ookdeconsumptiedoorhuishoudensdraagtvolgendjaarmeerbij.
Verlagingvandegasproductietempertdegroeivandetoegevoegdewaarde(ziefiguur2.7,
rechts).Hetbbpwordthierdoorditjaarmet0,1%‐punt,envolgendjaarmet0,2%‐punt
verlaagd.Demarktsectorlevertveruitdegrootstebijdrageaandegroei.Zorgheeftvolgend
jaarweereenkleinepositievebijdrage,terwijldebijdragevandebedrijfstakoverheidlicht
negatiefis.
Figuur 2.7
Binnenlandse bestedingen dragen voor een groot deel bij aan groei van de Nederlandse
economie (links) (a), verlaging gasproductie tempert toegevoegde waarde (rechts) (b)
2,5 %-punt groei toegevoegde waarde
2,5 %-punt bbp-groei
groei toegevoegde waarde
2,0
bbp-groei
2,0
1,5
1,5
1,0
1,0
0,5
0,5
0,0
0,0
2014
2015
-0,5
-1,0
2013
2016
2017
uitvoer
consumptie huishoudens
bedrijfsinvesteringen
investeringen in woningen
overheidsbestedingen
2016
-0,5
-1,0
2013
2014
2017
2015
markt
zorg
onroerend goed
overheid
delfstoffen
(a) De bijdrage van de overheidsbestedingen aan de bbp-groei betreft alleen de directe bestedingseffecten van de uitgaven via
consumptie en investeringen van de overheid. De effecten van andere overheidsuitgaven, waaronder inkomensoverdrachten en
subsidies, kunnen een bijdrage aan de groei hebben via de bestedingen van huishoudens en bedrijven. Dit laatste geldt ook voor
belastingen.
(b) Het verschil tussen toegevoegde waarde en bbp wordt gevormd door productgebonden belastingen en subsidies en bedraagt
ongeveer 10% van het bbp.
Bron: CBS, eigen berekeningen (link).
2.2.7
Arbeidsmarkt
Dewerkloosheiddaaltnaar6,2%in2016,dezedalingzetnietdoorin2017.Ditjaartrektde
werkgelegenheidaandooreconomischherstel,terwijlhetarbeidsaanbodslechtsbeperkt
toeneemt(ziefiguur2.8,links).Vanafdetweedehelftvanditjaarzullenbedrijven
voorzichtigerzijnmethetaannemenvanpersoneel,waardoordewerkgelegenheidsgroei
volgendjaarafzwakt.Tegelijkertijdneemthetarbeidsaanbodverdertoe,waardoorde
werkloosheidstabielblijft.Degroeivanhetarbeidsaanbodisinbeidejarenrelatiefbeperkt,
omdatontmoedigdenhunterugkeeropdearbeidsmarktuitstellen.Hetkader‘Waaromisde
werkloosheidlastigteramen?’beschrijftdeonzekerhedenronddezeraming.
Dewerkgelegenheidsgroeiin2016komtvolledigvoorrekeningvandemarktsector(zie
figuur2.8,rechts).Volgendjaargroeitdewerkgelegenheidindemarktsectorminderhard,
maarnogaltijdharderdandetotalewerkgelegenheid.Dewerkgelegenheidindezorgkrimpt
sinds2013,maarneemtvolgendjaarweerlichttoe.Bijdeoverheidneemtde
werkgelegenheidalsinds2011af,inderamingsperiodedaaltdezeverder.
36
Figuur 2.8
150
De werkgelegenheid in de marktsector draagt de groei in 2016, maar zakt volgend jaar in
mutatie in duizenden personen
% beroepsbevolking
8
7
100
werkloosheid
(rechteras)
300 mutatie in duizenden personen
200
werkgelegenheid totaal
6
100
50
5
0
4
-50
werkgelegenheid
arbeidsaanbod
0
3
-100
2
-100
1
-200
2005
0
-150
2013
2014
2015
2016
2008
2011
werkgelegenheid markt
werkgelegenheid overheid
2017
2014
2017
werkgelegenheid zorg
werkgelegenheid rest
Bron: CBS, eigen berekeningen (link).
Tabel 2.5
Kerngegevens arbeidsmarkt, 2015-2017 (a)
2015
niveau in duizenden
Arbeidsaanbod (b)
w.v. trendmatig
beleid
conjunctureel
9406
2015
2016
2017
mutaties per jaar in duizenden personen
35
38
18
-20
30
40
30
-35
60
35
25
0
mutaties per jaar in %
Beroepsbevolking
Werkzame beroepsbevolking
Werkgelegenheid (miljoenen uren) (c)
w.v. marktsector
zorgsector
overheid
8908
8294
0,4
1,0
0,3
1,0
0,7
0,8
12505
9361
1599
1415
0,5
1,2
-1,9
-1,1
1,0
1,6
-1,4
-0,1
0,7
0,9
0,5
-0,6
555
6,2
555
6,2
niveaus
Werkloosheid (x 1000)
Werkloosheid (%)
614
6,9
(a) In de prognosejaren afgerond op tienden of hele vijfduizenden. De cijfers over de beroepsbevolking en de werkloosheid zijn
volgens de internationale definitie.
(b) Het arbeidsaanbod is gedefinieerd als de som van werkzame personen (Nationale rekeningen) en de werkloze
beroepsbevolking.
(c) Het CPB gebruikt sinds het CEP 2016 gewerkte uren in plaats van arbeidsjaren als maatstaf voor de input van arbeid. Dit heeft
gevolgen voor de cijfers over loonvoeten en werkgelegenheid. Hierover is een CPB Achtergronddocument met meer toelichting
beschikbaar (link).
37
Waarom is de werkloosheid lastig te ramen?
Sinds 2014 krabbelt de Nederlandse economie op uit de grote recessie en daalt de werkloosheid. Het
ramen van de verdere ontwikkeling van de werkloosheid is met onzekerheid omgeven. De werkloosheid
laat zich – net als de andere economische kernvariabelen – moeilijk voorspellen na omslagpunten. Bij
de recessie in 2009 liep de werkloosheid langzamer op dan geraamd, bij de tweede dip in 2012 steeg
de werkloosheid harder en in de huidige herstelfase daalt de werkloosheid weer sneller dan we in
eerste instantie raamden (zie figuur links).(a) De soms onvoorspelbare arbeidsmarktdynamiek en
onzekerheid rond voorlopige realisatiecijfers bemoeilijken de werkloosheidsraming.
Werkloosheidsramingen t.o.v. realisatie (links) en decompositie trefzekerheid werkloosheidsraming (rechts)
9
% beroepsbevolking
8
100
sept. ‘13
sept. ‘09
x 1000
80
voorspelfout mutatie arbeidsaanbod
minus voorspelfout mutatie werkzame personen
voorspelfout mutatie werkloosheid
60
7
sept. ‘12
sept. ‘16
(huidige raming)
6
40
20
0
5
-20
-40
4
3
overgang nationale naar
internationale definitie
realisaties
raming hoger dan realisatie
raming lager dan realisatie
0
2007
2009
2012
2014
2017
-60
-80
-100
2011
2012
2013
2014
2015
Bron: MEV- en CEP-publicaties (link). Dit zijn realisaties ten tijde van de laatste raming gecorrigeerd voor latere CBSrevisies. De rechterfiguur geeft de ramingsfout van het voorspeljaar van de MEV.
De werkloosheid is het saldo van een aantal arbeidsmarktvariabelen die zich allemaal onvoorspelbaar
kunnen gedragen. Zo daalde de werkgelegenheid als gevolg van labour hoarding veel minder dan
gedacht na de val van Lehman.(a,b) Ook door het stijgende aandeel zelfstandigen in de
beroepsbevolking kan de werkloosheid zich onvoorspelbaar gedragen. Na de val van Lehman kregen
zelfstandigen te maken met een terugval in hun inkomsten en nam de verborgen werkloosheid onder
deze groep waarschijnlijk toe, maar dit zien we niet terug in de werkloosheidsstatistieken. In de tweede
dip (2011-2013) was de stijging van de werkloosheid sterker dan gedacht omdat bedrijven alsnog
mensen gingen ontslaan en het arbeidsaanbod toenam.(a) Als de economie zich herstelt, wachten
bedrijven vaak eerst voordat ze mensen aannemen. Dit leidt in eerste instantie tot een stijging van de
arbeidsproductiviteit en een beperkte daling van de werkloosheid. Als het economisch herstel doorzet
nemen bedrijven extra mensen aan, daalt de werkloosheid en stijgt de arbeidsproductiviteit minder. Het
is lastig om te bepalen wanneer dit precies gebeurt en dit speelt ook bij de huidige ramingen. Als we
een decompositie maken van de fouten in de werkloosheidsraming (zie figuur rechts), dan zien we dat
deze worden veroorzaakt door zowel fouten in de arbeidsaanbodraming, als in de ramingen van de
werkgelegenheid. Voor beide variabelen kunnen de ramingsfouten zowel positief als negatief uitvallen.
Ook de onzekerheid over de voorlopige CBS-cijfers speelt een rol. Deze cijfers komen uit verschillende
bronnen die op verschillende manieren verzameld worden en mede daardoor uiteenlopende signalen
kunnen geven. De werkgelegenheid en de arbeidsproductiviteit zijn gebaseerd op administratieve
gegevens, terwijl cijfers over de werkloosheid zijn gebaseerd op enquêtegegevens. Afgelopen voorjaar
gaven de eerste CBS-cijfers voor het eerste kwartaal van 2016 bijvoorbeeld aan dat de
werkgelegenheid daalde, terwijl de werkloosheid ook daalde. Daarnaast wijzigt het CBS zijn cijfers voor
de werkgelegenheid met enige regelmaat op basis van nieuw beschikbaar gekomen informatie.(c) Zo
werd in juni de werkgelegenheid voor de afgelopen drie jaar neerwaarts bijgesteld, waardoor we in de
nieuwe ramingen uitgaan van een lagere werkgelegenheid dan in de vorige ramingen.
De recente daling van de werkloosheid hangt samen met de stijging van de werkgelegenheid en de
langzame terugkeer van ontmoedigde werknemers. Op het moment dat mensen die zich tijdens de
recessie terugtrokken van de arbeidsmarkt terugkeren, neemt het arbeidsaanbod toe. Op korte termijn
leidt dit tot een toename van de werkloosheid. Het is onzeker wanneer dit precies gebeurt. In de huidige
raming gaan we ervan uit dat het teruggetrokken arbeidsaanbod in 2016 en 2017 nog niet terugkeert op
de arbeidsmarkt, maar pas in latere jaren. Tegelijkertijd neemt de werkgelegenheid beperkt toe,
waardoor de werkloosheid dit jaar nog licht afneemt en volgend jaar stabiliseert.
(a) Zie ook Gelauff, G., D. Lanser, A. van der Horst en A. Elbourne, 2014, Roads to recovery, CPB boek (link).
(b) Labour hoarding houdt in dat bedrijven mensen in dienst houden ondanks dat de productie daalt.
(c) Dit gebeurt op vaste momenten, die hetzelfde zijn als bij de bijstellingen van de Nationale Rekeningen.
38
2.2.8
Reële loongroei door lage inflatie
DeinflatieinNederlandisditjaarenvolgendjaarnetalsindeeurozonezeerlaag(ziefiguur
2.9,links).PrijsontwikkelingeninNederlandendeeurozonewordenbeïnvloeddoor
dezelfdefluctuatiesvanwisselkoersenengrondstofprijzen.Ditjaarligtdeinflatie(hicp)in
Nederlandmet0,0%netonderdievandeeurozone,medeomdatbeleidbijdethuiszorgen
kinderopvangvoorprijsdalingenzorgt.18Volgendjaartrektdeinflatiedoorstijgende
invoerprijzenweerietsaanenligtmet0,5%inlijnmetdeinflatievandeeurozone.
Figuur 2.9
4
Lage inflatie in lijn met eurozone (links); loonvoetstijging groter dan productiviteitsgroei
(rechts)
%
3
%
reële loonvoet
marktsector
2
3
eurozone
1
Nederland
0
2
-1
-2
1
arbeidsproductiviteit
marktsector
-3
0
-4
2008
2011
2014
2017
2008
2011
2014
2017
Bron: CBS, eigen berekeningen (link).
Dereëleloonvoetindemarktsectorneemtin2016en2017naarverwachtingmeertoedan
dearbeidsproductiviteit,mogelijkgemaaktdoorrelatiefhogewinstenendearbeidsmarkt
dieditjaaraantrekt(ziefiguur2.9,rechts).Indeafgelopenjarenwasdeloongroeigematigd
enlagdezeonderdeproductiviteitsgroei.Hierdooriserruimteomdecontractloneninde
marktsectorzowelin2016als2017met1,6%telatenstijgen.Devooralin2016matige
productiviteitsgroeidruktdeontwikkelingvandeincidentelelonen.
Decontractloonontwikkelingenindezorgenbijdeoverheidvolgeninsterkematedievan
demarktsector.In2016stijgendecontractlonenbijdeoverheidietssterkerdaninde
marktsectordoorhetloonakkoord,watdoorlagerepensioenpremieswordtgefinancierd.In
2017isdegroeiietslagerdoorhetwegvallenvaneenmaligebeloningeninenkeleal
afgeslotencao’s.Voordenognietafgeslotencao’sbijdeoverheidisveronderstelddatde
marktsectorwordtgevolgd.Indejaren2011‐2014wasdecontractloonontwikkelingbijde
overheidgeringdooreenbeperkingvanhetloonbudget,maarditisindiejaren
gecompenseerddooreensterkeretoenamevandeincidentelelonen.Hierdoorisergeen
inhaaleffectviadecontractlonenteverwachten(ziekader).
18
Dit beleid in 2016 heeft invloed op de inflatie in termen van de geharmoniseerde prijsindex (hicp), de
consumentenprijsindex (cpi) wordt niet beïnvloed.
39
Verschil in loonontwikkeling markt en overheid klein ondanks nullijn
In de jaren 2011-2014 is de groei van het beschikbare budget voor lonen en arbeidsvoorwaarden bij de
overheid beperkt. In de reguliere referentiesystematiek wordt de budgetaanpassing bepaald door de
contractloonontwikkeling van de marktsector, de verandering van de sociale lasten van bedrijven en het
vastgestelde budget voor de ontwikkeling van de incidentele lonen. De nullijn in 2011-2014 betekende
dat niet werd gecompenseerd voor de contractloonstijging in de marktsector. (a)
De beperking heeft geleid tot een gematigder groei van de contractlonen bij de overheid ten opzichte
van de marksector. De contractlonen vormen het deel van de lonen dat via het cao-overleg tot stand
komt. Per overeengekomen uur namen deze bij de overheid in de periode 2011-2014 cumulatief toe
met 1,6% tegenover een stijging van 5,1% bij de marktsector.
Een sterkere groei van de incidentele lonen bij de overheid heeft de lagere contractloonontwikkeling
gecompenseerd. De incidentele lonen bij de overheid stegen in de jaren 2011-2014 cumulatief met
2,5%, terwijl in de marktsector sprake was van een daling van 0,7%. De incidentele lonen worden
bepaald door afspraken tussen individuele werkgevers en werknemers en door de dynamiek op de
arbeidsmarkt. In de marktsector zijn de bijzondere beloningen in deze periode versoberd, door de
beperkte economische groei. Bij de overheid hebben arbeidsmarktomstandigheden - zoals lage
instroom van werknemers en een doorstroming naar hogere functies - voor hogere incidentele lonen
gezorgd. Daarnaast is het aandeel van werknemers met een flexibel dienstverband in de marktsector
sneller gestegen dan bij de overheid, wat in macro-economische berekeningen een drukkend effect
heeft op de lonen.(b)
De ontwikkeling van de bruto lonen bleef bij de overheid nauwelijks achter bij die in de marktsector,
ondanks de beperking van het budget. Het verschil was in 2011-2014 cumulatief 0,2%. Anders dan in
het verleden (c) is de lagere contractloonontwikkeling in deze periode direct en vrijwel volledig
gecompenseerd door hogere incidentele lonen. Lang niet alle ambtenaren zijn gecompenseerd; de
incidentele loonstijging gold voor slechts een deel van de werknemers. De beperking van het
loonbudget is waarschijnlijk opgevangen door minder arbeidsvolume en bezuinigingen op andere
apparaatskosten.
De komende jaren is de contractloonontwikkeling bij de overheid in lijn met die van de marktsector, de
loonvoetontwikkeling in de periode 2011-2014 en het afgesloten loonakkoord in 2015 en 2016 geven
geen aanleiding te veronderstellen dat er nog een inhaaleffect zal plaatsvinden. In 2016 zijn de
contractlonen wel hoger, maar dit is mogelijk door lagere pensioenpremies en kan in de toekomst tot
lagere pensioenuitkeringen leiden.
Verschil loonontwikkeling klein (links) door verschuiving incidentele en contractlonen
(rechts).
bruto lonen marktsector
105
index, 2010 = 100
105 index, 2010 = 100
contractloon
marktsector
incidentele lonen
overheid
contractloon
overheid
bruto lonen overheid
100
100
95
2010
incidentele lonen
marktsector
2011
2012
2013
2014
95
2010
2011
2012
2013
2014
Bron: CBS (link).
(a) Dit is het algemene beeld, waarbij de positie van rijksambtenaren als uitgangspunt is genomen. Voor specifieke
onderdelen van de overheid (bijvoorbeeld decentrale overheden) kan de situatie anders zijn.
(b) Het samenstellingseffect zou ook een rol kunnen spelen. Dit is geschat op basis van de verandering van de aandelen
van verschillende groepen werknemers in een bedrijfstak. Werknemers zijn onderscheiden naar leeftijd, onderwijsniveau,
geslacht en het hebben van een vast of flexibel dienstverband. Het geschatte samenstellingseffect is voor de overheid en de
marktsector even groot.
(c) Zeilstra, A. en A. Elbourne, 2014, Follow the leader? Public and private wages in the Netherlands, CPB Discussion paper
274 (link).
40
41
3
Begroting en koopkracht
Het overheidstekort neemt af van 1,9% bbp vorig jaar tot 1,1% bbp dit jaar en 0,7% bbp in 2017.
Deze tekortvermindering komt vooral door de economische groei en de daling van de
werkloosheid die positief uitwerken op de belastingen en de werkloosheidsuitkeringen dempen.
Opvallend daarbij is de sterke stijging van de vennootschapsbelastingen in 2016. De
besluitvorming over de begroting 2017 (uitfasering pensioen in eigen beheer, extra uitgaven aan
‘maatschappelijke prioriteiten’ en het koopkrachtpakket) doet per saldo het tekort toenemen, maar
daar staat het dempende effect van de doorwerking van het Regeerakkoord tegenover. De
overheidsbegroting wijkt af van de Europese begrotingsregels; de verbetering van het structurele
saldo is kleiner dan de begrotingsopdracht en de toename van de overheidsuitgaven groter. De
overheidsschuld neemt verder af, tot 61,8% bbp in 2017, nauwelijks boven het Europees
overeengekomen plafond van 60%. De koopkracht neemt in beide jaren toe voor zowel
werkenden als voor uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden. In 2016 neemt de mediane
statische koopkracht van alle huishoudens toe met 2,8% en met 1,0% in 2017.
42
3.1
Overheidstekort en overheidsschuld
Hetoverheidstekortneemtinderamingsperiodeverderaf.Opeentekortvan1,9%bbp
vorigjaarvolgteentekortvan1,1%bbpditjaaren0,7%bbpin2017.Deze
tekortverminderingkomtvooraldoordeeconomischegroeiendedalingvande
werkloosheiddiepositiefuitwerkenopdebelastingenendewerkloosheidsuitkeringen
dempen.Opvallenddaarbijisdesterkestijgingvandevennootschapsbelastingin2016.De
meestetecompenserenverliezen,diezijnontstaantijdensdecrisis,lijkeninmiddels
verrekend(zieverderparagraaf3.4).Debesluitvormingoverdebegroting2017doetper
saldohettekortexantetoenementenopzichtevandemeerjarencijfers(zietabelB.1).19
Weliswaarnemendebelastinginkomstentoemet2,1mldeurodoordeuitfaseringvanhet
pensioenineigenbeheer(PEB)doordirecteuren‐grootaandeelhouders,maarheteffect
hiervanophetoverheidstekortwordtmeerdantenietgedaandoorextraoverheidsuitgaven
aan‘maatschappelijkeprioriteiten’enmaatregelenomkoopkrachtstijgingvooralle
inkomenscategorieëntebewerkstelligen.Persaldoishetbegrotingsbeleiddesalniettemin
restrictief(nettoex‐antereductievanhetoverheidstekort)alsgevolgvandemaatregelenuit
hetRegeerakkoord.20Denegatieveimpulsvanhetbegrotingsbeleidopdeeconomischegroei
isechterbeperkter,doordatdelastenverzwaringalsgevolgvandePEB‐uitfaseringgeen
bestedingseffectheeft.
Tabel 3.1
Kerngegevens collectieve financiën, 2012-2017
2012
2013
2014
2015
2016
2017
% bbp
Bruto collectieve uitgaven
Collectieve lasten
Niet-belastingmiddelen
EMU-saldo
w.v. EMU-saldo lokale overheid
47,1
36,0
7,2
-3,9
-0,4
46,9
36,5
8,0
-2,4
-0,4
46,4
37,5
6,6
-2,3
-0,2
45,5
37,7
5,9
-1,9
-0,3
44,5
38,2
5,1
-1,1
-0,3
44,1
38,7
4,8
-0,7
-0,3
EMU-saldo structureel (EC-methode)
-2,1
-0,7
-0,6
-1,1
-0,9
-0,8
EMU-schuld
66,4
67,7
67,9
65,1
63,3
61,8
Deafnamevanhetoverheidstekortkomtdeelsdoordatdecollectievelastensterker
toenemendanhetnominalebbp.In2016stijgendelastenvooraldoordesterkestijgingvan
deinkomstenuitdevennootschapsbelastingenondanksdelastenverlichtingvanhet5
miljard‐pakket.Komendjaarzorgtdebelastingopbrengstvandeuitfaseringvanhet
pensioenineigenbeheer(PEB)vooreensterketoenamevandecollectievelasten.Inclusief
19
Dit is exclusief de tekortreducerende maatregelen van de voorjaarsbesluitvorming van 1 mld euro ten opzichte van de
stand Centraal Economisch Plan 2016 genomen in verband met de ruilvoetproblematiek.
20
Het ex-ante begrotingseffect van het Regeerakkoord en van aanvullende pakketten bedraagt 3 mld euro in 2017. Zie
Suyker, W., 2015, Tekortreducerende maatregelen 2011-2017 (inclusief 5 miljard-pakket), CPB Notitie, (link). Een deel van
deze voorgenomen maatregelen is in de besluitvorming over de begroting 2017 teruggedraaid. De tekortreducerende
maatregelen in 2017 betreffen vooral het ambtelijk apparaat en de zorg.
43
dittijdelijkePEB‐effectisdelastenquotein2017dehoogstena2000.ZonderditPEB‐effect
zoudelastenquotenauwelijkstoenemenin2017.
Deafnamevanhetoverheidstekortkomtvooraldoordatdeoverheidsuitgavenquanominale
groeiopnieuwachterblijvenbijdebbp‐groei.Derente‐uitgavendalendoordelagere
rentetarieven(figuur3.1).DeEU‐afdrachtenliggenin2017lagerdanin2015,doordatdan
deNederlandsekortingopdezeafdrachtenisverwerkt.In2016liggendeEU‐afdrachtennog
lager,doordatdandeNederlandsekortingoverdeafgelopenjarenmetterugwerkende
krachtbinnenkomtalsgevolgvanderatificatievanhetEigenMiddelenbesluit(demanier
waaropdebegrotingvandeEUwordtgefinancierd).Degroeivandeoverigeuitgavenwordt
gedruktdoormaatregelenuithetRegeerakkoord.Volgendjaarstaatdaarechterhet
opwaartseeffectvandebesluitvormingoverdebegroting2017tegenover.De
tekortverminderingwordtin2016gedemptdooreenforsedalingvandegasbaten(figuur
3.1).Degasbatennemenafalsgevolgvandedalingvandegasprijsenenige
productievermindering.Komendjaarnemendegasbaten(uitgedruktinprocentenbbp)nog
lichtverderaf.Hetnegatieveeffectvanhetbesluitomhetgasplafondverderteverlagenis
netietssterkerdanhetopwaartseeffectvaneenhogeregasprijs.
Figuur 3.1
3,5
Gasbaten van en rentebetalingen door de overheid, 2001-2017
% bbp
3,5
3,0
gasbaten incl. vpb gassector
2,5
2,5
2,0
2,0
1,5
1,5
gasbaten
1,0
0,5
0,0
2001
2006
2011
0,0
2017
2001
Bron: CBS en CPB (link).
Figuur 3.2
1 % bbp
Nederlands overheidstekort
EMU-saldo Nederland (MEV2017 raming)
0
-1
-2
-3
EMU-saldo Nederland
(tijdpad Regeerakkoord)
-4
-5
-6
-7
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
Bron: CBS en CPB (link).
44
rentebetalingen
door de overheid
1,0
0,5
% bbp
3,0
2017
Hetgeraamdeoverheidstekortligtin2016en2017onderhettijdpadvanhetRegeerakkoord
enhetgemiddeldetekortinheteurogebied(figuur3.2).Debegrotingwijktafvande
EuropesebegrotingsregelsvoorhetstructureleEMU‐saldoendeoverheidsuitgaven.De
verbeteringvanhetvoorconjunctuurenincidentengecorrigeerdestructurelesaldois
volgendjaarkleinerdandeopdrachtopgrondvandeEuropesebegrotingsregels.Degroei
vandegecorrigeerdecollectieveuitgavenoverschrijdtdemaximalegroeigebaseerdopde
Europesebegrotingsregels(zieparagraaf3.2).
Deoverheidsschuldneemtinderamingsperiodeverderaf,tot61,8%bbpin2017.Nahet
uitbrekenvandekredietcrisiswasdeschuldquoteopgelopenmet25%‐punttot68%bbpin
2014.Dezeafnamekomtdoorstijgingvanhetbbp(noemereffect),terugdringingvanhet
overheidstekort,hetverplichtschatkistbankierendoorlagereoverheden,endoorfinanciële
transacties,metnamedeprivatiseringvanABNAMROenASRendeverkoopvanPropertize.
Tenopzichtevandejuniramingishettekortnu0,3%bbpgeringer(0,7%bbpinplaatsvan
1,0%bbp).HetkleineretekortkomtdoordeuitfaseringvandePEB,demeevallerbijde
vennootschapsbelasting,delagereasieluitgavenendeopwaartsebijstellingvandegasprijs;
deneerwaartsebijstellingisafgezwaktdoorextraoverheidsuitgavenvoor‘maatschappelijke
prioriteiten’,hetkoopkrachtpakketendoordelageregasproductie.
3.2
De raming en de begrotingsregels21
Hetfeitelijkeoverheidstekortdaaltinderamingsperiodeverderendeafstandtotde3%‐
normneemtdaardoortoe(tabel3.2);bijeentekortvanmeerdan3%bbpzouNederlandop
basisvandeEuropeesovereengekomenbegrotingsregelstemakenkunnenkrijgenmethet
openenvaneenbuitensporigtekortprocedure.
TijdelijkeeffectenhebbeneenpositiefeffectophetEMU‐saldo;in2016komtditdoorde
NederlandsekortingopdeEU‐afdrachtenmetterugwerkendekrachtenin2017doorde
tijdelijkebelastingontvangstendoordePEB‐maatregel.Hetgeraamdestructurele
begrotingssaldo,datisgecorrigeerdvoordezetijdelijkeeffectenenvoor
conjunctuureffecten,verbetertvan‐1,1%bbpin2015naar–0,9%bbpin2016en‐0,8%bbp
in2017.Hiermeeisinallejarenhetsaldonegatieverdandemiddellangetermijndoelstelling
(MTO)van‐0,5%bbp(figuur3.3).OpbasisvandeEuropesebegrotingsregelsdientde
begrotinginzo’nsituatieinvoldoendematerichtingdeMTOtegaan.Ditmaaktde
ontwikkelingvanhetstructurelesaldoendeoverheidsuitgaventenopzichtevande
begrotingsopdrachtenvanbelang.Wathetstructurelesaldobetreft,isde
begrotingsopdrachtin2017eenverbeteringvan0,4%bbp.Ditisopbasisvanhet
voorgenomenbegrotingsbeleidniethetgeval:degeraamdeverbeteringismet0,1%bbp
21
Voor details over de ramingen en de Europese begrotingsregels, zie Suyker, W., 2016, De MEV2017-raming en de
Europese begrotingsregels, CPB Achtergronddocument. (link).
45
beperkter.22In2017dienendegecorrigeerdeoverheidsuitgavenmet0,3%aftenemen.Ditis
opbasisvandehuidigebeleidsuitgangspuntenniethetgeval:degecorrigeerdeuitgaven
stijgenmet0,7%.
Indehuidigeramingisdeschuldin2017conformhetschuldcriterium(tabel3.2enfiguur
3.4).Deoverheidsschulddientperjaarmeteentwintigstevanhetverschilmetde60%‐norm
aftenemen.Dejarentotenmet2016zijnconformhetschuldcriteriuminde
overgangsperiode.
Figuur 3.3
De raming en de Europese regels over het structurele overheidstekort
Structureel saldo en MTO
2015
2016
Mutatie structureel saldo en begrotingsopdracht
2017
0,5 % bbp
0,4
0,0
0,3
0,2
middellangetermijndoelstelling (MTO)
-0,5
0,1
0,0
2017
-0,1
middellangetermijndoelstelling (MTO)
incl. toegestane marge (ex-post)
-0,2
-1,0
2016
-0,3
mutatie structureel
EMU-saldo
begrotingsopdracht (minimale
-0,4
-0,5
EMU-saldo structureel (EC-methode, % bbp)
-1,5
-0,6
% bbp
mutatie structureel EMU-saldo)
2015
Bron: CPB (link).
Tabel 3.2
Gegevens voor Europese begrotingsregels
2014
2015
2016
2017
EMU-saldo (% bbp)
-2,3
-1,9
-1,1
-0,7
EMU-saldo, conjuncturele deel (EC-methode, % bbp)
EMU-saldo, eenmalige maatregelen en andere tijdelijke effecten (% bbp)
EMU-saldo structureel (EC-methode, % bbp)
Mutatie in EMU-saldo structureel (EC-methode, % bbp)
Begrotingsopdracht (vereiste mutatie in EMU-saldo structureel)
-1,5
-0,1
-0,6
-0,8
0,0
-1,1
-0,5
-0,3
-0,4
0,3
-0,9
0,2
-0,2
-0,2
0,3
-0,8
0,1
0,4
-2,4
0,7
-3,0
0,4
1,4
-1,1
-0,5
0,8
1,2
-0,4
-0,2
0,7
-0,3
0,9
0,4
67,9
65,1
63,3
61,8
64,9
Uitgavenregel
Gecorrigeerde collectieve uitgaven (volume, %)
Begrotingsopdracht (maximale groei collectieve uitgaven)
Verschil
Verschil (% bbp)
EMU-schuld
Maximale schuld op basis van schuldcriterium
22
Wat de Europese begrotingsregels betreft, neemt het CPB de budgettaire raming voor zijn rekening. De Afdeling
advisering van de Raad van State is belast met de meer normatieve beoordeling van de naleving van de Europese
begrotingsafspraken.
46
Figuur 3.4
De raming en de Europese regels over overheidsuitgaven en overheidsschuld
Overheidsuitgaven
Overheidsschuld
70 % bbp
1,6
begrotingsopdracht (maximale mutatie
gecorrigeerde collectieve uitgaven)
%
1,4
maximale EMU-schuld
EMU-schuld
65
1,2
1,0
60% norm
60
0,8
0,6
0,4
55
0,2
0,0
-0,2
2015
-0,4
2016
gecorrigeerde collectieve
uitgaven (volume)
50
2017
0
2014
2015
2016
2017
Bron: CPB (link).
DeEuropesebegrotingsregelszijnleidendvoorhetNederlandsebegrotingsbeleid.23Dit
begrotingsbeleidwordtgeconcretiseerddoordebegrotingsregelsvanhetkabinet.De
uitgavenkadersenhetinkomstenkaderstaandaarbijcentraal.
Deuitgavenkaders,diebijhetaantredenvanhetnieuwekabinetvoordejaren2013‐2017
zijnvastgesteld,zijnherziennadeBegrotingsafspraken2014ennuopnieuwvoorde
begroting2017.24Voordeuitgavenwordendriebegrotingsdisciplinesectoren
onderscheiden:Rijksbegrotinginengezin,SocialeZekerheidenArbeidsmarktbeleidenZorg.
BelangrijkeuitgangspuntenvanhetNederlandsetrendmatigebegrotingsbeleidzijndat
tegenvallersbinnendekadersmoetenwordengecompenseerdendeijklijnenvandekaders
tijdensdekabinetsperiodeslechtsvoordenominaleontwikkelingwordenaangepast.Voor
debegroting2017wordendeijklijnenechterbeleidsmatigaangepast,zoalsdatookalin
2014hetgevalwas.Ditbetreft2,2mldeuroin2017.Dezeaanpassingisnietconformde
begrotingsregels.
Volgensdehuidigeinzichtenonderschrijdendeuitgavenbinnendekadersdeherzieneijklijn
in2016met0,5mldeuroenoverschrijdendeuitgavenbinnendekadersdeijklijnin2017
met0,6mldeuro.DeoverschrijdingophetkaderRijksbegrotinginengezinisin2016lager
danhettotaalvandeonderschrijdingenophetkaderZorgenhetkaderSocialeZekerheiden
Arbeidsmarktbeleid.In2017isernietalleeneenoverschrijdingophetkaderRijksbegroting
inengezin,maarookophetkaderSocialeZekerheidenArbeidsmarktbeleid.Deuitgavenop
hetkaderZorgonderschrijdendeijklijn.
23
24
Zie begrotingsregel 5 in ministerie van Financiën, 2012, Startnota (link).
Zie Vaststellen kaders, bijlage 3 in ministerie van Financiën, 2013, Najaarsnota 2013 (link).
47
Tabel 3.3
Overschrijding uitgavenkader in 2016-2017
2016
2017
mld euro
Overschrijding
w.v. Rijksbegroting in enge zin
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid
Budgettair Kader Zorg
-0,5
1,1
-0,1
-1,5
0,6
1,4
0,9
-1,8
Tijdensdekabinetsperiodevindenaanpassingenvandehoogtevanhetuitgavenkaderplaats
opbasisvandebegrotingsregels,waaronderdeaanpassingaandehandvandeontwikkeling
vandeprijsvandenationalebestedingen.25Erontstaatbudgettairespanningalsde
opwaartsedrukoplonenenprijzensterkerisdandieopdeprijsvandenationale
bestedingen.26Hetgaatdaarbijomdeontwikkelingtenopzichtevandeverwachte
ontwikkelingtentijdevanhetvaststellenvandekaders.Bijoplopendespanningwordthet
moeilijkerdeuitgavenonderdeijklijntehouden.IndezeMacroEconomischeVerkenning
stijgtdebudgettairespanningin2016met3,0mldeuroenin2017met2,4mldeuro.Dit
komtdoorderelatiefsterkebijstellingvandestijgingvandelonenindemarktsectorten
opzichtevandeprijsnationalebestedingen.
Tabel 3.4
Overschrijding inkomstenkader 2013-2017
2016
2017
Cumulatief
2013-2017
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
mld euro
Overschrijding inkomstenkader
w.v. beleidsmutaties (m.u.v. zorg)
zorg
0,0
0,0
0,0
Hetinkomstenkader,datbijhetaantredenvanhetnieuwekabinetvoordejaren2013‐2017
isvastgesteld,isverscheidenekereninhoudelijkherzien.SindsdeMiljoenennota2016ishet
inkomstenkaderherziennadeNotavanWijzigingendenovelleophetBelastingplan2016
enopnieuwbijdevaststellingvandeMiljoenennota2017.Dezeaanpassingenzijnnietterug
tevoerenopdebegrotingsregels.DetoetsingvanhetinkomstenkaderdoorhetCPBisten
opzichtevandelaatstestandvanhetinkomstenkader(Miljoenennota2017).Ditkaderomvat
allebeleidsmaatregelenvanhetkabinetenmoetcumulatiefovereenkabinetsperiode
sluiten.NadeherzieningbijdeMiljoenennota2017sluithetinkomstenkader.
25
De aanpassing van de ijklijn als gevolg van de mutatie van de prijs nationale bestedingen van het lopende jaar wordt
echter stopgezet bij de Voorjaarsnota en is zodoende gebaseerd op de raming in het Centraal Economisch Plan.
26
Tot en met de Macro Economische Verkenning 2014 werd de budgettaire spanning als gevolg van de ontwikkeling van
de lonen en prijzen in CPB-publicaties aangeduid met de ruilvoet. In begrotingsnota’s (zoals de Miljoenennota) heeft het
begrip ruilvoet echter een andere inhoud. Vandaar dat ter voorkoming van verwarring de term ruilvoet is vervangen door
budgettaire spanning. Het verschil tussen budgettaire spanning en de ruilvoet in de begrotingsnota’s is dat bij het bepalen
van de budgettaire spanning alleen de niet-beleidsmatige loon- en prijsontwikkelingen worden meegenomen. Meer precies
gaat het wat de loonontwikkeling betreft om die ontwikkelingen die voor de collectieve sector als werkgever exogeen zijn.
48
3.3
Collectieve uitgaven
Decollectieve‐uitgavenquoteneemtin2016en2017afmetrespectievelijk1,0%bbpen
0,4%bbp(figuur3.5).In2016komtditvooraldoordedalingindeuitgavenvooropenbaar
bestuureninternationalesamenwerking(tabel3.5).Deredenvoordedalingbijdeuitgaven
aaninternationalesamenwerkingin2016isdatinditjaarmetterugwerkendekrachtde
NederlandsekortingopdeEU‐afdrachtbinnenkomt.Delagerentetarievenbetekenendatde
rentebetalingenin2016en2017verderafnemen.In2017dalendaarnaastdeuitgavenaan
veiligheid(doorminderasieluitgaven27)endeuitgavenaansocialezekerheid,uitgedruktin
procentenbbp.Decollectieve‐uitgavenquotekomtuitop44,1%in2017.Tijdensdegrote
recessiewasdezequote,vooraldoornoemereffecten,opgelopenvan42,7%bbpin2007tot
48,1%bbpin2010.
Dedalingvandewerkgelegenheidindesectoroverheidzetin2016en2017nogdoor.Ook
indezorgsectordaaltdewerkgelegenheidin2016,met1,4%,gevolgddooreenstijgingmet
0,5%in2017.
Figuur 3.5
49
Collectieve uitgaven nemen af in 2016 en 2017
% bbp
10
48
46
45
%
8
47
6
bruto collectieve uitgaven
zorguitgaven
4
44
bbp
2
43
0
42
-2
41
-4
40
bruto collectieve
uitgaven excl. zorg
-6
39
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
0
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
Bron: CBS en CPB (link).
Decollectievezorguitgavendalenin2016alspercentagevanhetbbpmet0,1%‐puntnaar
9,5%enblijvenin2017onveranderd.Innominaletermenstijgendecollectievezorguitgaven
in2016met1,1%enin2017met2,5%.Ditkomtdeelsdoordelageprijsontwikkeling,maar
ookdereëleontwikkelingishistorischlaag.Dereëlestijgingismet0,6%,respectievelijk
1,6%zeerbescheidenvergelekenmetheteerstedecenniumvandezeeeuw.Ditkomtmede
doorhetrestrictievebeleidindeafgelopenjaren.
27
Gezien de recente ontwikkelingen is de asielinstroom naar beneden bijgesteld. Zie ook CBS, 2016, Bevolkingsvariant
2016 – 2060, augustus (link).
49
Overheidsuitgaven in internationaal perspectief
De totale uitgaven van de Nederlandse overheid in 2014 als percentage van het bbp zijn met 46,2%
lager dan het EU-gemiddelde van 48,2% (a). De bescherming die de Nederlandse overheid biedt in
termen van sociale zekerheid en pensioen, is echter groter dan je alleen kijkend naar collectieve
uitgaven in % bbp zou denken.
Overheidsuitgaven 2014 in % bbp (links) en overheidsuitgaven 2014 aan sociale bescherming
in % bbp (rechts)
minste overheidsuitgaven
minste overheidsuitgaven
VK
Nederland geeft relatief weinig
uit aan sociale bescherming,
wanneer gekeken wordt naar
collectieve uitgaven
Nederland
gemiddeld EU
meeste overheidsuitgaven
Frankrijk
0
20
40
60
sociale bescherming
onderwijs
volksgezondheid
algemeen bestuur
overig
80 %bbp
VK
Nederland geeft relatief veel uit aan
ziekte en arbeidsongeschiktheid
Nederland
gemiddeld EU
meeste overheidsuitgaven
Frankrijk
0
10
20
ouderdom en
nabestaanden
ziekte en
arbeidsongeschiktheid
gezin en kinderen
werkloosheid
overig
30 %bbp
Dat de Nederlandse uitgaven relatief laag zijn, komt voornamelijk door lagere uitgaven dan gemiddeld
aan algemeen bestuur (-1,5%-punt) en sociale bescherming (-2,6%-punt). Onderdeel van de uitgaven
aan algemeen bestuur zijn de rentebetalingen over de overheidsschuld. Deze rentebetalingen zijn in
Nederland lager dan het EU-gemiddelde (-0,9%-punt). Dit komt door een lagere schuld (68,2% bbp)
dan gemiddeld (86,8% bbp) en een lagere rente (b, c).
De totale uitgaven aan sociale bescherming door de Nederlandse overheid zijn met 16,9% bbp lager
dan het EU-gemiddelde van 19,5% bbp. De voornaamste reden hiervoor is lagere uitgaven aan
pensioen: de categorieën Ouderdom en Nabestaanden (samen -5,0%-punt). In het Nederlandse
pensioenstelsel is pensioenopbouw namelijk voor een groot deel privaat gefinancierd, waarbij de
e
overheid opbouw verplicht en stimuleert. Het basispensioen (AOW, 1 pijler) loopt wel via de
e
overheidsuitgaven. Daarnaast zijn de jaarlijkse uitkeringen van pensioenfondsen (de 2 pijler)
ongeveer 6% bbp. De totale uitgaven en de gemiddelde vervangingsratio zijn in Nederland relatief
hoog (d).
De uitgaven aan ziekte en arbeidsongeschiktheid (+1,9%punt) zijn hoger dan gemiddeld. De reden
hiervoor is een relatief genereus stelsel waarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen
beroepsziekten en -ongevallen (risque professionel) en alledaagse risico’s (risque social). De uitkering
is relatief hoog, vaak 70-75% van het laatstverdiende loon. Daarnaast wordt ook sociale bescherming
geboden via werkgevers. Bij ziekte van werknemers hebben werkgevers een loondoorbetalingsverplichting van twee jaar voor minstens 70% van het laatstverdiende loon. Dit gaat om 1,3% bbp.
De uitgaven aan onderwijs (+0,5%-punt) en volksgezondheid (+0,9%-punt) zijn iets hoger dan het EUgemiddelde. De Nederlandse collectieve zorguitgaven behoren tot de hoogste van Europa en zijn voor
een relatief groot deel publiek gefinancierd (e).
Een vergelijking van de uitgaven over een langere periode (2005-2014) laat hetzelfde beeld zien. De
Nederlandse collectieve uitgaven zijn lager dan het EU-gemiddelde, maar dat komt onder andere door
verschillende instituties.
(a) Op basis van Eurostat-cijfers met COFOG (Classification of the Functions of Government) data (link).
(b) General government gross debt - annual data, Eurostat (link).
(c) EMU convergence criterion series - annual data, Eurostat (link).
(d) OESO, 2015, Pension at a Glance 2015. (link).
(e) OESO, 2015, Health at a Glance 2015. (link).
50
Ookin2017wordtdegroeivandezorguitgavenafgeremddoorbeleid.Indezorgwordt
1,5mldeuroomgebogen,waarvan0,8mldeuroindeZvw,0,4mldeuroindeWlzen
0,2mldeuroindebegrotingsgefinancierdezorg,zoalsdeintegratie‐uitkeringvoorWmoen
Jeugdzorg.Debeleidsmaatregelenwordeninmeerdetailbeschrevenindebijlage
beleidsuitgangspunten.
Tabel 3.5
Collectieve uitgaven, 2012-2017
2012
2013
2014
2015
2016
2017
9,5
1,8
1,2
1,6
5,3
9,8
3,9
5,4
0,5
12,7
5,1
2,5
1,6
3,4
1,7
1,8
1,5
46,9
9,7
1,7
1,1
1,5
5,3
9,7
3,8
5,4
0,5
12,5
5,2
2,2
2,0
3,1
1,4
2,0
1,4
46,4
9,1
1,7
1,1
1,4
5,4
9,6
2,6
5,7
1,2
12,6
5,4
2,1
1,9
3,2
1,4
2,1
1,3
45,5
8,9
1,7
1,0
1,4
5,3
9,5
2,6
5,7
1,2
12,6
5,4
2,0
1,9
3,3
1,4
1,5
1,1
44,5
8,7
1,6
1,1
1,4
5,3
9,5
2,6
5,8
1,1
12,5
5,4
1,9
1,9
3,3
1,4
1,7
1,0
44,1
0,2
-0,3
-1,0
-0,1
-3,2
-1,9
-0,5
-0,5
-1,4
1,0
-1,0
0,5
% bbp
Openbaar bestuur
Veiligheid
Defensie
Infrastructuur
Onderwijs
Zorg (a)
w.v. AWBZ/Wlz (a)
Zvw (b)
overig (o.a. Wmo) (a)
Sociale zekerheid
w.v. AOW/ANW
WW en bijstand (b)
arbeidsongeschiktheid (b)
overig (o.a. zorgtoeslag)
Overdrachten aan bedrijven
Internationale samenwerking
Rente
Bruto collectieve uitgaven
9,8
1,8
1,2
1,6
5,3
9,8
4,0
5,3
0,5
12,4
5,0
2,2
1,6
3,6
1,7
1,8
1,6
47,1
mutatie in %
Reële bruto collectieve uitgaven
Werkgelegenheid sector overheid (c)
Werkgelegenheid bedrijfstak zorg (c)
-1,0
-2,2
1,5
-0,6
-1,9
-0,3
(a) De Hervorming Langdurige Zorg en de nieuwe Jeugdwet leiden tot forse verschuivingen tussen de zorgonderdelen in 2015.
(b) De WW- en arbeidsongeschiktheidsuitgaven worden in 2014 beïnvloed door de budgetneutrale schuif als gevolg van de
invoering ‘Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters’.
(c) Gemeten in uren.
Desocialezekerheidsuitgavendalenvan12,6%bbpin2015naar12,5%bbpin2017.Dit
wordtveroorzaaktdoordatdewerkloosheidsuitgavendalen.HetaantalWW‐uitkeringsjaren
daaltin2016en2017(tabel3.6).Hetaantalbijstandsuitkeringenneemttoevanwegede
instroomdoordevoormaligeWajong‐doelgroepenasielzoekers.
DeafgelopenperiodenamdewerkloosheidafterwijlhetaantallopendeWW‐uitkeringen
toenam.Alsgevolghiervanneemthetverschiltussenhetaantalwerklozenenhetaantal
WW‐uitkeringensteedsverderaf(figuur3.6).Eenverklaringhiervoorisdeinvoeringvande
WetWerkenZekerheid(WWZ).VanwegedeinkomstenverrekeningindeWWZ,worden
WW‐uitkeringenmetvertragingbeëindigd.DeadministratieveuitstroomuitdeWWvindt
duslaterplaatsdande(gedeeltelijke)werkhervatting.Ditleidttoteenstijgingvanhetaantal
51
nuluitkeringen:WW‐uitkeringsgerechtigdendiegeenbetalingmeerontvangen.Hetaantal
nuluitkeringenisnietvaninvloedophetaantaluitkeringsjaren.
Tabel 3.6
Uitkeringsvolumes en percentage uitkeringsgerechtigden, 2015-2017
2015
2016
2017
duizenden
Uitkeringsvolumes (a)
AOW
ANW
Ziekteverzuim
Arbeidsongeschiktheid totaal
w.v. WAO/WIA/WAZ
Wajong
Werkloosheidsuitkering
Participatiewet/IOAW/IOAZ
Totaal
3046
28
298
672
468
204
339
403
4786
3085
20
305
670
465
205
330
415
4830
3105
20
305
670
470
200
325
420
4850
Actieven (b)
6723
6785
6840
71
45
26
71
45
26
71
45
25
I/a-ratio (c)
w.v. AOW
overig
(a) In duizenden (volledige) uitkeringsjaren.
(b) Het arbeidsvolume exclusief ziekteverzuim, in duizenden arbeidsjaren.
(c) Percentage uitkeringsgerechtigden. Ratio van inactieven ten opzichte van actieven, in procenten.
Figuur 3.6
Verschil WW en werkloosheid
800 aantal in duizenden personen
werkloosheid
700
600
500
WW
400
07-’16
300
200
100
verschil
0
2004
2016
Bron: CBS Statline (link).
3.4
Collectieve lasten
Decollectievelastennementussen2015en2017toemet1%‐punt,tot38,7%bbpin2017.
Alsgevolgvanbeleidnemendeontvangstenindezeperiodetoemet0,2%bbp.Ditishet
saldovandelastenverlichtingvanhet5miljard‐pakketendetijdelijkhogereopbrengsten
vanwegedeuitfaseringvandepensioenenineigenbeheer.Daarnaaststijgende
belastingontvangstendoorendogenefactoren,zoalsdeontwikkelingvan
52
heffingsgrondslagen(0,8%bbp).28Metnamedevennootschapsbelastingendeloon‐en
inkomensheffingdragenbijaandeendogenegroeivandebelasting‐enpremieontvangsten.
Figuur 3.7
39
Collectievelastendruk in % bbp (links) en beleids- en endogene mutaties in de
collectievelastendruk in % bbp (rechts)
% bbp
1,5 % bbp
38
beleidsmutatie
1,0
0,5
37
collectieve lasten
36
0,0
35
-0,5
0
endogene mutatie
-1,0
34
-1,5
2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
2015
2017
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Bron: CBS en CPB (link).
Tabel 3.7
Belasting- en premieontvangsten, 2015-2017
2015
2016
2017
2016
2017
Beleid
niveau in % bbp
Loon- en inkomstenheffing
Premies werknemersverzekeringen
Zvw-premies
Vennootschapsbelasting (exclusief gas)
Belastingen op productie en invoer
Overige belastingen
Totaal
13,6
3,1
5,1
2,3
11,6
1,9
37,7
13,4
3,3
5,3
2,7
11,8
1,9
38,2
2016
2017
Endogeen
mutaties in % bbp per jaar
13,8
3,3
5,2
2,6
11,8
1,9
38,7
-0,5
0,2
0,1
0,0
0,1
-0,1
-0,2
0,3
0,1
0,0
0,0
0,1
0,0
0,4
0,3
0,0
0,1
0,4
0,0
0,0
0,8
0,1
0,0
0,0
-0,1
0,0
0,0
0,0
Beleidsmatige lastenontwikkeling
In2016wordendelastenverlichtmet1,5mldeuro.Voorgezinnengaathetomeen
lastenverlichtingvan2,7mldeuro(zietabel3.9).Ditbetrefthet5miljard‐pakket,datvoor
eengrootdeelneerslaatbijdeloon‐eninkomstenheffing.Ookhettijdelijke
koopkrachtpakketvoor2016draagtbijaaneenlastenverlichtingvoorgezinnen.Stijgende
zorgpremiesenvergroeningsmaatregelenindeenergiebelastingendeSDE+‐heffingleiden
toteenstijgingvandelastenvoorgezinnen.
28
De endogene ontwikkeling van de belastingen is de totale ontwikkeling van de belastingen minus de ontwikkeling als
gevolg van beleidsmaatregelen.
53
Belastingdruk op arbeid internationaal niet uitzonderlijk
In vergelijking met andere Europese landen is de lastendruk op arbeid in Nederland niet uitzonderlijk
hoog (figuur links). De lasten op arbeid in Nederland bedragen 20,4 % bbp (2014). Dit is vergelijkbaar
met de lastendruk op arbeid in Duitsland en komt ongeveer overeen met de gemiddelden voor de
Europese Unie en de eurozone (EA-19). In de Angelsaksische en Zuid-Europese landen zijn de lasten
op arbeid doorgaans lager, terwijl bijvoorbeeld in de Scandinavische landen de productiefactor arbeid
zwaarder wordt belast.
Verschillen in collectievelastendruk hangen niet alleen samen met verschillen in tarieven, maar ook met
verschillen in instituties. Zo telt de pensioenpremie van de omvangrijke tweede pijler voor Nederland
niet mee in de lasten op arbeid, terwijl de financiering van de staatspensioenen in andere landen, die
gemiddeld hoger zijn dan de AOW en inkomensafhankelijk kunnen zijn, wel wordt meegenomen. Aan
de andere kant maken premies zorgverzekering in Nederland onderdeel uit van de
collectievelastendruk, terwijl dat in andere landen niet altijd het geval is. Ook ontstaan er verschillen als
gevolg van andere regelingen bij de loondoorbetaling bij ziekte en door verschillende belastingbehandeling van uitkeringen.
Belasting- en premieontvangsten naar grondslag in 2014, in % bbp (links) en in % totaal (rechts),
gesorteerd op het aandeel arbeid
VK
Ierland
Griekenland
Spanje
gemiddeld EU
Nederland
eurozone
Duitsland
Italië
België
Frankrijk
Oostenrijk
Zweden
Denemarken
arbeid
consumptie
kapitaal
0
10
20
30
40
50
60 %bbp
VK
Giekenland
Ierland
Spanje
Italië
gemiddeld EU
Denemarken
eurozone
Frankrijk
België
Nederland
Duitsland
Oostenrijk
Zweden
0%
arbeid
consumptie
kapitaal
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: Europese Commissie (link).
Het aandeel van de belastingen op arbeid in de totale belastingmix lijkt hoog, omdat het aandeel van de
belasting op kapitaal in Nederland relatief laag is (figuur rechts). Kapitaal wordt in Nederland onder
meer belast in box 3 en door de dividend- en vennootschapsbelasting. Echter, de subsidie van de eigen
woning via de hypotheekrenteaftrek beperkt de lastendruk op kapitaal substantieel. (a) Een andere
reden voor het lage aandeel van kapitaal in de Nederlandse belastingmix in 2014 is de achterblijvende
opbrengst van de vennootschapsbelasting als gevolg van de economische crisis. Met name de
ontvangsten van de banken en de multinationals daalden, ondernemingen die in Nederland van relatief
groot belang zijn. Vanaf 2014 nemen met het economisch herstel de ontvangsten van de
vennootschapsbelasting sterk toe.
(a) Zie ook: Lejour, A. en M. van ’t Riet, Een meer uniforme belasting van kapitaalinkomen, CPB Policy Brief, 2015 (link).
Delastenvoorbedrijvenenoverheidnemenin2016toemet1,2mldeuro(tabel3.8).De
lastenverzwaringwordtvoornamelijkgedrevendoorstijgendewerkgeverspremies.Ook
stijgendelastenvanwegedeverhogingvandeverhuurderheffing,deintegratievande
researchanddevelopmentaftrek(RDA)indeWBSOenvanwegevergroeningsmaatregelenin
deenergiebelastingenvanwegedeSDE+‐heffing.Deinvoeringvande
vennootschapsbelastingplichtvooroverheidsondernemingendoetdelastenvoorde
overheidstijgenmet0,1mldeuro.
54
Detotalelastenverzwaringin2017is2,8mldeuro.Dezelastenverzwaringtreftmetname
gezinnen(2,4mldeuro,tabel3.9).Hetmeestomvangrijkebeleidspuntisdeuitfaseringvan
hetpensioenineigenbeheervandirecteuren‐grootaandeelhouders(2,1mldeuro).29Ook
nemendelastenvoorgezinnentoealsgevolgvanstijgendezorgpremies.Delastenvoor
bedrijvenenoverheidstijgenmet0,3mldeuro.Hetgaathierbijvoornamelijkomeen
stijgingvandewerkgeverspremies.Ookstijgthettariefvandeverhuurderheffingin2017,
wateenlastenverzwaringvoorwoningbouwcorporatiesbetekent.
Tabel 3.8
Beleidsmatige lastenontwikkeling 2016 en 2017 in mld euro
2016
2017
mld euro
Gezinnen
-2,7
2,4
Btw
Tabaksaccijns
Frisdrankbelasting
Energiebelasting en SDE+
Dividendbelasting
Loon- en inkomstenheffing
Zvw
Overig gezinnen
0,1
0,1
0,1
0,2
-0,3
-3,9
1,1
0,0
0,0
0,0
0,0
0,1
0,0
1,9
0,4
0,0
1,0
0,3
0,4
-0,2
0,2
-0,2
1,2
0,6
-0,6
-0,4
0,0
0,0
0,0
0,2
-0,1
0,7
0,3
-0,5
-0,2
0,0
0,2
0,0
Vennootschapsbelasting
Wao-premie
Zvw
Overig overheid
0,1
0,2
-0,1
0,0
0,0
0,1
0,0
0,0
Totaal gezinnen, bedrijven en overheid
-1,5
2,8
Bedrijven
Energiebelasting en SDE+
Kolenbelasting
Verhuurderheffing
Vennootschapsbelasting
Aof-premie
Awf-premie
Wgf-premie
Zvw
Overig bedrijven
Overheid
Endogene ontwikkeling (ontwikkeling als gevolg van de heffingsgrondslagen)
Debelasting‐enpremieontvangstennemenin2016toemet0,8%bbpalsgevolgvaneen
positieveontwikkelingvandeheffingsgrondslagen(zietabel3.7).Metnamedeontwikkeling
vandevennootschapsbelastingisopvallend.Demeestetecompenserenverliezendie
ontstaanzijntijdensdecrisis,zijninmiddelsverrekend.Sindshetdieptepuntin2012zijnde
opbrengstenmetzo’n70%toegenomen,waardoordezeondankstariefsverlagingbijnaop
hetniveauvanvóórdecrisisuitkomen(figuur3.8).In2017nemendeontvangstenuitde
29
Deze maatregel is uitvoerig beschreven in het tekstkader in hoofdstuk 1.
55
vennootschapsbelastinglichtaf,omdatnaarverwachtingeendeelvandeextraopbrengsten
in2016incidenteelis.Ditwordtveroorzaaktdooreensteedsactuelereheffingvande
vennootschapsbelasting.Eenlagerenteopdegeldmarkt,stimulerendewettelijke
invorderings‐enbelastingrenteseneenactieveropleggenvanvoorlopigeaanslagendoorde
Belastingdienstdragenhieraanbij.
In2017nemendeontvangstenuitdevennootschapsbelastinglichtaf,omdatnaar
verwachtingeendeelvandeextraopbrengstenin2016incidenteelzijn.In2016komende
kasontvangstenovervoorgaandewinstjaren2015en2014flinkhogeruitdaneerder
verwacht.In2015zagenwedezeontwikkelingookal.Inheteerstehalfjaarvragen
ondernemingenzelfomeenhogerevoorlopigeaanslagovert‐1ominlaterejarengeen
belastingmeeroverdatjaartebetalenendusookgeenbelastingrente.Weverwachtendatin
2017ondernemingeninveelmindermatehunvoorlopigeaanslagover2016omhoogzullen
bijstellenomdatzein2016alzoveelmogelijkhunwinstzoactueelmogelijkproberen
hebbeningeschat.
Ookdeloon‐eninkomstenheffingdraagtbijaandeendogenestijgingvandebelasting‐
opbrengsten:denominaleloonsomstijgtharderdanhetnominalebbp.Hettotaalvande
overigebelastingcategorieënontwikkeltzichgrofweginlijnmethetbbp.
Figuur 3.8
3,5
Vennootschapsbelasting (excl. gas) in % bbp
% bbp
3,0
vennootschapsbelasting
(excl. gas)
2,5
2,0
1,5
1,0
0,5
0,0
2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
2015
2017
Bron: CBS en CPB (link).
3.5
Koopkracht
Sterke koopkrachtverbetering in 2016
In2016stijgtdemedianestatischekoopkrachtmet2,8%.Werkendengaanermeteen
koopkrachtstijgingvan3,9%hetmeestopvooruit.Dezetoenameisdeelsteverklarendoor
demaatregelenuithet5miljard‐pakketendeelsdooreenreëlecontractloonontwikkeling
van1,4%.Dekoopkrachtvanuitkeringsgerechtigden(1,3%)engepensioneerden(1,5%)
stijgtinminderemate.Voorgepensioneerdengeldtdathetbeperktindexerenvan
aanvullendepensioeneneendrukkendeffectheeftopdekoopkrachtontwikkeling.Tevens
hebbenverschillendebeleidswijzingengevolgenvoordekoopkracht. Eenuitgebreide
besprekingvandezewijzigingenisopgenomeninhetCentraalEconomischPlan2016.
56
Deontwikkelingvandekoopkrachtin2016isgunstigerdanoorspronkelijkwerdgeraamdin
deMacroEconomischeVerkenning2016.Nadebesluitvorminginaugustus2015werdde
medianekoopkrachtin2016geraamdop1,4%.Dekoopkrachtvanwerkendenwerddestijds
geraamdop2,5%,endekoopkrachtvanuitkeringsgerechtigdenengepensioneerdenop
0,2%.Deramingvandekoopkrachtontwikkelingisdusmetruim1procentpuntnaarboven
bijgesteld.Ditkomtdoordathetmacro‐economischbeeldisaangepast.Destijdswerdde
inflatie(gemetenmetdeCPI)namelijkgeraamdop1,2%endecontractloonstijgingop1,4%,
wateengeraamdereëlecontractloongroeivan0,2%opleverde.Inmiddelswordtdeinflatie
voor2016geraamdop0,2%endecontractloongroeiop1,6%.Ditbetekenteenbijstellingin
dereëlecontractloongroeivan1,2%.Ookisderamingvandenominalezorgpremiesin2016
naarbenedenbijgesteld.Samenleidendezewijzigingentoteensterkaangepast
koopkrachtbeeldvoor2016.
Mediane koopkrachtverbetering van 1,0% in 2017
Tenopzichtevan2016neemtin2017demedianestatischekoopkrachttoemet1,0%.De
medianekoopkrachtvanwerkendenneemttoemet1,1%.Indemarktsectorstijgende
contractlonenmet1,6%.Doorderelatieflageinflatielevertditeenreëlecontractloonstijging
opvan1,0%.Demedianekoopkrachtvanuitkeringsgerechtigdenstijgtookmet1,1%,terwijl
demedianekoopkrachtvangepensioneerdentoeneemtmet0,7%.Hetnietofbeperkt
indexerenvanaanvullendepensioenenheefteendrukkendeffectopdekoopkrachtvandeze
groep.Verderisdestijgingvandenominalezorgpremiemetcirca41euroongunstigvoorde
koopkrachtvanhuishoudenszonderzorgtoeslag.Daarnaasthebbenverschillende
beleidswijzigingengevolgenvoordekoopkrachtontwikkeling.Tijdensdekoopkracht‐
besluitvormingzijnverschillendemaatregelengeïntroduceerdomdekoopkrachtvaneen
aantalgroepenteverbeteren(zietabelB.1).
Tenopzichtevan2016wordtin2017dederdeschijfmet451euroverlengd,wateenpositief
effectheeftopdekoopkrachtvanhuishoudensmeteeninkomenindevierdeschijf.
Daarnaastwordenhettweede‐enderdeschijftariefverhoogdmet0,4%‐punt,watongunstig
isvoorhuishoudensmetinkomenindetweedeofhogereschijven.Deverhogingvande
algemeneheffingskortingmet5euroheefteenlichtpositiefeffectopdekoopkrachtvanalle
huishoudensmeteeninkomentotdevierdeschijf.
Werkendenmetinkomenslagerdancirca122duizendeurohebbenvoordeelvande
aanpassingenvandearbeidskortingin2017.Demaximalearbeidskortingwordtverhoogd
met110euroenhetafbouwpercentagewordtverlaagdvan4%naar3,6%.Werkendenmet
kinderenprofiterentevensvaneenintensiveringindekinderopvangtoeslag.
Demedianekoopkrachtvanveelgepensioneerden,uitkeringsgerechtigdenenwerkenden
metlageinkomensverbetertdoorintensiveringenvandezorg‐enhuurtoeslag.De
koopkrachtvanhuishoudensmetlageinkomensénkinderenneemtooktoedoordathet
kindgebondenbudgetwordtverhoogdmet100eurovoorheteerstekindenmet67euro
voorhettweedekind.Dekoopkrachtvangepensioneerdenmeteeninkomentot36.057euro
verbetertdooreenverhogingvandemaximaleouderenkortingmet101euro.
57
Deaanpassingeninbox3hebbenwisselendekoopkrachteffecten.Deverdereverhogingvan
devermogensvrijstellingisvoordeligvoorallehuishoudensmetinkomeninbox3.De
progressievereopbouwvanhetfictieverendementisgemiddeldgunstig,maarde
huishoudensmetdehoogstevermogensgaaneenhogereheffingbetalen.Datditvaak
gepensioneerdenbetreft,blijktuitfiguur3.9,waarindekoopkrachtontwikkelingvoorde
brutohuishoudinkomensvanzestypenhuishoudenswordtgetoond.Indezezogenaamde
puntenwolkenligt90%vandekoopkrachtontwikkelingvanhuishoudenstussendebovenste
enonderstelijn.Demiddelstelijntoontdemediaan.Depuntenwolkenlatenziendateen
kleindeelvandegepensioneerden,zowelalleenstaandenalsparen,eenkoopkrachtdaling
ondervindtvanmeerdan4%.Hetbetreftmetnamegepensioneerdenmetvermogen:de
dalingwordtdeelsveroorzaaktdoordeprogressievererendementsheffingendeelsdoordat
hetwerkelijkerendementopsparenin2017naarverwachtinglagerligtdanin2016.
Ziedebijlage‘Beleidsuitgangspunten2016en2017’vooreenvolledigoverzichtvan
koopkrachtrelevantebeleidsmaatregelenin2017.
Tabel 3.9
Koopkrachtverbetering in 2016 en 2017
2016
2017
Mediaan koopkrachtmutatie in % (a)
Omvang in % totaal (b)
Inkomensniveau (c)
< 175% wml
175-350% wml
350-500% wml
> 500% wml
1,8
3,4
3,6
2,8
1,1
0,9
1,1
1,1
36
38
16
11
Inkomensbron (d)
Werkenden (e)
Uitkeringsgerechtigden
Gepensioneerden
3,9
1,3
1,5
1,1
1,1
0,7
63
9
26
Huishoudtype
Tweeverdieners
Alleenstaanden
Alleenverdieners
3,3
2,0
2,1
1,0
1,1
0,6
52
42
6
Gezinssamenstelling (f)
Met kinderen
Zonder kinderen
4,0
3,4
1,3
1,0
26
48
Alle huishoudens
2,8
1,0
100
(a) Statische koopkrachtmutaties exclusief incidentele inkomensmutaties.
(b) Percentage van totaal aantal huishoudens in 2016.
(c) Bruto inkomen uit arbeid of uitkering op huishoudniveau; het bruto minimumloon (wml) is in 2016 ongeveer 19.800 euro.
(d) De indeling naar inkomensbron is op basis van de hoogste inkomensbron op huishoudniveau, waarbij een huishouden waarvan
hoofd of partner winstinkomen heeft, bij werkenden wordt ingedeeld. Huishoudens met vroegpensioen of studiefinanciering als
hoogste inkomensbron zijn uitgezonderd.
(e) Bij de koopkrachtmutatie van werkenden wordt geen rekening gehouden met incidentele mutaties van het loon, zoals het
ontvangen of wegvallen van bonussen.
(f) De indeling naar gezinssamenstelling is op basis van aanwezigheid van kinderen tot 18 jaar en is exclusief huishoudens van
gepensioneerden.
58
Figuur 3.9
Koopkrachtontwikkeling in 201730
Werkende tweeverdiener
Werkende alleenverdiener
Werkende alleenstaande
Uitkeringsgerechtigde alleenstaande
Gepensioneerde alleenstaande
Gepensioneerde tweeverdiener
30
Koopkracht naar huishoudtype, inkomensbron en huishoudinkomen, mutaties in %, 2016. Per inkomensniveau ligt de
koopkrachtontwikkeling van 90% van de huishoudens tussen de bovenste en onderste lijn. De middelste lijn geeft de
mediaan weer.
59
4
Actualisatie Middellangetermijnverkenning 2018-2021
De economie groeit in de periode 2018-2021 met gemiddeld 1,7% per jaar. Dit maakt een lichte
daling van de werkloosheid naar 5,5% in het eindjaar mogelijk. De rente en inflatie lopen licht op,
maar blijven laag. De overheidsbegroting schrijft zwarte cijfers, met een positief EMU-saldo van
0,9% in 2021, een schuld die afneemt naar 52% en een houdbaarheidsoverschot van 0,4%.
Dit hoofdstuk geeft een actualisatie van de Middellangetermijnverkenning 2018-2021.31 Naast de
actualisatie van de kortetermijnraming (voor 2016-2017) hebben in de periode sinds maart de
Britten voor een vertrek uit de EU gestemd, wat ook op de middellange termijn de groei negatief
beïnvloedt. Dit hoofdstuk beschrijft het economische en budgettaire beeld voor de periode 20182021 en geeft vervolgens een verantwoording van de verschillen ten opzichte van de publicatie uit
maart 2016.
31
Zie de Middellangetermijnverkenning 2018-2021 (link) uit maart 2016 voor een uitgebreide verantwoording.
60
4.1
Tabel 4.1
Groei zonder stijging koopkracht
Kerngegevens voor Nederland, 1998-2021
19982005
20062013
20142017
20182021
mutaties per jaar in %
Internationale economie
Relevant wereldhandelsvolume goederen en diensten
Concurrentenprijs (a)
Olieprijs (dollars per vat, niveau in eindjaar)
Eurokoers (dollar per euro, niveau in eindjaar)
Lange rente Nederland (niveau in eindjaar in %)
5,4
-0,2
54,4
1,24
3,4
3,0
0,7
108,7
1,33
2,0
3,6
0,9
51,4
1,11
0,1
4,3
1,1
60,7
1,18
1,1
2,5
2,4
2,8
1,6
5,7
5,7
0,8
-0,2
2,4
-0,5
3,2
2,9
1,7
1,3
0,6
4,6
3,9
4,4
1,7
1,1
1,5
2,0
4,0
3,9
Prijzen, lonen en koopkracht
Prijs bruto binnenlands product
Uitvoerprijs goederen en diensten, exclusief energie
Prijs goedereninvoer
Inflatie, geharmoniseerde consumentenprijsindex (hicp)
Contractloon marktsector (c)
Koopkracht, statisch, mediaan alle huishoudens
2,5
0,1
-0,4
2,5
2,8
0,6
1,4
1,3
2,2
1,9
1,8
0,0
0,4
-0,3
-2,4
0,3
1,4
1,5
1,2
0,9
1,0
1,2
1,6
0,0
Arbeidsmarkt
Beroepsbevolking
Werkzame beroepsbevolking
Werkloze beroepsbevolking (in duizend personen, niveau in eindjaar)
Werkloze beroepsbevolking (niveau in eindjaar in % beroepsbevolking)
1,1
1,1
490
5,9
0,9
0,7
645
7,3
0,2
0,5
555
6,2
0,7
0,9
505
5,5
Marktsector (b)
Productie
Arbeidsproductiviteit (per uur) (c)
Werkgelegenheid (in uren) (c)
Loonvoet (per uur) (c)
Arbeidsinkomensquote (niveau in eindjaar in %)
3,0
2,7
0,3
3,8
75,9
0,8
0,6
0,2
2,3
79,1
2,4
1,3
1,1
1,3
78,1
2,0
1,5
0,5
2,1
77,9
Overig
Individuele spaarquote (niveau in eindjaar in % beschikbaar inkomen) (d)
Saldo lopende rekening (niveau in eindjaar in % bbp)
-1,9
7,3
-0,7
10,2
1,7
8,2
1,0
8,5
Volume bbp en bestedingen
Bruto binnenlands product (bbp, economische groei)
Consumptie huishoudens
Consumptie overheid
Investeringen (inclusief voorraden)
Uitvoer van goederen en diensten
Invoer van goederen en diensten
niveaus in eindjaar in % bbp
Collectieve sector
EMU-saldo
EMU-schuld (ultimo jaar)
Collectieve lasten
-0,3
49,3
35,0
-2,4
67,7
36,5
-0,7
61,8
38,7
0,9
52,3
39,5
(a) Goederen en diensten, exclusief grond- en brandstoffen.
(b) Bedrijven exclusief zorg, delfstoffenwinning en onroerendgoedsector.
(c) Het CPB gebruikt met ingang van het CEP 2016 gewerkte uren in plaats van arbeidsjaren als maatstaf voor de input van arbeid.
Dit heeft gevolgen voor de cijfers over loonvoeten en werkgelegenheid. Hierover is een CPB Achtergronddocument met meer
toelichting beschikbaar.
(d) Niveau; beschikbaar gezinsinkomen is inclusief collectieve besparingen. De individuele spaarquote valt in 2017 0,6%-punt lager uit
door de verwerking van Pensioen in Eigen Beheer, zie het kader in hoofdstuk 1.
61
Hetgestageherstelnadegroterecessiezetindeperiode2018‐2021door,zowel
internationaalalsinNederland.Dewereldeconomiegroeitmetgemiddeld4%perjaar,de
Nederlandseeconomiemet1,7%.Opdearbeidsmarktgroeienzoweldeberoepsbevolking
alsdewerkzameberoepsbevolkingmetrespectievelijk0,7%en0,9%perjaar.De
werkloosheiddaaltlichtnaar5,5%in2021.
Inlijnmetheteconomischherstelengesteunddooreenstijgingvandeolieprijzenzalde
inflatieinheteurogebiedtoenemen.Deinflatieverwachtingindemarktisechternoglaag.De
inflatieinNederlandhoudtgelijketredmetdeinflatieindeeurozoneenkomtgemiddelduit
op1,2%.Innominaletermenlooptdelangerenteopnaar1,1%in2021;inreëletermen
blijftdelangerentenegatief.
Deoverheidsbegrotingbeweegtvaneentekortvan0,7%in2017naareenoverschotvan
0,9%bbpin2021.32Decollectieve‐uitgavenquotedaalt,terwijldelastenquotestijgt.De
overheidsschuldneemtaftot52%bbp,duidelijkonderdeEuropeseschuldnormvan60%
bbp.HetEMU‐saldoverbetertreëelmet12mldeurotussen2017en2021.Vanaf2018
voldoendeNederlandseoverheidsfinanciënindezeramingaandeEuropese
begrotingsregelsmetbetrekkingtotEMU‐saldo,uitgavenregelenschuld,metuitzondering
vandeniet‐significanteafwijkingvoordeuitgavenregelin2018.Figuur4.1laatziendathet
structurelesaldoendeuitgavenregelna2018ruimbovendemiddellangetermijndoelstelling
(MTO)uitkomen.
Figuur 4.1
0,8
% bbp
Het structurele saldo (links) en de uitgavenregel (rechts)
EMU-saldo structureel
(EC-methode, % bbp)
0,6
0,4
2019
2017
2018
-1,0
%
begrotingsopdracht (maximale mutatie
gecorrigeerde collectieve uitgaven)
3,5
2,5
gecorrigeerde collectieve
uitgaven (volume, %)
1,5
middellangetermijndoelstelling (MTO)
-0,6
-0,8
4,0
2,0
-0,2
-0,4
2021
3,0
0,2
0,0
2020
1,0
0,5
middellangetermijndoelstelling (MTO)
incl. toegestane marge (ex-post)
0,0
2018
2019
2020
2021
Demedianestatischekoopkrachtstijgtnietindeperiode2018‐2021.Demediane
koopkrachtvanwerkendenneemtniettoeindeperiode2018‐2021,mededooreen
beperktereëlecontractloonstijgingvangemiddeld0,3%perjaar.Dekoopkrachtvan
uitkeringsgerechtigdenneemtafmet0,2%perjaarmededoordatdedubbeleheffingskorting
inhetreferentieminimumloonvoordebijstandwordtafgebouwd.Dekoopkrachtvan
gepensioneerdendaaltmet0,3%perjaar,mededooreenbeperkteindexatievande
aanvullendepensioenen.
32
Hierbij wordt uitgegaan van ongewijzigd beleid in de periode 2018-2021, wat betekent dat bestaand en voorgenomen
beleid in de raming is verwerkt, waarna het beleid gehandhaafd wordt.
62
Tabel 4.2
Kerngegevens collectieve financiën 2016-2021
2016
2017
2018
2019
2020
2021
% bbp
Bruto collectieve uitgaven
Collectieve lasten
Niet-belastingmiddelen
EMU-saldo
w.v. EMU-saldo lokale overheid
44,5
38,2
5,1
-1,1
-0,3
44,1
38,7
4,8
-0,7
-0,3
44,1
38,9
4,8
-0,3
-0,2
43,6
39,3
4,7
0,4
-0,2
43,3
39,4
4,6
0,7
-0,2
43,2
39,5
4,6
0,9
-0,2
EMU-saldo structureel (EC-methode)
-0,9
-0,8
-0,5
0,1
0,5
0,6
EMU-schuld
63,3
61,8
59,9
57,5
55,1
52,3
Tabel 4.3
Statische koopkrachtmutaties 2018-2021 (gemiddeld per jaar)
2018-2021 (gemiddeld per jaar)
Mediaan koopkrachtmutatie in % (a)
Omvang in % totaal (b)
Inkomensniveau (c)
< 175% wml
175 - 350% wml
350-500% wml
> 500% wml
-0,1
-0,1
0,1
0,2
36
38
15
11
Inkomensbron (d)
Werkenden (e)
Uitkeringsgerechtigden
Gepensioneerden
0,0
-0,2
-0,3
63
9
26
Huishoudtype
Tweeverdieners
Alleenstaanden
Alleenverdieners
0,0
0,0
-0,3
52
43
5
Gezinssamenstelling (f)
Met kinderen
Zonder kinderen
0,0
0,0
26
49
Alle huishoudens
0,0
100
(a) Statische koopkrachtmutaties exclusief incidentele inkomensmutaties. Het betreft het gemiddelde van de koopkrachtmutaties in
2018, 2019, 2020 en 2021.
(b) Percentage van totaal aantal huishoudens in 2018.
(c) Bruto inkomen uit arbeid of uitkering op huishoudniveau; bruto minimumloon (wml) is in 2018 ongeveer 20.500 euro.
(d) De indeling naar inkomensbron is op basis van de hoogste inkomensbron op huishoudniveau, waarbij een huishouden waarvan
hoofd of partner winstinkomen heeft, bij werkenden wordt ingedeeld. Huishoudens met vroegpensioen of studiefinanciering als
hoogste inkomensbron zijn uitgezonderd.
(e) Bij de koopkrachtmutatie van werkenden wordt geen rekening gehouden met incidentele mutaties van het loon, zoals het
ontvangen of wegvallen van bonussen.
(f) De indeling naar gezinssamenstelling is op basis van aanwezigheid van kinderen tot 18 jaar en is exclusief huishoudens van
gepensioneerden.
63
Volgensdehuidigeinschattingishethoudbaarheidssaldo0,4%bbp.Ineuro’suitgedruktis
dit3mldeuro.Daarmeeisdebegrotinghoudbaaroplangetermijn:hethuidigeniveauvan
overheidsvoorzieningenkanwordengehandhaafdzondereentekortopde
overheidsbegrotingofeenoplopendeoverheidsschuld.Indejarenna2021neemtde
inkomensongelijkheiddoorreedsingezetteveranderingeninbeleidtoemet2,9%33tussen
2021en2060(ziekader).
Langetermijneffecten van beleid op de Gini-coëfficiënt
Om de langetermijneffecten van beleidsmaatregelen op het inkomen van huishoudens te berekenen,
hanteren we sinds de Macro Economische Verkenning 2016 de mutatie van de Gini-coëfficiënt. Soms is
er sprake van beleidsmaatregelen die een geleidelijke transitie vergen, waardoor niet alleen effecten
optreden op de korte of middellange termijn, maar ook effecten na de middellange termijn. Om de
verschillende langetermijneffecten evenwichtig in kaart te brengen, kijken we niet alleen naar de effecten
op werkgelegenheid en overheidsfinanciën, maar ook naar de effecten op de inkomensverdeling. Als
maatstaf hanteren we de toe- of afname van de Gini-coëfficiënt als gevolg van beleid. De Gini-coëfficiënt
is een veel gebruikte indicator voor (inkomens-)ongelijkheid, waarmee de mate van ongelijkheid wordt
uitgedrukt in een getal tussen 0 (volledig gelijke verdeling) en 1 (volledig ongelijke verdeling). (a)
Als gevolg van reeds ingezette veranderingen in het beleid neemt de Gini-coëfficiënt op de lange termijn
toe, met 2,9% na 2021.(b) Deze toename is onder andere toe te schrijven aan de verlaging van de
belastingtarieven in de tweede, derde en vierde schijf, de (verdere) beperking van de overdraagbaarheid
van de algemene heffingskorting en de (verdere) verlaging van de bijstand, alle bezien vanaf 2021. De
beperking van de hypotheekrenteaftrek verlaagt de Gini-coëfficiënt juist.
Het CPB heeft de afgelopen jaren in verschillende publicaties gekeken naar de effecten van
beleidsvarianten op de Gini-coëfficiënt. In de onderstaande tabel volgt een (actueel) overzicht voor een
aantal algemene beleidsopties, waarbij wordt uitgegaan van het langetermijnbelastingstelsel.
Variant (a)
Mutatie van de Gini-coëfficiënt t.o.v. basispad
Effect lastenverlichting (1 mld euro)
Verlaging tarief eerste schijf
Verlaging tarief tweede en derde schijf
Verlaging tarief vierde schijf
Verhoging maximale algemene heffingskorting
-0,2%
+0,3%
+0,7%
-0,3%
(a) Voor doorrekeningen van meer specifieke beleidsopties verwijzen we naar de CPB-studies Kansrijk Arbeidsmarktbeleid 1
(link) en 2 (link), MIMOSI-achtergronddocument (link), en De effectiviteit van fiscaal participatiebeleid (link).
Uit de tabel blijkt dat lastenverlichtingen via het eersteschijftarief en de algemene heffingskorting tot een
afname leiden van de Gini-coëfficiënt (lagere inkomens hebben hiervan het meest profijt). Bij het inzetten
van deze 1 miljard-maatregelen neemt de inkomensongelijkheid nog steeds toe op de lange termijn, maar
minder hard dan in het basispad. Lastenverlichtingen via de tweede, derde, of vierde schijf leiden juist tot
een toename van de Gini-coëfficiënt (lagere inkomens hebben hiervan geen profijt). De aanpassing van
het vierdeschijftarief ter waarde van 1 miljard heeft het grootste effect (0,7%) en zou leiden tot een oploop
van de Gini-coëfficiënt op de lange termijn met 3,6%.
Noten
(a) Zie het achtergronddocument MIMOSI (link) voor meer toelichting over de toepassing van de Gini-coëfficiënt.
(b) Het betreft de relatieve mutatie van de Gini-coëfficiënt: (verandering van de Gini-coëfficiënt) / (Gini-coëfficiënt in 2021),
waarbij eventueel doorlopend beleid wordt afgekapt bij de stand in 2060. Voor deze berekening wordt het langetermijnbeleid
geprojecteerd op de stand van het belastingstelsel en de demografie in 2021.
33
Het betreft de relatieve mutatie van de Gini-coëfficiënt: (verandering van de Gini-coëfficiënt) / (Gini-coëfficiënt in 2021).
64
4.2
Belangrijkste verschillen met MLT 2018-2021 uit maart
4.2.1
Lagere groei door Brexit
DeBritsebevolkingheeftinhetreferendumgekozenomdeEuropeseUnieteverlaten,maar
deafwikkelingroeptveelvragenop.DenieuwgevormdeBritseregeringheeftaangegeven
deuitslagvanhetreferendumtevolgen(‘BrexitmeansBrexit’),maarvoorhetoverigeiser
nogweiniggedeeldoverdestrategie,nochoverhetmomentvanhetingangzettenvanhet
proces,nochoverdeinzettenaanzienvandeboedelscheiding,nochoverheteindbeelddat
mennastreeft.IndeLeave‐campagnestondenhetterughalenvanbevoegdhedenvanBrussel
naarhetnationaleniveau,deafdrachtaandeUnieenbeperkingvanmigratiecentraal.DeEU
heeftaangegevendeonderhandelingenoverdevoorwaardenvandeterugtrekkingpas
officieelteopenenalshetVK–inlijnmetartikel50vanhetVerdragvanLissabon‐officieel
heeftaangegevenzichtewillenterugtrekkenuitdeUnie.Opdatmomentstartdeklok,diena
tweejaartotuittredingleidt,tenzijdeoverige27lidstatentoteenverlengingbesluiten.In
formelezingaandeonderhandelingenalleenoverdeboedelscheidingenisdevormgeving
vandetoekomstigerelatieeenseparatekwestie.Indepraktijklijktdatonderscheidminder
duidelijk.Debekrachtigingvanonderhandelingsresultatenkan–afhankelijkvandevorm–
ookdenodigetijdvragen.
ZolangergeenhelderheidkomtoverdetoekomstigerelatietussenhetVKendeUnie,
tempertonzekerheiddeeconomischevooruitzichten.Bedrijvenstelleninvesteringenuit,
consumentenbestedenminderuitvoorzorgsmotief.DittreftineersteinstantievooralhetVK
zelf,maarinzijnkielzogooklandendie(nauwe)economischerelatiesmethetVK
onderhouden.Deeffectenvandezeonzekerheidzijnevenweltijdelijk.Zeebbenwegalshet
eindbeeldenderoutedaarnaartoeweerhelderzijn.Voorheteindbeeldzijnverschillende
scenario’sdenkbaar,waarbijdekostentoenemennaarmatehetarrangementhogere
handelstarievenenanderebarrièresopwerptvoorderelatiestussenhetVKendeEU‐
lidstaten.34BijeentoetredingtotdeEuropeseEconomischeRuimte,zoalsNoorwegen,isde
uiteindelijkeschadeintermenvanhandeleninvesteringenbeperkt,maardegecreëerde
eigenbeslisruimtevoorhetVKevenzeer.Aandeanderekantvanhetspectrumisergeen
handelsverdragengeldenmogelijkdevoorwaardenvandeWereldhandelsorganisatie–alis
ookdezeterugvaloptiemetdenodigeonzekerheidomgeven.Eentussenvormisdatde
BritteneenvrijhandelsverdragsluitenmetdeEU,bv.langsdelijnenvanhetCanadese
concept.Losvanheteindbeeldbestaatooknogdenodigeonzekerheidoverdetransitie;is
eendirectedoorsteekvanlidmaatschapvandeUnienaarheteindbeeldmogelijk?Ditalles
overziendzaldeeconomischegroeiinNederlandopdemiddellangetermijndusworden
geraaktdoordeBrexit.
DegevolgenvoorNederlandzijnallereerstzichtbaarindehandel:derelevante
wereldhandelneemtaf,waardoordeNederlandseuitvoerwordtgeraakt.Doordelagere
groeiincombinatiemeteentoegenomenonzekerheidnemeninvesteringendoorbedrijven
34
Bollen, J.C., G.W. Meijerink en H.A. Rogas-Romagosa, 2016, Nederlandse kosten Brexit door minder handel, CPB
Policy Brief 2016/07 (link).
65
afendaaltdeconsumptievanhuishoudens.DeBrexitdemptdeeconomischegroeimet0,4%
in2017enmet0,1%perjaarindeperiode2018‐2021.Netalsandereinstellingen(zie
tekstkaderinhoofdstuk1)hebbenwijhierbijeenrelatiefrustiguitgangspuntgekozen,met
eengeleidelijkafnemendeonzekerheidwaarinnaarmatedetijdvordert,blijktdat
onderhandelaarsdeeconomischegevolgenbeperktproberentehouden,errelatiefsnel
helderheidontstaatendekostenintermenvanhandelsverstoringenbeperktzijn.
4.2.2
Inflatie en rente
DeinflatieinheteurogebiedeninNederlandkomtgemiddeld0,3%lageruitindeperiode
2018‐2021.Ditisinlijnmetdelagerefuturesvoordeverwachteinflatieovervijfjaar,diein
deperiodemei‐juligemiddeldgelijkisaan1,4%.Ookwijzenderealisatiesopeengrotere
persistentievandelageinflatie.Debijstellingvandeolieprijsin2021van43naar61dollar
heefteenopwaartseffectopdeinflatie.Ditopwaartseeffectwordtgecompenseerddoorde
lagerekapitaalkostenalsgevolgvandelagererente.Dereëleloonontwikkelingverandert
niet.Netalsdeinflatiezijnookdelonenindemarktsectorendecollectievesector
neerwaartsbijgesteld.
Delangerentekomtin2021uitop1,1%,eenverlagingmet0,8%‐punt.Dezeverlagingisin
lijnmetdemarktontwikkelingvoorfuturesvandekorterentein2021.Doordebijstellingis
dereëlerenteindeperiode2018‐2021negatief.
4.2.3
EMU-saldo
Hetbegrotingsoverschotin2021wordtgeraamdop0,9%bbp,eenverhogingvan0,3%‐punt.
Hethogereoverschotkomtdoordeontwikkelingvoor2017:hetbegrotingstekortin2017
komt0,5%bbplageruitop0,7%bbp.DeopwaartsebijstellingvanhetEMU‐saldolooptna
2017terug,doordatheteffectvandeuitfaseringvanpensioenineigenbeheertijdelijkisen
doordatdeeconomischegroeiindejaren2018‐2021neerwaartsisherzien.De
overheidsschuldligteenjaareerder,in2018,onderde60%‐grens.Aande
begrotingsopdrachtvoorhetstructurelesaldowordtalin2018voldaan;indemaart‐
publicatiewasdatvanaf2019.
4.2.4
Koopkracht
TenopzichtevandeMLT‐ramingzijndewijzigingenindehuidigeramingbeperkt.Detotale
medianekoopkrachtisnietgewijzigd.Demedianekoopkrachtvanwerkenden,
alleenverdieners,gepensioneerdenenhuishoudensmeteeninkomenvan175%vanhetwml
oflagerismeteentiendenaarbenedenbijgesteld.Dekoopkrachtvanwerkendenis
gewijzigddoordatdereëlebrutocontractloongroeinaarbenedenisbijgesteld.Debijstelling
indekoopkrachtvangepensioneerdenisteverklarendoordatdeindexatievande
aanvullendepensioenenalsgevolgvandelagererentenaarbenedenisbijgesteldten
opzichtevandeMLT‐raming.
66
4.2.5
Houdbaarheid
Hethoudbaarheidssaldokomtuitop0,4%bbp,eenverlagingmet0,3%bbptenopzichtevan
devorigeMLT‐raming(tabel4.4).35Deoorzaakhiervanisdatdeuitgaven,vooraldievoor
socialezekerheid,oplangetermijnalsaandeelvanhetbbphogeruitvallendaneerder
gedacht.Ditkomtvooraldoorbeleidswijzigingeneneenneerwaartsebijstellingvandegroei
opmiddellangetermijn.Deoverheidsinkomstenstijgenna2015ookmeerdanverwacht,
maaroplangetermijnminderdandeuitgaven.
Tabel 4.4
Houdbaarheid, actueel saldo en verklaring van de bijstelling
% bbp
Houdbaarheidssaldo, actuele inschatting
Verandering in houdbaarheidssaldo (t.o.v. maart 2016)
W.v. beleidswijzigingen (inclusief effect van lagere werkgelegenheid)
noemereffect lagere groei op middellange termijn
hogere inkomstenontwikkeling (vooral in periode 2015-2017) en overige factoren
0,4
-0,3
-0,3
-0,3
+0,3
Deneerwaartsebijstellingvanhethoudbaarheidssaldoheeftverschillendeoorzaken(tabel
4.4).Deeersteoorzaakbetreftbeleidswijzigingenindebegrotingvoor2017.Hetdirecte
budgettaireeffecthiervanopdehoudbaarheidis‐0,2%bbp,eninclusiefde
werkgelegenheidseffectenhiervan‐0,3%bbp.Detweedebelangrijkefactorisdatde
uitgavenontwikkelingindeperiodetot2021,zoalsvooreengrootdeelvastgelegdinde
meerjarencijfersvanhetministerievanFinanciën,nualsaandeelvanhetbbpminderdaalt
danindemaartpublicatie.Ditkomtdoordeneerwaartsebijstellingvandegeraamdegroeiin
dezeperiode.Bijdebelastingenensocialepremiesisditniethetgeval,omdatde
grondslagenmethetbbpmeebewegen.Doordekleinereafnamevandeuitgavenalsaandeel
vanhetbbpverslechterthethoudbaarheidssaldomet0,3%bbp.Eenderdefactorwerkthier
tegeninenbetreftvoornamelijkdeforsestijgingvandebelastingenensocialepremiesna
2015.Dezestijgingisgeconcentreerdbijdevpbendeinkomstenbelastingensocialepremies
indeperiode2015‐2017.Samenmetkwantitatiefminderbelangrijkeoverigefactorenleidt
ditpersaldototeenpositiefeffectvan0,3%bbp.36
35
Dit ondanks het 0,5% bbp hogere EMU-saldo in 2017 ten opzichte van de maartpublicatie. Het hogere EMU-saldo in
2017 is toe te schrijven aan tijdelijke factoren die een verwaarloosbaar effect hebben op de houdbaarheid. Hierbij gaat het
bijvoorbeeld om de rentelasten, die tijdelijk 0,2% bbp lager zijn. De rentelasten worden verondersteld voor een belangrijk
deel op het oude niveau terug te keren als de rente weer stijgt. Datzelfde geldt voor de incidenteel hogere inkomsten door
de uitfasering van het pensioen in eigen beheer. Gecorrigeerd voor rentelasten en uitfasering pensioen in eigen beheer is
het verschil met het primaire saldo in 2017 in de maartpublicatie ongeveer nul. Ditzelfde geldt voor het primaire saldo in
2021 in vergelijking met de maartpublicatie.
36
Hieronder valt onder andere een iets lager primair saldo in 2015 als gevolg van een herziening van de Nationale
rekeningen.
67
Beleidsuitgangspunten 2016 en 2017
Bijstelling beleidsuitgangspunten 2016
Debeleidsuitgangspuntenvoor2016zijnsindshetCentraalEconomischPlan2016in
beperktemateaangepast.Onzebijstellingvandeasielinstroombetekenteenneerwaartse
bijstellingvandeuitgavenmet0,4mldeuroin2016enmet0,8mldeuroin2017ten
opzichtevanhetCentraalEconomischPlan.
Beleidsuitgangspunten 2017
Bijdegeldendebeleidsuitgangspuntenisdebegrotingin2017restrictief(netto
tekortreducerend)alsgevolgvandeoploopvanbezuinigingenuithetRegeerakkoordRutte‐
Asscher.Dezenettotekortreducerendemaatregelenbedragen3mldeuro.37Heteffect
hiervanwordtgedeeltelijkgedemptdoorhogereuitgaven(onderwijs,veiligheidenjustitie,
huurtoeslagendefensie)enlagerelastenalsgevolgvanhetpakketaanvullendemaatregelen
overdebegroting2017(zietabelB.1).
Tabel B.1
Pakket aanvullende maatregelen begroting 2017
-/- is EMU-saldo verslechterend
2017
Structureel
mld euro
'Maatschappelijke prioriteiten'
Verhoging veiligheidsuitgaven
Verhoging zorguitgaven
Verhoging defensie-uitgaven
Verhoging onderwijsuitgaven
Plan armoede kinderen
Overig
Subtotaal
Uitfasering pensioen in eigen beheer
Koopkrachtmaatregelen
Verhoging algemene heffingskorting
Verhoging ouderenkorting
Verhoging zorgtoeslag
Verhoging inkomstenbelasting (aanpassingen schijflengtes)
Verlaging arbeidskorting
Verhoging huurtoeslag
Verhoging kindgebonden budget
Subtotaal
37
-0,5
-0,2
-0,3
-0,2
-0,1
-0,05
-1,35
-0,5
-0,2
-0,3
-0,2
-0,1
-0,05
-1,35
2,1
-0,2
-0,5
-0,4
-0,4
0,1
0,5
-0,6
-0,1
-1,3
-0,5
-0,4
-0,4
0,1
0,5
-0,6
-0,1
-1,3
Suyker, W., 2015, Begrotingsmaatregelen 2011-2017 (inclusief 5 miljard-pakket), CPB Achtergronddocument (link).
68
Opbasisvanhetontwerp‐kabinetsbesluitwordtdegasproductieuithetGroningenveldvan
hetgasjaar2016/2017verlaagdvan27mldm3naar24mldm3.Dezeverlagingvande
gasproductiekostbudgettaircirca0,4mldeuro.Tegenoverdezevolumedalingstaateen
prijsstijging,watervoorzorgtdatdeaardgasbatennietdalen,maarstijgentenopzichtevan
hetCentraalEconomischPlan.
Indecollectiefgefinancierdezorgwordtin2017persaldo1,5mldeuroomgebogen.
Daarvanslaat0,8mldeuroneerbijdeZvw.Demaatregelenindehoofdlijnenakkoordenmet
ziekenhuizen,medischspecialisten,huisartsenenaanbiedersvangeestelijke
gezondheidszorgremmendestijgingvandeZvw‐uitgavenmet0,7mldeuro.Demaatregelen
indebrief‘Kwaliteitloont’van6februari2015vervangenhetaanpassenvanartikel13inde
Zorgverzekeringswet.38DiverseanderemaatregelenindeZvw,waaronderstringent
pakketbeheer,verbeterdemarktwerkingenhetbeperkenvanbeloningenindezorg,leiden
toteenextrabesparingvan0,3mldeuro.Daartegenoverstaateenintensiveringinde
wijkverpleegkundigezorgvan0,2mldeuro.
IndeWlzwordt0,4mldeuroomgebogendoordiversegeneriekekortingenopdeZorgin
Natura.39
Opdebegrotingsgefinancierdezorgwordt0,2mldeuroomgebogen.Zolopendeextra
arbeidsmarktmiddelenvoordezorgmet0,1mldeuroaf.Deombuigingenkomenverder
voortuithetverminderenvanhetbudgetvoordehuishoudelijkehulptoelage,voorgenomen
kortingenopdejeugdzorgeneenintensiveringgerichtopdeverbeteringvandesociale
rechtenvoorhuishoudelijkehulpendieonderdeWmowerken.
DeoverhevelingvankortdurendeerstelijnsverblijfvandeWlznaardeZvwleidttoteen
financieringsschuifvan0,2mldeuro.Daarnaastleidenafsprakenmetgemeentenoverde
afbakeningvandelangdurigezorgtoteenschuifvan0,2mldeurovandebegrotings‐
gefinancierdezorgnaardeWlzin2017.Deverdergaandeextramuralisatievande
zorgzwaartepakketten1,2en3voorverplegingenverzorgingen1en2voorverstandelijk
gehandicaptenbetekenteenfinancieringsschuifvandeWlznaardeZvwendeWmovan0,1
mldeuro.
DeEMU‐relevantelastenwordenin2017verzwaardmet2,8mldeuro(zietabel3.9).De
lastenvoorgezinnenstijgenmet2,4mldeuro,voornamelijkvanwegedeuitfaseringvanhet
pensioenineigenbeheervandirecteuren‐grootaandeelhoudersenstijgendeZvw‐premies
(zieonder).VergroeningsmaatregelenbijdeenergiebelastingendeSDE+‐heffingleidenook
tothogerelastenvoorgezinnen.
38
Zie het tekstkader ‘Maatregelen voor de zorg’ uit de brief ‘Kwaliteit loont’ in Macro Economische Verkenning 2016, p.60,
(link).
39
Deze efficiencykorting komt voor 0,2 mld euro voort uit de voorjaarsbesluitvorming 2016. De hiermee beoogde besparing
heeft het CPB deels overgenomen. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de in het voorjaar geschrapte taakstelling uit
het Regeerakkoord Rutte-Asscher geen onderdeel uitmaakt van de raming.
69
Delastenvoorbedrijvennementoemet0,3mldeuro.Dewerkgeverspremiesstijgenmet
zo’n0,3mldeuro.Deverhogingvandeverhuurderheffingdoetdelastenvoor
woningcorporatiesstijgenmet0,2mldeuro.Maatregelenindevennootschapsbelasting
betreffendedevoorlopigeenwillekeurigeafschrijvingdoendelastendalen.Ditwordtdeels
gecompenseerddoordeBEPS‐maatregelen,diedelastenvoorbedrijvendoenstijgenmet
0,2mldeuro.
DebeleidsmatigestijgingvandelastenvoorgezinnenenbedrijvenalsgevolgvandeZvw‐
premiesbedraagt0,2mldeuro(zietabelB.2).Intotaalmoetdeopbrengstvande
lastendekkendeZvw‐premiesmet0,8mldeurotoenemen.40Hiervankomt0,6mldeurodoor
stijgendegrondslagen;deresterende0,2mldeurowordtopgehaaldmettariefsverhogingen.
De0,8mldeurohogerebenodigdeZvw‐premieopbrengstenkomenvooraldoor1,4mldeuro
hogereZvw‐uitkeringen.VerderheeftdeafbouwvandetijdelijkeRijksbijdrageaanhet
Zorgverzekeringsfondsmet0,5mldeuroeenopwaartseffectopdeZvw‐premies.
Daartegenoverstaatdathetoverschotvanhetzorgverzekeringsfondsin2016omslaatineen
kleintekortin2017;ditbetekenteendalingvan0,9mldeuro.
Hetnegatievesaldovandezorgverzekeraarsblijftin2017ongeveer1mldeuro;de
verzekeraarsterenin20170,2mldeuromeerinophunreservesdanin2016.41
Tabel B.2
Opbouw lastenontwikkeling Zvw-premies
Bijdrage aan premieontwikkeling 2016-2017
mld euro
Hogere Zvw-uitkeringen
Afbouw tijdelijke Rijksbijdrage HLZ
Rijksbijdrage kinderen
Saldo Zorgverzekeringsfonds
Saldo zorgverzekeraars
Hogere benodigde Zvw-premieopbrengst
+1,4
+0,5
0,0
-0,9
-0,2
+0,8
Waarvan grondslagontwikkeling Zvw
Waarvan lastenontwikkeling Zvw
+0,6
+0,2
40
In tegenstelling tot andere belastingen en premies op Rijksniveau is het tarief voor de nominale Zvw-premies in de Macro
Economische Verkenning niet gebaseerd op een beleidsvoornemen van het kabinet. In de begroting stelt het kabinet wel
het tarief voor de inkomensafhankelijke premie vast. Op basis van de door Zvw-premies te financieren uitgaven en het
vastgestelde tarief voor de inkomensafhankelijke premie raamt het CPB het lastendekkende tarief voor de nominale
premie. Omdat de beleidsmatige lastenontwikkeling jaar-op-jaar-mutaties in tarieven betreft, zijn hiervoor de mutaties in
deze uitgaven en Rijksbijdragen relevant.
41
Er is mee gerekend dat zorgverzekeraars ook in 2016 en 2017 meevallers over eerdere jaren blijven rapporteren.
70
VandeZvw‐premieopbrengstwordtdehelftopgebrachtdoormiddelvande
inkomensafhankelijkepremie.Deafgelopenjarenwarendeopbrengstendoornominale
premieslagerdandeopbrengstendoorinkomensafhankelijkepremiesvanwegedelagerdan
verwachtepremiestellingdoorzorgverzekeraars.Vanwegehetrechttrekkenvande50/50‐
verdelingtussennominalepremieseninkomensafhankelijkepremiesmoetdenominale
premiedaaromtijdelijkietshogerzijnendeinkomensafhankelijkepremietijdelijkiets
lager.42
Deinkomensafhankelijkepremiedaaltvan6,75%naar6,65%.Denominalepremiestijgtin
2017met41eurototgemiddeld1240europervolwassene.
Koopkrachtbeleidsuitgangspunten
Beleidmetpositievekoopkrachteffecten:
‐ Delengtevandederdeschijfwordtmet451euroverlengd,wateenpositiefeffectheeft
opdekoopkrachtvanhuishoudensmetinkomenindevierdeschijf.
‐ Verhogingvandemaximalealgemeneheffingskortingmet5euroheefteenlichtpositief
effectopdekoopkrachtvanallehuishoudens.
‐ Demaximalearbeidskortingwordtmet110euroverhoogd.Tegelijkertijdwordtde
arbeidskortingeerderafgebouwd:vaneenarbeidsinkomenvan34.015eurowordtin
2017degrensverlegdnaar32.444euro.Hetafbouwpercentagewordtookverlaagd(van
4%naar3,6%).Dezeaanpassingenzijnpersaldogunstigvoordekoopkrachtvan
werkendenmetinkomenstotcirca122duizendeuro.
‐ Deouderenkortingvoorgepensioneerdenmeteenverzamelinkomenonderde
inkomensgrensvan36.057eurowordtverhoogdmet101euro.Ditisgunstigvoorde
koopkrachtvangepensioneerden.
‐ Denormpercentagesindezorgtoeslagwordenverlaagd.Ditisgunstigvooriedereendie
zorgtoeslagontvangt.Tegelijkertijdwordenafbouwpercentagesindezorgtoeslaglicht
verhoogd.Ditisongunstigvoorhuishoudensdienietdemaximalezorgtoeslag
ontvangen.Hetsaldovandezemaatregelenispositief.
‐ Dekinderopvangtoeslagwordtgeïntensiveerd.Ditisgunstigvoorwerkendenmet
kinderen.
‐ Devermogensvrijstellingwordtverhoogdvan24.437naar25.000euro.Ditisvoordelig
voorhuishoudensmetvermogenbovendevrijstellingsgrens.
‐ Hetkopjeopdenormhuurvandehuurtoeslagwordtmet10,50europermaand
verlaagd.Ditisgunstigvoorhuurdersmetrechtophuurtoeslag.
‐ Deverhogingvanhetkindgebondenbudget(voorheteerstekindmet100euroenvoor
hettweedekindmet67euro)isgunstigvoordekoopkrachtvanhuishoudensmet
kinderen.
42
Zie Macro Economische Verkenning 2015, p.70-71 (link) voor een uitgebreidere toelichting op de ontwikkeling van de
structurele 50/50-verdeling.
71
Beleidmetnegatievekoopkrachteffecten:
‐
Hetverhogenvanhettweede‐enderdeschijftariefmet0,4%‐puntheefteennegatief
effectopdekoopkrachtvanhuishoudensmetinkomenbovendeeersteschijf.
‐ Hetaangrijpingspuntvandederdeschijfwordtbeperktgeïndexeerd(75%)voor
personengeborenna1945.Ditisongunstigvoorgepensioneerdendiena1945geboren
zijn.
‐ Deverderebeperkingvandeoverdraagbaarheidvandealgemeneheffingskortingis
ongunstigvooralleenverdienershuishoudenswaarvandeniet‐verdienendepartner
geborenisna1962.
‐ Deverdereafbouwvandedubbelealgemeneheffingskortinginhetreferentie‐
minimumloonisongunstigvoordekoopkrachtvanuitkeringsgerechtigden.
‐ Hetmaximaleaftrekpercentagevandehypotheekrenteaftrekwordtsinds2014met
0,5%‐puntperjaarverlaagd.Ditisongunstigvoorhuiseigenaren.
‐ Dezelfstandigenaftrekwordtnietgeïndexeerd,watongunstigisvoorzelfstandigendie
aanheturencriteriumvoordezelfstandigenaftrekvoldoen.
Beleidmetwisselendekoopkrachteffecten:
‐
72
Hetfictieverendementvandevermogensrendementsheffingwordtnietlangervastgezet
op4%,maarberekendalseengewogengemiddeldevaneerderbehaalderendementen
opsparenenbeleggen.Naarmatehetvermogenstijgt,wordthetspaardeelvanhet
vermogenlagerverondersteldenhetbeleggingsdeelhoger,waardoorhetfictieve
rendementhogeruitvalt.Voordemeestehuishoudenswordthetfictieverendement
lagerdanin2016,maarhuishoudensmethogerevermogensgaanmeer
vermogensrendementsheffingbetalen.
Bijlagen
DecijfersindehiernavolgendetabellensluitenaanbijdeNationalerekeningen2015.
IndecijfersisdeCBS‐revisievandeNationalerekeningenover2010verwerkt.Decijfers
voor1995‐2015zijngebaseerdopCBS‐informatiezoalsdezeinjuni2016opStatLinezijn
gepubliceerd.WaarnodigisgebruikgemaaktvanCPB‐interpolatiesendoorhetCPB
gemaakteinschattingenmetbehulpvanontwikkelingenvanvóórderevisie.Allecijfersvan
vóór1995daterenvanvóórderevisie2010.
HetCPBgebruiktmetingangvanhetCentraalEconomischPlan2016gewerkteurenin
plaatsvanarbeidsjarenalsmaatstafvoordeinputvanarbeid.Ditheeftgevolgenvoorde
cijfersoverloonvoetenenwerkgelegenheid.Voorverderetoelichting:zieKranendonk,H.,F.
KuijpersenM.Mellens,2016,Arbeidsvolumeingewerkteuren,CPBAchtergronddocument,
maart2016(link).
Allehieropgenomenbijlagenzijnineendigitaleversiebeschikbaaropdewebsitevanhet
CPB,inclusiefcijfersvoor2018‐2021(link).
Daarnaastwordteenaantaloverzichtenalleenopdewebsitegepubliceerdennietinde
bijlagenvanhetCentraalEconomischPlanendeMacroEconomischeVerkenning.Ditzijn:
E1:Middelenenbestedingen,1969‐2021,niveausinlopendeprijzen;
E2:Middelenenbestedingen,1970‐2021,volume‐(enprijs‐)mutaties;
E3:Collectieveuitgavennaarfunctie,volume‐enprijsmutaties,1970‐2021;
E4:Collectieveuitgavennaareconomischecategorie,1970‐2021;
E5:KerngegevensArbeidsmarkt,1969‐2021,niveaus;
E6:AanvullendekerngegevensNederland,1995‐2021.
73
Bijlage 1.1
Middelen en bestedingen 2015 (mld euro, mutaties per jaar in %)
2014 in
prijzen
2014
Volumemutatie
2015 in
prijzen
2014
Prijsmutatie
2015 in
prijzen
2015
Beloning werknemers
Bedrijvensector
Overheidssector
328,0
267,5
60,4
0,3
1,3
-3,9
329,0
271,0
58,1
0,8
0,4
3,0
331,8
272,0
59,8
Exploitatieoverschot (netto)
156,2
Afschrijvingen
Bedrijvensector
Overheidssector
110,2
88,1
22,1
Belastingen
Subsidies
162,8
1,3
1,6
0,4
111,7
89,5
22,2
0,2
0,2
0,1
77,6
8,9
111,9
89,6
22,2
79,1
9,0
Bruto binnenlands product marktprijzen
663,0
2,0
675,9
0,1
676,5
Invoer
Goederen
Diensten
475,5
353,7
121,8
5,8
4,6
9,1
503,0
370,1
132,9
-3,6
-5,1
0,6
485,0
351,3
133,7
1138,5
3,5
1178,9
-1,5
1161,5
Totale middelen
Betaalde primaire inkomens
Betaalde inkomensoverdrachten
Saldo lopende transacties met het buitenland
260,4
24,8
56,5
216,0
24,5
57,4
Totaal
342,2
298,2
74
2014 in
prijzen
2014
Volumemutatie
2015 in
prijzen
2014
Prijsmutatie
2015 in
prijzen
2015
Consumptieve bestedingen
Huishoudens
Overheid
Uitkeringen in natura
Beloning werknemers
Overig
468,7
296,7
172,0
68,7
60,4
42,9
1,2
1,8
0,2
2,0
-1,7
0,3
474,3
301,9
172,4
70,0
59,4
43,0
-0,2
0,0
-0,6
1,4
0,7
-5,6
473,2
301,8
171,4
71,0
59,8
40,6
Investeringen vaste activa
Bedrijvensector
Woningen
Overige vaste activa
Overheidssector
Veranderingen voorraden
Nationale bestedingen
119,5
96,2
20,1
76,1
23,3
2,9
591,1
9,9
11,6
27,4
7,4
2,7
0,1
0,1
-2,4
0,9
-0,1
2,2
131,3
107,4
25,7
81,7
23,9
-1,2
604,4
-0,1
131,4
107,5
25,1
82,5
23,9
-1,0
603,6
Uitvoer
Goederen
Diensten
547,4
429,7
117,8
5,0
3,5
10,4
574,5
444,6
130,0
-2,9
-3,9
0,4
557,9
427,4
130,5
1138,5
3,5
1178,9
-1,5
1161,5
Totale bestedingen
Uitvoersaldo
Ontvangen primaire inkomens
Ontvangen inkomensoverdrachten
71,9
258,7
11,6
72,9
213,5
11,8
Totaal
342,2
298,2
75
Bijlage 1.2
Middelen en bestedingen 2016 (mld euro, mutaties per jaar in %)
2015 in
prijzen
2015
Volumemutatie
2016 in
prijzen
2015
Prijsmutatie
2016 in
prijzen
2016
Beloning werknemers
Bedrijvensector
Overheidssector
331,8
272,0
59,8
1,3
1,7
-0,5
336,0
276,5
59,5
2,3
2,2
3,0
343,9
282,6
61,3
Exploitatieoverschot (netto)
162,8
Afschrijvingen
Bedrijvensector
Overheidssector
111,9
89,6
22,2
Belastingen
Subsidies
161,5
1,6
1,7
0,9
113,6
91,2
22,4
0,4
0,5
0,0
79,1
9,0
114,0
91,6
22,4
81,8
9,6
Bruto binnenlands product marktprijzen
676,5
1,7
688,2
0,5
691,7
Invoer
Goederen
Diensten
485,0
351,3
133,7
3,7
3,8
3,5
503,0
364,6
138,4
-2,5
-3,7
0,5
490,2
351,1
139,1
1161,5
2,6
1191,2
-0,8
1181,9
Totale middelen
Betaalde primaire inkomens
Betaalde inkomensoverdrachten
Saldo lopende transacties met het buitenland
216,0
24,5
57,4
217,1
21,8
60,0
Totaal
298,2
299,2
76
2015 in
prijzen
2015
Volumemutatie
2016 in
prijzen
2015
Prijsmutatie
2016 in
prijzen
2016
Consumptieve bestedingen
Huishoudens
Overheid
Uitkeringen in natura
Beloning werknemers
Overig
473,2
301,8
171,4
71,0
59,8
40,6
1,2
1,3
0,8
1,4
0,2
0,7
478,7
305,9
172,8
72,0
59,9
40,9
0,5
0,3
0,8
0,4
2,3
-0,4
481,0
306,7
174,3
72,2
61,3
40,7
Investeringen vaste activa
Bedrijvensector
Woningen
Overige vaste activa
Overheidssector
Veranderingen voorraden
Nationale bestedingen
131,4
107,5
25,1
82,5
23,9
-1,0
603,6
6,0
7,9
10,3
7,2
-2,7
0,5
0,6
1,1
0,4
0,1
2,0
139,3
116,0
27,6
88,4
23,3
-2,4
615,6
0,6
140,0
116,8
27,9
88,8
23,3
-1,8
619,1
Uitvoer
Goederen
Diensten
557,9
427,4
130,5
3,2
3,2
3,0
575,6
441,1
134,4
-2,2
-3,1
0,5
562,7
427,6
135,1
1161,5
2,6
1191,2
-0,8
1181,9
Totale bestedingen
Uitvoersaldo
Ontvangen primaire inkomens
Ontvangen inkomensoverdrachten
72,9
213,5
11,8
72,5
214,6
12,1
Totaal
298,2
299,2
77
Bijlage 1.3
Middelen en bestedingen 2017 (mld euro, mutaties per jaar in %)
2016 in
prijzen
2016
Volumemutatie
2017 in
prijzen
2016
Prijsmutatie
2017 in
prijzen
2017
Beloning werknemers
Bedrijvensector
Overheidssector
343,9
282,6
61,3
0,6
0,9
-0,7
346,1
285,2
60,9
2,0
2,1
1,3
352,9
291,3
61,6
Exploitatieoverschot (netto)
161,5
Afschrijvingen
Bedrijvensector
Overheidssector
114,0
91,6
22,4
Belastingen
Subsidies
166,0
1,6
1,8
0,8
115,9
93,3
22,6
0,4
0,6
-0,5
81,8
9,6
116,3
93,8
22,5
84,3
10,2
Bruto binnenlands product marktprijzen
691,7
1,7
703,2
0,9
709,2
Invoer
Goederen
Diensten
490,2
351,1
139,1
3,8
4,2
2,9
508,9
365,8
143,1
1,8
2,1
1,0
517,9
373,4
144,5
1181,9
2,6
1212,1
1,2
1227,1
Totale middelen
Betaalde primaire inkomens
Betaalde inkomensoverdrachten
Saldo lopende transacties met het buitenland
217,1
21,8
60,0
218,1
23,6
58,2
Totaal
299,2
300,3
78
2016 in
prijzen
2016
Volumemutatie
2017 in
prijzen
2016
Prijsmutatie
2017 in
prijzen
2017
Consumptieve bestedingen
Huishoudens
Overheid
Uitkeringen in natura
Beloning werknemers
Overig
481,0
306,7
174,3
72,2
61,3
40,7
1,5
1,8
1,0
2,5
-0,4
0,5
488,3
312,3
176,0
74,0
61,0
40,9
0,7
0,6
0,9
0,6
1,0
1,2
491,9
314,3
177,5
74,5
61,6
41,4
Investeringen vaste activa
Bedrijvensector
Woningen
Overige vaste activa
Overheidssector
Veranderingen voorraden
Nationale bestedingen
140,0
116,8
27,9
88,8
23,3
-1,8
619,1
2,6
3,0
4,5
2,6
0,4
0,6
0,7
2,7
0,0
0,1
2,0
143,7
120,3
29,2
91,1
23,4
-0,2
631,8
0,8
144,5
121,1
30,0
91,1
23,4
0,4
636,8
Uitvoer
Goederen
Diensten
562,7
427,6
135,1
3,1
3,2
2,9
580,4
441,3
139,0
1,7
1,9
1,1
590,4
449,9
140,5
1181,9
2,6
1212,1
1,2
1227,1
Totale bestedingen
Uitvoersaldo
Ontvangen primaire inkomens
Ontvangen inkomensoverdrachten
72,5
214,6
12,1
72,5
215,7
12,2
Totaal
299,2
300,3
79
Bijlage 2
Kerngegevens voor Nederland, 2003-2017
2003
2004
2005
2006
2007
mutaties per jaar in %
Internationale economie
Relevant wereldhandelsvolume goederen en diensten
Concurrentenprijs (a)
Olieprijs (dollars per vat)
Eurokoers (dollar per euro)
Lange rente Nederland (niveau in %)
3,5
-7,6
28,8
1,13
4,1
8,1
-1,5
38,2
1,24
4,1
6,5
2,6
54,4
1,24
3,4
8,0
1,7
65,2
1,26
3,8
7,5
-1,9
72,5
1,37
4,3
Volume bbp en bestedingen
Bruto binnenlands product (bbp, economische groei)
Consumptie huishoudens
Consumptie overheid
Investeringen (inclusief voorraden)
Uitvoer van goederen en diensten
Invoer van goederen en diensten
0,3
-0,2
3,0
-1,4
1,6
1,7
2,0
0,6
-0,4
1,3
8,9
7,1
2,2
0,9
1,6
3,8
5,6
5,3
3,5
-0,3
9,3
6,8
7,0
7,8
3,7
1,9
3,1
7,2
5,6
5,6
Prijzen, lonen en koopkracht
Prijs bruto binnenlands product
Uitvoerprijs goederen en diensten, exclusief energie
Prijs goedereninvoer
Inflatie, geharmoniseerde consumentenprijsindex (hicp)
Contractloon marktsector
Koopkracht, statisch, mediaan alle huishoudens (b)
2,2
-1,1
-2,4
2,2
2,7
-1,2
1,3
0,5
1,3
1,4
1,5
0,2
1,9
1,4
3,4
1,5
0,8
-1,4
2,6
1,6
3,4
1,7
1,9
1,9
2,1
1,9
1,7
1,6
1,8
1,2
Arbeidsmarkt (d)
Beroepsbevolking
Werkzame beroepsbevolking
Werkloze beroepsbevolking (in duizenden personen)
Werkloze beroepsbevolking (niveau in % beroepsbevolking)
-0,3
-1,6
395
4,8
0,6
-0,3
466
5,7
1,0
0,7
489
5,9
0,6
1,5
419
5,0
2,0
2,9
355
4,2
Marktsector (c)
Productie
Arbeidsproductiviteit (per uur)
Werkgelegenheid (in uren)
Loonvoet (per uur)
Arbeidsinkomensquote (niveau in %)
-0,2
2,4
-2,6
3,6
79,1
2,3
1,9
0,4
1,2
78,0
3,3
3,8
-0,5
2,2
75,9
4,5
2,1
2,3
1,9
75,1
5,1
1,8
3,2
3,5
75,4
0,3
6,6
-0,5
8,0
-1,9
7,3
-1,5
8,9
-1,5
8,6
-0,3
49,3
35,0
0,2
44,8
36,1
0,2
42,7
35,7
Overig
Individuele spaarquote (in % beschikbaar inkomen)
Saldo lopende rekening (niveau in % bbp)
niveau in % bbp
Collectieve sector
EMU-saldo
EMU-schuld (ultimo jaar)
Collectieve lasten
-3,0
49,7
34,9
-1,7
49,9
34,9
(a) Goederen en diensten, exclusief grond- en brandstoffen.
(b) Vanaf 2004 is de koopkracht gebaseerd op de Nationale rekeningen na revisie en beslaat de koopkracht een groter aantal
huishoudens (zie MEV2015, kader hoofdstuk 3).
(c) Bedrijven exclusief zorg, delfstoffenwinning en onroerendgoedsector.
(d) 2003-2014: bron CBS; eerdere jaren: berekeningen CPB, gebaseerd op CBS-cijfers van vóór revisie.
(e) Individuele spaarquote valt in 2017 0,6%-punt lager uit door de verwerking van Pensioen in Eigen Beheer, zie het kader in
hoofdstuk 1.
80
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
1,2
0,7
96,9
1,47
4,2
-10,3
-3,9
61,5
1,39
3,7
10,1
6,7
79,5
1,33
3,0
5,7
0,7
111,3
1,39
3,0
1,4
5,3
111,7
1,28
1,9
2,2
-3,2
108,7
1,33
2,0
3,9
-1,3
99,0
1,33
1,5
3,8
6,0
52,5
1,11
0,7
3,4
-2,2
43,7
1,11
0,2
3,2
1,2
51,4
1,11
0,1
1,7
0,9
3,3
2,6
1,8
2,2
-3,8
-2,1
4,7
-10,8
-8,9
-7,7
1,4
0,0
1,0
-1,6
10,5
9,3
1,7
0,2
-0,2
3,5
4,4
3,5
-1,1
-1,2
-1,3
-6,2
3,8
2,7
-0,2
-1,0
-0,1
-3,9
2,1
1,0
1,4
0,3
0,3
3,2
4,5
4,2
2,0
1,8
0,2
6,2
5,0
5,8
1,7
1,3
0,8
5,0
3,2
3,7
1,7
1,8
1,0
3,8
3,1
3,8
2,5
2,3
5,4
2,2
3,3
0,1
0,4
-3,4
-9,2
1,0
2,7
1,4
0,8
4,5
8,2
0,9
1,0
-0,5
0,1
2,6
8,1
2,5
1,2
-1,2
1,4
1,4
3,2
2,8
1,6
-1,9
1,4
-0,1
-1,9
2,6
1,2
-1,3
0,1
-1,0
-2,7
0,3
1,0
1,3
0,1
0,2
-5,1
0,2
1,3
1,1
0,5
-1,5
-3,7
0,0
1,6
2,8
0,9
0,9
2,1
0,5
1,6
1,0
1,8
2,3
318
3,7
0,8
0,0
381
4,4
-0,3
-1,0
435
5,0
0,0
0,0
434
5,0
1,5
0,6
516
5,8
0,8
-0,8
647
7,3
-0,4
-0,6
660
7,4
0,4
1,0
614
6,9
0,3
1,0
555
6,2
0,7
0,8
555
6,2
1,5
0,4
1,2
3,6
77,2
-5,7
-3,1
-2,7
3,0
78,8
0,9
2,3
-1,3
0,1
76,4
2,5
1,3
1,2
1,7
77,4
-1,2
-0,1
-1,2
2,9
78,4
-0,7
0,4
-1,1
1,7
79,1
2,4
1,6
0,8
0,8
78,7
2,8
1,6
1,2
0,2
77,1
2,2
0,6
1,6
2,3
78,1
2,3
1,4
0,9
2,0
78,1
-3,2
5,2
-0,6
6,2
-1,3
7,7
-0,8
8,8
-0,4
10,2
-0,7
10,2
-1,4
8,5
0,2
8,5
2,2
8,7
1,7 (e)
8,2
0,2
54,8
36,2
-5,4
56,9
35,1
-5,0
59,3
36,1
-4,3
61,6
35,9
-3,9
66,4
36,0
-2,4
67,7
36,5
-2,3
67,9
37,5
-1,9
65,1
37,7
-1,1
63,3
38,2
-0,7
61,8
38,7
81
Bijlage 3
Kerngegevens wereldeconomie en externe data voor Nederland, 2003-2017
2003
2004
2005
2006
2007
mutaties per jaar in %
Kerngegevens wereldeconomie
Bbp volume
Eurogebied
Verenigde Staten
Japan
China
Wereld
0,7
2,8
1,7
10,0
4,3
2,0
3,8
2,3
10,1
5,4
1,8
3,3
1,3
11,3
4,9
3,4
2,7
1,7
12,7
5,5
3,0
1,8
2,2
14,2
5,6
6,3
11,1
7,9
9,3
7,6
9,2
11,9
6,4
7,0
0,6
11,7
14,1
2,1
5,7
26,0
17,9
13,4
4,1
34,6
29,1
2,2
1,8
35,4
9,1
-0,6
0,7
22,4
44,4
2,2
2,9
24,1
30,7
10,5
8,7
56,2
22,4
2,2
5,6
11,9
14,1
15,0
5,0
17,4
11,2
2,2
3,5
8,1
6,5
8,0
7,5
Invoerprijs goederen
Goederen exclusief energie
Consumptiegoederen
Investeringsgoederen
Overige goederen
Wederuitvoer
Energie
-2,4
-2,7
-3,6
-3,2
-1,7
-2,9
0,7
1,3
-0,4
-3,0
-1,9
2,3
-1,0
16,0
3,4
-0,2
-2,3
-2,1
3,7
-1,4
32,2
3,4
1,1
0,0
-1,4
5,0
-0,2
17,2
1,7
1,4
-0,6
-1,0
5,0
0,4
3,9
Concurrentenprijs (a)
-7,6
-1,5
2,6
1,7
-1,9
1,13
28,8
1,24
38,2
1,24
54,4
1,26
65,2
1,37
72,5
1,1
2,3
1,5
2,1
3,5
2,2
5,1
3,1
5,2
4,3
4,0
4,1
4,3
4,1
4,3
3,4
4,8
3,8
4,6
4,2
Wereldhandelsvolume goederen en diensten
Wereldhandelsprijzen ($)
Goederen en diensten exclusief grond- en brandstoffen
Totaal grond- en brandstoffen
Totaal exclusief energie
Voeding- en genotmiddelen
Agrarische grondstoffen
Metalen
Energie
Inflatie Eurozone (hicp)
Externe data voor Nederland
Relevante wereldhandel goederen en diensten
niveaus
Eurokoers (dollar per euro)
Olieprijs (dollar per barrel)
Korte rente
Verenigde Staten
Eurogebied
Lange rente
Verenigde Staten
Duitsland
(a) Goederen en diensten exclusief grond- en brandstoffen.
82
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
0,4
-0,3
-1,1
9,8
3,0
-4,5
-2,8
-5,5
9,1
-0,1
2,0
2,5
4,7
10,7
5,4
1,6
1,6
-0,4
9,5
4,2
-0,8
2,2
1,7
7,7
3,5
-0,2
1,5
1,4
7,7
3,3
1,0
2,4
-0,1
7,0
3,4
1,5
2,4
0,6
6,9
3,1
1,6
2,1
0,7
6,7
3,1
1,5
2,4
0,8
6,2
3,5
2,9
-10,5
12,3
6,3
2,7
2,9
2,6
3,1
3,1
3,3
6,4
28,1
1,4
24,3
-0,7
-7,8
35,7
3,3
-9,9
-32,3
-17,6
-15,1
-17,1
-19,2
-35,4
0,3
3,6
29,0
34,2
12,1
33,2
48,2
27,6
1,6
5,1
33,0
17,0
20,2
22,7
13,5
37,6
2,7
-1,4
-0,9
-12,2
-2,4
-12,7
-16,8
1,8
2,5
0,3
-2,8
-1,6
0,7
1,6
-4,2
-3,0
1,3
-1,0
-8,6
-8,6
1,3
-9,8
-14,2
-8,7
0,4
-9,4
-42,7
-22,6
-17,7
-17,6
-28,3
-47,0
0,0
-1,7
-13,2
-1,9
4,0
-4,0
-5,7
-16,7
0,1
1,0
13,8
3,7
4,4
0,9
4,5
17,6
0,5
1,2
-10,3
10,1
5,7
1,4
2,2
3,9
3,8
3,4
3,2
5,4
2,4
0,8
-0,8
6,8
1,0
21,9
-9,2
-4,2
-2,3
-0,6
-8,1
-3,2
-30,9
8,2
4,7
0,8
2,6
7,8
4,2
28,7
8,1
4,1
2,6
-0,5
8,8
2,8
26,9
3,2
1,7
2,2
1,4
1,6
1,6
8,7
-1,9
-0,6
-0,3
0,0
-1,4
-0,3
-6,2
-2,7
-1,5
-1,0
-0,2
-3,4
-0,8
-7,9
-5,1
0,8
1,0
3,2
-2,1
1,9
-29,1
-3,7
-3,2
-0,5
-1,7
-5,1
-2,9
-7,1
2,1
0,4
0,4
-1,4
2,5
-0,3
12,2
0,7
-3,9
6,7
0,7
5,3
-3,2
-1,3
6,0
-2,2
1,2
1,47
96,9
1,39
61,5
1,33
79,5
1,39
111,3
1,28
111,7
1,33
108,7
1,33
99,0
1,11
52,5
1,11
43,7
1,11
51,4
2,9
4,6
0,5
1,2
0,3
0,8
0,3
1,4
0,2
0,6
0,2
0,2
0,2
0,2
0,3
0,0
0,7
-0,3
0,9
-0,4
3,6
4,0
3,2
3,3
3,2
2,8
2,8
2,6
1,8
1,6
2,3
1,6
2,5
1,2
2,1
0,5
1,7
0,0
1,5
-0,1
83
Bijlage 4
Nederlandse invoer en uitvoer, 2003-2017
2003
2004
2005
2006
2007
mutaties per jaar in %
Invoervolume
Goederen en diensten
Goederen
Energie
Goederen (exclusief energie)
Consumptiegoederen (exclusief energie)
Investeringsgoederen
Grondstoffen en halffabrikaten (exclusief energie)
Diensten
1,7
3,0
-3,1
3,7
-1,1
7,1
4,0
-1,5
7,1
9,1
11,9
8,8
1,1
-4,9
11,9
1,7
5,3
5,9
-0,1
6,7
0,5
2,4
8,1
3,8
7,8
9,5
7,1
9,9
5,9
13,2
10,1
2,7
5,6
5,9
1,7
6,7
5,3
6,7
6,8
4,5
Uitvoervolume
Goederen en diensten
Goederen
Energie
Goederen (exclusief energie)
Goederen en diensten (exclusief energie)
w.v. binnenslands geproduceerd
wederuitvoer
diensten
Relevant wereldhandelsvolume goederen en diensten
Handelsprestatie (a)
Marktprestatie (b)
1,6
2,6
-3,6
3,1
1,9
-1,5
9,1
-2,0
3,5
-1,9
-5,0
8,9
10,5
25,1
9,3
7,9
4,1
15,6
3,2
8,1
0,8
-4,0
5,6
6,0
-0,7
6,6
6,1
2,8
10,9
4,2
6,5
-0,9
-3,7
7,0
8,3
5,1
8,7
7,2
3,2
14,6
2,0
8,0
-1,0
-4,9
5,6
5,5
1,2
6,0
6,1
3,7
8,4
6,4
7,5
-1,8
-3,8
Prijsontwikkeling
Invoer goederen en diensten
Invoer goederen
Uitvoer goederen en diensten
Uitvoer energie
Uitvoer goederen en diensten (exclusief energie)
w.v. binnenslands geproduceerd
wederuitvoer
diensten
Concurrentenprijs (c)
Prijsconcurrentiepositie (d)
-1,2
-2,4
-0,9
1,9
-1,1
-0,3
-3,4
1,3
-7,6
-6,5
1,4
1,3
1,0
9,9
0,5
1,0
-1,2
2,0
-1,5
-1,9
3,0
3,4
3,4
32,1
1,4
3,4
-1,3
2,1
2,6
1,2
2,9
3,4
3,2
21,3
1,6
3,3
-0,5
1,9
1,7
0,1
1,8
1,7
1,7
0,7
1,9
3,0
0,6
1,7
-1,9
-3,7
6,6
8,0
7,3
8,9
8,6
Saldo lopende rekening (% bbp)
(a) Uitvoer goederen en diensten minus relevant wereldhandelsvolume goederen en diensten.
(b) Binnenslands geproduceerde uitvoer goederen minus relevant wereldhandelsvolume goederen en diensten.
(c) Goederen en diensten, exclusief grond- en brandstoffen.
(d) Concurrentenprijs minus uitvoerprijs goederen en diensten exclusief energie.
84
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2,2
1,2
-0,4
1,5
1,4
0,7
1,5
5,5
-7,7
-10,0
-3,4
-11,4
-4,8
-17,1
-11,6
-0,4
9,3
10,5
10,2
10,6
3,7
-3,3
12,7
6,1
3,5
2,9
6,0
2,3
0,6
17,9
1,4
5,1
2,7
2,8
9,8
1,0
0,0
-4,5
1,6
2,3
1,0
1,3
1,3
1,3
-1,0
-3,3
1,8
0,1
4,2
3,3
-4,2
5,4
0,9
-1,7
6,5
7,0
5,8
4,6
6,8
4,1
3,8
14,8
3,3
9,1
3,7
3,8
4,1
3,8
1,7
8,6
3,6
3,5
3,8
4,2
3,4
4,3
1,6
3,9
4,7
2,9
1,8
0,9
5,8
0,2
1,4
-4,0
4,4
5,8
1,2
0,6
-5,2
-8,9
-10,0
-9,1
-10,1
-8,9
-9,0
-11,2
-4,5
-10,3
1,4
1,4
10,5
11,5
16,2
10,9
10,0
7,2
14,2
7,3
10,1
0,4
-2,9
4,4
4,2
4,8
4,1
4,4
7,2
1,4
5,3
5,7
-1,3
1,5
3,8
3,6
10,0
2,4
2,9
1,6
3,2
4,6
1,4
2,4
0,1
2,1
1,8
4,3
1,3
1,8
1,4
1,2
3,3
2,2
0,0
-0,7
4,5
3,2
-2,8
4,5
5,6
3,5
5,4
9,3
3,9
0,6
-0,4
5,0
3,5
2,8
3,6
5,2
2,6
4,4
10,4
3,8
1,2
-1,1
3,2
3,2
-0,7
3,7
3,5
3,2
4,2
3,0
3,4
-0,2
-0,2
3,1
3,2
-0,3
3,6
3,4
2,9
4,2
2,9
3,2
-0,1
-0,3
4,6
5,4
4,3
23,6
2,3
3,3
1,0
2,9
0,7
-1,6
-7,3
-9,2
-6,5
-27,5
-3,4
-7,1
-2,8
-0,1
-3,9
-0,4
6,6
8,2
5,4
17,9
4,5
5,8
3,8
2,2
6,7
2,2
6,5
8,1
4,8
24,6
2,6
4,9
2,1
-0,4
0,7
-2,0
2,7
3,2
2,4
9,5
1,4
1,7
1,7
0,1
5,3
4,0
-1,2
-1,9
-0,8
-5,4
-0,1
-0,6
-0,3
1,3
-3,2
-3,2
-2,0
-2,7
-2,1
-9,7
-1,0
-1,7
-0,8
-0,2
-1,3
-0,3
-3,6
-5,1
-2,9
-26,4
0,2
-1,9
1,9
0,4
6,0
5,8
-2,5
-3,7
-2,2
-11,1
-1,5
-1,0
-2,9
0,5
-2,2
-0,8
1,8
2,1
1,7
12,1
0,9
2,2
-0,3
1,1
1,2
0,2
5,2
6,2
7,7
8,8
10,2
10,2
8,5
8,5
8,7
8,2
85
Bijlage 5
Consumptie en inkomen van huishoudens en investeringen, 2003-2017
2003
2004
2005
2006
2007
volumemutaties per jaar in %
Consumptie
Vaste lasten (a)
Overige consumptie
w.v. voedings- en genotmiddelen
duurzame consumptiegoederen
overige goederen en diensten
Totale consumptie
3,0
-1,1
0,5
-1,1
-1,7
-0,2
2,9
-0,1
0,7
0,6
-0,7
0,6
2,4
0,4
-0,1
1,3
0,1
0,9
-9,8
2,7
2,2
6,2
1,3
-0,3
-0,9
2,7
2,1
5,5
1,5
1,9
Reëel beschikbaar gezinsinkomen
Arbeidsinkomen
Uitkeringsinkomen
Overig
Totaal inkomen
-1,4
1,8
-5,1
-1,4
-2,1
0,6
3,6
-0,3
-2,0
-1,8
4,4
-0,6
-1,1
1,1
2,5
0,2
1,1
-2,4
8,7
1,9
-1,9
7,6
5,6
-1,5
5,2
3,7
-1,5
5,1
3,6
5,5
3,3
5,8
7,2
5,1
8,9
15,3
15,8
16,5
% beschikbaar gezinsinkomen (b)
Besparingen
Individueel
Collectief (c)
Totaal
0,3
7,1
7,4
-0,5
7,4
6,8
mutaties per jaar in %
Investeringen
Investeringen bedrijven in woningen
Investeringen bedrijven in overige vaste activa
-4,0
-1,7
4,6
0,0
niveaus in %
Investeringsquote (d)
15,7
15,4
(a) Aardgas, woningdiensten en niet-verzekerde zorg.
(b) Inclusief collectieve besparingen.
(c) Saldo pensioenpremies en pensioenuitkeringen.
(d) Investeringen bedrijven in overige vaste activa in procenten van de bruto toegevoegde waarde (in basisprijzen) van bedrijven
exclusief onroerendgoedsector.
(e) Individuele spaarquote valt in 2017 0,6%-punt lager uit door de verwerking van Pensioen in Eigen Beheer, zie het kader in
hoofdstuk 1.
86
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
1,5
0,7
-0,1
2,0
0,4
0,9
0,5
-2,8
-1,9
-5,9
-1,7
-2,1
3,5
-1,0
0,1
1,8
-2,6
0,0
0,2
0,1
0,7
-0,2
0,1
0,2
2,5
-2,3
0,6
-5,4
-1,9
-1,2
2,4
-2,2
-1,9
-4,7
-1,1
-1,0
-0,6
0,6
0,1
2,4
0,0
0,3
1,2
2,0
2,1
3,6
1,2
1,8
1,2
1,4
1,7
4,3
0,1
1,3
1,2
2,1
2,2
4,9
0,8
1,8
-3,4
5,4
-1,6
-0,9
7,0
1,5
-14,3
0,7
-2,4
3,0
-0,8
-0,7
0,9
2,1
-1,7
0,6
-0,2
0,6
-4,5
-0,8
-1,5
-0,8
-1,3
-1,3
-0,2
-1,8
1,0
-0,5
4,8
2,8
0,1
3,5
4,8
-0,8
6,2
3,6
0,5
0,6
4,2
1,2
-3,2
6,6
3,4
-0,6
6,8
6,2
-1,3
6,1
4,9
-0,8
6,6
5,8
-0,4
7,6
7,2
-0,7
8,0
7,3
-1,4
7,7
6,3
0,2
5,8
6,0
2,2
6,1
8,3
1,7 (e)
6,3
8,0
0,4
6,1
-14,9
-10,5
-16,0
-2,9
-4,4
12,9
-12,9
-3,9
-12,2
-2,3
6,1
2,7
27,4
7,4
10,3
7,2
4,5
2,6
17,1
15,9
15,2
16,7
15,9
15,6
15,9
16,8
17,8
17,8
87
Bijlage 6
Prijzen en lonen, 2003-2017
2003
2004
2005
2006
2007
bijdragen per jaar in %
Opbouw consumptieprijs
Finale invoer
Invoer grondstoffen en diensten
Invoer energie
-0,4
-0,2
0,0
-0,3
0,4
0,4
-0,2
0,5
0,5
0,2
0,2
0,4
0,0
0,5
0,0
Indirecte belastingen
Huur
Aardgas
Kwartaire diensten
0,2
0,6
0,2
0,2
0,2
0,6
0,0
0,0
0,2
0,4
0,5
0,0
0,0
0,5
0,4
0,1
0,0
0,5
0,2
0,1
Arbeidskosten
Bruto margeverbetering
1,0
0,3
-0,4
0,6
-0,4
-0,1
0,2
0,6
1,0
-0,1
mutaties per jaar in %
Consumptieprijs
1,9
1,5
1,5
2,7
2,3
Prijsindices
Inflatie, geharmoniseerde consumentenprijsindex (hicp)
Nationale consumentenprijsindex (cpi)
Afgeleide nationale consumentenprijsindex (cpi)
2,2
2,1
1,9
1,4
1,3
0,9
1,5
1,7
1,4
1,7
1,1
1,5
1,6
1,6
1,5
Loonvoet marktsector (a)
Contractloon (inclusief overloop)
Incidenteel
Brutoloon
Sociale lasten werkgevers
Loonvoet marktsector
Loonvoet bedrijven
2,7
0,4
3,1
0,6
3,7
3,8
1,5
-0,3
1,3
-0,1
1,1
1,2
0,8
2,0
2,8
-0,7
2,2
2,3
1,9
1,1
2,9
-1,0
1,9
2,0
1,8
1,4
3,2
0,3
3,5
3,5
De koppeling
Contractloon
Bruto minimumloon
Netto minimumuitkering
2,8
3,1
2,8
1,2
0,6
1,4
0,7
0,0
-0,1
2,0
1,1
4,5
2,0
2,4
3,1
Overig
Prijs toegevoegde waarde marktsector
1,1
0,4
0,8
0,4
1,0
(a) Marktsector betreft bedrijven exclusief zorg.
88
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
0,2
0,6
0,5
-0,5
-0,7
-0,6
0,3
1,4
0,7
0,6
0,9
0,6
0,5
0,2
0,5
0,1
0,2
-0,2
-0,1
0,4
-0,4
0,2
0,1
-0,7
0,0
-0,2
-0,1
0,1
0,5
0,2
0,2
0,4
0,5
0,1
0,2
0,0
-0,2
0,0
0,0
0,3
-0,2
0,0
-0,1
0,4
0,3
0,0
0,2
0,3
0,2
0,1
1,5
0,7
0,0
0,1
0,3
0,7
-0,1
0,0
0,2
0,5
-0,2
0,0
0,2
0,4
-0,4
0,0
0,1
0,3
0,0
0,0
1,6
-1,9
2,3
-1,5
-1,4
-0,2
0,2
-0,8
0,6
-1,1
0,5
-0,5
-0,3
0,2
-0,7
0,6
0,7
-0,3
0,1
-0,7
2,1
-1,0
1,0
2,1
1,5
2,4
0,8
0,0
0,3
0,6
2,2
2,5
2,2
1,0
1,2
0,9
0,9
1,3
1,1
2,5
2,3
2,2
2,8
2,5
2,1
2,6
2,5
1,3
0,3
1,0
0,6
0,2
0,6
0,4
0,0
0,2
0,1
0,5
0,6
0,5
3,3
-0,8
2,5
1,0
3,6
3,6
2,7
0,1
2,9
0,1
3,0
2,8
1,0
0,0
1,0
-0,9
0,2
0,5
1,2
0,2
1,4
0,4
1,8
1,7
1,6
0,4
2,0
0,9
2,9
2,9
1,2
0,3
1,5
0,2
1,6
1,9
1,0
-1,5
-0,5
1,3
0,8
1,0
1,3
0,7
2,0
-1,8
0,2
0,6
1,6
0,4
2,0
0,3
2,3
2,3
1,6
0,3
1,9
0,1
2,0
2,0
3,4
2,8
2,0
2,8
3,3
1,8
1,2
1,6
0,9
1,1
1,3
1,2
1,5
1,5
2,0
1,1
1,5
-0,4
1,0
1,1
3,0
1,4
1,0
1,6
1,7
1,7
1,7
1,6
1,7
1,2
1,0
3,9
1,8
-0,7
2,0
0,6
-0,1
0,4
0,5
0,4
89
Bijlage 7
Kerngegevens arbeidsmarkt (a), 2003-2017
2003
2004
2005
2006
2007
mutaties per jaar in duizenden personen
(Beroeps)bevolking en arbeidsaanbod
Bevolking
w.o.15-74 jaar en niet-institutioneel (b)
Beroepsbevolking (b)
w.v. werkzame beroepsbevolking (b)
werkloze beroepsbevolking (b)
Arbeidsaanbod (c)
w.v. structureel
conjunctureel
76
64
-28
-124
96
49
83
-35
56
39
49
-22
71
-28
76
-104
38
34
80
58
22
79
61
18
26
31
51
120
-70
111
57
54
36
37
166
231
-64
187
78
109
68
68
68
70
0,2
0,3
1,0
0,7
0,7
-0,3
-0,5
2,3
-1,2
2,4
0,2
0,3
0,6
1,5
2,2
1,9
2,3
2,9
-1,5
4,6
0,2
0,3
2,0
2,9
3,0
2,9
3,2
2,8
1,1
4,3
niveau
Participatiegraad 15-74 jaar (%) (b)
67
mutaties per jaar in %
(Beroeps)bevolking en arbeidsvolume
Bevolking
w.o.15-74 jaar en niet-institutioneel (b)
Beroepsbevolking (b)
Werkzame beroepsbevolking (b)
Werkzame personen
Arbeidsvolume in gewerkte uren
w.v. marktsector
zorgsector
overheid
Arbeidsvolume zelfstandigen in gewerkte uren
0,5
0,5
-0,3
-1,6
-0,6
-1,1
-2,6
4,3
3,4
-2,2
0,3
0,3
0,6
-0,3
-1,2
0,3
0,4
1,4
-1,8
2,7
niveaus in duizenden werkzame personen
Arbeidsvolume totaal
w.v. marktsector
zorgsector
overheid
Arbeidsvolume zelfstandigen
8381
6149
1155
993
1244
8283
6050
1154
995
1258
8339
6074
1194
988
1280
8519
6227
1229
979
1328
8771
6422
1266
995
1374
Aantal gewerkte uren per werkzaam persoon
1427
1448
1434
1430
1430
Werkloosheid (b)
Werkloze beroepsbevolking (in duizenden personen)
Werkloze beroepsbevolking (niveau in % beroepsbevolking)
395
4,8
466
5,7
489
5,9
419
5,0
355
4,2
Nationale definitie (b, d)
Werkloosheid (in duizenden personen)
Werkloosheidspercentage (niveau in % beroepsbevolking)
451
6,1
528
7,1
536
7,2
468
6,2
402
5,3
(a) Niveaus in personen in de prognosejaren afgerond op hele vijfduizenden.
(b) 2003-2014: bron CBS; eerdere jaren: berekeningen CPB, gebaseerd op CBS-cijfers van vóór revisie.
(c) Het arbeidsaanbod is gedefinieerd als de som van werkzame personen (bron: Nationale rekeningen) en de werkloze
beroepsbevolking (internationale definitie).
(d) De mutatie in de prognosejaren is gebaseerd op de mutatie volgens de internationale definitie.
90
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
64
58
152
189
-37
106
100
6
85
56
66
3
63
-13
81
-95
85
41
-29
-83
54
-6
77
-83
78
40
1
2
-1
75
69
6
62
88
132
50
81
64
41
22
49
97
68
-63
131
27
53
-27
61
27
-40
-52
13
-8
59
-68
75
21
34
79
-46
35
56
-20
85
80
25
85
-60
30
65
-35
85
75
65
65
0
60
60
0
70
71
70
70
71
71
70
70
70
70
0,4
0,5
1,8
2,3
1,6
1,7
1,2
3,6
2,7
0,1
0,5
0,5
0,8
0,0
-0,9
-1,4
-2,7
2,9
2,4
-0,5
0,5
0,3
-0,3
-1,0
-0,7
-0,7
-1,3
1,8
0,8
0,7
0,5
0,3
0,0
0,0
0,9
0,9
1,2
2,5
-2,0
1,7
0,4
0,7
1,5
0,6
-0,2
-0,9
-1,2
1,5
-1,4
1,0
0,3
0,8
0,8
-0,8
-1,2
-0,9
-1,1
-0,3
-0,3
0,4
0,4
0,2
-0,4
-0,6
-0,2
0,5
0,8
-1,0
0,6
2,0
0,4
0,2
0,4
1,0
0,9
0,5
1,2
-1,9
-1,1
0,9
0,5
0,6
0,3
1,0
1,0
1,0
1,6
-1,4
-0,1
-0,1
0,5
0,6
0,7
0,8
0,7
0,7
0,9
0,5
-0,6
0,6
8914
6500
1312
1012
1386
8838
6366
1349
1032
1383
8778
6245
1400
1045
1382
8854
6310
1425
1032
1409
8836
6287
1443
1021
1436
8732
6200
1434
1014
1447
8711
6209
1407
1011
1465
8792
6314
1385
1009
1477
8885
6425
1365
1010
1460
8940
6480
1370
1000
1475
1430
1422
1421
1422
1413
1418
1429
1422
1420
1420
318
3,7
381
4,4
435
5,0
434
5,0
516
5,8
647
7,3
660
7,4
614
6,9
555
6,2
555
6,2
357
4,6
434
5,5
479
6,1
473
6,1
560
7,1
708
8,9
709
9,0
680
8,6
600
7,6
600
7,5
91
Bijlage 8
Kerngegevens collectieve financiën, 2003-2017
2003
2004
2005
2006
2007
% bbp
Collectieve uitgaven
Openbaar bestuur
Veiligheid
Defensie
Infrastructuur
Onderwijs
Zorg
w.v. AWBZ
Zvw
overig (o.a. WMO)
Sociale zekerheid
w.v. AOW/ANW
WW en bijstand
arbeidsongeschiktheid
overig (o.a. zorgtoeslag)
Overdrachten aan bedrijven
Internationale samenwerking
Rente
Bruto collectieve uitgaven
Niet-belastingmiddelen
w.v. materiële verkopen
gasbaten
overige inkomsten
Netto collectieve uitgaven
10,5
1,6
1,2
1,7
5,2
6,7
3,6
3,1
0,0
11,4
4,7
2,0
2,3
2,5
2,0
1,8
2,4
44,5
6,3
2,8
0,8
2,6
38,2
10,0
1,7
1,2
1,6
5,2
6,7
3,6
3,1
0,0
11,3
4,6
2,0
2,1
2,5
1,8
1,8
2,3
43,6
6,7
2,9
0,9
2,9
36,9
9,7
1,6
1,2
1,6
5,1
6,6
3,6
3,0
0,0
10,9
4,5
2,0
1,9
2,5
1,6
1,9
2,2
42,4
6,8
2,8
1,0
3,0
35,6
9,5
1,7
1,2
1,7
5,1
8,0
3,6
4,3
0,0
11,0
4,4
1,8
1,7
3,0
1,5
1,9
2,0
43,5
7,3
2,7
1,5
3,1
36,2
9,3
1,7
1,1
1,7
5,1
8,0
3,4
4,2
0,3
10,5
4,3
1,5
1,7
3,0
1,5
1,9
2,0
42,7
6,9
2,7
1,3
2,9
35,8
Collectieve lasten
w.v. belastingen
premies wettelijke sociale verzekering
35,2
22,2
13,0
35,2
22,1
13,1
35,4
23,2
12,2
36,4
23,3
13,1
36,0
23,5
12,6
EMU-saldo en schuld
EMU-saldo collectieve sector (a)
w.v. centrale overheid (a)
lokale overheid
wettelijke sociale verzekering
EMU-saldo structureel (EC-methode)
EMU-schuld collectieve sector
-3,0
-2,7
-0,4
0,0
-1,5
49,3
-1,7
-1,6
-0,3
0,2
-0,4
49,6
-0,3
0,1
-0,3
-0,1
0,7
48,9
0,2
0,8
-0,3
-0,3
0,1
44,5
0,2
0,5
-0,4
0,0
-1,1
42,4
3,5
2,7
1,6
0,8
15,4
12,9
3,7
1,4
1,4
2,0
14,9
13,0
3,9
2,2
1,5
2,4
14,6
12,9
mutaties per jaar in %
Diversen
Loonvoet sector overheid
Prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers
Prijs netto materiële overheidsconsumptie (imoc)
Prijs bruto overheidsinvesteringen (iboi)
Werkgelegenheid sector overheid (% totaal)
Werkgelegenheid bedrijfstak zorg (% totaal)
(a) In 2013 inclusief opbrengst UMTS-veiling van 0,6% bbp.
92
2,8
3,9
1,8
1,9
16,0
12,4
4,7
4,1
-0,1
0,7
15,7
12,5
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
9,5
1,7
1,1
1,8
5,1
8,1
3,1
4,6
0,4
10,8
4,3
1,4
1,7
3,4
1,5
2,0
2,0
43,7
7,6
2,7
1,9
3,0
36,2
10,6
1,9
1,2
1,9
5,5
9,1
3,5
5,2
0,4
11,9
4,7
1,8
1,8
3,7
2,3
1,7
2,0
48,0
7,2
2,7
1,4
3,1
40,8
10,3
1,8
1,3
1,9
5,5
9,4
3,6
5,3
0,5
12,1
4,7
2,0
1,7
3,7
2,1
2,0
1,8
48,1
7,1
2,7
1,5
2,8
41,1
9,9
1,7
1,3
1,8
5,4
9,5
3,6
5,3
0,5
12,3
4,8
2,0
1,7
3,8
1,7
1,8
1,8
47,1
7,0
2,7
1,6
2,6
40,1
9,8
1,8
1,2
1,6
5,3
9,8
4,0
5,3
0,5
12,4
5,0
2,2
1,6
3,6
1,7
1,8
1,6
47,1
7,2
2,7
2,0
2,6
39,9
9,5
1,8
1,2
1,6
5,3
9,8
3,9
5,4
0,5
12,7
5,1
2,5
1,6
3,4
1,7
1,8
1,5
46,9
8,0
2,6
2,1
3,3
38,9
9,7
1,7
1,1
1,5
5,3
9,7
3,8
5,4
0,5
12,5
5,2
2,2
2,0
3,1
1,4
2,0
1,4
46,4
6,6
2,6
1,4
2,6
39,8
9,1
1,7
1,1
1,4
5,4
9,6
2,6
5,7
1,2
12,6
5,4
2,1
1,9
3,2
1,4
2,1
1,3
45,5
5,9
2,6
0,7
2,6
39,6
8,9
1,7
1,0
1,4
5,3
9,5
2,6
5,7
1,2
12,6
5,4
2,0
1,9
3,3
1,4
1,5
1,1
44,5
5,1
2,5
0,4
2,2
39,4
8,7
1,6
1,1
1,4
5,3
9,5
2,6
5,8
1,1
12,5
5,4
1,9
1,9
3,3
1,4
1,7
1,0
44,1
4,8
2,5
0,3
2,0
39,3
36,4
22,9
13,5
35,4
22,6
12,8
36,1
23,0
13,1
35,9
22,1
13,8
36,0
21,3
14,7
36,5
21,6
14,9
37,5
22,7
14,9
37,7
23,5
14,2
38,2
23,7
14,6
38,7
24,4
14,3
0,2
0,4
-0,7
0,5
-1,1
54,5
-5,4
-3,2
-0,8
-1,4
-3,6
56,5
-5,0
-3,7
-1,1
-0,3
-3,6
59,0
-4,3
-2,6
-0,7
-1,0
-3,5
61,6
-3,9
-2,9
-0,4
-0,6
-2,1
66,4
-2,4
-0,7
-0,4
-1,3
-0,7
67,7
-2,3
-1,1
-0,2
-1,0
-0,6
67,9
-1,9
-1,7
-0,3
0,2
-1,1
65,1
-1,1
-1,4
-0,3
0,6
-0,9
63,3
-0,7
-0,8
-0,3
0,4
-0,8
61,8
3,5
3,2
3,2
2,9
14,5
13,2
3,7
3,2
0,4
0,7
14,9
13,6
1,4
0,4
2,0
2,5
15,3
14,2
2,1
1,0
0,9
0,8
13,2
12,9
2,9
1,5
2,2
0,6
13,0
13,2
1,8
0,3
1,4
1,4
12,8
13,3
0,5
0,5
1,0
0,2
12,7
13,1
3,0
0,7
-0,9
-0,1
12,3
12,8
3,0
2,3
0,5
0,1
12,1
12,5
1,4
1,0
0,8
0,1
11,9
12,5
93
Bijlage 9
Sociale zekerheid, 2003-2017
2003
2004
2005
2006
2007
Inactieven/actieven
Inactieven (duizenden uitkeringsjaren)
w.v. AOW
ANW
ziekteverzuim
arbeidsongeschiktheid totaal
werkloosheidsuitkering
bijstand (WWB/IOAW/IOAZ, duizenden personen)
Arbeidsvolume (duizenden mensjaren) (a)
4090
2264
125
315
816
223
348
6425
4131
2300
120
286
801
271
355
6407
4141
2340
114
279
778
281
350
6432
4110
2380
110
321
730
240
328
6538
4044
2427
103
319
715
184
296
6732
i/a-ratio (%)
63,7
64,5
64,4
62,9
60,1
4¼
4¼
4
4¼
2¾
4½
2¼
4½
1¾
5½
-2¾
-2¼
-¾
-3¾
¼
-5¾
¼
-7¼
¾
-7½
mld euro
Vermogenspositie werknemersfondsen (b)
AO
AWF/UFO
Vermogenspositie AWBZ en Zvw
AWBZ/Wlz
Zvw
(a) Exclusief ziekteverzuim.
(b) De vermogenspositie meet het verschil tussen het feitelijke vermogen en het normvermogen per ultimo van het jaar. Bij
AWBZ/Wlz en Zvw is het normvermogen op nul gesteld.
94
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
4012
2480
97
306
706
148
275
6875
4123
2544
90
313
701
197
278
6786
4261
2605
83
326
704
234
308
6729
4346
2695
76
323
700
225
326
6775
4450
2811
66
315
666
262
331
6740
4620
2904
50
302
667
335
362
6670
4732
2979
36
293
672
364
388
6661
4786
3046
28
298
672
339
403
6723
4830
3085
20
305
670
330
415
6785
4850
3105
20
305
670
325
420
6840
58,4
60,8
63,3
64,1
66,0
69,3
71,0
71,2
71,2
70,9
1¼
7½
1¾
4¾
2¾
¾
2¾
-2¾
3½
-6
2½
-10½
1½
-13
1¾
-15
3¾
-16¼
6½
-16¾
-¾
-6¾
-4
-9¼
-7¼
-5¼
-10½
-4½
-15
-3½
-18¼
-1½
-21
-1½
-20½
-1¼
-18¾
-¾
-17¼
-¾
95
Bijlage 10
Belasting- en premietarieven, 2013-2017
2013
2014
2015
2016
2017
17,90
0,60
12,65
5,85
10,85
42
52
17,90
0,60
12,65
5,10
10,85
42
52
17,90
0,60
9,65
8,35
13,85
42
52
17,90
0,60
9,65
8,40
12,25
40,40
52
17,90
0,10
9,65
8,90
13,15
40,80
52
4,00
0
0,55
0,50
2,75
1,70
0
7,75
4,95
0
1,03
0,50
2,68
2,15
0
7,50
5,25
0
1,15
0,50
2,16
2,07
0
6,95
5,88
0
1,12
0,50
1,78
2,44
0
6,75
6,16
0
1,10
0,50
1,45
2,60
0
6,65
in %
Tarieven loon- en inkomstenheffing
AOW-premie eerste en tweede schijf (niet voor 65-plussers)
ANW-premie eerste en tweede schijf
AWBZ/Wlz-premie eerste en tweede schijf
Belastingtarief eerste schijf
Belastingtarief tweede schijf
Belastingtarief derde schijf
Belastingtarief vierde schijf
Overige tarieven
AOF basispremie werkgever
AOK gedifferentieerde premie werkgever
WHK premie UWV werkgever
WKO premie werkgever
WW gemiddelde wachtgeldpremie werkgever
WW marginale AWF-premie werkgever
WW marginale AWF-premie werknemer
Inkomensafhankelijke Zvw-premie
in euro's
Schijven en kortingen loon- en inkomstenheffing
Lengte eerste belastingschijf
Lengte tweede belastingschijf (geboren op of na 1-1-1946)
Lengte tweede belastingschijf (geboren vóór 1-1-1946)
Lengte derde belastingschijf (geboren op of na 1-1-1946)
Lengte derde belastingschijf (geboren vóór 1-1-1946)
Algemene heffingskorting
Algemene heffingskorting 65-plus
Arbeidskorting
Alleenstaande-ouderkorting
Combinatiekorting
Aanvullende combinatiekorting
Inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting
Ouderenkorting
Ouderenkorting boven inkomensgrens
Alleenstaande-ouderenkorting
Aanvullende ouderenkorting
19645
13718
13910
22628
22436
2001
1034
1723
947
0
1024
1109
1032
150
429
0
19645
13718
13910
23168
22976
2103
1065
2097
947
0
1024
1109
1032
150
429
0
19822
13767
14035
23996
23728
2203
1123
2220
0
0
1033
1119
1042
152
433
0
19922
13793
14105
32706
32394
2242
1145
3103
0
0
1039
1730
1187
70
436
0
19982
13809
14148
33281
32942
2254
1151
3223
0
0
1043
1735
1292
71
438
0
Overige inkomensgrenzen en nominale zorgpremie
Franchise AWF
Maximum premie-inkomensgrens WNVZ
Maximum premie-inkomensgrens Zvw
Nominale zorgpremie per volwassene (a)
Standaardpremie Zvw t.b.v. zorgtoeslag
0
50853
50853
1213
1478
0
51414
51414
1098
1329
0
51976
51976
1158
1408
0
52763
52763
1199
1468
0
53697
53697
1240
1481
(a) NZa-premie; exclusief gemiddelde eigen betalingen.
96
Bijlage 11
Nominaal besteedbare inkomens, 2016
Mediaan nominaal besteedbaar
inkomen in euro
Omvang in % totaal (a)
2016
2016
Inkomensniveau (b)
< 175% WML
175 - 350% WML
350 - 500% WML
> 500% WML
19300
34300
51500
74000
36
38
16
11
Inkomensbron (c)
Werkenden
Uitkeringsgerechtigden
Gepensioneerden
39300
18700
24300
63
9
26
Huishoudtype
Tweeverdieners
Alleenstaanden
Alleenverdieners
42700
21200
34100
52
42
6
Gezinssamenstelling (d)
Met kinderen
Zonder kinderen
42600
31900
26
48
Alle huishoudens
31900
100
(a) Percentage van totaal aantal huishoudens in 2016.
(b) Bruto inkomen uit arbeid of uitkering op huishoudniveau; het bruto minimumloon (WML) is in 2016 ongeveer 19.800 euro.
(c) De indeling naar inkomensbron is op basis van de hoogste inkomensbron op huishoudniveau, waarbij een huishouden waarvan
hoofd of partner winstinkomen heeft, bij werkenden wordt ingedeeld. Huishoudens met vroegpensioen of studiefinanciering als
hoogste inkomensbron zijn uitgezonderd.
(d) De indeling naar gezinssamenstelling is op basis van aanwezigheid van kinderen tot 18 jaar en is exclusief huishoudens van
gepensioneerden.
97
Bijlage 12
Koopkracht, wig, lonen en sociale lasten, 2003-2017
2003
2004
2005
2006
2007
mutaties per jaar in %
Koopkracht (statisch) (a)
Mediaan alle huishoudens
Koopkracht standaardhuishoudens (b)
Tweeverdieners met kinderen, modaal + ½ x modaal
Tweeverdieners met kinderen, 2x modaal + ½ x modaal
Tweeverdieners zonder kinderen, modaal + modaal
Tweeverdieners zonder kinderen, 2x modaal + modaal
Alleenstaande, minimumloon
Alleenstaande, modaal
Alleenstaande, 2x modaal
Alleenstaande ouder, minimumloon
Alleenstaande ouder, modaal
Alleenverdiener met kinderen, modaal
Alleenverdiener met kinderen, 2x modaal
Minimumuitkeringsgerechtigden, paar met kinderen
Minimumuitkeringsgerechtigden, alleenstaande
Minimumuitkeringsgerechtigden, alleenstaande ouder
AOW alleenstaande, alleen AOW
AOW alleenstaande, AOW + 10.000 euro aanvullend
AOW paar, alleen AOW
AOW paar, AOW + 10.000 euro aanvullend pensioen
Bruto modaal inkomen (euro per jaar)
Prijsindex
Nationale consumentenprijsindex (cpi)
-1,2
0,2
-1,4
1,9
1,2
-1,5
-1,0
-1,4
-0,9
-0,3
-1,4
-0,5
-0,3
-1,1
-1,5
-0,5
-0,9
-1,1
0,2
-0,8
0,4
-1,0
0,5
28500
1,8
0,7
0,4
0,2
0,3
0,4
0,1
0,1
2,0
0,7
-0,6
0,2
-0,1
0,4
0,6
-0,6
0,4
-0,4
29000
-2,3
-2,6
-3,0
-2,8
-2,3
-3,1
-2,7
-2,6
-1,0
-1,9
-3,0
-1,0
-2,2
-1,0
-0,7
-1,5
-0,3
-1,2
28500
1,0
4,1
1,4
0,9
1,7
1,5
0,7
1,4
2,2
1,6
6,4
3,5
1,7
2,6
3,6
2,6
2,2
6,5
29500
2,0
2,1
1,9
2,0
1,6
1,9
2,0
1,6
2,0
1,5
1,9
1,0
1,0
1,2
1,2
1,2
1,2
1,4
30000
2,1
1,2
1,7
1,1
1,6
173,0
217,9
176,8
221,3
185,0
229,6
196,6
244,4
45,6
21,1
8,2
9,2
2,9
0,7
24,5
4,2
4,1
17,5
-1,2
43,3
19,4
7,3
8,9
2,8
0,5
23,8
3,8
4,3
17,4
-1,7
42,6
19,6
7,7
8,7
2,6
0,5
23,1
3,8
4,0
17,3
-2,0
mld euro
Lonen bedrijven
Brutoloon
Loonkosten
170,8
215,1
% loonkosten
Sociale lasten bedrijven
Totaal
w.v. werkgevers
w.v. pensioenpremie
sociale verzekering
loondoorbetaling bij ziekte
overig
w.v. werknemers
w.v. pensioenpremie
sociale verzekering
loon- en inkomstenheffing
toeslagen
45,5
21,4
8,7
9,3
2,7
0,7
24,1
3,8
4,3
17,1
-1,1
45,6
21,5
8,7
9,5
2,7
0,7
24,1
3,9
4,2
17,1
-1,1
(a) De statische koopkracht houdt geen rekening met overgangen zoals promotie, baanverlies, samenwonen, scheiden en
gezinsuitbreiding. Incidentele loonontwikkeling wordt niet meegenomen. De mediaan is de middelste van de naar grootte
gerangschikte koopkracht van huishoudens. Dat wil zeggen dat de helft van alle huishoudens een hogere koopkracht heeft en de
helft een lagere koopkracht.
(b) De mogelijkheid om de algemene heffingskorting te verzilveren tegen de heffing van de partner is vanaf 2009 beperkt voor
partners die geboren zijn in 1972 of later zonder kinderen tot 6 jaar. Deze beperking is vanaf 2011 meegenomen in de
koopkrachtcijfers.
98
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
0,1
1,4
-0,5
-1,2
-1,9
-1,3
1,3
1,1
2,8
1,0
-1,0
-0,7
-0,8
-0,7
-0,5
-0,8
-0,6
5,2
-0,8
-0,8
-1,0
-0,6
-0,5
-0,3
-0,3
-0,3
-0,5
-0,4
31500
2,1
2,0
2,2
2,1
2,2
2,2
2,0
4,1
3,9
1,8
1,4
2,1
1,9
3,3
2,8
1,1
2,5
1,1
32500
-0,8
-0,8
-0,6
-0,7
-0,2
-0,5
-0,8
-0,1
-0,7
-1,2
-0,9
-0,4
-0,2
-0,5
-0,2
-0,5
-0,3
-0,5
32500
-1,0
-1,3
-1,3
-1,2
-0,8
-1,0
-1,1
-0,6
-0,8
-1,4
-1,8
-0,7
-1,3
-0,6
-1,2
-1,6
-1,6
-1,6
33000
-0,8
-1,7
-0,7
-1,8
-1,0
-1,0
-2,4
-1,7
-1,1
-2,2
-2,9
-2,2
-1,5
-1,8
-1,0
-1,2
-1,3
-1,4
33000
-1,4
-1,2
-0,1
-0,4
-0,2
-0,6
-0,6
0,2
-1,2
-1,4
-1,1
-1,5
-1,8
-1,7
0,6
-3,3
0,9
-3,5
35000
2,8
1,3
2,1
0,9
3,4
2,1
0,3
-0,3
1,3
-0,2
0,3
0,6
1,4
1,1
1,4
0,1
0,1
-0,1
35000
1,2
1,9
1,2
1,8
1,3
1,2
2,1
11,1
2,9
-1,6
1,6
1,4
0,1
0,1
0,6
-0,3
0,2
-1,1
35500
5,3
3,5
4,1
2,9
6,7
4,1
2,2
5,8
5,3
3,4
1,8
1,7
1,4
1,4
2,2
1,2
1,7
1,4
36500
0,5
0,6
0,4
0,5
1,2
0,4
0,6
1,3
0,7
0,2
0,1
0,8
0,1
0,9
0,5
0,6
0,5
0,6
37000
2,5
1,2
1,3
2,3
2,5
2,5
1,0
0,6
0,2
0,6
205,7
258,1
206,7
259,7
206,3
257,3
211,8
265,1
213,4
269,3
214,3
270,9
214,1
274,0
220,3
277,3
228,0
288,0
234,4
296,4
43,5
20,3
8,2
8,9
2,7
0,5
23,2
3,7
3,9
17,9
-2,4
42,9
20,4
8,4
8,9
2,8
0,4
22,6
4,1
2,7
18,2
-2,5
43,3
19,8
7,2
9,4
2,9
0,4
23,4
4,3
2,9
18,7
-2,4
43,5
20,1
7,3
9,6
2,9
0,4
23,4
4,3
3,0
18,6
-2,5
44,5
20,8
7,5
10,2
2,7
0,4
23,7
4,4
3,1
18,5
-2,2
44,9
20,9
8,1
9,8
2,6
0,4
24,0
4,3
3,1
18,8
-2,2
45,4
21,9
8,0
11,0
2,5
0,4
23,5
4,0
2,7
18,7
-1,9
44,0
20,6
6,7
10,8
2,6
0,4
23,4
3,6
2,8
19,0
-2,0
43,5
20,8
6,6
11,1
2,7
0,5
22,7
3,6
2,9
18,4
-2,1
44,4
20,9
6,8
11,0
2,6
0,5
23,5
3,6
2,9
19,1
-2,2
99
Verklaring van afkortingen
AO
Aof
AOK
AOW
AWBZ
AWf
bbp
BEPS
Arbeidsongeschiktheid
Arbeidsongeschiktheidsfonds
Arbeidsongeschiktheidskas
AlgemeneOuderdomswet
AlgemeneWetBijzondereZiektekosten;vervallenenper1‐1‐2015vervangen
doorWlz
AlgemeenWerkloosheidsfonds
btw
Brutobinnenlandsproduct
BaseErosionandProfitShifting,eenOESO‐projecttegenbelastingontwijkende
constructiesdoormultinationals
Omzetbelastingvolgenshetstelselvanheffingoverdetoegevoegdewaarde
CBS
CEP
CPB
cpi
CentraalBureauvoordeStatistiek
CentraalEconomischPlan
CentraalPlanbureau
Consumentenprijsindex
EC
ECB
EMU
EU
EuropeseCommissie
EuropeseCentraleBank
EconomischeenMonetaireUnie
EuropeseUnie
FED
FederalReserveSystem;decentralebankvandeVerenigdeStatenvanAmerika
hicp
HLZ
HarmonisedIndexofConsumerPrices;degeharmoniseerdeconsumentprijsindex
Hervorminglangdurigezorg
IBOI
Indexvoordebrutooverheidsinvesteringen;betreftdeprijsmutatiesvanbruto
overheidsinvesteringen
Informatie‐encommunicatietechnologie
InternationaalMonetairFonds
Indexmateriëleoverheidsconsumptie;betreftdeprijsontwikkelingvandenetto
consumptie
Wetinkomensvoorzieningoudereengedeeltelijkarbeidsongeschiktewerkloze
werknemers
Wetinkomensvoorzieningoudereengedeeltelijkarbeidsongeschiktegewezen
zelfstandigen
ICT
IMF
IMOC
IOAW
IOAZ
mkb
Mld
MLT
MTO
100
Midden‐enkleinbedrijf
Miljard
Middellangetermijnverkenning
Medium‐termobjective;middellangetermijndoelstellingvoorhetoverheidstekort
inhetkadervandeEuropesebegrotingsregels
NEPROM
NZa
VerenigingvanNederlandseProjectontwikkelingMaatschappijen
NederlandseZorgautoriteit
OPEC
OTB
OrganizationofthePetroleumExportingCountries
Onderzoekvoordegebouwdeomgeving;afdelingvandeTechnischeUniversiteit
Delft
PEB
Pensioenineigenbeheer
QE
Quantitativeeasing;kwantitatievegeldverruiming
RDA
Researchanddevelopmentaftrek
SDE+
Stimuleringduurzameenergieproductie
UFO
UMTS
UWV
Uitvoeringsfondsvoordeoverheid
UniversalMobileTelecommunicationsSystems
UitvoeringsinstituutWerknemersverzekeringen
VK
vpb
VS
VerenigdKoninkrijk
Vennootschapsbelasting
VerenigdeStaten
Wajong
WAO
WAZ
WBSO
Wgf
WHK
WIA
WKO
Wlz
WML
Wmo
WNVZ
WW
WWB
WWZ
Wetarbeidsongeschiktheidsvoorzieningjonggehandicapten
WetopdeArbeidsongeschiktheidsverzekering
WetArbeidsongeschiktheidsverzekeringZelfstandigen
WetBevorderingSpeur‐&Ontwikkelingswerk
Wachtgeldfonds
Werkhervattingskas
Wetwerkeninkomennaararbeidsvermogen
Wetkinderopvang
Wetlangdurigezorg
Wetminimumloonenminimumvakantiebijslag
Wetmaatschappelijkeondersteuning
Werknemersverzekeringen
Werkloosheidswet
Wetwerkenbijstand
WetWerkenZekerheid
Zvw
Zorgverzekeringswet
101
Download